LEIDSCH DAGBLAD, WOEMSDAC 5 MAART. - TWEEDE BLAD. Anno 1903. PERSOVERZICHT.J FEUILLETON. De jonge luitenant. >'o. 12893 "Voor ccnigen tijd kwam da Nieuwe Rotr ierdamsche Courant op tegen een klacht, welke door den minister van binnenlandache zaken in de Eerste Kamer tegen de psy chiatrische experts was ingebracht Hetzelfde is nu gedaan door Prof. Jelgersma, die in vermeld blad een aantal gevallen op noemt, welke het tegendeel zijn van wat in de Eersto Kamer is gezegd. Daar meende men, zegt Prof. tT., dat mis dadigers in sommige gevallen ten onrech te als krankzinnigen werden beschouwd. Mijn gevallen tooncn aan, dat krankzinni gen ten onrechte herhaaldelijk als mis dadigers worden beschouwd en behandeld. En hij eindigt dan in dezer voege: Zooals de toestand thans is, is het bedroe vend; half onnoozele menschen worden ver oordeeld, opgesloten cn nog slechter ge maakt dan zo reeds zijn, terwijl bij een oor deelkundige behandeling er wel geen verstan dige cn brave menschen van zouden gemaakt worden, maar hun leven toch heel wat beter ©n gelukkiger zou worden dan thans. Onder de imbecillen zijn echter ook ge vaarlijke en agressieve elementen. Voor hen zou een gewoon gesticht niet passen; wanneer hun gevaarlijkheid gebleken was, zouden de zen naar een inrichting voor gevaarlijke krankzinnigen overgeplaatst moeten worden. Geheel sluit ik mij echter aan bij de mecning der Nieuwe Rotterdamsche Cou rantdat de droevige toestand in Medem- blik niet geweten moet worden aan een licht vaardige krankzinnigheidsverklaring, maar veeleer aan dc gebrekkige inrichting van het geslicht en 't schijnt mij toe dat het hoog tijd is, ernstig te overwegen, wat er gedaan moet worden, om gevaarlijke krankzinnigen be hoorlijk te verplegen. Met die gebrekkige inrichting van het ge sticht te Medemblik bedoelt prof. Jclgersma, dat den geneesheer-directeur van dat ge sticht een verantwoordelijkheid op de schou ders wordt geladen, die voor hem niet te dragen is. In een correspondentie uit 's-Gravenhage aan l)e Maasbode leest men: De Rekenkamer is een verbazend nut tig college, dat nauwkeurig nagaat of dc haar voorgelegde uitgaven en inkomsten wel preeies kloppen. Behalve 7 leden telt zij 2 referendarissen, 2 hoofdcommiezen, bijna 30 commiezen en adjunct-commiezen, benevens niet veel min der tweede en eersto klerken, personeel ge noeg dus om van dag tot dag heelwat cijfers i uit den weg te kunnen leggen. Nog dezer dagen is bet klerkenpcrsoncel vermeerderd, terwijl juist een nieuwe verdieping op het gebouw in heb Lange Voorhout is ge zet, twee omstandigheden, die op een gestar digc toeneming der werkzaamheden wijzen. En de ambtenaren werken er natuurlijk even hard als in de departementen. Dc uitslag van dc stemming kost der Twee de Kamer een Katholiek lid. De heer Do Ras toch, die nummer één werd al bij eerste stemming, hoewel hij niet had gesolliciteerd, zal wel worden benoemd ook. Al dadelijk na dat de voordracht was vastgesteld, werd hij •/door zijn rechterzijde-genooten gecomplimen teerd, welke complimenten hij opgewekt in ontvangst nam, wat heel verklaarbaar is: lid der Rekenkamer is ccn postje voor het leven en ad ƒ5000, als ik mij niet vergis. Men zou voor minder het Kamerlidmaat schap vaarwel zeggen, dat wel meer aan den weg doet timmeren, maar ook het vele be kijks daarvan met zich brengt. Vergaderen in .heb Voorhout is wel zoo rustig en niet min der eervol. Na de benoeming van den heer De Ras zullen de 7 rekenzeteïs bezet zijn' door: drie 'liberalen, twee antirevolutionairen en twee 'Katholieken (het andere Roomschc lid is de heer Le Bron de Vexela), een niet onaar- ,'dige verdeeling dus; 't is voor het eerst na 1869, dat weer twee Katholieken in het col lege zitting hebben. Onden den titel „Het P a u s f ee s t" schrijft mr. Heijdenrijck te 's-Gravenhage ,een artikel in De Tijd, dat aldus eindigt: Hoe zou ik andersdenkenden srillea kwetsen bij dit feest, getuigende van zooveel vordraagzaamheidll Welk» uw geloofsbegrippen zijn, mijn vrienden erkent de overgroot© diensten, wel ke het pausschap door zijn bestrijding van het eigenbelang, clat is door de ze delijke vorming van den mensch, door de opvoeding des volks der heilige zaak van „Recht en Vrede" over de geheelc wereld heeft bewezen en bewijst. Ik noemde de verdraagzaamheid. Hoe gelukkig, dat we do tijden der ketter vervolging, der godsdienstoorlogen achter ons hebben en inzonderheid ons vaderland de hatelijke, tot niets dienende kibbelarij over Inquisitie, Papenlist, Calvinisten-streken en wat dies meer zij, is ontwassen 1 Verbeeldt u, dat men een vijftig, zestigtal jaren geledon had durven wijzen op een Pausfeest, gelijk ik het deed, zij 't dan in volle verdraagzaamheid cn met de eer lijkste eerbiediging van een grondwettelijk „Recht voor Allen'"?? Wij mogen ons reeds over meer dan één regeeringsbewixul verheugen, welk dat begin sel trouw heeft nageleefd, en zien thans een ministerie boven ons, voortschrijdende langs den viaduct, gevormd uit twee stevi gebogen, waarvan er één de mijne is. „Als een volgend jaar bet vijftigjarig feest van het herstel onzer Katholieke Hiërarchie wordt gevierd, waarop ik reeds nu de aan dacht vestig", zal het than6 verbroederd Ne derland zoo mogelijk nog meer door de we reldgebeurtenissen bevestigd zien wat het reeds gelooft, dat de heilige zaak van Recht en Vrede bij uitstek wordt gediend door de verccring van onzen der tienden Leo. Het Maandblad tegen de Vervalsclitngen scb rijft: Nu vermoedelijk weldra de politieke strijd aangaande vr ij handel en protectie in ons parlement zal ontbranden, achten wij het in het algemeen belang wenschelijk, ge gevens uit onze dagelijksche praktijk te pu- bliceeren, die bij de debatten, welker uitslag van zoo hoog belang voor onze natie zal zijn, misschien ecnig gewicht in de schaal kunnen leggen. Bij den invoer van artikelen speelt dc qualitcit der waren natuurlijk een belangrij ke rol, cn zal dc wetgever hiermede rekening dienen te houden. Als voorbeeld hiervan moge het volgende sprekende feit dienen. Een groot© buitenlandsche fabriek van aardewerk levert sedert geruimen tijd ge reedschap voor huishoudelijk gebruik, het welk een loodhoudend glazuur bevat, en uit dien hoofde afgekeurd behoort te worden, resp. de invoering er van belet. Toen wij de directie der fabriek hierop opmerkzaam maakten, werd oiis medegedeeld, dat „in dien zij loodvrij glazuur zou leveren, de prijs minstens met 50 pCt. verhoogd zou moeten worden," hetgeen met een verbod van invoer zou gelijkstaan, daar er dan onmogelijk winst aan tc behalen zou zijn. Daar geen wetten den invoer of verkoop van dit loodhoudende aardewerk verbieden in Noderland, zal niets hun beletten met den verkoop voort te gaan. Tndiou er derhalve ccn behoorlijke wet to dezer zake bestond, zouden zo hun schade lijke waar niet kunnen invoeren, tot groot gerief van de gezondhoid der bevolking en der industricelen, die elke poging tot het fabriceeren van deugdelijk aardewerk n u moeten opgeven tenzij zij ook ondeugdelijke resp. schadelijke waren, in den handel zou den gaan brengen. Wij hebben dit voorbeeld aangehaald om te bewijzen, dat, door het gemis aan voldoen de wetsbepalingen, de handel in ondeugde lijke waren bevorderd wordt. Indien zoodani ge bepalingen daarentegen wél bestonden, zouden beschermende rechten voor veel ar tikelen geheel overbodig zijn, daar de im porteur door do verplichting van zich aan de wetten te moeten onderwerpenzijn arti kel zoo goed, rosp. zoo duur, zou moeten ma ken, dat concurrentie met hier bestaande in dustrieën onmogelijk zou blijken te zijn. Wij gelooven, dat zoowel protectionisten als vrijhandel aren tevreden zouden zijn met de invoering van wetten, die de gezondheid zouden beschermen, en tevens de nationale industrie tot haar recht zouden doen bomen, die toch in geen geval door buitenlandsche concurrentie met schadelijke of ondeugde lijke artikelen benadeeld behoort te worden. In De Nieuwe Courant lezen wij het vol gende, geteekend W.: „Antecedenten99. „De afwijzing van het verzoek van ©en 19-jarige teringlijdster om vóór haar sterven haar vader nog eens te zien, die we gens herhaalde dronkenschap zich in de Rijkswerkinrichting te Hoorn bevindt, geschiedde overeenkomstig antecedenten." (Centrum.) Een bleeko en uitgeteerde hand Klopt met een uiterst pogen Aan 't huis, waar Vrouw Justitia Waakt met geblinddoekte oogen. Een oog, dat aanstonds breekt, ziet op In allerpijnlijkst smachten Of dra de poort van 't hooge huis Zal wijken voor 't star wachten. Een stem, een stervensmafcte stem, Die houdt niet op te klagen: „Laat mij nog eens mijn vader zien, „In 't laatste van mijn dagen l „Als mijn jong leven ondergaat, ,,Dan sterf ik eerst in ru3te, „Als 'k ten afsoheid 't oud gelaat „Dat ik als kind reeds kuste, „En als 'k mijn laatsten adem geef „Om van hem te verwerven „Dat nieuw en beter leven kiemt „Uit mijn ontijdig sterven." Tot antwoord valt uit 't hooge huis Een bundel perkamenten: O stervend kind, ge kunt weer gaan Aan uw verzoek kan niet voldaan: Er zijn antecedentenl De Atjeh-correspondent van de Deli-Cou- rant bespreekt in zijn kroniek over 1901 ook de herhaaldelijk gemaakte vergelijking tus- schen den oorlog in Zuid-Af rika en den A t j e h-o o r 1 o g. Na geconstateerd te hebben, dat er natuurlijk punten van over eenkomst rijn te vinden, vervolgt hij: „In eiken oorlog gebeuren gruwelen, die beter achterwege waren gebleven, en zoo ook hier. Wij wenschen echter te wijzen, daargelaten de vele andere punten, waar de vergelijking mank gaat, op een principieel verschil, en dat is, dat te Atjeh het geheele streven er op gericht is, om vrede en voor spoed te bevorderen door het doen toene men van de bevolking, terwijl in Zuid-Af ri ka er alles op wijst, dat de Engclschen trach ten een krachtigen, ouden stam uit te roeien, door op onmenschelijke manier met vrouwen en kinderen om te springen, zelfs zoo, dat de eigen natie daar Bchande van spreekt. Daar, waar de heer Van Kol zich in de Kamer uitlaat over Atjeh, daar bewijst dit Kamerlid telkens niet goed op de hoogte te zijn. Wanneer de reis naar Indiö achter den rug is, waarbij natuurlijk Atjeh niet zal vergeten worden, dan zullen de denkbeelden daaromtrent geheel anders zijn. Wij zijn er zeker van, dat dan het oordeel zoo geheel andera zal zijn. Met eigen oogen zien, het ge bied door ons in orde gemaakt en dat waar on ze bemoeienis zich nog niet zoo ver uitstrekte, zal de basis worden, waarop dan het Kamer debat wordt opgebouwd. Dan ook zal dit ge heel anders zijn, maar meer naar de waar heid, de. zuivere waarheid en niets meer. Hier gaat alles openlijk, niets wordt geheim behandeld, alles vrij en frank en een ieder, vreemdeling of Nederlander, wordt, zoo hij daarin belangstelt, op de hoogte gebracht van hetgeen hier wordt gewerkt en tot stand gebracht. Men verschoon© deze uitweiding, zoo nu en dan- wordt het ons te machtig, en kunnen wij ai die betweterij van niet behoorlijk in- gelichten niet velen." Koloniën. BATAVIA 29 Jan-4 Febr. Een jaar verlof naar Europa is verleend aan den inspecteur van financiën N. J. Struick du Moulin. Met de betrekking van inspecteur is belast de adjunct-inspecteur F. G. Netecher. Ontheven eervol van de waarneming der betrekking van inspecteur bij de in- en uit voerrechten W. F. Loudon. Benoemd tot inspecteur bij de in- en uit voerrechten do refendaris bij het depar tement van van financiën R. J. H. Neu mann. Te Batavia is, onder voorzitterschap van mr. Abendanon, directeur O. E. N., een commissie gevormd tot het houden van een tentoonstelling van inlandsche kunst nijverheid, waarvan de bate zal strekken ten behoeve van de Boerengezinnen in Zuid- Afrika. De eerste luitenant der infanterie K. A. van Herk, van het Nederlandsche leger, die voor den tijd van vijf jaren in Indië gede tacheerd is, heeft het verzoek gedaan om hem wegens ziekte te vergunnen naar Ne derland terug te koeren. De eerste luitenant der infanterie J. Olivier, ter nadere indeeling bij de troepen macht ter Westkust van Sumatra geplaatst, is ingedeeld bij het vierde depot-bataljon. De eerste luitenant der infanterie E. Th. C. Tolhuys van het subsistentenkader te Batavia, heeft één maand verlenging van het hem voor den tijd van één maand ver leende verlof wegens ziekte naar Soekaboemi en Garoet verzocht. ATJEH. Onder dagteckening van 30 Januari is uit Kottas-Radja, aan de „Java-Bode" geseind: Bij de excursie in de Pasci-streek werd een bende door onze troepen overvallen. De vijand liet 28 dooden liggen. Onzerzijds kreeg de lste luitenant der infanterie O. A. F. Beem een schotwond in den schouder. Aan een door do regeering den 31sten J an. uit Kott a-Rad ja ontvangen telegram ontleent het „Bat. Nbl." het volgende: De kcvlonne Webb geraakte in Boven-Pentol slaags met benden Polem. Vijand liet bij at taqueeren boomen op den troep nedervallen, waarbij kapitein Webb het leven verloor; verder werden niet levensgevaarlijk gewond: luitenant Beem, de Euröpeesche fuselier Vreven, de Euröpeesche korporaal Waan- ders cn de Euröpeesche fuselier Vermeire. Uit Kotta^Radja schrijft men aan de „Ja va-Bode": De onlangs te Singapore voor het leger aangekochte Australische paarden voldoen maar half aan do gestelde eischen voor een troepenpaard. Behalve dat er zich onder do acht exemplaren vier bevinden van zeer in ferieure qualiteit zijn er eenige zoo dik en zwaar, dat het gewone modelzadel in het ge heel niet past en zij onder Engelsch zadel gereden moeten worden. Op 25 Januari,des morgens te halftlen, werd plotseling het boor établissement der Koninklijke te Paya BUik, een uur onge veer van Bajan, door een twintigtal met voor- laadgoweren gewapende Atjohers aangevallen, onder aanvoering van zekeren Nja' Baekèt. Door krachtig optreden van den employé Kroonwyk werd de aanval door de oppassers der Koninklij ke afgeslagen. De Atjehers trokken af, met achterlating van twee dooden en twee voor- laadgeweren. Door een later uitgerukte militaire patrouille werden een aantal Atjehers, als verdacht tot de bande behoord te hebben, opgepikt. (Deli Ct.) Zware Banjirs. De „D. 0." van 5 Febr. meldt: Van Boven-Langkat gewordt ons de mede- deeling, dat de Wampoe daar tusschon 2 en 4 dezer wederom de grootste verwoestingen heeft aangericht door een bandjir, die xelfs het hoogste peil (van 1894) bereikt. Onder nemingen zooals Wampoe worden weer danig gekortwiekt. Tandjongs verdwenen en ver anderden In Inhammen, baaien werden tand jongs. Hoewel de bandjir heden verminderd was, is de aangerichte schade groot en plan tors, die voor waterafvoer zorgden door een practische drainage, zagen hun arbeid gedeel telijk verwoest en waterplassen en kleine moeras-meren op de landerijen achterblijven. Aan de tabak kon geen directe schade aan gebracht worden, daar zelfs blbitvelden Jaar nog nauwelijks zyn aangelegd. Een balde aii Heli. In de „Sum. Post" komt een iugez n stuk voor van de hecren mr. J. van den Brand, ds. Bronders en J. P. R. Hei: ns, waarin voorgesteld wordt om een tck-ra- phische huldebetuiging aan H. M. d ko ningin te zenden, naar aanleiding va.: de door de Regeering aau Engeland m; voorstellen in zake den Transvaalschcu oorlog. Door den Gouverneur-Generaal van Ned.-In dië zijn de volgende beschikkingen genomen CIVIEL DEPARTEMENT. Verleend: We:eïw langdurigen dienst één jaar verlof naar Europa, aan den schout te Semarang, M. van der Plub. Bij de Exploitatie van Staatsspoorwegen op Java: Ontheven: Eervol van de waarneming der- betrekking van secretaris-boekhouder U. A. Kleffer. Benoemd: Tot secretaris-boekhouder, do ambtenaar op wachtgeld L. F. Bloem, laai Me lijk belast met waarneming der betrekking van se., ro taria-boekhouder, tevens chef der eoutiólo hijdén dienst der exploitatie van den staabsopoerweg Ier Westkust van Sumatra. T ij d e 1 ij k gesteld; Ter beschikking v:in den directeur der Burgelijke Openbaro Werken, der ombtenaar op wachtgeld H. A. Kl-jffer voornoemd. Bij den post- en telegraafdienst. Overgeplaatst: Van Weltevreden naar Cberibon de commies der eerste klasse 0. 10. H. Leydeuroth en de commies -Ier derde klasse A. Fliers. Belast: Met de waarneming der bot rekking van commies der eerste klasse de tydelijk met de waarneming der betrokking van commies der tweed© klasse belaste ambtenaar op non-aclioviteit Th. W. F. Schreuel, laatstelijk kantoorchef der eerste klasse bij dien dienst. Bij den waterstaat en 's Lands B. O. W. Gesteld: Ter beschikking van deD resident van Bantam de adspirant-ingemeur D. Meyer. Bij de exploitatie der Staatsspoorwegen op Java. Benoemd: Tot tijdelijke onderopzichter der werkplaatsen en geplaatst by de westerlijnen Th. J. Erlée, tot onderopzichter der tweede klassede lijdelijke onderopzichter der tweede klasse W. L. Scheller. Ontslagen: Eervol uit 'slands dienst, de klerk bij het departement van Financiën K. Swen- sen, met bepaling dat dit ontslag wordt gerekeod te zijn ingegaan op 20 November 1901. Benoemd: Tot adjunct-ingenieur bij de exploi tatie van Staatsspoorwegen op Java, P. A. Roelof- sen, daartoe gesteld ter boschikking van den Gouverneur-Generaal van Nederlandscu-Indië tot adepirant-controleur bij bet binnenlandsch bestuur op Java en Madoera, H. C. van den Bos, thans gesteld ter beschikking van den directeur van Binnenlandsch Bestuur, tot griflier van de landraden le Parking en Priaman (Westkust van Sumatia), de grillier van den landraad to Probolinggo Th. H. Meyer. Bij de exploitatie der Staatsspoorwegen op Java B o n o e m dTot telegraafopzichter en geplaatst by de oosterlijnen de ambtenaar J. W. Uendriks, laatstelijk commies derde klasse bij den post- en telegraaldienst. DEPARTEMENT VAN OORLOG. Overge plaatst: Bij het derde dopot-bataljoD de kapi tein bij het garnizoensbataljon van Amboina en Ternate H. A. de Graalf en do eerste luitenant bij het garnizoensbataljon van Celebes, Meuado en Timor J. van den Berg; bij het eerste depot-bataljon de tweedo luite nant bij het garnizoensbataljon van PalombaDg J. van Dijk. Eervol ontslagen: Op verzoek uit het korps marechaussee en teruggevoerd van a la suite van zijn wapen, de eerste luitenant F. C. R. de Groot. Geplaatst: Bij het korp3 marechaussee te voet in Atjeh en gevoerd ix la suite van zijn wapen, de eerste luitenant bij hot eerste garni zoensbataljon van Atjeh A. Geertsema Beckciingh. Ingetrokken: De overplaatsing bij bet eerste depot-bataljon van den eersten luitenant J. F. E. Willemaz. Ontslagen: Met ingang van 2 April 1902 op verzoek, wegens volbrachten diensttijd, eervol en met behoud van recht op pensioen uit Hr. Ms. militairen dienst, de luitenant-kolonel der infan terie H. A. L. Wichero. HITLOTHGEN. WEENEN. Loton van lb74. Trekking va 1 Ma rt 1802. ËerieÖD: 6 61 164 233 384 418 441 7 0 1514 I860 1061 2083 2162 2276 2J52 2432 2597 2724 2-26 2914 2336 Per. No. Kr. 2826 68 400000 864 06 2362 86 2697 48 2697 65 2721 82 2826 6 10000 2000 2000 2j00 2000 2000 Ser. No. Kr. 164 70 600 1660 47 6(0 2083 10 600 2162 62 600 2862 84 600 2462 17 600 8er. No. Kr. too 600 2724 2826 2326 11 600 2823 64 500 2826 74 5(0 2914 62 500 Aile overige nummers, vervat in bovr.ot. a ,de aerieëD, mot Kr. 30 28) „Zij hebben soms van die kleine onhebbe lijkheden, die u misschien konden ergeren." Dan had hy verder verteld, dat mynheer en ;mevrouw Plantier erg met hem ingenomen waron en dat do oudste zuster een weinig jaloersch scheen te zyn, doch hy had or in 't geheel geen gowag van gemaakt, hoe het jonge meisje in quaestie er over dacht. Jeanne lag lang over dit alles na te donken en oindeiyk kwam een rustige slaap haar verkwikken. XIX. Dat Guy zyn nichtje niet beter omtrent de gevoelens van Sophio had ingelicht, kwarn doodeenvoudig daarvan, dat hy zelf haar gevoelens te zynen opzichte niet kende. Toen hy don vorigen dag opgetogen aan zyn schoonouders was gaan vertollen, dat zijn moeder toestemming gaf, had mevrouw Plantier hem omhelsd en mynheer hem harteiyk de hand gedrukt. Nadat mevrouw hem een oogenblikje tyd had gevraagd, om mot haar dochter te spre ken, had hy geruimen tyd zitten wachten, in ,de stellige meening, dat alles in orde zou zyn en Sophio wol terstond zou verschenen. Zoo vlug ging het evenwel niet. Sophie, voor wie dit aanzoek geheel onverwacht kwam, zeide, toon zij van de eersto verbazing be komen was: „Maar dat is gekheid." „Neen liefje, 't is ernst," hernam mevrouw Plantier opgetogen. „Het moeder.yk instinct hoeft my niet bedrogen; gy wordt gravin! 't Zal u best afgaan!" „Spiegel het haar nu niet te mooi voor," hernam mynheer Plantier. „Mynheer d'Eper- vans is een heel aardig jongmensch en 't is oen greote eer, dat hy om u komt, maar ge moet niet vergeten, dat hy hoegenaamd geen vermogen heeft, kind. Wy van onzen kant kunnen u ook niot veel meegeven." „Uw vader heeft golyk, lieveling; ryk zult ge niet zyn, doch als men van elkaar houdt, stapt men daarover wel heen. Zeg me nu eens, hoo vindt ge hem?" „Heel aardig „Daar twyfelde ik niet aan. Maar dat is niet voldoende. Kom er nu eens rond voor uit tegen je moederl Houdt ge van hem?" ^Sophie dacht even na en antwoordde: „Ik goïoof het nietik weet het niet, ik heb er nooit over gedacht." „Dan moet ge er maar eens over denken, ge moogt gerust van hem houden. Ga nu mede naar hem toe." „Nu al?" „Waarom zoudfc ge hem nog langer In onzekerheid laten? Hy wacht met ongeduld op je antwoordI Hy houdt zooveel van je!" „Maar ik geloof niet, dat ik van hem houd, misschien komt het nog, ik zal er eens over nadenken." „Ik geef u tyd tot vanavond, kind; ik wil u geen besluit afdwingen." „Vanavond, dat is my te gauw; ik moet minstens eenige dagen bedenktyd hebben." „Eenige dagen, dat is iets ongehoords." „Laten wy het verschil deelen," sprak papa, ,geef haar twee dagen, tot Donderdag dus, den dag van het bah" 0't Ia misschien ook voegzamer om niet terstond toe te stemmen," sei mevrouw wat kalmer, en zy spoedde zich heon, om Guy den uitslag van het onderhoud te berichten. #Gn? Stemt zy toe?" vroeg Guy, toen zy de kanier binnentrad. „O, 't komt wel in orde, zy wil alleen een paar dagen hebben om er over na te denken, 't viel haar zoo rauw op het dakl Geduld duo tot Donderdag l" Dit onverwachte uitstel maakte Guy geheel van streekdaarop had hy niet gerekend t Hy moest dus nog een paar dagen tusschen hoop en vrees leven. Het trof mooi, dat Jeanne en de markies juist in de stad waren, dat ver schafte hem nog eenige afleiding. Na een paar dagen van spanning kwam eindelyk de vurig verbeide Donderdag, die beslissing zou brengen. Voordat Guy, die volgens de orders van mevrouw De Broussaye het eerst moest ver schenen, vertrok naar het bal, had hy nog het genoegen Sophie even van verre te zienl Hoe allerliefst zag zy er uit in haar eerste balkleedje, een wazig wit japonnetje met rozen gegarneerd l Aanhoudend had hy haar beeld voor oogen en met zekere jaloezie dacht hy er aan, hoevele bewonderende blikken aanstonds op haar zouden rusten l Verstrooid luisterde hy naar alles, wat mevrouw De Broussaye hem by zyn binnenkomst in het oor fluisterde en ongeduldig wachtte hy op Jeanne, die het laatste binnentrad. Hoe afgetrokken hy ook was, kon hy haar ziende een gebaar van verrassing niet weer houden. Nooit te voren hadden de voorname dis tinctie, de bevalligheid en éiógance, dio by zyn nicht de schoonheid vervingen, hem zoo zeer getroffen. Haar eveneens wit kleedje scheen zeer eenvoudig en slechts aan een geoefend oog viel de bescheiden, doch ryke garneering er van op. Zy droeg het zonder verlegenheid en zonder coquetterie, met de gemakkelykheid aan vrouwen eigen, die zich in aanzieniyke kringen weten te bewegen. „Gy zyt verrukkeiyk van avond," zei mevrouw De Broussaye. „Nu krygen wy eindelyk uw uitverkorene eens te zien," zei Jeanne fluisterend tot Guy. „Ik heb er papa nog niets van gezegd." De komst van eenige gasten verhinderde haar méér te zeggen. XX. Mevrouw De Broussaye had haar zin; men verdrong zich in het salon. Men zag rokken en uniformen, zyden en satynen japonnen, schitterend goud galon en glinsterende edel- steenen. Dra bleek het salon te klein om alle gasten te bevatten en moest men zyn toe vlucht nemen tot de aangrenzende voorkamer, die in den tuin uitkwam. De generaalsvrouw had, toen zy de uitnoo- diging deed, gerekend, dat minstens een derde der gonoodigden zou bedanken, het toeval wilde, dat niemand verhinderd was, en zoo doende kondigden de bedienden onophoudeiyk nieuwe bezoekers aan. Daar verscheen de familie Plantier; Marie aan den arm van kapitein Pacaud, een officier, pas kortelings te MAcon in garnizoen, die door bemiddeling van mynheer Miton met de Plan- tiers in kennis was gebracht. Guy zag hen binnenkomen en juist wilde hy zo gaan aan spreken, toen hy door zyn oom den markies op den schouder werd getikt. „Kyk die lui eens, het lykt wel een slagers familie op zyn Zondagsehl 'tKoint me voor, dat onze beminnelyke gastvrouw haar uit- noodigingen nogal ver uitgestrekt ho3ft, of schoon zij die met het oog op de ruimte wezeniyk wel had mogen beperken, want 't is hier om te stikken IGa je moe een loop je in den tuin doen?" „Dat gaat moeilyk. Myn plicht als luitenant ls dansen, en mevrouw De Broussaye verstaat geen scherts op dat gebied." „Ik ben er bly om, dat ik geen luitenant ben," zei de markies, terwyi hy zich naar den tuin spoedde. Guy wachtte totdat de glazen tuindeur achter zyn oom dichtviel en eerst teen naderde hy de Plantiers. Hy was geheel ontstemd. De paars-zyden japon van mevrouw Plan- tier, de opzichtige bloemen, die hot kapsel van mevrouw Durochet, mede in hot gezel schap tooiden, de lange gouden ketting van papa Durochet, dit alles ergerde hem gruwe- ïyk. Hy had er wat liefs voor gegeven, als hy die goede, brave menschen had kunnen verdonkeremanen. Doch de personen in kwestie hadden daar van niet het geriDgste vermoeden; zy waren gekomen om zich te vermaken en uit te blinken, wat zy dan ook werkeiyk, hoewel in anderen zin dan bedoeld, deden. Marie danste reeds met haar nieuwen ver eerder, kapitein Pacaud, terwyi vader Durochet zich een plaatsje by het buffet trachtte te veroveren. Mynheer Plantier en mevrouw Durochet spraken samen over den tyd hunner jougd, toen ook zy een dansje niet versmaadden. Mevrouw Plantier, die aanvankelyk niet op haar gemak scheen te zyn, horkreeg door Guy's aanwezigheid allengs haar gewone opge ruimdheid. Sophie's lief gezichtje straalde van genot; de schitterende toiletten, de prachtige verlichting brachten haar in verrukking. Wordt vervolgd,)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1902 | | pagina 5