V EB ANL. Stofgoud. Wetenschap en Industrie. RECEPT. Raadgeving. ALLERLEI. Rebus. V£AAC. Een model-koffiehuis» Te Londen is een „koffiehuis," waar ma tigheid en ordentelijkheid stipt in acht go- nomen moeten worden. Aan d.n wand hangt dc volgende aankondiging: lo. Aan een be- schonkcne wordt niets verstrekt; 2o. Aan niemand wordt meer dan één bestelling afge leverd, en aan een gast, die vertrokken is, eerst als hij na langer dan een half uur te rugkomt; 3o. Aan denzelfden persoon wordt niet meer dan 1/4 flesch wijn of één pint bier of ('én glaasje likeur verstrekt; 4o. Personen, die kan p praten of onbehoorlijk zich ge dragen of spreken, worden niet bediend; 60. Rooken is verboden. Daaronder staat, dat: „de waard base in zijn eigen huis wil zijn en ieder, die zich niet naar zijn voorschriften wil gedragen, verzoekt anderen te begunsti gen." En het fraaiste is dat dit koffiehuis drukker bezocht wordt dan ander»"1 in dezelf de buurt. Do wieg van de rijkste familie in de wereldgeschie denis. de Rothschilds, wier opgestapelde rijk dom. over twintig families verdeeld, gezc-gd wordt 400.000.000 pd. st te zijn, was in een pandjeshuis in de Judengasse, te Frankfort, in hot midden van de vorige eeuw. Daar wer den do eersten van de toekomstige million- nair9, vijf zoons en vijf dochters, opgevoed, terwijl de vader een ons of wat oud zilver tegen zwaren interest in pand nam of op eeD voorschot op een pak oude kleeren knib belde. Dezelfde opkomst uit geringheid tot rijk dom wordt verteld van Mackay, wiens begin van zijn vermogen uit de dagen van de Com- 6tock-ader dagteekent, van Van der Bilt, Lichten8tein, Armour, Yerkee, Belmont, Goelet en zoovele anderen, die hun goud bij millioeneu tellen. Een van de Engelsche millionnairs is Sir Thomas Lipton, de zoon van arme Iersche ouders. Hij begon zijn loopbaan als kajuits jongen op een kustvaarder, en men zegt, dat hij later, toen hij winkelbediende was gewor den. blij was onder de toonbank te mogen slapen. De overleden millionnair Sir Isaac Holden begon als een wever, en in later jaren achtte hij zich rijk, toen hij als onderwijzer 1 pd. st. in de week verdiende. De stichter van de millioeneu der Mori- sons was een arme jongen, die uitgehongerd gevonden werd op de stoep van het groote kantoor, waarvan hij later chef werd, en nog meer Engelsche millionnairs hebben hun rijk dom óp dezelfde geringe grondslagen ge bouwd. Do keizer yan Oostenrijk, die weinig behoeften heeft en eenvoudig leeft, verlangt niet al te veel koks. Hij ont bijt 's morgens om 5 uren met koffie en koud vlecsch, werkt dan tot 12 uren, waarop hij een tweede ontbijt neemt, bestaande uit een warmen schotel, en dineert 's middags om 3 uren. Dit middagmaal bestaat uit soep, visch, twee vleeschschotels, een Weensclue meelspijs, kaas en vruchten. Bij kleine diners ondergaat het menu geen verandering en zijn alleen de wijnen wat talrijker, üewoon- lij' drinkt de Keizer bier, maar nooit meer dan één glas, en dan liefst echt Beiersch. ,.a dit diner eet of drinkt de Keizer niets meer. Zelfs dan niet, als hij uit de komedie komt cn later naar bed gaat dan gewoonlijk. In den regel gaat hij 's avonds uren slapen en aan die eenvoudige levenswijze heeft hij het te danken, dat hij nog zoo lenig en slank is Des zomers valt het tweede ontbijt weg en neemt hij 's avonde wat zure melk en brood. Gedurende de vasten, die de Keizer zeer streng houdt, wordt het vleesch door visch ver\angen. Alleen als er galadiners zijn, ho t d>. Weensche keuken voor dcFransche wij- ien en daarmede de meelspijzen voor de sau- ipd en truffels. Maar geen twijfel, dat de Keizer, die gaarne lekkernijen laat varen voor de echt Weensche „Kaiserechmarrnz, de Frankfurter's met Krenn of de Goelasj, aan zijn nationale keuken de voorkeur geeft. aan te zien en om haar te troosten zei hij zacht: ,,Als ik terug ben, zal ik mijn ont slag vragen en dan gaan we nimmer meer van elkaar." Zij hoorde het niet eens en hiela hem al tijd maar stevig vast, niets zeggende dan haar klagend: „Lieve... lieve... lieve..." Het was boog tijd. Zacht, maar beslist, maakte hij haar armen los, drukte haar nog één kus op het voorhoofd en liep toen hard weg Verbijsterd door bet plotselinge van deD overgang, stond tij een oogenblik hom na te staren, doch toen begon ze angstig te roepen. „Jan, Jan, Jon!" maar hij draaide zich al leen oog maar even om, knikte haar toe en nep: „Dag vrouwtje F* Öchor reutelend snikte ze toen en viel op een stoel neer. „Ik zie hem nimmer terug," kiaagde ze na. „Spada, mana njonjaT" klonk een man nenstem in de voorgalerij. „Njonja ada di belakang toewan," ant woordde de bediende. „Njonja Banjak soo- sah hati", voegde hij er zacht bij. „Njonja nangis." Zacht liep de bezoeker door om zijn schoon zuster te troosten. Zijn broer had hem dit verzocht: hij was bang, dat ze het een of an der geks zou doen, bijv. aan den trein komen, en om dit haar af te raden, had hij zijn Olifanten. In Afrika worden jaarlijks ongeveer 9000 olifanten gedood. Trouwen. Van de 1000 menschen, die trouwen, doen er 332 dit met jongere vrouwen, 579 met vrouwen van denzelfden leeftijd en 89 met oudere. Blinden. In Zweden, Noorwegen en IJsland zijn meer vrouwen dan mannen blind; in het ove rige van Europa is het omgekeorde het ge val. Geene wetenschap of wijsbegeerte, noch die der Stoïcijnen noch die van Plato, kon men- schen daartoe bewegen, dat zij den zetel der beschaving verlieten, ten einde nog geheel wilde volkeren te onderrichten. Dat ver mocht alleen de godsdienst, die aan de menschen verkondigt, dat uit den hemel zeiven, den zetel der zaligheid. Hij gekomen was, Die de menschen van ellende verloet, en dat Een Zijn leven voor allen heeft ge geven, opdat allen in het genot der hoogste weldaad zouden deelen. Neander. Voedt uw kinderen op zooals gij wenschen zoudt zelf opgevoed te zijn Spurgeon. Vriendschap kan zonder beantwoord te worden niet leven, maar de liefde houdt het desnoods zonder wederliefde nog uit. v. M o 11 k e. Sauce piqnante. De dwaas bemint den xof alleen, De zoetste zoetigheden; En strooit ge er wat critiek doorheen, Hij 's boos en ontevreden. Wel, 'k min den lof zoo goed als hij, Doch meng me vrij Wat critisch kruid er onder: "Uw lof wordt door die specerij Slechts eed'ler en gezonder! P. A. de Génestet Sla eens een tijdje acht op de gezondheid van uw eigen ziel en tracht niet de ellende der wereld te genezen zoolang uw eigen hart zonder zonneschijn en koud is. Slechts leven wekt leven. Daarom streef er allereerst naar te leven en steeds meer en voller te leven. John Trevors. Naar een regenboog, die een kwartier aan de lucht f-slaan heeft, ziet niemand meer om. Goethe. Lehkerf Zij, die het reukwater, bekend onder den weidsehen titel van Dutzendbloe- mengeurgebruiken, meenen natuurlijk, dat het op de een of andere wijze uit bloemen getrokken is. Zij zullen verwonderd zijn te hooren, dat het hoofdbestanddeel uit allerlei afval wordt bereid en uit teer! De laatste Indianen. Meer en meer sterft het geslacht der Roodhuiden uit, en de tijd is wellicht niet ver meer, dat de laatste prairie-bewoner tot zijn vaderen verzameld wordt. Echte kinderen der natuur als zij zijn, trekken zij zich steeds meer en meer terug in de wouden en in de vlakten om de steeds voortdringende beschaving, in de gedaante van spoorwegen of groote steden, te ontvlie den. Niet altijd gelukt hun dat; spoorlijn bij spoorlijn wordt door hun jachtgebied aan gelegd en gillend snelt de locomotief lang3 haarijzeren baan, waar vroeger de indruk wekkende stilte slechts afgebroken werd door het opspringend wild, dat voor den pijl van broer verzocht eens te gaan kijken. „Dag Marie," begon de zwager, „ik moet je de groeten van Jan overbrengen, ik kwam hem net tegen." Het diep bedroefde vrouwtje keek haar zwager aan en barstte opeens los: „Jij jij Wat doe jij hier? Waarom ga jij niet naar Atjeh Jij bent ongetrouwd. Jij zou 't natuurlijk ook laf gevonden hebben als Jan zich ziek gemeld had. Ja, natuurlijk. Maar waarom ga jij dan toch niet? Waarom is het wel laf als hij niet zooi gegaan fijn? En waarom is het niet laf, dat jij maar kalm hier blijft rondsukkelen 1 O, Hemel, ik zie hem nimmer terug 1" Kalm had haar zwager haar laten uitspre ken, maar toen er een einde kwam aan den bartetochtelijken woordenvloed, zei hij: „Ik had er veel voor over gehad als ik jelui dit afscheid had kunnen besparen., maar daar was niets aan te doen. Waarom ik er niet heenga? Wel, omdat ik er niet voor gecom mandeerd ben en omdat mijn verzoek, om bij de expeditionnaire colonne ingedeeld te wor den, is afgewezen." Ze voelde, dat ze onbillijk geweest wa» te genover haar zwager. Zwijgend reikte ze hem de hand en zei toen: „Vergeef het me maar l wat ik zooeven gezegd heb, ik weet niet pre cies wat ik"*eg, ik kan niet denken." den koperkleurigen jager de vlucht nam, of door het gehuil der prairie-wolven, die in hun rust door een troep snuivende en brie- 8chende paarden werden opgeschrikt. Droom end ziet de Sioux, hoe de blanke man van het Westen hem stap voor stap zijn grondgebied ontrukt; een enkele maal schie ten zijn matte oogen nog vonken en grijpt hij naar de wapens om den indringer terug te drijven, doch hij moet den ongelijken kamp spoedig opgeven en hij dommelt weer in, want hij gevoelt, dat hij ten doode is op geschreven. Met hem zal er een volk verdwij nen, dat, zij het onder de beschaafden ge rangschikt, in menig opzicht zijn blanken broeders ten voorbeeld kan strekken. Een Indiaan verafschuwt bijvoorbeeld de leugen en nog meer don leugenaar. Heeft een hunner eenmaal onwaarheid gesproken, dan heeft hij voorgoed alle vertrouwen verloren. Hiermede in overeenstemming is hun trouw aan het eens gegeven woord. Is er een van den stam ter dood veroordeeld, wegens doodslag geschiedt dit uitsluitend dan kan hij vrij gaan en staan, waar hij wil, tot op den dag der terechtstelling, en nooit maakt hij van deze gelegenheid gebruik om zich door middel van de vlucht te redden. Een van hun grootste deugden ia verder hun eerlijkheid. Een reiziger had eens in het kamp der Roodhuiden zijn koffer achterge laten en herinnerde zich onderweg, dat hij vergeten had hem te sluiten. Hij vroeg daar om zijn gids of~er geen gevaar bestond, dat men er iets uit ontvreemden zou. In 't eerst begreep zijn geleider hem niet, maar ten laatste riep hij uit: „O, neen, daarvoor bestaat geen vrees, want er is geen enkele blanke broeder van u in het kamp 1" De Indianen zijn zeer gehecht aan de voor vaderlijke gewoonten en gebruiken, en in 't algemeen aan alles, wat hun vaderen hun hebben nagelaten. Daarin eenige verande ring te brengen, zou voor heiligschennis wor den aangezien. Als er een soort vergadering gehouden wordt en allen in een kring neer gehurkt zitten ter bespreking van het een of ander onderwerp, heeft iedereen het recht zijn meening in 't midden te brengen, en el ke woordvoerder wordt met evenveel geduld aangehoord. Nooit valt iemand hem in de rede, ook al zijn de toehoorders het geheel niet met hem eens, of al vertelt hij de dwaas te dingen. Raakt hij den draad van zijn ver haal kwijt, dan lacht niemand en geen be weging wordt gemaakt De vrouw wordt in 't algemeen als een zwakker en lager staand wezen beschouwd dan de man, en allerlei zware arbeid wordt haar opgedragen, wat evenwel niet verhin dert, dat de man, zelfs al is L j opperhoofd, in belangrijke quaesties met zijn vrouw te rade gaat. Vooral de vrouw is het, die zich met kracht kant tegen elke wijziging in de voorvaderlijke zeden en dus tegen den voort gang der beschaving, die haar lot toch aan merkelijk verzachten zou. Lange bruggen. Een technisch tijd schrift bevatte de volgende statistiek ovor lange bruggen: De eereplaats komt m dat opzicht toe aan de Tay-brug, in Schotland, die 9606 voet lang is. De volgende brug vindt men even eens in GrootrBntannië; het ie de 5552 voet lange Firth- of Forth-bridge, van welker af zonderlijke bogen de grootste spanwijdte 1725 voet bedraagt. Vervolgens komt de brug over d,en Moerdijk, m ons land, met 4820 voet lengte, en, de groote Wolga^brug, in Rusland, met 4715 voet. De drie bruggen, welke in grootte daarop volgen, bevinden zich ld Duitschland; het zijn de twee bruggen over de Weichsel bij Ford on en Thorn, van 4346 en 4172 voet lengte, en de brug over de Elbe, die 3580 voet meet. De 52 meter boven den waterspiegel zwevende East-River-bridge, in de Vereenigde Staten, die Brooklyn met Nieuw-York verbindt^ heeft een lengte van 1601 voet. Vooral de Tay-brug maakt een machtigen indruk, in het bijzonder als men zich bij stormweder met een spoortrein er op be vindt. Zacht snikte ze door. Veertien dagen later. Veel rust hadden de troepen van Java na hun aankomst op Atjeh niet gehad. Er viel al dadelijk veel te doen. Op dien dag moest een onzer ingesloten posten geapproviandeerd en zoo mogelijk af gelost worden. Al spoedig waren onze troe pen in een hevig vuurgevecht gewikkeld met den vijand, die overal in het terrein verscho len zat. De eerste luitenant Van der Eist was aangewezen om de ambulance te dekken. Hij had daar weinig andera te doen dan de opmerking te maken, dat de sloebers toch maar slecht echoten, want een groot aantal kogels vloog hoog boven zijn hooi - door de lucht en floten in hun schadeloozen tocht zoo mogelijk nog onheilspellender dan dat mij vlak bij het doel aansloegen. Het vuur nam in hevigheid toe, naarmate onze troepen de vijandelijke positie naderden en steeds meer kogels vlogen uoog boven het peloton van Van der Eist heen. Daar kwam een compagnie in den versnelden pas langs de ambulance. Allen waren „en nage" van inspanning; de hevig verhitte gezichten glom men als spiegels. Van der Eist ontdekte een kennis onder de bij de compagnie ingedeelde officieren, die het al bijzonder te kwaad had met de warmte. Dit wekte een beetje zijn Palingbroodjes. Een gerooktcn paling van goede grootte snijdt men in zoo lange mooten als men de broodjes weneeht. De paling wordt dan ont daan van graat en huid en de mooten over langs in vieren gedeeld. Daarna bakt men sneetjes brood in een pan met kokend vet cn ia hot brood gebakken, dan logt men er cte stukjes paling netjes op. Even vóór het opdienen brengt men het in den oven, zoodat alles goed warm ia, en siert de schaal met peterselie. Het zoet worden van aardappelen in den winter. Elke huisvrouw weet, dat ten ge volge van aanhoudende vorst de aardappe len in onze kelders gevaar 100pen zoet te worden. Gewoonlijk schrijft men dit toe aan het bewriezen, want daarbij gaat een deel van het vocht van de cellen waarin het aardap pelmeel vervat is, in ijs over en als dit weer ontdooit, sterven de aardappelen bijna on vermijdelijk. Men meent nu gewoonlijk, dat de aardappelen bij dit sterven zoet worden. Dit is evenwel zoo niet, daar het zoet worden in geen verband staat met het bevriezen en zoet geworden aardappelen op een even een voudige als onkostbare wijze kunnen gered worden. Het middel bestaat hierin, dat men de zoe te aardappelen gedurende twee of drie weken op een warme plaats bijv. in een kamer waar dagelijks gestookt wordt, bewaart. De in de cellen opgehoopte suiker verdwijnt dan van zelf. Tot nadere toelichting moge het volgende dienen. In onze kelders gaat het leven der aardap pelen hoewel langzaam, toch gestadig voort; men ziet dit daaraan, dat zij teg.n het voor jaar, trots alle voorzorgen, steeds beginnen uit te 100pen. Bij die leven hebben eenige processen plaats; de ademhaling en het vormen van zetmeeL Dit zetmeel wordt, zoolang de aard appel aan de moederplant verbonden is, ge vormd uit een soort suiker, druivensuiker geheeten. Het omzetten nu van suiker in zetmeel wordt ook in de wintermaanden, zij het in zwakkere mate, voortgezet. Hiertegenover staat, dat wanneer de aard appelen eenigszin8 uitbotten, bij de uitbot tende oogen druivensuiker ontstaat. Deze suiker wordt door middel van een ferment de diastase, uit het zetmeel gevormd en geeft loven en voedsel aan do jonge loten. Er heeft dus tegelijkertijd een vormen en een verdwij nen van druivensuiker plaats. Wanneer de aardappel nu onder omstan digheden verkeert, dat er door diastase meer suiker uit zetmeel gevormd wordt, dan voor de ademhaling noodig is, wordt hij zoet, ter wijl aan de andere zijde de aardappel nim mer gevaar zal 100pen, zoet te worden, wan neer de ademhaling krachtig genoeg ia, om alle uit zetmeel ontstane suiker terstond weer te kunnen gebruiken. Het zoet worden vod den aardappel hangt dus voor een groot deel van de intensiteit der ademhaling af. Deze ia, nu bij gewone warm te-graden krachtig, door afkoeling der temperatuur wordt zij evenwel zóó vertraagd dat ze bij 0 gr. G. nagenoeg stil staat, en in dit geval krijgt de Buikervorming de over hand. Het hierboven aanbevolen middel om den zoeten smaak der aardappelen te doen ver dwijnen, berust dus op de kennis van het feit: dat in aardappelen onophoudelijk sui ker ontstaat, doch dat deze even onophoude lijk weer verbruikt wordt, en dat dit ver bruik bij kamerwarmte zoo krachtig is, dat het in staat is meer suiker te doen verdwij nen, dan er in denzelfden tijd wordt gepro duceerd. lachlust op en toen de puffende collega hem passeerde, riep hij hem toe: „Dat is wat an ders dan slappe op „de soos" drinken, hé? Zoo'n wandelingetje zal je goed doen t" „Wacht maar", antwoordde de aangespro kene, „straks is 't jouw beurt; zorg dan maar dat je mee kunt komen." Lachende knikten de beide officieren el kaar goeden dag... Opeens viel Van der Eist achterover. De ■abel ontviel aan zijn hand; roerloos bleef hij liggen met een glimlacht op het gelaat. Niets was aan hem te zien dan twee bloedige plek ken, even boven het rechter oog en daarnaast aan den slaap. Hij was door een kogel getrof fen. Het duurde eenige oogenblikken eer het werd opgemerkt, dat Van der Eist onbeweeg lijk op den grond lag uitgestrekt. Fluks werd Lij toen opgenomen en naar de ambulance gebracht. De daar aanwezige officier van gc- tondheid onderzocht even den gekwetste en *ci hoofdschuddend: „Dood- Is hij ge trouwd?" Het lijk van den gesneuvelden officier werd gelegd bij de anderen, die dien dag al gevallen waren bij de uitoefening van hun plicht. Het bleef daar liggen met den tevre den glimlach tot het vuur verstomde en de zon haar dagtaak bijna volbracht vond; toen Waarde van een komma. Een Pruisiscb schoolopziener kwam aan het bureau van den burgemeester eener kleine stad, om te verzoeken hem op een schoolbezoek te verge zellen. De burgemeester was in kwade luim en da schoolopziener hoorde hem mompelen: „Waar komt die ezel nu alweer voor?" De schoolopziener zei niets, maar wachtte zijn tijd af, en ging met den onwilligen bur- gemeesber de ronde doen. Op de eerste school gaf hij te kennen, da& hij wilde zien hoe de punctuatie geleerd werd. „Och, wat komt er dat op aan I" bromde de burgemeester. „Wij geven niet om kom ma's en zulke kleinigheden." Maar de schoolopziener zor een jongen naar het bord en beval hem te schrijven: „De burgemeester van R. zegt, de school opziener 16 een ezel." Toen beval hij hom dc komma achter de R. te zetten en een andere achter schoolop ziener, en de jongen schreef: „De burgemeester van R., zegt de school opziener, is een ezel." Waarschijnlijk kreeg de onwillige burge meester nu wel een nieuw begrip van de waarde van komma's eD zulke kleinigheden. Ook een antivoord. Heer: „Zeg eens portier, is er vandaag een niebwe spoorwegd ienst begonnen, dat de trein al weg is?" Portier: „Jawel, meneer, die gaat tegen woordig vroeger. Vroeger ging hij later, maar later gaat hij weer vroeger." Dienstbode tot melkboer: Klaas mevrouw zegt, dat ik je moet zegge, dat je eiere tegen woordig zoo kleiD zijn." Klaas: „Zeg an je mevrouw, dat ik ze niet maak, maar dat 'k 't an de kip zal zegge." Teruggekaatst. A. Haast had ik je voor een post van ver trouwen aanbevolen, maar te juister tijd viel het me nog in, dat je geen geweten hebt. B. Wel, dan hadt ge mij het uwe kuDnert leenen u gebruikt het toch niet. Parlementaire stijlbloempjes. „Mijne Heeren I Wanneer men de zaak niet alleen met het oog op heden, mn vx>k in het licht van een duistere toekomst be schouwt „De landbouwers worden op deze wijze aan den rand van den bedelstaf gebracht." „Een belangrijke tak van de veeteelt is de paardenfokkerij, waartoe ook ik de eer heb te behoore „Onze kiezers hebben ons hierheen af gevaardigd om hun wel eD wit ic bevorde ren." Op een uithangbord: „Fabriek van echt nam a „Vaccine I" zei een boer. „Allemaal gek heid; dat helpt niemendal Verleden jaar liet ik mijn joDgeD van zeven jaar inenteD en nog geen drie weken later was de stumperd verdronken. Welke is de overeenkomst tusschen een bankier en een tramkoetsier? De oplossing van het Raadsel der vorige week is: KnechtOnecht. fDe oplossing van den Rebus en het ant woord op de Vraag in dit No. geveD wij de volgende week]. nam men hem op en vervoerde hem naar don kraton, en de dragers keken verbaasd naar dat tevreden glimlachende lijk, dat den in druk maakte vaD niet dood te zijn. Weer baadde zich het Waterlooplein iD de gloeiende middagzon op den dag, dat het boveD omschreven gevecht op Sumatra'» Noordkust werd geleverd. Een postbode gaf een brief af bij mevrouw Van der Eist. Met een oogopslag had deze gezien, dat het een brief van haar man was, en haastig begon ze te leien. Bij deD opgewekten toon van den brief, die vaD spoedig weerzien sprak en zoo- Veel lief# voor haar bevatte, verscheen op haar bedroefd gezichtje een tevreden glim lach: de eerste na dien dag van afscheid. Langzaam ging zij op de wieg van haar kind toe ©d fluisterde het ventje innig tevreden in bet oor: „Paatje komt misschien gauw te rug. Vind je dat niet heerlijk, vent?" Maar lang voordat de zon haar taak voor dien da gvolbracht rekende, was de tevreden glimlach vaD nu rood geweend, gezichte je verdwenen, ging zij gebogen op de wieg van haar kind toe en fluisterde snikkende be* ventje in het oor: „Paatje komt nimmer meer terug. We hebben dien morgen voor eeuwig afscheid van hem genomen. Vind je dat niet vreeselijk, lieveling?"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1902 | | pagina 10