KASTPAPIER en kastranden.
In de Bevaarklnis
SALVATORBIER. Café-Restaurant „De Harmonie".
ÏLET OP!
PAST OP!
een MfflflUIS
DRMEZIEmT
falerlanilsch Instituut van Accountants.
L. E. NIEUWENHUIZEN.
Brandassurantie
alles, wat U voor uwe Kleederen
O verkocht wordt.
HMISI
A. A. VAN LOON,
Beestenmarkt 48.
FEUILLETON.
DE SPELER.
fiSSBMI -XLJxr "T6.tr A. rrXTfcjr B-fT "M"k 1L» 1T»=r
TV. MATVüLiD, Ir*apiei*liaii<lel, Paardensteeg 4.
en
Het blijft immers waar, dat
de beste fogrnifnren
de goedkoopste gijn!
En daarom gij, Huisvrouwen, verlangt uitsluitend
Zijden Bezemband „Primitsinia" gestempeld: „Vorwcrkff
j Wulken Bezemband»,Yorfferk"
»oosbras (Tricot en Elastiek) „Yonverk"
Hondgeweven Kragengaas Practica" 9h(midM!t: „Yorwerk"
Het mork „Vorirerk" waar
borgt cene onovertrefbare quali-
teit en een praktisch fabrikat
Jctlcrc goede zaak verkoopt de Vorwerknclic fabrikaten.
2359 45
Te Huur primo Mei aanstaande
met grooteu TUIN, staande ln
de Plantage, No. 8. Bevattende zeven
Earners, Serre, Keuken, Kelder en
twee Dienstbodenkamersin den Tuin
Mangelkamer en bergplaats voor
Brandstoffen, terwyi Gas- en Water
leiding overal aanwezig Is.
Inlichtingen te bekomen by J. J.
HASSELBACH, Ouden Singel 36, te
Leiden. 2199 13
BLUS-en
ivlooimg), pijnlijke uxmeloozing. urine-
a an drang, anurie, bi a askatarrh, enz.
worden zonder storing in do besögheden
Ïenezen door ..LOCUEB's AIVTINEON".
nwcndig! uehecl onschadelijk wer
kend Door geneeskundigen warm aan
bevolen! Geen Santalprepaxaat! fl 2.50
Sor fleach. Verkrijgbaar in do Apotheken.
Een wachta zich voor namaaksels, en lette
op A IXJCELER's handteekoningEenig
fabrikant A. LOCHER, pharmac. labora
torium, Stuttgart.
J Hoofd depót: HENRI SANDERS.
Apotheker, Rokin 8, Amsterdam.
Depóts: te Leiden: J. H. DIJKHUIS, Drogeryenhandel, D. M.
£RUISINGA, Nieuwe Ryn 33. - 2358 32
>At*d.elijclen
Ons medeiyden werd dezer dagen gevraagd voor
iemand die de influenza had.
Dit medeiyden zou grooter moeten zyn indien niemand
I lijder de Sangu!no3e had aangeraden.
Want al dat tobben en wormen, dat zich lusteloos en hangerig
j voelen, die zenuwverschijnselen en bersenverschynsalen, worden met
kloeke hand aangetast door de Sanguinoss. Die brengt het geschokte
zenuwgestel tot rust.
Hebt dus medelijden met een influenza-iyder.
Maar vooral wanneer hij de influenza en hare gevolgen door-
maken moet zonder de SAVGUI1YOSE! 2395 42
Den Haag. der fabrikanten VAN DAM Co.
Prijs per fl. ƒ1.50, 6 fl. 8, 12 fl. 15.
Te Leiden by REIJST KRAK, DIJKHUIS, KRUI-
SING AWUBBELS, v. BEVEREN, DE WIT BEUKERS.
Lisse: Wed. HANSEN Rkckers.
Da Ledenlijst voor 1903, (3, behalve bjj den Secretaris
Jan van Vassanslraat 3 te "s-Oravenliage - verkrijgbaar b(j do
Boekhandelaren: 2407 26
BLIKJliN A SARTORI ES. .Amsterdam.
BKIKKHAX it ZOOXAmsterdam.
M. WIJT A ZOWA'Rotterdam.
MARTIIÏES NIJHOFF's-Gravenliage.
KEIHXK AZOOS'S BOEKHANDEL. Etreeht.
A. IV. SIJTHOFFLeiden.
Onze Bllk^roenten in de bekende beste
quahteiten en zeer lage pryzen zyn, behalve in
;jonzen eigen Winkel BOTERMARKT SO te
r*-I verkrygen by de navolgende H.H. Winkeliers.' r"^
-v W. A. AFFOURTIT, Hoogewo.rd 135.
SCS S. DE BOER, Doezastraat 14 en Korte Mare 14.
SS H. GAUW, Morsohatraat.
y P. J. C. LAKEN, Haarlemmerstraat 191.
3* p. J. VAN DER LAKEN, Janvoaaeneteeg.
A. OUWELEEN, Noordeinde 24. g»
SS F. H. W. SANDBERG, Pieterakerkkoorateeg 2.
33E J. SCHILD, Haarlemmeratraat 74.
Wed. L. SCHILD, Hoefstraat 27.
p. J. SCHILD, Rapenburg 90. pn
_j 3. SIRA, Morsohatraat. 2390 60 SB
E. A. T. VERMOND, Nieuwe Beestenmarkt 16.
Assuradeur, 7449 8
U. KITS M HËIJIÏIMGE» Co
Wijnhandelaren, ChoorLsteeg, LEIDER,
bevelen zich zeer aan o. a. voor de
levering van den lichten geurigen
Moezelwijn Dloselblümclicn ad
ƒ10.— per dozijn, 0.85 per flesch
buiten emb. 6028 8
GEZONDHEID-CRÜYDENWIJYEY DE HAAS.
BOJERHAVE beweeg, dat Kruiden groote
I geDeeskrooht hebben. Cruydeuwijn*
vra^ucmti L)E HAAS diont legen bloedarmoede!
zenuw-oYerspauuiug, vermoeidheid by
handelaars door veel denken. Dorst*
ernydeniriju voor menschen mot
zwakke borst. Beide soorten por fl. van 400 gram ƒ1.05, per fl.
van 200 gram f 0.05. Te verkrygen by KETST d KRAK, DIJK-
HUIS, A. J, DE 11 AAS, Hnetoordair. 98. 32 20
der RIJNLANDSCHE BA.ÏNICVK11II ICXI-
GrlISGS-, N. Rijn 11, bestaat gelegenheid tot het huren
voor korten of langen tyj van Stalen Brandkastjes
voor berging van Effecten, Papieren van Waarde en Kost
baarheden, in een bijzonder voor dit doel gebouwde abso
luut veilige inrichting.
Geïllustreerde Beschrijving gratis verkrijgbaar.
Bezichtiging dagelijks van 10—2 uren. 1001 124
SM.)
Felicia opende de deur en luisterde aan do
trap. Angst en bange zorg hadden het glim
lachje van haar lippen verdreven; haar oogen
die 's morgens van vreugde glinsterden, waren
nu met tranen gevuld.
„Ik weet wel," zuchtte zy en trachtte zich
daarmee gerust te stellen, „er zyn zooveel
formaliteiten te vervullen, zaken te onder
hoeken, papieren te onderteekenen en registers
na te slaan, hetgeen langen tyd in beslag
neemt. Peter is misschion niet het eerst aan
gekomen, er waren misschien veel menschen
vóór hem, zoodat hy wachten moest, tot hy
aan de beurt kwam. De overste had het
misschien erg druk, zoodat zy hem niet dadeiyk
ontvangen kon. Maar dat had hy toch kunnen
teggen, om my niet zoo lang in onrust te
toten.
Zy liet de deur half open staan, opdat zy
terstond hooren kon, of haar man do trap
op kwam; toen ging zy zitten, want van
ongerustheid kon zy byna met biyven staan.
Zy bleef gedachteloos op haar stoel zitten.
Het sloeg drie uur, vier uur, maar zy lette
er niet op, doch keek met strakken blik naar
buiten, waar de zon zich langzaam ten onder
gang neigde, en naar het spel der zonnestralen
op de vensterruiten en de gordynen. Haar
gedachten verweiden slechts by één punt:
het Vondelingongesticht.
De kleine Marietje lag in haar wieg te
schreien, maar de moeder hoorde het niet;
zy luisterde slechte naar één geluid, de voet
stappen van Peter, die het andere kind terug
bracht.
Het andere o, op dit oogenblik hield dit
haar gansche ziel bezig.
De klok sloeg vyfmaal, en hierdoor ont
waakte zy plotseling uit haar vordooving.
„Als myn jongen eens dood wasl Als myn
jongen eens dood was l" riep zy ontsteld uit.
„O, aan die ontzettende mogelykheid had ik
heelemaal mot gedacht."
Zy kon het niet meer uithouden en riep
een buurvrouw. „Kaatje, beste Kaatje, wilt ge
een uurtje op myn kleine passen? Ik moet
even de stad in, ik st.erf van ongerustheid."
„Wat is er dan gebeurd?"
„Och, dat kan ik je op dit oogenblik niet
vertellen, dat zou te lang duren, en ik heb
nu ook myn gedachten niet by elkaar. Wanneer
ik terugkom, zult ge alles vernemen. Maar
doe my een pleizier, Kaatje, en biyf een uurtje
by de kleine, maar een enkel uurtje. Ik zal
niet lang wegbiyven, dat beloof ik je....
Wacht even, nog een woordjet Als myn man
vroeger terugkomt dan ik, zeg hem dan alleen
maar, dat hy even moet wachten, en dat hy
zich niet ongerust behoeft te maken, want
ik wil hem slechts te gemoet gaan."
Haastig snelde zy weg.
Twee uur later kwam zy weer thuis; geheel
buiten adem, met verwilderde blikken en luid
snikkend.
„Myn man, hebt ge myn man niet gezien
vroeg zy met sidderende stem.
„Neen, antwoordde de buurvrouw."
„O God, sta my bysmeekte de ongelukkige,
terwyi zy op de knieén zonk en haar armen
ten hemel verhief.
YIL
Nadat Felicia haar dochtertje aan de dienst
vaardige buurvrouw had toevertrouwd, was
haar eerste zorg, zoo snel mogelyk naar het
Vondelingengesticht te loopen.
Zy kwam er juist aan, toen de poort gesloten
werdde zuster-portierster stond op den
drempel met haar sleutelbos in de hand.
„Ik zou gaarne de overste willen spreken,"
zeide Felicia.
„Onmogeiyk, vrouwtje 1"
„Hoezoo?"
„'t Is te laat, het vastgestelde uur is voorby,
gy moet morgen komen."
Als verpletterd bleef Felicia een oogenblik
staan.
„Och toe, maar één enkel woordje, zuster I"
stamelde zy, in tranen losbarstend.
„Wat is er dan?" vroeg de portierster,
getroffen door deze droefheid waarvan zy de
oorzaak niet kende.
„Is er niet een man hier geweest?"
„Er zyn er vandaag zooveel hier geweest,
goede vrouw."
„Een man van omstreeks dertig jaar, die
een kind kwam terughalen."
„Ha zool"
„Een knaapje van twee Jaar."
„Hoe heette die man?"
„Peter Mich on."
De portierster dacht na en schudde het hoofd.
„Het spyt me, arme vrouw, maar zoover
ik weet, is een man van dien naam heden
niet hier geweest."
„Zuster," antwoordde zy, „nu ziet gy wel,
dat ik terstond de overste spreken moet. De
man, dien ik bedoel, is myn echtgenoot, en
hy kwam, om on« kind terug te halen, dat
wy twee jaar geleden om onze armoede naar
het Vondelingengesticht moesten brengen. Ik
verwachtte hen reeds lang, maar omdat zy niet
kwamen, ben ikzelf hierheen geloopen. Misschien
is het noodig, dat Ik mede getuigen moet. O, ik
sterf van onrust, en dan zegt gy nog, dat ik.
morgen terug moet komen. Neen, dat kunt gy
niet meenen, ik moet terstond een bepaald
antwoord hebben. Waarom is myn man niet
teruggekeerd? Waarom heb ik myn kind niet
weergekregen? Dat wil ik weten. Als gy het
my niet zeggen kunt, zal de overste het wel
kunnen. Waar is zy
Het was niet meer de bescheiden bloemen-
maakster, die iets verzocht, doch een vertoornde
moeder, die gebiedend haar kind opeiachte.
De non meende met een krankzinnige te
doen te hebben. „Wees kalm, vrouwtje,"
zeide zy, als de man, van wien gy spreekt,
hier geweest is, is hy zeker weer weggegaan,
want op dit oogenblik is er geen vreemde
meer in de inrichting. En wat de overste
betreft.... zie, daar komt zy juist aan."
Een bejaarde kloosterlinge verscheen aan
de poort.
„Wat verlangt die vrouw?" vroeg zy.
De portierster verhaalde, wat zy wist.
„Ach, arm kind," antwoordde de overste,
diep geroerd, „het doet my leed, dat ik u
geen goede tyding kan mededeelen. Ik heb
vandaag het huis niet verlaten, en geen man,
met name Michon, is hier geweest. Er is
vandaag ook geen kind afgehaald."
Felicia wilde spreken, doch zy kon niet.
„Ik begryp uw angst, en ik heb medelyden
met u", ging de goede overste voort, „maar
misschien heeft uw man, door een onver
wachte oorzaak opgehouden, zyn bezoek tot
morgen uitgesteld. Misschien zit hy nu thuis
op u te wachten, terwyi gy hier zyt."
De bloemen maakster kreeg door deze woor
den der overste weer nieuwe hoop, gelyk een
schipbreukeling zich aan een stroohalm vast
klampt. Haastig sloeg zy den weg naar huis
in en zocht zich wys te maken, dat Peter
gedurende haar afwezigheid terug was gekeerd.
Wy hebben gezien, welk een vreesoiyke ont
goocheling de arme vrouw wachtte. Haar
wanhoop was ontzettend. Nu eens zat zy
machteloos op haar stoel, dan weer liep zy
opgewonden in de kamer heen en weer. Driftig
rukte zy het venster open en keek op de
straat, of zy haar man niet zag komen;
daarna luisterde zy weer aan de trap, of zy
zyn. schreden niet hoorde.
Ieder oogenblik ging zy naar de wieg van
de kleine Marietje, kuste het kind harlstoch-
telyk en zette zich dan weer op baar stoel
en staarde vóór zich neer. Haar oogen bleven
drooghet was of de wanhoop de bron barer
tranen had doen opdrogen.
Het was donker geworden en de uren
snelden voorby. Uitgeput door de vreeselyke
opgewondenheid en doodsbleek, zat Felicia in
een hoek der kamer met wyd geopende oogen,
die in de duisternis gloeiden als de oogen van
een tyger.
Het sloeg één uur na middernacht.
Op hetzelfde oogenblik werd de buitendeur
met geweld opengeworpen, en een gedruisch
van verwarde stemmen steeg naar boven.
Zy sprong op en mompelde: „Hy is het."
Haar hart klopte, niet meer van hoop, doch
in opbruisenden toorn.
Het gedruisch der voetstappen en stemmen
kwam nader, zy opende de deur en stond
tegenover den portier, die een lantaarn in de
hand hield.
De man deinsde ontzet een schrede achter
uit, toen hy de vrouw zag.
„Hier is het, myne hoeren," zeide hy.
Deze woorden waren tot twee politieagenten
gericht, die Peter Michon ondersteunden, of
beter gezegd, droegen.
„Hier is uw man, die door de heeren thuis
gebracht wordt," sprak de portier, die van
zyn schrik eenigszins bekomen was.
Peters hoofd hing achterover en waggelde
heen en weer, en zyn beenen weigerden hem
den dienst.
„Gewond? Dood misschien?" riep de bloe-
menmaakster, in een laatste vleug van teeder-
beid voor den man, wien zy eeuwige trouw
beloofd had.
„Stel u maar gerust, vrouwtje!" zei oen
der politieagenten, „het beteokent niets. Uw
man lieeft van avond een glaasje te veel ge
dronken, dat is alles; morgen zal hy wel
weer beter zyn. Wy ontmoetten hem op straat;
b\j tuimelde heen en weer, en wy vreesden,
dat hem een ongeluk zou overkomen. Wy
wilden hem eerst mee naar het bureau nemen,
maar toen wy hoorden, dat hy hier woonde,
achtten wy het boter hem naar bed te brengen.
Laat hem maar slapen en maak hem morgen
maar eens gedacht het standpunt duidelyk.
Goeden nacht 1"
Terwijl de politieagent sprak, stond Felicia
onboweeglyk als een standbeeld er by. Maar
toen zy met den dronkaard alleen was, koorden
haar gedachten terugzy sprong op hem too,
greep hom by de keel en schreeuwde; „Het
geld! Waar is myn geld?"
Peter Michon opende half de oogen en lachte
als een waanzinnige. „Welk geld?" vroeg hy.
aDe tweehonderd en twintig franken, die ik
je gegeven heb om ons kind in te lossen."
Zy schudde hem nog heviger heen en weer.
„Au, ge doet my pyn," stotterde hy.
Maar zy luisterde niet naar hem on bleef
dreigend vóór hem staan.
„Wilt ge antwoord geven?"
Do dronkaard grynsde. „Die.... tweehon
derd.... franken?.... Daarmee heb ik ge
speeld," antwoordde hy met dubbelslaande
tong.
„Gespeeld?"
„En verloren."
„Ellendeling 1 Schurk!" riep zy uit, een stap
achteruitgaande; maar terstond trad zij weer!
naar voren.
„Go liegt; o, zeg my, dat het niet waar
is; dat ge my wat wys hebt gemaakt. Zog.
my, dat je vrienden je meegenomen hebben'
naar de herberg, dat je je daar verlaat hebfc
en niet naar huis durfdet komen, uit vrees
voor myn verwijten. Maar ge hebt het geld,
den losprys voor myn kind, niet verloren;
ik bezweer je, Petéu, zeg ray, dat het met
waar is, en ik zal je vergeven."
Zy was vreeseiyk om aan to zien, maar(
de dronkaard sloeg daar geen acht op. Stotte;
rend verhaalde by, zoo goed en zoo kwaadj
als het ging, verder: „Men speelt toch om;
te winnen, niet waar? Het was in do herberg
„De gouden appel" by het klooster Saint;
Jaquet, vóór de brug. Ge hadt eens moeten
zien, hoe de kaarten vlogen! O, la, la, het
ging zoo gauw, zoo gauw! En altyd, altyd
was ik ongelukkig. Er werd flink gedronken,
dat brengt levon in hot spel en geeft moed.
Do anderen zeiden; „Vooruit, Peter; het geluk
moet keeren." Maar als je eenmaal ongelukkig*
bent, is er niets aan te doen. En de lieden,*
die met my speelden, waren schurken en
bedriegers, zy speelden valsch, ik heb het-
gezien. Doch wacht maar, morgen win it
alles terug, ja, dan win ik alles terug."
Hy balde de vuist tegen een onzichtbaren
vyand, en toen liet hy, door den slaap over
mand, het hoofd op de borst zakken en bego»
luid te snurken
En in' den anderen hoek der kamer stond
de arme moeder doodsbleek, met verwilderden
blik. Uit een karaf goot zy wator op eer»
ruiker van kunstbloemen, die zy den vorigen
dag gemaakt hai, en haar bloedeloozo lippen
neurieden een vroolyk liedje.
Fel; !.i Michon was plotseling waanzinnig
geworden dat was de schuld van haar man,
die een speler en" drinker was.