LE5DSGH DAC3LAD, ZATERDAG I FEBRUARI. - DERDE BLAD.
Anno 1902.
A W NIE.
Een gestoord Bal.
DE HOOGE HOED.
Een lied nit de kinderjaren.
GEFOPT.
No, 12866
't Waö al begonnen, toen zc gedoopt werd.
Moedor was voor den naam Annie" ge
proost, want „Anna" klonk 7.00 alledaagsch.
heetten dienstmeisjes ook. Vader had
wol zoo iets als dwaasheid" gebromd, maar
h'j had destijds al niets meer to zoggen.
Moeder, een echt kleinburgerlijk vrouw
tje, stond er op, dat er van Annie" wat
fijners zou worden. Want zij had een diepe
.verachting voor haar eigen stand.
Vader was kleermaker, dat wil zeggen
bij werkte voor een confectiezaak. Hij was
stil en een beetje bekrompen. Maar hij deecl
lijn best voor zijn huisgezin.
Annic groeide op en werd een mooi meisje.
Natuurlijk ging zij naar een hoogere bur
gerschool voor meisjes en leerde ze ook
piano-spelen. Later ging ze ook op dansles,
waar ze zich door jongchcertjes het hof liet
maken.
Ze had een stuk of wat romans gelezen,
te keek dikwijls in den spiegel, en toen ein
delijk een student haar eenige verzen had
gestuurd» stond het bij haar vast, dat zij
voor iets hoogers geboren was. Ze gaf nu
leer veel uit voor haar toilet, daarbij ge
holpen door haar moeder, die het uitspaar
de op het huishoudgeld en ook wel eens een
heimelijkcn greep deed in vaders portemon-
naie. Vader klaagde wel eens over het eten,
maar dan zei moedor, dat de tijden steeds
miserabeler werden, dat alles duurder werd,
of dat de slager haar bedroog.
Annie is lui, zc doet absoluut niets. Maar
moeder wil ook niet, dat ze iets doet. Zo
is zeer trotsch op haar dochter, in wie zij
het ideaal ziet van wat zij zelf niet heeft
kunnen bereiken.
Annie verbeuzelt dus haar tijd, zc wisselt
anonieme briefjes, heeft ontmoetingen of
zooals men lievor schijnt te zeggen: rendez
vous, gaat wandelen en bezoekt kransjes.
Vader bromt wel eens: ,,Waar moet het
been met flat meisje? Maar vader is een
prozaïsch mensch, hij begrijpt niets van de
romantiek. Annie voelt zich zeer roman
tisch, en haar acsthetische natuur doet haar
den neus toeknijpen, als zij door vaders
werkplaats komt en den vochtigen damp
>an do gestreken stoffen ruikt.
Juffrouw Annie is werkelijk verontwaar
digd, dat zo in de keus van haar oudera
zoo onvoorzichtig is geweest. Als ze zich
eens vergelijkt met haar vriendinnen l
Intusschen is Annie twintig jaar gewor
den. Ze dweept met Mascagni en Heinz
Tovote cn wordt, als de maan schijnt, altijd
lyrisch. Als ze met een jongen man alleen
is, legt zo haar fijn govool aan den dag cn
«preekt minachtond over do groote menigte,
die zulk fijn-gevoelen niet begrijpt. Dat
maakt altijd indruk.
Do jonge man is verrukt, hij had niet ge-
'dacht, zooveel gevoel to vinden bij een
meisje van onzen tijd. Smachtend kijkt hij
haar aan en in een onbezonnen oogeublik
doet hij een liefdesverklaring.
Spreek met moeder I" fluistert zij be
deesd.
Als de jonge man met haar moedor
•preekt, ia hij genoeg tot zichzelf gekomen,
om te inforweeren naar Annie's bruids
schat. Hij meent, dat Annie's doen en laten
hem het recht geeft tot deze vraag.
Maar zeer teleurgesteld verlaat hij het
huis der familie en schrijft aan Annie in
een beleefden brief, dat hij na rijp beraad,
enz., enz.
Dat heeft zich in den loop dor jaren al
eenige malen herhaald.
Annie is woedend en overlaadt haar va
der met verwijten, dat het kleermaken geon
grooter verdiensten geeft, 't Is werkelijk een
schandaal, dat een meisje als zij, alleen om
dat haar vader geen gold heeft overge
spaard, geen man zou krijgen.
Moedor "begint al ongerust tc worden
Annic is nu diep in dc twintig on heeft
nog altijd geen man. Alle getrouwde vrien
dinnen beklagen haar.
Annic probeert het telkens weer met opge
vangen phrases cn hangt nog steeds het scn-
timcntcele jonge meisje uit. De vrijers ko
men, en dc vrijers gaan.
Eindelijk wordt moeder ernstig ongerust.
Er wordt een kleine lecning gesloten voor
ccn uitzet, en er wordt een vrijer gezocht.
Annie moet bakzeil halen. In plaats van
den gedroomden luitenant of kunstenaar is
het maar een kleine reiziger in het confcc-
tievak.
Eerst kan ze cr zich volstrekt niet mee
verzoenen en is ze ontstemd om het aanzoek.
Maar ten slotte: 'tis altijd nog beter dan
in 't geheel geen man.
Nu is ze getrouwd en heeft ze al twee kin
deren. Ze is zeer ongelukkig en lamen
teert van 's morgens vroeg tot 's avonds laat
over het noodlot, dat zoo schreeuwend on
rechtvaardig tegen haar is. Waarmee had ze
het verdiend, in zoo'n ellende te komen?
Dagelijks laat ze haar man gevoelen, dat
hij het als een bijzondere genodo te be
schouwen heeft, dat zo met hom getrouwd is.
O, als ze gewild had, zou ze wel een heel
andoren man hebben kunnen krijgen 1
Haar man zucht en draagt zijn lot met
veel geduld. Het geld, dat het uitzet had
gekost, had hij al lang moeten teruggeven,
want zijn schoonouders paste het niet, lan
ger rente te betalen van het geleende geld.
Ook d&t nog 1
Maar Annie zit nog evengoed op het
hoogo paard en vergelijkt zich met een
prinses in slavernij. Ze schermt nog altijd
met haar romantische phrases en vindt het
werken tc gemeen voor haar tecrc vinger
tjes. Nog steeds leest ze slechte, vooral voor
haar slechte romans, spelende in de voor
name wereld.
,,Mct welk recht klaag je eigenlijk?"
vraagt de veelgeplaagde man.
Omdat ik tot iets hoogers geboren ben!"
zegt dan het kleinburgerlijk jonge vrouwtje.
,,Maar dat begrijp jij niet, daarvoor ben
jij te plebejisch van aard. Ik heb nu een
maal een neiging tot het fijnere. Jammer
genoeg, dat jij geen geld hebt. Maar mijn
kinderen zullen het later beter hebben
dan ik
Hoo ze het zal aanleggen .om dit te be
reiken, is haar echter nog niet duidelijk.
Met een paar kapotte kousen in de hand
vervalt ze weer in haar vruchteloos ge-
droom, hoogst, ontovrodon over zichzelf, met
haar man cn met dc wereld.
In het gunstigste geval zal zc haar kin
deren opvoeden, gelijk zc zelf is opgevoed
tot hommels.
In den avond van den 30sten Januari van
het jaar 1799 waren cjn aantal Delftschc
ingezetenen, uit den gegoeden burgerstand,
in de voormalige herberg ,,Hct Gulden
Vlies" in de Papestraat bijeen, tot het bij
wonen van een bal aldaar.
Onder de aanwezigeo bevonden zien drie
Fransche officieren, van de aldaar in garni-
nizoen liggende Fransche troepen, die door
hun brutaal optreden de feestvreugde kwa
men verstoren.
Wanneer een meisje of gehuwde vrouw op
een stoel of bank klom, ten einde de dansen
de paren beter te kunnen overzien, ontzagen
die officieren zich niet, om hen op een on
betamelijke manier aan te grijpen. Zij gin
gen zelfs nog verder, door enkele dames van
baar cavaliers af te sleuren on wanneer hot
schoonc geslacht dan niet met hen wilde
dansen, voegden zij het kwetsende woorden
toe. Daar van hun onbeschaamd optreden
hel gevolg was, dat geen enkele danseuse een
toertje met hen wilde maken, sloegen de
handtastelijkheden dier heeren weldra tot
baldadigheden over. Een vrouw, moeder
van eenige kindoren, die op een bank naar
het dansen stond te kijken, ontzagen zij niet
daarvan af te trekken, zoodat de ongeluk
kige tegen den grond viel. Een burger, die
op een stoel stond, trof hetzelfde lot en na
dit volbrachte heldenfeit sloegen zij zich op
dc borst, onder den uitroep: „Sacré nom,
nous sommes des officiers l"
Dit voorgevallene bracht niet wemig ont
steltenis teweeg, doch de officieren trok
ken zich daarvan niets aan, zij geraakten in
een druk gesprek onder elkaar en verlieten
vervolgens de herberg.
Ongetwijfeld moet het dansluatigc gezel
schap een zucht van verlichting hebben ge
slaakt, toen die drie woestelingen verdwe
nen waren, doch de herstelde ruso zou maar
van korten duur zijn.
Do officieren kwamen terug en wel met
een detachement Fransche soldaten, dat met
geveld geweer en met alle geweld de zaal,
waarin het gezelschap zich bevond, poogde
binnen te dringen. Een der officieren, die
zich in zijn opgeblazenheid nogal de com
mandant der stad noemde, sloeg met zijn
degen een ruit in en een zijner manschap
pen stak zijn bajonet door een raam, dat
iemand daar binnen leproefde te openen.
Aanvankelijk gelukte het de militaire
macht niet, binnenshuis te dringen, doch
toen eenige burgers naar huis wilden gaan,
was dc kracht van verzet gebroken. Degenen,
die door dc vlucht trachtten te ontkomen,
werden met ruw geweld weer in huis gedre
ven. Het meerendeel der belegerden snelde
toen door een poort of gang, die in do
Vlouw uitkwam, terwijl in het gedrang, dat
hierbij ontstond, eenige vrouwen flauw
vielen.
Degenen echter, die in de zaal waren ach
tergebleven, werden door de militairen bij
den kraag gepakt en. onder hun gebrekkig
Hollandsch van: ,,Allons, vort, na huis, ga
Blapen", het huis uitgejaagd. Twee burgers,
die vermoedelijk wat al te krachtig tegen
stand boden, werden gearresteerd en aan do
burgerwacht overgeleverd.
Het hierboven medegedeelde doet zien, uit
welk gehalte het Fransche officierskorps,
dat toenmaals hier te lande in verschillen
de garnizoenen lag, bestond. Die officieren
waren dan ook meest ,,soldats do fortune"
en aan handtastelijke galanterie gewoon.
Waren nu in die dagen de ingezetenen
toch al niet weinig misnoegd over de wijze,
waarop zij door haar Fransche broeders be
handeld werden en over do buitengewone
lasten, die zij te dragen hadden, het ge
beurde in de Prinscstad zal daar wel niet
weinig de sympathie voor de lichtzinnige
vrijhe'dszonen hebben bekoeld. In het Notu
lenboek van dc Delftschc Municipalitcit
staat ovor deze kwestie aangeteekend: ,,dat
de kopieën der ingeleverde verklaringen
zullen worden opgezonden naar den Agent
van Oorlog, met het verzoek dat die Fran
sche officieren naar behooren zullen worden
gestraft, opdat cr aan de burgerij satisfac
tie zal worden gegeven."
Ongetwijfeld zou men nu verwacht heb
ben, dat dio drie Fransche officieren door
de Hooge Militaire Vierschaar of door het
Hof van Holland zouden zijn veroordeeld,
doch de bescheiden dezer colleges maken
hieromtrent geen melding. Het ligt dus voor
do hand, dat dio „affaire in den doofpot is
gedaan."
Allemaal mochten we den oud-burgemees
ter D. gaarne. SteedB was hij opgeruimd,
aardig en voor ons, jongelieden, zóó voorko
mend, dat menigeen er een voorbeeld aan
nemen kon. Hot waren gezellig© avondjes, die
wij nu en dan niet hem doorbrachten. Toch
had die joviale oude heer oen wonderlijke
eigenaardigheid. Wanneer hij een hoogon
hoed in zijn onmiddellijke nabijheid kreeg,
werd hij onrustig. E.n als een dor leden van
do sociëteit, na een feestelijk of een officieel
bezoek, met een cylinderhoed binnenkwam,
stond hij op, zonder zijn bier uit te drinken,
wenkte den jongen om te betalen en verdween
zonder goeden avond to zeggen.
Do zonderlingst© vermoedens over do oor
zaak van die wonderlijke schichtigheid rezen
in onzen kring.
„Hij is waarschijnlijk met de dochter van
een hoedenmaker getrouwd geweest," meende
er een.
„Of hij is eens voor een schoorsteenveger
aangezien", sprak een ander
„Onzin. Hij heeft eens een ongeval met
zoo'n kachelpijp gehad," vermoedde een
derde.
„Misschien wel heeft hij er op geknield,
toen hij een liefdesverklaring deed, en heeft
het voorwerp zijner aanbidding hem daarom
uitgelachen."
Zoo werden allerlei vermoeden;; geuit,
maar geen daarvan was het ware.
Het ontbrak niet aan pogingen om den
burgemeester zelf te nopen, deze zaak op te
helderen; maar dan werd hij boos cn was het
met den gezelligcn kout gedaan. Nu mocht
ik mij in de ze9r bijzondere gunst van den
ouden heer verheugen. Mijn bezigheden ver
oorloofden mij een uurtje vroeger dan de an
deren in dc sociëteit te komen en dan zat ik
den moesten tijd met hem alleen, voordat het
verdere gezelschap kwam opdagen.
Op zekeren dag was ik op een diner ge-
weest. Ik had een stevig glas wijn gedronken,
maar had na afloop toch nog opgewektheid
genoeg om een potje bier te gaan halen. Van
wijn krijg je altijd dorst, vind ik, en het ge
zellige uurtjes in dc „soos' wilde ik niet
gaarne missen.
Zonder cr aan te denken, dat ik in rok ge
kleed was en natuurlijk ook den hoogon hoed
op het hoofd had, spoedde ik mij naar dc
,,6006", waar ik zeker was den ouden burge
meester aan te treffen. Nooit vergeet ik den
ontzettenden blik, waarmede hij mij van het
hoofd tot de voeten mat. Hij stond op cn riep
met ccn forsche, scherpe stem: „Aannemen!"
Een zeker teeken, dat een hoogo hoed hom
hinderde.
Het deed mij leed, onwillekeurig don ouden
heer te hebben geërgerd, en in de vroolijke
bui, waarin ik verkeerde zeidc ik iets, wat
den ouden heer ontroeren deed.
Ik vroeg hem op den man af: „Burge
meester, zeg me toch ccne, wat u eigenlijk te
gen zoo'n feesthoed heeft en waarom u cr
altijd zoo van uit uw humeur raakt?"
Hij blies een paar zware rookwolken uit,
vermande zich en zei: „Nu, luister dan. Ik
was juist tot burgemeester van het platte
landss lad je L. benoemd, toen de minister van
binnenlandsche zaken, die op zijn doorreis
onze gemeente passeerde, goed vond ons met
een bezoek te verecren. Dat was een heele
gebeurtenis, dat kan je begrijpen. Aan de
grens der gemeente, die toen nog niet aan
een spoorweg lag, verbeidden dc notabelen
den hoogen gast. Do minister liet op zich
wachten, terwijl een ijzige noordenwind hot
verblijf in de open lucht minder aangenaam
maakte; dus gingen we zoolang in een vlak
aan den weg gelegen herborg, nadat wij don
gemeentebode op schildwacht hadden gezet.
Hij zou ons waarschuwen zoodra dc minister
naderde. Zóó laag was do verdieping van het
onaanzienlijk lokaal, dat tot gelagkamer
diende, dat ik de langste van allen, bij het
binnentreden den hoed moest afnemen om
niet in aanraking te komen met dc lage
zoldering. Eerst toen ik plaats genomen bad,
op een eenvoudigen matten stoel, kon ik den
hood weer opzetten; waartoe aanleiding be
stond, omdat het er vrecselijk tochtte, waar
van ik zeer bang ben
Onze bode buiten had zijn opdracht ver
keerd opgevat, wat helaas in het dagelijkseh
leven maar al te voel geschiedt Ik weet niet,
hoeveel malen ik mijn schoonc redevoering
o, hoe zou ik Zijne Excellentie daardoor iiu-
poneeren l in gedachten gerepeteerd had,
ovenals een jongedame die voor het eerst een
voordracht zal doen, toen eensklaps de deur
werd opengerukt.
„Daar is 10!" klonk het zoc banaal moge
lijk en de gemeentcbode wees op den juist
binnentredenden minister, c op mij wijzen
de, zei de man: „Daar zit de burgemeester
Ja, daar zat'hij cn hij staarde op den mi
nister; doch slechts een oogenblik. Hemel,
de begroeting De redo
„Welkom 1" riep ik, met snelheid opsprin
gende, „wel
Een knetterend geluid, ravenzwart werd
het mc voor de oogen daar stond dc minis
ter en hield zich dc beide zijden vast van 't
lachen de notabelen der l~d stonden met
lange, onthutste gezichten daar stond ik
nu als ccn pilaar, met den cylinderhoed diep
over de ooren
Door do onzaohto aanraking met de loge.
zoldering had h ijiets gekregen van een har
monica.
De oud-burgemeester nam een lange teug
uit zijn glas
„Begrijpt ge nu, waarom ik die hooge hoe
den niet kan uitstaan?"
Ik begreep het volkomen l
Grisi en Jenny Lind, twee beroemde zange
ressen, zongen eens in denzelfden tijd te Lon
den. Zij waren elkaar vijandiggezind; de eenc
ster wou uitblinken boven do andere. Het
publiek, dat den eenen avond in verrukking
was over Grisi's „Norma," werd een volgen
den avond meegesleept door het schoonc van
Jenny Lind's „Casta diva". De naijver was
groot.
Koningin Victoria, die hiervan hoorde, be
treurde het, dat twee zulke begaafde vrouwen
door een onwaardige jaloezie gescheiden zou
den blijven on noodigde beiden uit op een
hofconcert.
De twee zangeressen kwamen natuurlijk.
Dc Koningin ontving de dames hartelijk en
gaf een teeken, het concert to doen beginnen.
Do blonde Jenny Lind was de jongste, cn
het was zóó geregeld, dat zij het eerst zou
zingen. Vol vertrouwen in haar krachten
trad zij te voorschijn. Toevallig zag zij naar
Grisi, die haar kwaadaardig aanstaarde. Do
grimmige blik verlamde haar bijna. Dc moed
verliet haar, haar stem beefde, alles draaide
voor haar oogen cn bijna viel zij neer. Met
de uiterste inspanning van haar wil eindigde
zij haar aria.
Een pijnlijke stilte volgde, een stilte, welko
haar een volkomen mislukking mededeelde.
Zij zag den triomfantelijken blik op het ge
laat van Grisi. Zij besefte, dat deze misluk
king zou leiden tot verlies van roem, geluk
en hoop.
Plotseling was het alsof een vriendelijke
stem haar toefluisterde: „Zing een melodie
uit uw kinderjaren in uw moedertaal."
Do accompagnist speelde de laatste ak
koorden. Z:, trad naar hem toe, verzocht hem
„Ik ga in dezen coupó", zei de heer Peerc-
boom op het perron van het centraalstation
te Brussel tegen zijn wederhelft, die hem op
de hielen volgde. De kleine, corpulente heer
omklemde, met zijn ronde, vleezige vinger
tjes de deurkruk en heesch zich op ter hoog
te van d ^oiipé.
In de deuropening werd het profiel eener
bekoorlijke jongedame zichtbaar. Zij droeg
een eenvoudig, maar zeer smaakvol berfst-
kostuum.
Boven de neuswortels van mevrouw Pee
reboom vertoonden zich twee diepe, lood
rechte rimpels.
„ïk geloof, dat jc hier in moet, Louis",
zcido zij op een toon, zoo spits als een hoe-
denspeld„dit is con coupó voor niet-
rookers."
Daarmede drong zij hem met een zachten
druk van haar stevige armen op zij.
Zooals je wilt", zei Peerebooni berustend
en klom in den coupé er naast.
„Hier kan je het jc gemakkelijk maken,
Louis", ging zij voort. „De coupé is hecle-
ma.al leeg".
„Heelemaal leeg", bevestigde de heer Pee
rebooni met een half onderdrukten zucht.
„Laat je paraplu niet staan I Hoor je,
Louis? Zij is splinternieuwtwintig franksl
En ga in Parijs niet alleen uitl Het is daar
gevaarlijk. Blijf altijd bij oom Eduard,
boor jc? Hij is solide. En vergeet niet, te
Jeumont jc zwager llicardot tc groeten cn
hem een pakje sigaretten stilletjes in de
hand te drukken. Je weet wel, vanwege de
douane, hij is ambtenaar bij de douane."
Juist wilde do voor Parijs bestemde trein
zich in beweging zetten, toen een jonge man
naar den coupé stormde, de deur openrukte
en met één sprong in den coupé vloog.
Dc jonge man wierp zich onverschillig in
ce.. hoek. Zijn gehcele verschijning verraad
de den Parijschen boulevardier: de lange,
dichte snor, de puntig-geknipto kinbaard,
de hoogo hoed, do mooie handschoenen, dc
zwarte verlakte schoenen, die de schotsche
kousen slechts ten deele bedekten.
De rentenier Pecreboom bekeek den reis
genoot met onverholen bewondering.
„Ten minste een kleine schadevergoe
ding," dacht hij, „voor het mij ontganc reis
gezelschap in den anderen coupó."
„Vormoedelijk ook naar Parijs?" vroeg
hij luid, om een gesprek aan te knoopen.
Toen de vreemdeling bevestigend geant
woord had, begon het gesprek. De heer
Pecreboom had zich niet vergist. Zijn reis
genoot was een prater van de eerste kracht.
Hij kende de mecsfco moppen van de boule
vards cn vertelde zc met de allerliefste gees
tigheid van den eersten Parijzenaar. Dc
heer Pccrcboorn was verrukt.
„Mag ik u een giranelli aanbieden, me
neer?" reide hij, terwijl hij zijn reisgezel een
doos sigaretten toestak, die hij niet zonder
omslag uit zijn grootcn koffer genomen had.
„Zeer verplicht," zei dc vreemdeling voor
komend. Hij liet den donkcrblauwen rook
in lange draden langzaam uit zijn neus
gaten opstijgen.
„Echt", zei hij toen met dc zekerheid van
een kennor.
„Jammer van de zware invoerrechten op
do grens. Die hebzucht van den fiscus kan
iemand het genot bederven
„Sssst!" floot dc heer Pecreboom tusschcn
dc tanden.
De vreemdeling keek verrast op.
„U wou zeggen, meneer
„Sssst", herhaalde de heer Pecreboom.
Daarbij knipte hij met drie vingers der lin
kerhand.
„U moet weten, meneer," zeido hij met ver
trouwelijk gewicht, „dat mijn zwager doua
nier is op het grensstation
„O zoo!" vici de Parijzenaar hem vcclbe-
teckcnend in de rede.
Even werd dc snelheid van den trein min
der. Men naderde een station.
„Fameus! FameusI" riep de vreemdeling
luid lachend. Daarbij klapte hij als een over
moedig kind in de handen. De trein hield
stil.
Op dit oogenblik weerklonk uit den aan-
grenzendon coupé een tamelijk heftige
woo rd e n vv i'sseli n g.
„Dit is een coupé voor niet-rookers," zei-
de een diepe, ratelende damesstem.
„Dan hindert het nog niet, dat men een
sigaretje rookt," antwoordde een ecnigszins
opgewonden, maar nochtans zeer welluiden
de vrouwenstem.
De heer Peereboom spitste de ooren. Zijn
wenkbrauwen tro!.i...i zich samen.
„Ik zal onder geen omstandigheden toe
staan, mevrouw, dat men in dezen coupé
rookt," krijschte de eerste stem.
„Nu goed, mevrouw," antwoordde do
tweede, „gij dwingt mij dus, dc hoffelijk
heid, die ik hier onder dames mis, in den
coupé hier naast bij de heeren te zoeken.
Ik ben er zeker van, haar daar wel te
vinden."
Een halve minuut later had dc jongedame,
die te Brussel het misnoegen van mevr. Pec
reboom opgewekt had, tegenover den heer
Peereboom plaats genomen. De beide heeren
bewezen dc nieuwe, bekoorlijke reisgenoote
als 0111 strijd oplettendheden. Na nauwelijks
een kwartier had een allerliefst babbelende
mond een heele geschiedenis verteld. Zij
heette mademoisselle Thérèse, zij was too-
ncclspcclstcr in het Eden-theater te Parijs.
Zij woonde Rue Choiseul Nr. 40. Zij had
juist in het theater de la Monnaic to Brus
sel met schitterend succes een gastrol ver
vuld. Zij zou nog van avond te Parijs in een
imposant stuk medewerken.
De heer Peereboom constateerde met ge
noegen, dat de lieftallige zich met voor
liefde tot hem richtte, een omstandighe id,
die zijn reisgenoot niet zonder verdriet
scheen te bemerken.
Mademoiselle Thérèse was onvermoeid. In
de korte pauzen van haar alleraardigst ge
babbel liet zij, terwijl zij de sigarette tus-
schen do stijf uitgestrekte vingers hield,
prachtige ringen tot hun recht komen. Voor
al een groote briljant, kostbaar gevat,
straalde naar allo kanten een bontkleurig
vuurwerk uit. Dc Parijzenaar kon niet na
laten, uiting to goven aan zijn bewondering
over den prachtigen ring.
,,U bcwondort den steen?" zeide zij.
„Daar hebt u gelijk in; hij is inderdaad
prachtig. Maar, helaas, niet echt."
„Niet echt!" riep de heer Peereboom.
„Onmogelijk 1" protesteerde zijn buurman.
„Ik verzeker het u, mijne heeren. De too-
neelspeelsters hebben het voorrecht, onechte
diamanten te dragen. Vcor 't overige be
merkt niemand het. De industrie beeft reus
achtige vorderingen gemaakt Ziet hier. Ik
heb toevallig een kleine collectie diamanten
bij mij, die iedereen voor echt zou houden."
Zij nam een onooglijk doosje uit den zak
van haar japon on lichtte het deksel op. On
geveer twintig Bteenen, zoo groot boo-
nen, in wondervolle lichteffecten spelend,
werden zichtbaar. De beide heeren konden
een uitroep van verbazing niet onder
drukken.
„Nietwaar, prachtig l" zoo ging zij
voort. „En toch niet echt. Ik heb zc giste
ren bij Potin te Brussel gekocht. Vijfhon
derd franks, een bagatel. Ik moet zc gebrui
ken voor mijn rol als Chin^csche primes in
het sprookje van hedenavond."
Zij bekeek do steenen met een liefelijks
uitdrukking in het gezicht. Zij rolde ze met
kinderlijk welgevallen langzaam heen en
weer.