Ingezonden. Offieieele Kennisgeving. stand treft mij als in één woord bewonderens waardig. Het is ongetwijfeld een ware en kalme schatting van de kwestie in al haar omvang. Ik weet niet of Van Noppens raad zal worden opgevolgd door enkelen of door de Regeering, maar ik ben overtuigd, dat hier een zekere oplossing ligt voor hetgeen wij ons feitelijk als doel voorstellen. Nu rest ons te zien, wat de Hollanders in het moederland geven om de verbreiding van hun taal en letterkunde. Ik zie deze dingen zoo helder en "duidelijk als iemand, en ik twijfel geen oogenblik of wanneer dit voor stel in practijk wordt gebracht, dat dan de slag zon zijn geleverd en de overwinning voor altijd behaald. Met al zijn gewaande aanbidding der stof heeft het Amerikaan- scho volk in werkelijkheid misschien van al le volken ter wereld de meeste idealen. Is zulk een ideaal eens gewekt, dan is er een eind aan het belichamen. Zoo zal het zijn in dit geval. Aan het werk! Laat ons, Hol- landsche Amerikanen, een tastbaar bewijs ontvangen van de belangstelling van de Hol landers in Holland!" Men leest in Dc Opmerker: In De Ambachtsman maakt de heer Van dqf Kloes zich verdienstelijk, door tel kens weer er op te wijzen, met welke s pe c i e men moet metselen, om den zoo leelijken en schadelijken uitslag van muren te voor komen. Maar nu doet zich het geval voor, dat de nieuwe Beurs te Amsterdam, bij wier bouw met specie, naar do voorschriften des hce- ren Van der Kloes bereid, werd gemetseld, tich z<5ó wit van uitslag vertoont, als had de eerste de beste oude metselaar, in plaats van den Delftschen lecraar van raad ge diend. Het geval is te merkwaardig, om het niet wereldkundig te maken. Wie heeft er ge faald? Den heer Van der Kloes zal het niet moeilijk vallen, om, ten bate der bouwkunst en haar beoefenaars, een verklaring van het verschijnsel te geven. Ook andere nieuwe werken, bijvoorbeeld de geheel in gehouwen steen 'opgetrokken westelijke gevel der Groote Kerk te Haar lem, zien thans wit van uitslag. Lecringcn wekken, voorbeelden trekken, terwijl een schip op het strand een baken in zee is. In een uit drie deelen bestaand artikel over vorkstakingen in het algemeen, naar aanleiding van de Amsterdamsche en Ensclie- deesche stabingon, zet het Ulrechtsch Dagblad 'uiteen, dat elke werkstaking niet te herstellen nadeel toebrengt aan den handel, de industrie en de werklieden, dat zy buitendien geweldo- jiarijen uitlokt, die niet mogen geduld worden. „Gevangenisstraf verdient inderdaad hy, dio gloor dwang een ander belet, gebruik te maken >an een der heerlijkste rechten, die de natuur hem gaf: het recht op arbeid; gevangenisstraf hy, die een ander door dwang noodzaakt vrouw en kind to laten verhongeren tegen zynwil; gevangenisstraf om deze roden, omdat hier de apenbare rechtsorde wordt aangetast." Verder betoogt de redactie, dat rechterlijke Jusschenkomst in arbeidsgeschillen practisch onmogelijk is en dat zelfs scheidsrechterlijke uitspraak zeer vele bezwaren met zich brengt: „Óm allerlei redenen kan het geval zich ▼oordoen, dat een der partijen èf het geschil niet vatbaar acht voor scheidsrechterlijke be slissing, óf in do scheidrechters geen vertrou- wen heeft. Hem dan toch bij zijn kraag voor de scheidsrechters te sleepen waro duldolooze tirannie in een beschaafden Staat." Ook wordt gewezen op de moeilijkheid, in geval van een voor arbeiders ongunstige be slissing, do schade voor do contractbreuk op 'hen te verhalen, doch in weerwil van dit alles acht het blad het hoofdbeginsel juist: „Een uitspraak door scheidsrechtersen be handeling en uitspraak slechts dan, wanneer, zooals b\j scheidsrechters gebruikelijk i3, beide partijen hun hulp hebben ingeroepen." De fout schuilt zoo meent het voor een goed deel in het vage van het arbeids contract, waarvan veel arbeiders zelf niet weten, dat hot bestaat, en dat door beide partijen telkens wordt geschonden. Een en ander brengt het Ulrechtsch Dagblad, na gewaarschuwd to hebben togen het steeds eenzijdig on a priori partytrekken voorden arbeider en togen den ondernemer, tot den rolgenden eisch: „In de eerste plaats een wet, die het arbeids contract regelt, geiyk reeds zooveel overeen komsten door de wet geregeld zyn. In de tweede plaats oen byzondere recht spraak van scheidslieden, die als goede man non naar billykheid zullen oordeelon, ten einde de toepassing te verzekeren, stryd te voor- komon en te beslissen. In do derde plaats onverbiddolyke onder drukking door den strafrechter en hoE uit- voerendo <gozag van elke stoornis der openbare orde en elke aanranding der persoonlyke vrij heid." Mr. Levy, in het Groene Weekblad, bestrydt hot by den Amsterdamscben Gemeenteraad aan hangige voorstel tot invoering van een gebod van vervroegde winkelsluiting inet daarby bohoorende penale sanctio. Mr. Levy betwist den gomeentebesturen niet de formoelo bevoegdheid, maar geeft op do vraag naar domatorieelo bevoegdheid ten antwoord: zelfs do algomoene wetgever, laat staan do plaatseiyke, is daartoe onbevoegd. Tot staving dozer stolling beroept mr. Levy zich op art. 147 der Grondwet, dat de handels vryheid zelfs togon don fiscus in bescherming neemt. Vóór alles ging dus den Grondwetgever 3e handhaving der handelsvryheid ter harte. Mon beroept zich op een algemeen belang om de vervroegde winkelsluiting door te dry- ven, n.l. hot wetteiyk verzekeren der betame- ïyke vryheid aan het personeel, by bedoelde sluiting botrokkon. Men ga echter eventueel© inbreuken op die vryheid op andere wyze tegen, dan door schennis van ons staatsrecht te plegen. Decreteert mon winkelsluiting, waarom dan toegelaten, dat in het aangrenzend geslolen magazyn, in hot laboratorium, iii de particu liere woning langer gearbeid wordt? Zullen wy dan van Staatswege gaan ver ordenen, hoe lang men allerwegen te arbeiden on wanneer men allerwegen ter ruste te gaan heeft? „Ja, byaldien wy reeds waren in don eo- cialistischen heilstaat, waarvan dwang de sche ring en inslag is; byaldien er reeds be stond gemeenschap van productie-middelen; byaldien de Nedorlandsche Staatsburger voor handel en wandel, voor nering en bedryf, zich reeds verheugde in het lieftallige, ons voor gespiegelde keurslyf, en hy, naar behooren, reeds ware gedresseerd, gereglementeerd, ge surveilleerd, dan, maar ook dan alleen, zou in dat kader passende vervroegde, wetteiyk voorgeschreven winkelsluiting. In onze staats regeling past zU niet." In een_ uitvoerig artikel zegt De Tijd haar raeening over do volgorde, waarin we sommige aangekondigde wetsontwerpen te verwachten hebben. Het blad is het volkomen eens met de Regeering, dat de wet op ziekteverzekering moet voorafgaan aan die op invaliditeits- en ouderdomsYerzekering en dat wel lo. omdat er reeds zooveel op het gebied van ziekte verzekering door particulier initiatief is tot stand gekomen en de Regeering daarop nu kan voortbouwen2o. omdat het rationeel is, dat men eerst in den tydelyken dringenden nood van den arbeider voorziet en eerst later hen helpt, die „hun qualiteit van arbeider eigeniyk verloren hebben." „Onzinnig zou het mogen lieeten, hem levenslang in die klasse op te nemen, indion men eerst niet het mogeiyke gedaan had hem zyn arbeidskracht, die hy ten gevolge van een ziekte of ongeval tydelyk verloren had, weder terug te schenken." Reeds acht het blad het een bezwaar, dat aan ziekteverzekering de Ongevallenwet is voorafgegaan, daar ook deze rationeel in het midden en niet het eerst zou moeten komen, en nu zal men by verdere verzekeringswetten steeds met deze rekening dienen te houden. Doch dezo fout acht De Tijd geen reden om op den ingeslagen weg voort te gaan, even min als de verdachtmakingen yan socialistische zyde, die het blad vorwacht en die daarop zouden neerkomen, dat de Regeering boschul- digd wordt to beginnen met de minst kost bare verzekering, ton einde de kostbaarste zoo lang mogelyk te kunnen verschuiven. Alzooeerst ziekteverzekering en dan inva liditeits- on ouderdomsverzekering. Doch nu komt eeu tweede artikel, waarin de redactie uiteen zet, dat de lnvaiiditeits- en ouderdomsveizekering niet onmiddeliyk kan volgen op de ziekteverzekering. Er moet iets tussckon en om dat aan te toonen, wyst het blad eerst op de woordon der Rogeering: „Voorstellen tot het doen van belangryko nieuwe uitgaven, waartoe niet reeds door den wetgever besloten is, zullen dan opk, in af wachting van de voorgenomen versterking der middelen, zooveel mogelyk worden terugge houden". En daar nu ouderdoms- en invaliditeitsver zekering tot zaken behoort, die voel geld kosten, 5 a 6 millioen 's jaars een optimistische schatting is, en de vette jaren, die minister Pierson mocht beloven waarschynlyk achter den rug 2yn, kan de schryver zoggen: „Men moge het nóg zoo onaangenaam viuden, do zaak ligt er eenmaal. Invoering van in validiteits- en ouderdomspensioenen is abso luut onmogelyk, zoolang niet flnancieele middelen daarvoor gevonden zyn." De Tijd wil: "de invoering dezer wet moet worden voorafgegaan door verhooging van invoerrechten on daar niemand weet hoelang een desbetreffend wetsontwerp, waartegon zooveel oppositie zal gevoonj worden, zal noodjg hebben om wette worden, noch hoeveel geld er door in de schatkist zal vloeien, is hot zaak ook zelfs de wet op do invaliditeits- en ouderdomsverzekering niet in te dienen, alvorens de invoer rechten zyn verhoogd, daar anders geruime tyd zou kunnen verloopen tusschen aan neming en invoering van de wet en alweer noemt het blad de Ongevallenwet om op het schadeiyke van zulk een tusschenruimte te wyzon. De volgorde wordt dus: ziokteverzekoring, invoerrecht, invaliditeits- en ouderdomsver zekering. Aan de Leidscbe burgerij. Het komiteo gevormd uit den Leidschen Bestuurdersbond en andere medewerkende vereenigingen, om steun voor uitgesloten Nederlandsche arbeiders byeen te brengen, acht hot gewenacht, 'door middel van dit blad aan de Leidsche ingezetenen eene korte uit eenzetting te geven van de tegenwoordige uitsluitingen, om hen te doen zien hoe recht vaardig de zaak der arbeiders hier is, en hoe noodig het is, dat ieder weldenkende hen door krachtigen geldeiyken steun te hulp komt. De Algemeene Nederlandsche Diamantwer kers-Bond in 1894 opgericht, is in de volgende jaren opgegroeid tot de sterkste en hechtste vakvereeniging in ons land; hy is er in ge slaagd de gruwelyk lage loonen en de afmat tende werktyden, waaronder de diamantwer kers te voren leden, aanzieniyk te verbeteren, dank zy den yvor en de offervaardigheid zyner leden, die 'swekelyks van hun loon minstens 25 cents, doch doorgaans 2 of 3 kwartjes of een gulden, soms f 1.25 (al naar de verdien sten) aan de bondkas contrlbueeren. Do bond werkte aldus, dat ze telkens met de juweliers overeenkomsten sloot over de tarieven, waar naar de betaling der loonen zou geregeld worden; tegenover enkele onwillige juweliers, die poogden hun kollegaas te onderkruipen door minder loon te betalen, zoo den geslepen diamant onder den marktprijs te kunnen ver- koopen, moest wel oens het middel van staking ter hand genomen worden, waarvoor juist goede kassen en liooge contributies noodig waren. Door goede juweliers wordt dan ook erkend, dat de A. N. D.-B. voor den stand der industrie en ook voor henzelven zegenrijk gewerkt heeft, daar zy nu tegon oneerlyke konkurrentie van andere juweliers zyn ge waarborgd, en de marktprijzen vaster zyn geworden. Maar hoe kon de Bond voor handhaving van de tarieven zorgen? Zyn besluiten hebben alleen macht over de aangesloten leden; dit is wel de overgroote meerderheid der diamant werkers (de Christelyke en do Roomsck- Katholieke diamantwerkers, die in de afdeeling van Patrimonium en in de vereeniging St.- Eduardus, afdeeling van den R.-K. Volksbond georganiseerd zyn, rekenen wy hierby, omdat ze altyd geheel met den A. N. D.-B. meegegaan zyn, en ook in deze uitsluiting evenzeer be trokken zyn); maar er waren ook onver schilligen, die geen lust in contributie betalen hadden. Deze ongeorganiseerden leverden steeds.het gevaar op, dat zy onder het tarief zouden werken en dit krachteloos zoüden maken. Het was dus in het belang van de gansche industrie, dat de Bond alles in het werk stelde, deze ongeorganiseerden tot toe treding in den Bond te nopen. Het eenige middel, dat hy daartoe kon toepassen en ook toegepast heeft, was een besluit, waarby aan leden van den A. N. D. B. verboden werd, met ongeorganiseordon in een zelfde personeel samen te werken. Het is wel eens voorgesteld, alsof de Bond de ongeorganiseerden van werk wilde berooven of de juweliers wilde dwingen, geen onge organiseerden aan te nemen. Dit is geheel onwaar. De Bond verzet er zich niet tegen, dat ongeorganiseerden onder elkaar vereonigd worden tot personeelen en werk krygon; de leden van den Bond willen alleen niet met die menschen samenwerken. Het is dus een zuiver z e d e 1 y k dwangmiddel, dat zy aan die menschen, die wel mee profiteeren. van de verbetering der arbeidsvoorwaarden, door den Bend vorworve», maar niet mee willen helpen de laston te dragen, klaploopors dus, hun verachting willen toonon, door niet met hon te willen omgaan. Niemand, die hierin met reden tyrannie kan zien; en door schryvers en kranten van allerlei richting is dan ook ten volle erkend, dat do Bond hierin volkomen recht had en ieders sympathie verdiende. Zoo byv. het anti revolutionaire Kamerlid, de heer De Waal Malefijt, die in de „Stichtsche Courant" hun toestand vergeleek met die van landbezitters in een waterschap, dio allen te zamen door het water bedreigd worden; hier grypt de overheid terecht tot dwangmaatregelen, wan neer onwillige eigenaars anderen willen laten opdraaien voor de kosten van dykaanleg, waarvan ook zy voordeel hebben. In eonder- geiyk geval verkeeren de diamantwerkers en dan gebruiken zy nog niet eens geweld- dadigon, maar alleen zedelykon dwang. Deze maatregel nu, het verbod aan do leden om met ongeorganiseerden samen to werken, eischte in 't laatst van December de Amsterdamsche Juweliers-Vereeniging, dat de Bond zou introkken; anders zouden alle diamantwerkers in dienst van leden der A. J.-V. uitgesloten worden. Als reden gaven zy op, dat door dezen maatregel de juweliers bomoeilykt werden in het samenstellen van personeelen. De leden van den A. N. D.-B. weigerden by overgroote meerderheid van stemmen terecht dit besluit, dat een zuiver huishoudelyko zaak van den Bond was, en niet tegen de juweliers was gericht, in to trokken, hoewel zy door hun bestuur gewaar schuwd waron, dat er niet op veel uitkeering te rekenen viel. Zy vroegen aan do juweliers gevallen te noemen, waarin zy last van dat besluit gehad hadden; maar de A. J.-V. kon dat niot. Wel schreef ze haar leden in 't geheim aan, gevallen op te zoeken, maar zelfs dit naderhand opscharrelen-van bewy'zen, dio hun maatregel rechtvaardigen moesten, ge lukte niet; er waren er geen. Is dat geen grenzenlooze lichtvaardigheid te noemen, zoo vele duizenden arbeiders en hun gezinnen aan gebrek pry's te geven, op voorwendsels, waarvoor men later do bewyzen by elkaar moest zoeken, en dan nog niet vinden kon? De werkeiyke reden der uitsluiting was dan ook geen andere, dan een poging om den A. N. D.-B. machteloos te maken, opdat de juweliers voortaan naar eigen willekeur do arbeidsvoorwaarden vaststellen, dat is slechter maken kunnen. Dat weten do diamant werkers en daarom zyn ze vast besloten tot het uiterste vol te houden. Zy, die nog aan 't werk z|jn in dienst van juweliers, die niet tot de A. J.-V. behooren, dragen nog extra tien procent van hun loon af. Dit brengt wekelyks een f 6000 op; maar er zyn by 3000 uitgeslotenen. Hulp van buiten is dus dringend noodig. Aan de arbeiders behoeft niet gezegd te worden, wat in dezen hun plicht is; zy weten, hoe noodig sterke vakvoreenigingen voor hen zyn, en hoe zy alleen daardoor eenige zeker heid van een behoorlyk loon en behoorlykon werktyd kunnen krygen. Zy weten ook, hoe het steeds do diamantwerkers waren, die altyd, wannoer en waar andere arbeiders maar stre den voor verbetering yan hun lot, het mees te geld offerden en hot rJjjkelykst bydroegon tot ondersteuning. Als de Diamantwerkers- bond valt, zal dat eon slag voor de Neder landsche arbeidersbeweging zyn, die nauwlyks te boven te komen is. Maar ook buiten de arbeidors moot ieder weldenkend burger het zyn plicht achten, mede te werken tot ondersteuning der zoo roeke loos uitgeslotenen. Niet enkel omdat dit ver dediging van het recht tegenover brutaal on recht is. Maar ook om mede te werken tot in standhouding van don Bond. Hy verdient dat, Hat daze week te ZiJ-aanziclit van liet nieuwe Dultsebe Keizerlijke jacht „-tlctcor" Nieuw-York van stapel geloopen nieuwe jacht, dat keizer Wilhelm van Duit8chland in de Ver- eenigde Staten heeft doen bouwen, wordtin ieder opzicht geroemd als een meesterwerk van Amerikaansche scheepsbouwkunst en men beweert zelfs, dat in de zeilwedstrijden, welke in den loop van dit jaar in Duitschland en in Engeland zullen gehouden worden, het jacht geen tegenstander zal kunnen ontmoeten, die in snelheid er tegen op kan. De lynen van den romp van het jacht zyn van grooto schoonheid en de afmetingen zyn buitengewoon groot. Do lengte over het dek is 50 meter, in de water- lyn 37.75 meter, de broedto bedraagt 8.50, de diepgang 4.75 meter. De takelage is buiten gewoon hoog: de groote mast is by voorbeeld 33 meter hoog. Overeen komstig de hoogto van de takelage is ook de zeilenoppervlakte bui tengewoon groot. In het geheel kan hot jacht 8 zeilen byzotton. Op de plaat zyn echter alleen maar af gebeeld de zeilen, welke by het kruisen, waartoe het jacht voornameiyk bestemd is, bygezet worden. Als bouwmateriaal voor den scheepsromp ie staal voorgeschreven van een dikte van 3/16 tot 3/8 duim. De masten en do andere rond houten zyn in tegenstelling met andere moderne jachten van bout vervaardigd. "Wat het inwendige van het schip betreft, waarvan wy vroeger een afbeelding gaven, moet in de eerste plaats het 20 by 27 voet metende salon genoemd worden, dat in het midden van het vaartuig ligt. Langs de wanden van het salon loopon breede kussenzetels en in het midden staat een eettafel voor 24 personen. Verder bevat het salon een schoorsteen, een plano, schryftafels enz. Achter het salon bevindt zich do kajuit van den keizer, waarin een koperen bedkooi, een kleerenkast en een schryftafel zyn. Achter deze kajuit is een bad kamer ingericht Het kleinere deel van het jacht aan bakboordzyde is in drie kajuiten verdeeld voor gasten. Vóór het salon is de keuken voor den keizer en daarvoor hot kombuis voor de bemanniug. Het houtwerk in de keizorskajuit zal van mahoniehout zyn en ini voor en goud geschilderd worden. De woonlokalon voor de bemanning, die uit 20 koppen zal bestaan, liggen in het voorschip en zyn zeer ruim en gomakkelyk ingericht om de wonderen, die hy verricht hoeft. Voor hy bestond, waren de Amsterdamsche diamant werkers het diepst gezonken uitscÈot van de arbeidersbevolking, waar enkel met verachting over gesproken werd, en die hun heil slechts in kroegen en bordeelen zochten. Thans zyn ze de meest ontwikkelde en bekwame onder de Amsterdamsche arbeiders, waar ieder met respekt en waardeering over spreekt, en die hun vryen tyd besteden aan studio, aan eigen ontwikkeling en aan die-hunner mede-arbeiders, aan kunst, aan alles wat den mensch verheft. Dat is de invloed van de vakvereeniging geweest, dat zo haar leden een hoogere levens opvatting gegeven heeft. De groote zedelyke waarde van organisatie, van het vakvereni gingsleven, door schryvers van allerlei richting herhaaldelijk verkondigd, is nergens zoo go- bleken als by de Amsterdamsche diamant werkers. En ieder, die pry's stelt op de zedelyke en geesteiyke verheffing van do menschheid, in het bijzonder van de meest misdeelden, de arbeidersklasse, moot alles doen wat hy kan, om een der krachtigste daartoe- medowerkonde factoren in bloei en leven te helpen houden. Er wordt wel gezegd, dat do A. N. D.-B. best in staat is, zyn zaak alleen op te knap- pen, daar hy over ruime fondsen beschikt. Dit is niet waar. De A. N. D.-B. heeftsteeds veel fondsen byeengebracht, maar door de krisis, do werkloosheid der laatste jaren, een gevolg van den Transvaal oorlog en van hei- ophouden der voorraden ruw diamant door De Beers Co., zyn dezo zoo goed als uitgeput. De Bond doet allp moeite, geld te leenon, dat dan later door de loden moet afbetaald worden; maar in hoeverre dit zal slagen, is niet te zeggen, en het te krijgen bedrag is beperkt. Men wyst wel op de rede van den Bonds voorzitter Henri Polak, onlangs in de alge meene vergadering in „Velox" uitgesproken, waarin tot de juweliers gezegd werd, dat de diamantwerkers het nog lang konden vol houden. Deze fiere woorden rustten echter op het geloof en het vertrouwen, dat het Nederlandsche volk hen niet in den steek zou laten. Mocht er geen hulp komen van buiten, dan kunnen zy het op den duur niet houden. Kr(jgen zo flinke hulp, dan zullen ze herwinnen, want nu reeds hebben verschei dene juweliers verklaard, dat ze zich van de ernstige gevolgen niet zoo goed rekenschap gegeven hadden, toen ze de uitsluiting be gonnen, en dat ze er liever een einde aan zouden maken. Moesten wy hierover wat uitvoeriger zyn, omdat deze zaak minder bekend is: over de andere uitsluiting, in Enschedee, behoeven wy minder te zeggen, daar die door alle bladen uitvoerig behandeld werd en overal goed bekend is. Do firma Van Heek wilde het loon van de dekenwevers verminderen, omdat deze, door steeds met meer inspanning van krachten te werken, hun weekloon een beetje boven het vroegere peil hadden weten te brengen. Daarop volgdo een staking; en omdat alle andere Twentsche wevers door groote vrijwillige bydragen de stakers steunden, werden de andere fabrieken van Van Heek ook stop gezet en 2000 man werkloos gemaakt, omdat dan het inkomende geld over veel meer per sonen zou moeten verdeeld worden, waardoor er wellicht niet genoeg voor ieder zou zyn. De heer Van Heek heeft duidelyk gezegd, dat het macht tegen macht is; hy wil^door zyn geldmacht de arbeiders dwingen zich willoos aan hem te onderwerpen; en de honger is een scherp zwaard. Geen wonder dan, dat een storm van verontwaardiging door het het gansche land ging, on overal komitees opgericht worden tot hot verschaffen van hulp aan de uitgeslotenen. Inwoners van Leiden, zult gy toelaten, dat daar in Arasterdam en in Enschedee het bruto geweld zal zegepralen over höt recht, alleen omdat het recht hier aan de zyde der zwak ken is? Zoo niet, zorgt dan, dat do zwakken sterk worden door uw steun. Zwak ken en verdrukten te steunen is steeds een schoone taak; maar waar zy door zedeloos machtsmisbruik van sterkeren zoo benauwd en verdrukt worden, als hier het geval is, daar is helpen plicht voor elkeen. Geeft dus rykeiyk! Namens het komitee: P. J. Hansen. Ant. Panxkkobk. A. Segaar. FANTASIA. In 1930. Leiden bezit een gemeentelyko brandver zekering, waarin verzekerd zyn 11,000 per- ceelen tot een bedrag van 33 millioen. Aan meubilair, sieraden en lyfgoederen is er ver zekerd voor 30 millioen. Aan winkelgoederen en koopmanswaren tot een bedrag van 40 millioen; totaal dus 106 millioen. Het geheele bedrag dooréén genomen verzekerd togon 1 pCt. is: 1 millioen zestig duizend gulden. De brandschade in 1929 bedroeg/"225,000. Verliezen van liet Engelsclie leger, zooals die voorkomen in de „Daily Graphic" a 3 "3 O 3 O ■o 3 O i £q - O O -• •o Jd a> u U a 'J O O O >'J 03 27 I%r. 3 8 1 14 28 26 56 - 16 1 Maart. 3 6 Totaal Burgemeester en Wethouders van Leiden bren gen ter algemeene kennis: dat formulieren van aanvrage iot onderzoek van levensmiddelen voor particulieren kosteloos verkrijgbaar zijn ter gemeente-secretarie en bij den Directeur van den gemeentelijken kenriog8- dienst van eet- en drinkwaren (.adres Pharmaceu- tiscb Laboratorium, Vreéwijk)- Burgemeester en Wothoudors voornoemd; Leiden, F. WAS, Burgemeester. 28 Febr. 1902. VAN HEYST, Secretaris.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1902 | | pagina 6