LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 15 FEBRUARI. - TWEEDE BLAD.
PERSOVERZICHT, J
FEUILLETON.
No. 12878
Anno 1902.
In een artikeltje over „De Pers en de
Nota" Bchrijfl De Standaard:
Do kunst was maar, om een wijze van
doon te vinden, dat men voor het oor der
geheele wereld tot het machtige Kngoland
jpreken kon, zonder schade te berokkenen.
Hiertoe moest, gelijk vanzelf spreekt, zeer
foorziehtiglijk by belanghebbende partij-
ae worden gepolst. Gepolst zóó, dat alle
officieolc handeling was uitgesloten, en toch
volle zekerheid verkregen werd, dat noch
Engeland ons ruw terugstooten, noch de
Boeren ons desavoueeren zouden.
Deze wekenlange arbeid in de stilto heeft
de Nota voorbereid; niet alsof ze den vrede
ons hergeven, maar zóó, dat ze den weg tot
den vrede ontsluiten kon, en tevens zóó,
dat noch Engeland noch de Boeren te begin
nen hadden met ook maar iets op officieele
wijze van hun standpunt prijs te geven.
Dat Chamberlain van meet af er zieh op
werpen zou om heel de zaak te verijdelen,
lag voor de hand; dat het hem niet geheel
gelukt is, mag dankbaar erkend worden."
Verschillen do „ingezonden stukken" zijn
in de bladen verschenen over, do circulaire
waarin de minister van binnen!andscho za-
leen, na mededeeling, dat zeker register
moet worden bijgehouden, schrijft: „Uw col
lege gelieve de gemeente-, respectievelijk de
onderscheidene armbesturen, te wijzen op
het grooto nut en gemak van het gebruik
van zoodanig register, dat in den vorm,
waarin het hierbij is gevoegd, verkrijgbaar
is bij den uitgever N. Samson, to Alfen
(Z.-H.)".
Thans ïczen wij in het Handelsblad
Een boekdrukkersfirma zendt ons een
schrijven, met een correspondentie, door haar
indertijd gevoerd, waaruit blijkt, dat rle
firma Samson zich de gunst der ambtenaren
wist te venverven door ld pCt. van het be
drag tc hunner beschikking te stellen.
De firma schrijft o. m.:
„Reeds in 1891 werd onze aandacht op de
zaak gevestigd.
Meer dan eens zoo ook nu weder
werd ons door een ambtenaar voorgesteld,
hem provisie toe te kennen voor d nik werk,
dat wij op zijn orders zouden kunnen leve
ren aan het bestuur, waai aan hij verbonden
was.
Wij gaven hun steeds ten antwoord, dat,
wanneer zij de keukenmeid van dat bestuur
waren, zij bij prompte betaling 1 pCt. fooi
konden krijgen., maar dat we ons met hun
voorstellen niet wenschten af te geven."
Uit een der ons ter inzage verstrekte brie
ven blijkt, dat aan sommige ambtenaren
van gemeentebesturen door een leverancier
van drukwerk geregeld ,,in een mooi gedrukt
envelop 10 pCt. als douceur verstrekt word.
De firma meent terecht dergelijke handel
wijze tot de rubriek „omkooperij" te moeten
rekenen.
Een gemeente-ontvanger, die bij onzen
zegsman drukwerk bestelde, trok zelfs on
middellijk de 10 pCt. af, <»nder mededeeling,
dat ,,al onze leveranciers" deze korting toe
stonden.
Een gemeente-secretaris schreef:
„Het komt mij voor, dat vriend Samson
van de liberale gemeenten wol wat veel
cischt.
,,'k Moet er echter bij zeggen, dat hij ge
regeld 10 pCt. als douceur geeft aan de ge
meenteambtenaren, maar ik heb geen lust
ter wille daarvan do gemeente hoogor te
belasten.
Een ambtenaar aan een gemeente-secreta
rie schreef woordelijk:
„Aangezien u aan deze gemeente materieel
levert en mij bekend is, dat door de boek
handelaars aan de ambtenaren ter secreta
rie provisie wordt gegeven, zou het mij aan
genaam zijn te mogen vernomen of u ook aan
mij vergcediüg kunt uitkeeron. Zoo ja^ wan
neer dit dan aanvangt.
De stiptsto discretie wordt op eerewoord
verzekerd en verzocht."
Heb Nationaal Arbeicls-Seerctariaat heeft
circulaires verzonden, waarin wordt mede
gedeeld, „dat door het N. A.-S. op den
tsten Mei geen standpunt zal worden in-
gonomen, doch dat het zich uitsluitend zal
belasten met de regeling van spreekbeurten
en zich aanbiedt om do meetings op 1 Mei
over het geheele land te regelen."
Het Volk zegt, naar aanleiding daarvan,
niet te begrijpen, wat het Nationaal Ar-
baids-Sicretariaat beweegt, zich elk jaar
weer op te dringen als regelaar van een de
monstratie, gewijd aan de solidariteit der
arbeiders in den klassenstrijd, terwijl het
bestuur en de voornaamste propagandisten
van dat lichaam voortdurend bezig zijn, die
solidariteit tegen te werken door de vakbe
weging tegen de politieke beweging der ar
beiders in het harnas te jagen.
Alle dagen van het jaar de zoo noodzake
lijke eenheid der strijdende arbeidersklasse
tegen te houden en haar meest bewuste or
ganisaties in den klassenstrijd te verkette
ren en dan op óén dag die verketterde
organisaties en hun propagandisten onder
het vaandel van „geen standpunt" cn „geen
haat" broederlijk te vereenigen waarlijk,
de Meidag is o. i. te goed, schrijft Eet Volk
om voor zulk een comedio te worden ge
bruikt.
Als het de bedoeling ware, den Meidag te
gebruiken om werkelijk tot moer samenwer
king en eenheid tc komen, dan moest het
N. A.-S., als vertegenwoordigster van
slechts de minderheid der vakbeweging, zich
op dien dag niet als algemecno vertegen
woordigster van de gansche arbeidersbewe
ging aan deze trachten op te dringenmaar
dan had het de buitenstaande vakorganisa
ties en do S.-D. A.-P. moeten uitnoodigen,
om gezamenlijk dc Meibeweging ter hand te
nemen.
Niet, dat wij hiervan thans iets zouden
verwachtenwant bloot uiterlijke sa-
menwerking bcteckcnt niets. Geen eenheid,
die verkregen wordt door geen stand
punt in te nomen, baat den arbeiders m
den klassenstrijdslechts eenheid van
standpunt kan eenheid van optreden
ten gevolge hebben.
Die eenheid nu is, wat de Meibeweging be
treft, te kwader ure verstoord door een an
ti-sociaal-democratische strooming, die in
het N. A.-S. haar doodstrijd heeft weten te
verlengen.
Eerst heette het: wèl voor den achturen-
dag, maar niet voor den wettel ijken acht-
urendag strijden wijtoen deugde de aclit-
urendag niet meer als leuze, raaar moest
hij voor den verkorten arbeidstijd plaats
maken; daarop werd uit Frankrijk de al-
gomeene werkstaking als nieuwe twistappel
geïmporteerd, en terwijl men zóó de Neder-
landsche Meibeweging èn met de internatio
nale èn met zichzelve in strijd had gebracht
en hier tot een nieuwe Bron van geharrewar
had gemaakt, heette het, dat men haar aan
de al.gemeene verbroedering der arbeiders
dienstbaar wilde maken.
Do kern, hot feit, de economische eisch
van den Meidag, die zijn viering noodzake
lijk tot een manifestatie der eenheid van de
strijdende arbeidersorganisaties moest ma
ken, had men er uitgehaald en plakte nu het
nu etiket der „verbroedering" op het holle
ding.
Elk jaar een Vredesoomedie, niet door den
Russischen Tsaar, maar door de anarchisti
sche twiststokera belegd, en even belachelijk,
maar nog veel treuriger 1
Onze partij heeft tegenover deze afdwa
lingen het internationale standpunt steeds
gehandhaafd en heeft thans evenmin als
vroeger eenige reden, met do spelbrekers on
zer eenheid op 1 Mei comedie te spelen, ook
al zijn ze zoo bescheiden, „geen standpunt"
in te nemen.
Het recht van den sterkste is het, dat den
boventoon voert in de Enschedeesche
werkstaki n g, aldus betoogt de Nieuwe
Arnhemsche Courant (red. de heer Pytter-
8©n). Omdat 165 dekenwevers zich niet wil
len onderwerpen aan loonsverlaging, wor
den ruim 1600 andere werklieden ontslagen.
Het is mogelijk, dat dit noodig was, ge
lijk beweerd wordt, „om grootere verliezen
to voorkomen." Maar is de patroon, die al
dus, zonder schadevergoeding te geven,
eigenmachtig de dienstbetrekking verbreekt,
moreel verantwoord? Ware mr. Druckeris
Ontwerp- „Arbeidsovereenkomst" wet ge
worden, dan zou die uitkcering van schade-
De jonge lnitenaut.
10)
De dokter hield het voor geraden, niet !o
dicht in de nabijheid van mijnheer d'Epervans
te komen, die iedereen, behalve zyn neef,
afsnauwde en uitschold.
't Stond hem in het geheel niet aan, tot
diëet te zyn veroordeeld, terwijl zyn gasten
zich aan een smakelijk diner te goed dedem
Jeanne bleef by haar vader en Quy dinoerae
met den dokter.
HU nam aan tafel de plaats van z\jn oom ln
en men plaatste de zilveren schalen voor hom.
„Nu bon ik heer des huizes", dacht hy,
terwijl hy tegenover zijn gaat de honneurs
waarnam.
Onwillekeurig maakte by by zichzelf oen
vorgolyking met zjjn eigen by na kommervol
bestaan en de luxe, die by hier bewonderde.
„Waarom toch," vroeg by zich af, „zyn wy
aan lager* wal gekomen, terwyi onze familie in
zoo'n goeden doen bleef? Naar het schynt,
heeft oom ons te kort gedaan by het ver
doelen der erfenis. Maar hoe heeft hy dat
kunnen doen? Daar moet ik eens achter zien
te komen."
Het oogenblik was niet gunstig voor derge-
lyke onderzoekingen en zyn geest werd dan
ook weldra afgeleid door rien toestand van zyn
oom en de stille bezorgdheid zyner nicht.
Hon had een tweeden dokter yit Tours
ontboden, die 's avonds arriveerde. Deze zag
den toestand niet erg in en verklaarde, dat
hy den volgenden dag de hagelkorrels, die in
de wonde waren gebleven, zou verwyderen.
fèuy kaa£ eet kwaai d=an volgenden
morgen vroeg weer. De zieke had een aloch-
ten nacht gehad en wilde van een operatie
niets weten.
Jeanne wist hem eindeiyk over te halen on
alles liep beat af.
„Ge hebt zeker den heelen nacht gewaakt,"
zei Guy, binnentredond, tot het meisje, dat er
zeer vermoeid uitzag.
„Och, dat beteekont niets! Ik zou toch geen
rust gehad hebben, als ik vader aan de zor
gen der bedienden had toevertrouwd. Hy la
zoo zenuwachtig, zoo onvoorzichtig 1"
„Yan nacht wilt ge de zorg voor hem toch
wel aan my overlaten?"
„Ik verzeker u, dat Ik er best tegen kanik
weet bovendien niet, of papa wel tevreden zou
zyn met een rempla^ant."
De markies nam het aanbod gaarne aanhy
gevoelde bepaald sympathie voor dien Jongen,
die zoo op oom^ Georgea geloek.
Enkele uren, In angst en spanning te zamon
doorgebracht, brengen de menschen meer tot
elkaar, dan jarenlange omgang uit toevallige
bekendheid of familiebetrekking.
Guy deed zich kennen als een uitmuntend
ziekenverpleger; hy bezat de pbysiekekracht
daarvoor en te geiyk ook tact en handigheid.
Zy'n bedaard, opgeruimd humeur werkte aan-
stekeiyk.
Met welgevallen keek de markies zoo nu en
dan naar de manneiyk üjne trekken van zyn
neef, die hem aan zyn verleden herinnerden.
In weerwil van zyn norsch uiterlyk, was de
markies zeer goedhartig van aard.
Ondank8 het groote verschil van karakter,
ontstond er spoedig een wederkeerige sym
pathie tusschen den heetbloedigen grysaard
en den bedaardon, eenigszins beschroomden
jongen man.
iWit zoa ik begonnen zyn, alsgemyhadt
vergoeding w e 11 e 1 ij k zijn voorgeschre
ven.
De schuld, meent het blad, ligt geheel en
alleen bij do firma Van Heek, die iedere pp-
ging, door de werklieden beproefd, om tot
een vergelijk to komen, heeft verijdeld, de
tusschonkomst van de Kamer van Arbeid
heeft geweigerd, de bemiddeling van den
Minister van Binnenlandsclic Zaken heeft
afgewezen.
Do heer Yan Heek heeft verklaard (aan
den redacteur van het Handelsblad), dat
arbitrage en bemiddelingsvoorstel in deze
quaestio onmogelijk waren. Do N. Arnh.
acht deze bewering zonder zin. Deskundigen
zouden zeer wel in staat zijn geweest een
oordeel te vellen over de al of niet billijk
heid van de gewilde loonsverlaging.
„Maar dan werd het bedrijf op losse
schroeven gezet", zei de heer Yan Heek.
Hierin ziet het blad do ware beweegreden.
De firma ducht van toegeven vermindering
van macht over de werklieden. Dat is
het oude standpunt van den zich van' zijn
overmacht bewusten patroon die wel van
gunstbewijzon tegenover, maar niet van ge
lijke rechten van den arbeider wil weten.
Het is de toepassing van het recht van den
sterkste in al zijn schrilheid.
Daartegenover stelt het blad het volgende
voorbeeld uit België:
Eenige jaren geleden zagen de eigenaren
eener groote fabriek in de Borinage zich
genoopt tot loonsverlaging over te gaan.
Het voorstel lokte hevig verzet uit van do
zijde der werklieden. De directeur stelde
voor do zaak te brengen voor de in die fa
briek bestaande Kamer van Arbeid. De pa^
troons legden boeken en bescheiden over en
toonden daaruit aan, dat, zou met voordeel
bunnen voort.gewerkt worden, dc loonsver
laging noodzakelijk was De vertegen
woordigers dor werklieden in do Kamer ver
klaarden zich overtuigd en deelden hun
zienswijze mede aan de werklieden. De loons
verlaging kwam zonder moeilijkheden tot
stand en toen na verloop van ©enigen tijd
de toestand verbeterde, brachten do patroons
uit eigen beweging de loonen weder op den
ouden voet.
Gelooft men werkelijk vraagt do N.
Arnh dat het gezag der patroons daar
onder heeft geleden? En zou niet de firma
Van Heek, indien zij het ernstig gewild had,
een zelfdo poging hebben kunnen doen?
De Nieuwe Courant verdedigt de firma
Yan Heek op het punt der (beweerde) loons
verlaging. Het loon der dokenwevers, zegt
zij, is niet verlaagd, omdat er nieuwe machi
nes zijn ingevoerd zooals o. a. do „Bond
van R.-K. Werklieden vereen i gingen in het
Aartsbisdom Utrecht" beweert maar
voor den arbeid op de nieuwe machines is
aanvankelijk (om een behoorlijk weekloon
te laten verdienen) een te hoog Btukloon
tijdens den proeftijd uitbetaald. Het als
definitief voorgestelde stukloon cp de nieu
we machines zou den werklieden een hooger
weekloon geven dan zij voorheen met hun
vroegor loon verdienden. Het loon, dat ver
laagd werd, was een willekeurig, voorloopig
loon, bestemd om den arbeiders in den proef
tijd minstens reeds zooveel te laten verdie
nen als zij later zouden kunnen blijken voor
hun arbeid (wanneer die normaal was) te
verkrijgen.
Het willekeurig©, hooge stnkloon voortdu
rend handhaven... de werkgever kan er niet
aan denken. Wat blijft hem dan over? Allee
bij het oude te laien? Geen nieuwe machines
in te voeren Dan zou hij welhaast zijn fa
briek kunnen sluiten, omdat niemand zijn
verouderd fabrikaat meer begeert
En daarmede zouden zijn arbeiders wel al
lerminst gebaat zijn.,
Dr. Bronsveld vestigt in de „Kroniek" in
zijn Stemmen voor Waarheid en Vrede de
aandacht op de beweeglijkheid en b ©-
drijvigheid van den minister van
binnenlandsohe zaken.
Hij schijnt den Keizer van Duitschland
in de echaduw te willen stellen. Hij is ge
weest te Brussel en te Londen; hij heeft een
enquête uitgelokt betreffende de werkeloos
heid; de werking van de wet op den leer
plicht is in onderzoek; de vaccinatie komt
laten zitten en u Diet om my-bekommerd
hadt?" vroeg de markies plotseling aan den
avond van den derden dag. „Jeanne zou zich
afgetobd hebben of ik zou aan die vlegels van
bedienden zyn overgeleverd, die, als men iets
heel gewoons vraagt, staan te kyken of zy
het in Keulen hooren onweeren."
Het taaie gestel van den ouden edelman
zegevierde weldra over het ernstig gevaar,
waarin hy verkeerde, doch zyn ongeduld, dat
toenam naarmate zyn krachten weerkwamen,
deed afbreuk aan zyn goede luim. Hy zuchtte
en vervolgde:
„Wat zy ook zeggen, ik ben ovor acht
dagen weer op de beenals ze my ten
minste vóór dien tyd niet vermoord hebben
met hun wyze voorschriften en drankjes.
Is 't niet bespotteiyk, my zoo in bed te
houden, omdat een paar hagelkorrels my langs
het hoofd zyn gegaan? My 1 Een oud-kurassier,
een oud-jager, die vroeger wie weet hoeveel
wolven en wilde zwynen gedood heb. Tegen
woordig is er geen groot wild meer. Daarom
heb ik niet meer zoo'n liefhebbery in de
jacht. Maar ik ga my toch weer oefenen. Ik
ben nog niet versleten I
Myn corpulentie zit me alleen wat in den
weg. By het diëet, dat zo me nu laten houden,
zal ik wel afvallenDaarvan zal ik gebruik
maken; als ge wilt, gaan wy samen op jacht
Die drommel8che konynenl Ik zal het ze
betaald zetten,dat zult ge zien 1
Maar 't is waar, ge moet weer naar je
regiment. Ik^kan maar niet onthouden, dat
ge morgen vertrekt. Wat me niet ïykt, ver
geet ik altoos."
De zieke werd*.weer kregelig.
fZou het u pleizier doen, ale u nog een
poosje uw verpleger hier hieldt?" vroeg Guy
glimlachend
weldra in de Tweede Kamer; afgevaardigden
van de worksfcakers uit Enschedec zijn in ver
hoor genomen; het historische „torentje"
aan den Vijverberg is verwisseld met een
ander vertrek; vele aanschrijvingen aan al
lerlei autoriteiten verlaten zijn departement
en geven op verschillende bureaux cn in al
lerlei corporaties handen vol werk. Wij
hebben op geestelijk gebied geen eenheids-
maat om het werkvermogen van een inensch
uit te drukken; ware dit het geval, dan zou
bij dr. Kuyper die eenheid met een groot
cijfer vermenigvuldigd moeten worden. Toch
hebben ook zijn krachten grenzen, en het
zou wel eens kunnen wezen, dat op den lan
gen duur meer dan een van zijn ambtgenoo-
fcen, die nu in zijn schaduw verdwijnt, het
langer uithield en meer tot stand bracht
dan hij.
Wij zien in al die drukte op zichzelf nog
geen bewijs van kracht. Men kan zijn kracht
ook overschatten. Zoo is do aanschrijving
omtrent een onderzoek naar de bestaande
werkeloosheid niet geschikt,, om een hoogen
dunk op tc vatten van de kalmte, waarmede
zulke veelomvattende zaken door den minis
ter worden behandeld. Inmiddels nemen de
meesfcen „een afwachtende houding" aan.
Na opgemerkt tc hebben, dat meer en meer
blijkt, hoe verdeeld en verzwakt de liberalen
zijn, en gewezen te hebben op de goedmoedig
heid, waarmede de heer Alberda van Eken-
stein, blijkens zijn rede in de Eerste Kamer,
de toekomst van de openbare school tc ge-
moet gaat, zegt dr. Bronsveld, dat, al wer
den maar de helft van de eischen der
Roomsch-Katkoliekcn op onderwijsgebied in
gewilligd, dit voldoende zou zijn om man
nen als den heer Alberda te doen bezwijmen
van schrik. En na geciteerd te hebben, wat
De Tijd dezer dagen schreef, zegt hij:
Men ziet het: het staatstoezicht, en de
staatsinvloed op de bijzondere scholen moe
ten tot een minimum herleid worden. Er zal
meer tijd moeten openvallen voor godsdienst-
ónderwijs. Een half uur of een uur per dag
is daartoe niet genoeg.
Als de Roomscho geestelijken op scholen,
door den Staat geheel of grootcndeels be
kostigd, konden „schalten und waltcn", dan
zouden ingrijpende veranderingen in het
leerplan worden aangebracht. IJveraars
voor gelijkstelling van de bijzondere met de
staatsscholen, gelijk de hceren Lohman cn
H. Pierson, hebben steeds vooropgesteld,
dat zij het gehalte van het onderwijs eer bo
ter dan slechter verlangen. Maar de Room-
schen willen scholen, die in de eerste plaats
bruikbare leden vormen der Kerk; of de
leerlingen in maatschappelijke kennis niet
uitmunten, gaat hun niet zoo zeer ter.harte;
cn dat zal hun nog minder zorg baren, wan
neer geen diploma's meer gcëischt, en geen
examens meer afgenomen worden bij het
dingen naar een betrekking. De geestelijke
broeders en zusters, die hoe langer hoe meeT
de niet-gecstelijke Roomscho onderwijzers en
onderwijzeressen verdringen, moeten, naar
den wensch van De Tijdde vorming van do
leerlingen geheel in hun macht hebben. En
op hun getuigenis zal men de door hen on
derwezen jongelieden moeten toelaten, zon
der dat naar de mate en het gehalte van hun
kennis een onderzoek wordt ingesteld.
Dr. Bronsveld kan zich haast niet voorstel
len, dat de mannen van het „Unie-rapport
zoo ver zullen gaan in do „vrijmaking" van
het onderwijs. Hij houdt hen voor paedago-
gen en niet voor politici.
Moesten wij vreezen, dat zij door politie
ke actie beoogden hun plannen te verwezen
lijk en dan zouden wij ons ten zeerste onge
rust maken. Immers zouden wij dan duchten
moeten, dat er tusschen antirevolutionairen
en Roomschen over-en-weer zou geschikt en
geplooid worden, totdat ten laatste do school
„vrij" werd naar het hart van De Tijd.
Daarna merkt dr. Bronsveld op, dat de
minister van justitie in de Eerste
Kamer zich veel zwakker tegen de wederin
voering der doodstraf verklaarde dan
in de Tweede en dat do Roomschen, ook op
het stuk van den vaccinatie-dwang, bezig zijn
„door to vloeien." Hij vreest, dat do antire
volutionairen op dit punt hun zin zullen
krijgen tot dezen prijs, dat de Roomschen
de vrijheid erlangen om hun scholen geheel
te brengen in handen der geestelijken.
Over het bekende artikel in De Ncderlan-
„Visch nu niet naar complimentjes,zei
de markies op gemelyken toon. „Sapristiel
Wat doet myn hoofd zeerl Zoo'n uilskuiken
van een dokter kan nog geen verband leggen."
Het was reeds laat en Guy, die den vorigen
nacht by zyn oom gewaakt had, was dood
moe; het werd dus tyd, dat hy huiswaarts
keerde.
„Ge komt toch morgen nog even goeden
dag zoggen, vóór ge vertrekt?" vroeg zyn
oom, toen hy afscheid nam.
„Misschien zelfs móór dan dat."
Thuiskomend, vond Guy een telegram, dat
hem acht dagen verlenging van verlof toe
stond. Vol vreugdo liet hy het zyn moedor zien,
maar doze was er geenszins mee Ingenomen.
„Je hebt dus verlenging aangevraagd?"
„Ja, mamaatje.... en zonder u er iets van
te zeggen om eventueel© teleurstelling te
voorkomen. Ik heb gezien, dat ik my op
Epervans nog nuttig kan maken, en daarby
bleef ik ook nog graag wat langer by u I
„Och, kind, dat zegt ge nu maar; als'torn
my te doen was, zoudt go niet er over gedacht
hebben, om langer te blyven."
Guy moest zichzelf bekennen, dat zyn
moeder golyk had, ea als om zich te veront
schuldigen, voegde hy ^r by: ,'t Kon toch
moeiiyk, oom in zoo'n toestand in don steek
te laten."
„Ik laak uw gedrag niet," hernam zyn moe
der droogjes, „ge overdryft alleen; uw oom
heeft genoeg kennissen en bedienden, dan dat
hy u noodig zou hebben. Zou men niet mee-
nen, als men uw toe wy ding ziet, dat hy u
opgevoed had en als een vader voor u ge
weest was? Wat zoudt ge meer kunnen doen,
als ik eens doodziek was?"
Mevrouw d'Epervans glimlachte bitter en
Guy antwoordde nieL
der over den nieuwen koers schrijft dr.
Bronsveld:
De heer De Savornir Lohman verwekte
opzien door zijn verklaring, dat sinds de wet
op het onderwijs, met behulp van vele libe
ralen, onder het ministerie-Mackay is ge
wijzigd, een „nieuwe koers" is ingeslagen»
en de Christelijke en liberal© partijen aan
merkelijk dichtor tot elkander zijn gekomen.
Do heer Lohman ging zelfs zoo ver, van to
verzekeren, dat meer dan één liberaal zit
ting had kunnen nemen in bet ministeric-
Kuyper.
Wij hebben ons over deze verklaring even
zeer verbaasd als verheugd. Waaneer er libe
ralen zijn, waardig gekeurd om plaats tc ne
men in een „Christelijk" ministerie, zouden
zij dan niet evenzeer verdienen afgevaardigd
tc worden naar de Staten-Generaal? Maai
bij de laatste verkiezingen is, voor zoover
ik weet, niet één liborual van antirevolutio
naire zijde die eer waardig gekeurd. „In
geen geval een liberaaldie leus werd zelfs
door mannen aangeheven, van wie wij zulks-
allerminst waren verwachtende. Is dit niet
de grief geweest togen den schrijver dezer
„Kroniek", dat hij aan menigen liberaal de'
voorkeur gaf boven een antirevolutionair?
Misschien gaat het de heer Lohman op een
gooden dag een stap verder, on noemt hij
eenige liberalen, die bij, bij het schrijven van
zijn bedoeld artikel, op het oog had. Het
zou dan kunnen zijn, dat wij dozo treffelijke
mannen gezamenlijk tonden aanbevelen, en
dus die samenwerking werd verkregen, wel
ke in Juni 1901 niet tot stand kwam. Reeds
nu nemen wij akte van de verklaring: „Wij
behooren niet tot heTi, die de liberalen on
der godloochenaars of ongeloovigcn rang
schikken."
Dat de liberalen echter zich zullen te bo-
keeren hebben tot het Christendom van heb
tegenwoordige Kabinet, kan ik niet inzien;
en ik hoop ook niet, dat het gebeuren zal.
En in geen geval hoop ik, dat de nieuwe
koers" dc liberalen zal leiden tot een vrij
heid van omderwija, gelijk zij door de
Roomsch-Katholieken verlangd wordt.
Ten slotte verklaart dr. Bronsveld ,dat hij
aan bet verzoek van dr. De Visser, om de
voorstelling, door hem gegeven van het ver
handelde in de vertrouwelijke samenkomst
van vrij-antirevolutionairen en christelijk-
historischen, te wijzigen, geen gevolg kan
geven.
In zijn nieuwe Chronica wijdt dr. Schaep
man eerst een hartelijk woord ter verwelk o-
ming aan het Katholiek Sociaal Weekblad,
speciaal aan do „hoofdmannen" daarvan;
mr. Aalberse en dr. Nolens.
Over de breedsprakigheid in de
Tweede Kamer zegt hij onder meer:
„De Kamer, de Tweede, heeft een Regle
ment van Ordes dat den spreker, het lid dear
Kamer, verbiedt meer dan tweemalen in
eenzelfde beraadslaging het woord te voe
ren. Sommige leden vatten dit op als een
minimum-eisch: tweomalcn on niet minder.
De bedoeling is echter een maximum. Wc
aan dit voorschrift gehouden? Allerminst.
Wie het verlangt, heeft voor do derde maal
het woord. Natuurlijk betuigt ieder dank
voor het gegeven verlof, betuigt ieder, dat
hij daarvan geen misbruik zal maken.
„Va-t'en-voir s'ila viennent, Jean" l
Dit toestaan voor „de derde maal" is inl
don grond der zaak een groot misbruik. Heb
Reglement van de Kamer is de Kamer zel
ve, evengoed en evenzeer als een Grondwet
in het land, dat is: de Souverein en het1
Yolk. Nu is zeker de Kamer Souvereine in 1
haar eigen kring, maar een Souvereine moet1
ook zichzelve weten te eerbiedigen.
Metternich heeft eens gezegd: „Si lea Mo
narchies disparaissent, c'est qu'elles s'aban-
donnent elles-mêmes." Hot woord heeft zijn
waarheid. Maar het geldt ook voor de Par
lementen. Als zij vergaan, dan is het door de
parlag e."
Over het „tekort" der Katholieken
bij benoemingen en de macht om het
ontbrekende evenwicht te herstellen merkt'
hij o. a. op:
„In de eerste plaats hangt de zaak af van
de Katholieken zeiven.
Onder velerlei opzicht. Allereerst is hot
noodig, dat er Kathcïicko candidaten zijn
en in voldoenden getale. De overheid moet
Teleurgesteld en verdrietig vroeg hy zich
af, waarom zulk een d'epe klove hem van zyn
moeder scheidde, en waarom hy voor zyn oom,
die toch by na een vroemdo voor hom was,
zulk een sympathie gevoelde.
Al zyn verdrietelykheden vergat hy echter
don volgenden dag, toen hy zag, hoe het ge
laat van den gryzen edelman van vreugde
straalde, by het vernemen der goede tyding.,
„Om my hebt ge dus verlenging van verlof
gevraagd? Dat ia aard'.g van je.... en men
hoeft het u toegestaan? Wel, wol, maar 'tis
waar, uw overste is myn oude vriend Brous-
saye, ge zult wel een streepje voor hebben by
hem. Ge moet Broussaye uit myn naam be
danken, want het doet me drommels veel
plezier."
De tyd vloog al3 't ware om. De markies
herkreeg zyn krachten en zyn eetlust en
daarmede zyn goed humeur. Niets herinnerde
hem meer aan het ongeval dan een litteeken
en eon weinig zwakte. Guy moest de beste
wijnen van zyn oom proeven en luisteren naar
zyn geliefkoosde verhalen. Na oen gedwongen
rust was de herstellende spraakzamer dan ooit.
Er waren nog geen acht dagen verstroken,
of oom Georges, tante Claudette en verdere
familieleden en betrekkmgen van den markies
dwarrelden in bont-a mengeling door Guy's
geheugen, flat met allerlei anekdoten als vol
gepropt was.
Eén familiegebeurtenis was onaangeroerd
gebleven, het was dï, geschiedenis van hot'
verdoelen v r erfenis tusschen Guy s vader'
en don markies.
Wordt vervolgd.)