No. 12D13-. LËIDSCH DAGBLAD, ZAT&RDAC 29 &1AART. - TWEEDE BLAD. PERSOVERZICHT. I FEUILLETON. Anno 1902. Heb Handelsblad bevatte een volgens het 'PtrechUch Datjblad blijkbaar met groota- hennis van zaken gesteld „Ingebonden Stuk", dat om do belangwekkende feitelij- ;ke samenvatting van den stand der qua<ös- %ie te Enschede© alleszins Tereacidiog [jverdient. „Eerstens dan dient het vermeld, dat de 'firma don deken wevers, die ontevreden wa- 'ii'en, heeft aangeboden, op een ander Boort) '.getouw to kunnen overgaan; met hét weef- 'loon, dat hierop verdiend word, waren die zwevers reeds jaren tevreden. Do deken wevers bedankten echter wel voor dat aanbod, daar ,'zij dan het weekloon, dat op de dekenge-, -touwen, ook na do verlaging te verdienen (was, niet bereiken konden; voor het weven ifdcr dekens waren altijd liefhebbers te over. Verder is hot onvoldoende bekend, dab de ,50 dekenwovers tegen het niouwe loon één 'jweek gewerkt hebben, nadat hun 2 of 3 we aken vooraf van die a. s. verlaging kennis iwas gegeven. j Op de talrijke vergaderingen, die destijds ^plaats vonden, werd Zoowel door de overige jikonderd dekenwevers, alsook door do geza- •inenlijke 1700 arbeiders, steeds met alge- lanee-ne stemmen tot de strike aangespoord jen besloten, zoodat niet alleen de 50 in loon Verminderde dekenwevers, maar ook de 100 land ere dekenwevers, die er niets mee had den uit te staan, genoodzaakt werden zich te igelijk bij de strike aan te sluiten. J De 1700 gezamenlijke arbeiders ran do [firma forceerden aldus het fcot-stand-komen 'jdcr strike. De arbeiders verklaarden zich [hierdoor solidair; zij wensohtcn als één ge- teel beschouwd te worden en beloofden el kander op alle mogelijke wijze te zullen bteunen. iWat heeft men de firma nu kwalijk gc- tnomen in den lande? Dat zij al haar andc- jre fabrieken heeft stop gezet. Wat kon de ''firma tob haar verdediging anders doen, '(nadat de arbeiders hun solidariteit hadden "uitgesproken, hen ook als zoodanig bchan- [clelon? Wat is daarin onjuist? i Mag een firma haar arbeiders, die zich hp die wijze tegen haar verzetten, niet ont slaan 1" Schr. wendt zich tegen de blijkbaar veel gehuldigde opvatting, dat een fabriek ee-n soort van philanthropisohe inrichting is, én bestrijdt, het betoog, dat ook hij, als se rieus bedoeld in De Nederlander las, dat de arbeiders zulk een fabriek moesten mede be- heeren of besturen. „Maar, allen, dio toch eenige ondervin ding in zaken hebben, weten tooh, dat al- jileen de kapitalist, die van een industrie op -[de hoogte is, zijn kapitaal in zulke zaken .wil steken; is die kennis niet aanwezig, dan tol ij ft men er wel uit met zijn kapitaal, we ttende, dat het na korter of langer tijd mis- jlgaat. 'u Indien nu de fabrikant-kapitalist wist, dat ;liij een compagnon naast zich kreeg, in den vorm van een arbeifior-medevennoot, die hem door zijn opdracht reeds onbetrouwbaar '.was, zou hij er stichtelijk voor bedanken zijn /kapitaal door zulk een onbekende tc laten [mede beheer en e>n besturen, waarvan weder diet natuurlijk gevolg zou zijn, dat er geon tindustrie ontstond, geen strijd ware er «dan verder noodig. Wil men het geval stellen, dat zulk een werkman medebeheerder zelf een beroep op de beurs voor een paar milliocn deed ;meb welk een gevolg, laat zich licht denken. ['Meent men inderdaad, dat textiel- of andere [ündustrio kinderwerk is, waarom bestaat <dan betrekkelijk zoo weinig industrie in 'Nederland, waarom stellen de liefhebbers clen werkman niet in de gelegenheid een fa briek in te richten naar hun idee, indien [zij meenden, dat zulks loonende zou zijn." Verbolgens geeft schr. een toelichting om trent de toestanden in Lancashire, waarop 'een beroep werd gedaan. „Bij gelegenheid van een vroegeren strijd jis men er daar toe gekomen een zoog en aam- •de standaardloon-tarieflijst vast be stellen yvoor do meest algemeenc soorten van doek jói z.,g. stapel-artikelen, shirtings,drills, can- bries, enz. Daarvan is het weefloon geba- iseerd op liet aantal draden in schering en inslag, nummer on qualiteib van het ga ten, enz., enz.; maar een weefsel als de de kens zoud© niet onder die lijst vallen, even min als andere minder courante weefsels, fcrodab die slechts bij uitzondering hier en daar grweren worden. Maar nu is daarmede h\ Engeland do strijd de worcld niet uit, «lachte de basis en de verhouding van ze kere loonen is geregeld; of het-weefloon ver hoogd of verlaagd zal worden, daarover heb ben later herhaaldelijk strikes plaats gehad. En nu te reeds aangetoond, dat de verhou ding der dekenwevere hier zeer goed is, hun weekloon mede tob de hoogste loonen in Twente bohoorfc. Bij vaststelling was al zoo wel nadeel, maar weinig voordeel voor dezO wevers te verwachten." Ten ölottc plaatst sch. een enkol woord over de bewering, dat, indien de dekens een vfcordeelig artikel zijn, het billijk ware, dat voor dit artikel een hoog loon betaald werd. ,,Dit argument is zeer gevaarlijk voor de arbeiders, want 'daaruit volgt, dat, zoo een artikel sleoht is, het loon verminderd moest worden. Of de firma aan hot artikel gere geld geld verdient zal niemand weten. [Maar zoo aan een artikel geld verloren wordt, dat bijv. nu reeds drie jaar met heb drill-arbikel heb geval is, (aan elk geëxploiteerd stuk drill is in die jaren zeker gemiddeld 25 oent verloren) waarvan wekelijks duizenden stuk ken hier in Twente gemaakt werden, welk loon moeten de fabrikanten dan daarvan be talen? En toch is het weekloon in die jaren op dit artikel niet verlaagd." Mevrouw Roland Holst, bekend om haar „f0 geboden" aan de dienstboden, heeft in do Maart-aflevering van De Nieuwe Tijd een opstel geschreven, waarin aan de heoren T r oe Ist r a en 8 ch ap er c. s. „o ppor- tunismo" verweten wordt. Om dadelijke voordoeion te bereiken, brengen deze heeren de diepere beginselen en dus de toekomst dor sociaal-democratie in gevaar. De schrijf ster denkt hierbij vooral aan het agrarisch geschil (de heer Troelstra wil, om meer kie zers te hebben, ook do pachters bij do „uib- gebuiten" inlijven, terwijl ze volgens het soc.-dem. beginsel bij de „uitbuitei's" be- hooren) en aan de schoolquaostie (mr. Troel stra is, om stembusredencal, vóór de vrije school; mevrouw Roland Holst, Loop uit e. a., vanwege het beginsel, tegen). Vooral dit laatste geschilpunt, dat dan weer samenhangt met do verhouding tegen over den godsdienst, geeft aanleiding tot veel geschrijf. Heb zal aan de orde komen op heb aanstaand Paaschcongres. In het geschil, dat bij de jongste begroo- tingsdebatten in de Kamer ontstond tus- 8chen minister Kuypcr en den heer Schaper over het vereenigbare van Marxisme en gods dienst, staat mevrouw Roland-Holsb aan de zijde van den Minister. Zij schrijft o. a. „Wat is het historisch materialisme? Een deterministische, verklaring van de maat schappij. Waarbij sluit liet duidelijk aan? Bij het determinisme-in de natuurleer. Wat is het nog meer dan een deterministische verklaring? Een verklaring van de trans formatie der maatschappij door stoffelijke oorzaken cn innerlijke wetten. Waarbij sluit heb hierin duidelijk aan? Bij de verklaring van do transformatie der natuur uit stof felijke oorzaken on innerlijke wetten. Wat 6tellen godsdienst cn godsbegrip daartegen over? Een verklaring, hetzij van de gebeur tenissen in natuur en maatschappij, hetzij van de wetten, die deze beheerschen, maar in ieder geval een verklaring door een „bui ten de wereld staande kracht." Die kracht vrij, souverein, zelf-gesohapcn en zichzelf bestemmend: de wereld, de we- re ld wetten niets dan een werking van haar. Voor zulk een kracht is in het determinisme geen plaats! Voor dit Godsbegrip, Joodsch, Katholiek of Cal\ inistiscb, het geloof aan een levenden God, een persoonlijk God een daadkrachtig God, is in het maatschap pelijk determinisme, jongere zuster in dor wetenschappen rij van het natuurideterrni- nisme, dus geen plaats.... Heb historisch materialisme kan niet met het Calvinistisch of eenig ander geloof aan een daadkrachtig God samengaan." De heer Schaper heeft dezer dagen een artikel in Het Volk geschreven, om het ver wijt van „opportunisme" af te wijzen. Her innerend aan de vroegere troebelen ondjjr de socialisten (Domela Nieuwonhuis contra mr. Troelstra) schreef hij boven zijn stuk: „Het begint weer 1" Daarop komt nu de heer Loop uit oader tsetzelfdo opschrift in Het Volk antwoorden. Jïij zegt: „Daar was, dunkt mij, in fleha- por'a artikel maar één verstandig woord en wel dat, wat boven aan zijn stuk stond en ik zoo vrij ben hier van hem over te nemen." De schrijver zegt dan, dat het inderdaad weer begint, „het ketterjagen van menschen, dio te dom zijn om achter oppositie beginsel strijd te zien", enz. In De Gelderland heeft een schrijver, die zich Oud-Gast teekenten die blijkbaar langen tijd in Indiö verbleef, twee artikelen ge wijd aan de beantwoording van de vraag of heb wenschelijk is, dat Nederlandsoho Katholieken meer dan tob nu toe heb geval was, zich aanbieden voor betrek kingen in Indië. Aan deze artikelen is het volgende ontleend: Dr. Schaepman zegt: dat de Nederland- sche Katholieken onze koloniën overlaten aan andersdenkende landgenooten. Hier wordt wel niet bedoeld onze leger macht in Indic. Volgens pastoor Verbraak, een man van cijfers, die 't mij zelf verze kerde, bestaat die voor de helft uit Room- Bchen; trek er af zooveel pc-roent Duitschers en Belgen, en ik geloof, dat cr nog ruim twee vijfden zullen overblijven. In de lagere rangen altijd. Onder de officieren, dat is een andere vraag. Daarover meteen. De be doeling van den Dr. is: de betrokkingen in 't binnenland6ch bestuur, het ambt van on derwijzer, van leeraar H. B.-S., de rangen in 't leger van 2de luitenant tot en met generaal, worden ingenomen door anders denkenden. Waar is 't, en ik heb vaak gedacht, toen ik daar ginds in 't zweet mijns aangezichts mijn bróód verdiende: „Zou dat niet kunnen ver anderen? Zouden katholieke ooiders niet eens ingelicht moeten worden over de toe komst hier in Indiö voor hun jongens? Daar is nog veel to bemachtigen, geld te verdie nen, carrière te maken 1" Zoodat ik dan maar zonder meer ieder een zal raden zijn jongens naar Indic to sturen, op te leiden voor een Indische be trek king? Neen, toch nietl Ten eerste: aJs gewoon koloniaal mot den ransel op den rug naar ,,"de Oost" gaan, is hetzelfde in den regol, als zijn geestelijk verderf te gemoet loopon. Dat is vast. Is dan heel het Europeesche contingent van ons leger totaal bederven? De waarheid eisohfc van mij de bekentenis, dat ik er ferme, brave jongens hcB aange troffen, maar ik durf niet zeggen, hoeveel ten honderd; het zou te droevig zijn. Ver staat me wel: de woorden „ferm" cn „braaf" zijn hier genomen in katholieken, niet zuiver militairen zin. Wat dus het koloniale leger betreft, zeg ik: Heb je hier in Holland droog brood, ga niet naar Indië om er boter op te krij gen; dienstneming naar Indiö zou ik in den regel vast moeten afraden. Van dit ..a'mbt" cn „bedrijf" ligt het gevaar in het ambt zelf zonder twijfel, want aan dit bedrijf is vor- bondeiD het verbod van te trouwen en de aanmoediging tot het concubinaat. Ik heb zoo pas nog gelezen do vermaning van de Indische Regeering aan het legerbestuur in Indië, om dab concubinaat, met de onrust barende gevolgen, te beperken. En als dat gebeurt, zullen we, zoo de toestand overi gens dezelfde blijft, nog moeten afwachten of het peil der zedelijkheid nog niet sterker zal dalen. Dus geen koloniaal. Binnenlandech bestuur. O! wat zou het een zegen zijn, als er op slag een 40, 50 katholie ke oontroleurs, assistent-residenten cn resi denten Indië binnentrokken Ik wil zeggen: katholieke ambtenaren mannen van katholieke daad, niet van katholieken naam alleen. Deze wensoh is een utopie; maar ge leidelijke bezetting van een evenredig aan tal plaatsen door onze mannen, is een mooi ideaal. Het onderwijs! Ik zeg voorop: Roomsch onderwijs zou het beste wezen; doch er is voorloopig ginds geen denken aan. Maar het zou voor de jeugd dddr al een heele wel daad wezen* het onderwijs door werkzame, flinke katholieke mannen gegeven; en veel friss<Ae jongens hier zouden er race gebaat zijn. In het middelbaar is de kans nog groo ter. Het leger! Officieren en militaire docto ren? Ik heb er daarginds gekend zoo ge-» zond Roomse h: als maar denkbaar is;-"zoo vast iftliun godsdienstplichten als in die van bun imbt. Waarom ook niet? En het is toch een feit, dat goed-katholieke ambte naren en officieren zeldzaam zijn in het eilandenrijk; en bet is ook een feit, dat or verscheidene» onder loopen, die wel Roomsch zijn, maar de uniform van Petrus niet laten kijken. Ik wil nu. maar alleen opmerken: de heel bijzondere toestanden, waarin de bekleeders vail die posten en ambten, zooveel als boven opgenoemd nn nog meer* kunnen en bijna moeten geraken, hebben heel eigenaardige gevaren voor de zeden. Dat is niet dc schuld van de betrekking, maar van de betrekking didr; dat hebben het land en het klimaat cn do verre afstanden op het geweten. En dio verre afstanden maken het gere geld houden van godsdienstoefeningen on mogelijk; en waar die maar spaarzaam kun nen plaats hebben, ontwent de mcnsch aan Sacramenten cn gebed. Zoo zijn cr, die na eenige jaren van zulke gedwongen afzonde ring, er maar moeilijk of niet meer to$ te krijgen zijn hun Paaschplicht to volbren gen. Die hier vlug en sterk en heel uit één stuk was, wordt daar soms o zoo gauw loom on zwak en half. Men kan daar in omstan digheden verzeilen, waarin hoogo, ik durf zeggen heldhaftige deugd wordt gevraagd. Op een koffieonderneming, op een theeplan tage is een jongmensch geplaatst; hij is. alleen cn heeft zwaar werk; niemand zorgt voor hem dan een luie bediende; zijn goed verstellon cn wasschen, zijn eten koken en zooveel meer, dat zal hij zelf mogen doen, als hij do sjneerpoetserij van zijn jongen niet langer kan dragen. Da's een. En dan do in triges en geheime plagorijen, die eerst op houden, wanneerdo rest dór historio verstaat de wijze lezer. Zoodat ik maar zeggen wil: er bestaat een middel om die kwaal te genezen, daar is een correctief voor dio misstanden. En wat hier volgt, is de uitleg op de korte, al te korto zinnen van Dr. S. Gaat naar Indië? Goed 1 Laat uw kinde ren voor Indische betrekkingen opleiden. Best! Maar: maakt er eerst solide Room sch en van èn: hoofdzaak 1 zorgt dat ze ge trouwd er heen gaan. Natuurlijk: getrouwd met een goed Roomsch vrouwtje, ja, dat behoeft geen be toog. Dan heb ik er niets tegen. De Indische maatschappij heeft behoefte aan Ckristelij- ko huisgezinnen, heeft vooral behoefte aan Christelijke vrouwen. Op deze manier wordt het groote gevaar bezworen, dat anders iedereen dreigt, die voor bovengenoemde ambten naar Indië trekt. Iedereen dreigt, zeg ik. Of iedere jonkman, zich wagend in die physicke en ze delijke hitte, dan moet vallen? Neen zeker. Maar alweer: het zijn uitzonderingen. En naar don regel moot men zich richten; an ders gezegd: neemt do noodzakelijke voor- 77orgen. Allertreurigst is het lot van zoo een,, die het er op waagt en daar al heel gauw een levensgezellin kiest, een slavin, dio hem dient als een halfgod. Jarenlang ontwond aan do Sacramenten, ontwend aan zijn go- loof en zijn gebed, komt. hij maar moeilijk weer terug tot zijn plicht, zóó moeilijk, dat velen nooit wederkeeren. Hoe langer hij in dien toestand blijft, des te meer tegenzin krijgt hij in een geregeld huwelijk. De fijne voelhorens voor het nobele en het Christe lijke verliest hij, cn houdt over den groven tastzin naar het zinnelijke. Een brave vrouw is do beschermengel van den Europeaan in Indië; dio alleen is, met God cn Zijn genade, genoeg om hom to be waken, moed te geven en door de grootsto zwarigheden heen te helpen. En als die be trekking niet genoeg oplevert om getrouwd uit te komen? Dan niet gaan en die betrek king niet nemen In een asterisk „Te absoluut" zegt De Sta-ndaard: Binnen niet al te.laügen tijd is, naar het gerucht loopt, een wetsontwerp te vcrwaek-' ten betreffende do tegemoetkoming aan de klachten over de positie van het b ij z o n - der Hooger onderwijs hier te lande. Hoe dit voorstel er uit zal zien, is ons onbokend. Men gist intuaechen, dat heb wel in de bedoeling der Regeering zal kunnen liggen-, om Rijks-subsidie te vorleenen aan het bijzonder Hooger onderwijs hetzij dit optreedt óf zelfstandig in den vorm van een Vrije Universiteit óf als aarmillingf*ysteem. Deze gissing is reeds voldoende om do pennen in beweging tc brengen. Zelfs wordt van bevriende zijde betoogd, dat zulk een subsidie door dc voorstanders van de Vrije Universiteit te Amsterdam niefc mag worden begeerd, cn dat het ook niet noodig is, daar door de vrijmaking yan heb lager onderwijs er geld genoeg vrij komt voor het Hooger onderwijs. Wat het laatste betreft, zouden wo zoo meenen, dat men een ietwat zonderlinge voorstelling moet hebben van de cischeoi ecner volledige vrije Hoogeschool, wanneer men denkt, dat bij de milliocnen, die het Rijk aan zijn Universiteiten geeft, onze an tirevolutionaire partij beet in staat is om daartegen to kunnen opbieden' geheel met eigen middelen. En wat aangaat het principieel bezwaar, zoo dunkt het ons moeilijk daarover to oor- declen, zoolang men niet weet van welken aard dc voorwaarden zijn, die aan het Rijks subsidie zullen worden verbonden. Het schijnt ons toe, dat dc voorzichtigheid gebiedt eerst af te wachten het wetsontwerp alvorens op blootc gissingen en vermoedens stof te gaan opjagen. In ieder geval achten wij de stelling, dat art. 3 van de Statuten der Vereeniging van Hooger onderwijs op Gereformeerden grond slag allo Rijkssubsidie aan de Universiteit £ier Vereeniging onmogelijk maakt, wat al to absoluut. Van eenige tegemoetkoming aan de schro melijke financieelo ongelijkheid ten opzichte van het bijzonder Hooger onderwijs zou d&n wel nooit sprake kunnen zijn. En wij ver staan niet, hoe byv. dc benoeming van pro fessoren en allés wat verder heb onderwijs zelf betreft, niet in den meest stelligen zin onafhanklijk van het Rijk kan blijven, bij het verlcenen van subsidie. Doch gelijk we zeiden: ons zijn de plan nen der Re,gecring niet bekend, 'cn daarom achten wij het veilig daarop niet verder in te gaan. Slechte veroorloofden wij ons beschcidcn- lijk te waarschuwen tegen al te absolute stellingen, die allicht aanleiding zouden kunnen geven tot misverstand. De Nederlander schrijft onder liet hoofd W i n k e 1 s lu i t i n g: Vrij algemeen wordt overlicidstusschcn- komst verlangd ten bate der winkelbedien den. Terecht. Waar, uit onverschilligheid of gemis aan samenwerking, do winkeliors in gebreke blij ven datgene te verrichten, wat, zonder iemand tc benadeelen, ten bate van allen zou strekken, daar moet de overheid haar helpende hand uitstrekken. Maar ergerlijk zouden wij het achten, in dien men verder ging, door ook die winke liers, die geen bedienden bezigen, in hun bedrijf te beperken, on hun tc dwingen hun winkels te sluiten op een bepaald uur. De kleine winkelstand heeft het hard ge noeg ie verduren tegenover de groote maga zijnen. Deze toch kunnen, doordat zij over grootcr kapitalen beschikken en meer debiet hebben, goedkoop-er leveren dan de kleine winkeliers. Deze verdienen, vooral in de minder aanzienlijke buurten, het meest door den verkoop op tijden, waarop de „kleine luyden" van hun werk terug zijn. Zij moe ten het zelf weten hoelang zij zioh ten dien ste willen stellen van hun publiek, cn de maatregel kan voor de grooterc magazijnen zeer goed worden toegepast, ook al blijvon de kleine winkels zonder bediening open. Hen in de te nomen maatregelen tc be grijpen zou schromelijk onrechtvaardig zijn. liet Nichtje. 21) Ze gingon het telegraafbureau in en 'Alessandro schreef de dopeche: „Markiezin Blandina di Carpeneto, San .Giuseppe. Komen van avond acht uur twee en vyitig. „Alessandro." l)it was do depeche, welke een uur later 'aan Blandina word overhandigd en die zy, [na zo haastig te bobben ingezien, aan tante Costanza gaf. „Komen 1" zei de oude dame, toen ze alleen waren. „Wat boteekont dat meervoud? Zouden w\J het voorrecht genieten, ook Evaaio hier .te zion?" heoit gelyk," antwoordde Blandina, toen zo liet telegram nog eens over las; „ik had er dadelyk niet aan gedacht: ze zyn met hun tweeën." XII. Als men elkaar weerziet, na eon lango afwezigheid, kost hot allen partyon eon beetjo moeite, olkaar goed te begrypen. Tyd en j afstand vervreemden, maken als het ware landero personen van lieden, die men good heeft gokend, zóó zelfs, dat men zich afvraagt, hoe de vroegore intimiteit kon ontstaan. Graaf Alessandro had graag dadoiyk zyn schoone nicht willon bestudeeren, die hem na een afwezigheid van twee maanden geheel veranderd ficheer. Hot mooie kopjo was voor hem geheimzinnig als een sfinx geworden. Ky kon echter niet dadelyk aan het uitvragen gaan, en vond het verkieslijker, mevrouw dl Villanova om inlichting te vragen; dat voreischto echter een lang gesprek, en daar- vo r was het nu de tyd niet. Blandina van haar kant vond den waardigen oom en voogd veel jeugdiger, dan toen zy hem verliet, en ook veel ydeler en oppervlakkiger in zyn discours. Dit was echter heel verklaar baar, graaf Alessandro kon niet terstond na aankomst zoo oriistig zyn als gewooniyk te Turyn, waar by de dageiyksche gesprokken gebruikte om haar vaderlyko raadgevingen te verstrekken en haar aan te sporon tot hot huwoiyk. Hy zou te gauw beginnen te ver manen, en dat zou haar vervelen; want om de waarheid te zeggen, dacht Blandina minder dan ooit aan het huweiyk; was zg minder dan ooit bereid, haar kostbare vryheid te offeren. Evasio die benijdenswaardige t was altjjd dezolfdo: afgemeten on statig tot in het eentonige. Tyd en plaats hadden hem in geen opzicht veranderd; men kon zich verbeelden, dat hy pas gisteren afscheid genomen had in liet salon Van zyn nicht en dat hy er na slechts acnt en veertig uron afwezigheid terug keerde. Den volgenden dag veranderde Blandina niets in haar gewoonten. De gasten Bliepen nog, toon zy reeds den tuin inliep, om haar gewono plaats in hot park op te zoeken met haar schildorsbagage. Mevrouw di Villanova •ntbrak op het appèl; waarschyniyk was zU wat vermoeid, daar men het den vorigen avond ter wille van de gaston later gemaakt had dan gewooniyk. Maar zy wist natuuriyk heel goed, waar ze het markiezinnetje kon vindon, als ze goedvond, haar op te zoeken. Onze schilderes zafc gereed; het palet nog onaangeroerd, toen sy don bel van het inryhek hoorde overgaan. „Daar is hy," zei Blandina, hot hoofd oprichtend on de ooren spitsend. Doch er kwam geen geluid van voetstappen van dien kant naar haar toe. Hy was hot dus niet; zeker eeu boer, die iets te vragen had, een bedelaar of iemand, die wat voor het huishouden bracht uit liet dorp. Een uur verliep, en de bel ging niet voor do twoode maal over. „Meneer Lamberti heeft my zeker een dag vacantie willen gunnen," dacht zy. „Dat is heel beleefd gedacht van hem, maar niet noodig. Ik zal toch hier bezig biyven tot aan het déjeunor." Dat voornemen kon zy slechts ten halve ten uitvoer brengen. Kort voor den tyd van het ontbyt zag zy in de verte mevrouw di Villanova en graaf Alessandro opdagen. Zy begreep terstond, dat dio twee al wandelend een lang gesprek hadden gevoerd en dat om deze reden Costanza haar geen gezelschap was komen houden. Eén ding kon Blandina ochtor niet raden: dat de tweeredenoorenden naar haar toe kwamen, wyi ze den markies di Sant Evasio hoorden aankomen. Het was aldus ln zyn werk gegaan: Pas van haar kamer gekomen, waarschuwdo oen bediende mevrouw dl Villanova, dat do graaf naar haar gevraagd had en haar wachtte in den tuin. Zy ging naar hom toe en vernam van don tuinman, dat de markiezin reeds aan het schilderen en meneer Lamberti nog niet gearriveerd was. Bit was heel natuuriyk, aan gezien de schilder nooit zoo buitengewoon vroeg kwam. Costanza was toen met den graaf gaan zitten op eon steenen baük aan de voorzyde van het huis. Van uit deze strategische positie had zy het voorreoht, een oog in het zeil te kunnen houden, terwyi zy yverig luisterde naar den spreker. Er kon niemand het erf op komen zonder dat zy hot zag. Zoodra do schilder verscheen, zou ze by do hand zyn om de honneurs waar te nemen. Doch de schilder kwam niet. Wel sprak oom Alessandro over hem, naar aanleiding A den brief, dien Costanza hem eenige dagen KeoJen had geschreven Do tanto begreep aanstonds, dat die brief grooten indruk op hem had gemaakt; on hy raadde op zyn bouit, dat de schryfster hem voorzichtig had willen aansporen, naar Carpeneto te komen om hem verder over het geval in te lichten. Zij waren het dus in beginsel eens en konden dadeiyk beginnen: hy met te vragen, wat die nieuwe persoon in het huis van zyn nicht deed, hoe die halvo intimiteit was ont staan en welke gevaren er in de lucht zweefden zy met te antwoorden, dat hot toeval en do kunstbroederschap de kennismaking haddon bewerkt, dat Lambeiti lu Carpeneto was gokomen op een uitnoociiging in don vorm,— natuuriyk eenig en alleen tor wille van artistieke rodenon, en dat er hoegenaamd geen gevaar bestond, al kon zy niet ontkennon, dat dit mogeiyk zou kunnen ontstaan. Blandina zag Lamberti gaarne, daar zy met den dag meer geestdrift kreeg voor de kunst en in hom een beroemd en bekwaam vak- broedor zag, van wien zy veel kon leoren. Dat een jongmenscb, zoo aangenaam van manieren en zoo flink van voorkomen, op den langen duur een grillig hoofdjo als dat van Blandina wel op vreemde gedachton kon brengen, begreep zy zoer goed; öphetoogen- blik achtte zy dat gevaar nog zeer ver af, daar Lamberti zich op oen behooriyken afstand hield, als kunstenaar en bezoeker, en volstrekt geen moeite deed, den afstand tusschon hen te verminderen of zyn visites drukker te maken. Zyn trots, die ongetwijfeld sterk was, bad hem weerhouden, oen woord to zeggen, oon stap to doen, dio een wyziging kon brengen in do verhouding, welko zeer zeker uitsluitend van artistieken aard was. Onwillekeurig echter raakten do beido hoedors van Blandir.a's jeugd verdiept in onderstellingen omtrent hel goon or wel oons gobeuren kon. Voor graaf Alessandro was de mogelykhoid al voldocndo, te veel rcods; daarom was hy biy, dat hy gekomen was on Sant-Evasio had meegebracht. „Zie je, waarde nicht," zei hy; „do sahildor komt van ochtend niet. Dat is een vinger wijzing, dio my to donken geeft, al moot ik bekennon, dat het tevens een voordeel voor- ons is; want de slechte gewoonte, elkaar eiken dag te zien, wordt or door gobroken. Dat heb ik al vast uitgewerkt door het goedo idee, hier te komen. Ik mag nu evenwol niet op rayn lauweren ruston, maar moet het yzer smedon, torwyi het boet is. Evasio is verliefd, en goed ook. Verbeeld je, dat by om Blandina een gelegenheid heeft laten voorbygaaneen unieke gelegenheid, in den vorm van oon prachtigo vrouw met twintig millioen!" „Goede Hemel!" riep Costanza verbaasd. „Is 't mogeiyk?" „Wat ik je zegl Ik heb er de bewUzen van. 'tZal niet kwaad zyn, als Je er eens met rayn nichtje over praat, maar heel voor zichtig; zy moot niet merken, dat je haar tot trouwen wilt bewegen. Daarover zal ik zelf wel met haar spreken, zonder veol I omwegen; ik ben oom on voogd; ;k heb er I het recht too; ja, wat meer zegt: 't is myn plicht l (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1902 | | pagina 5