LE5DSGH DAC3LAD, ZATERDAG I FEBRUARI. - DERDE BLAD. Anno 1902. A W NIE. Een gestoord Bal. DE HOOGE HOED. Een lied nit de kinderjaren. GEFOPT. No, 12866 't Waö al begonnen, toen zc gedoopt werd. Moedor was voor den naam Annie" ge proost, want „Anna" klonk 7.00 alledaagsch. heetten dienstmeisjes ook. Vader had wol zoo iets als dwaasheid" gebromd, maar h'j had destijds al niets meer to zoggen. Moeder, een echt kleinburgerlijk vrouw tje, stond er op, dat er van Annie" wat fijners zou worden. Want zij had een diepe .verachting voor haar eigen stand. Vader was kleermaker, dat wil zeggen bij werkte voor een confectiezaak. Hij was stil en een beetje bekrompen. Maar hij deecl lijn best voor zijn huisgezin. Annic groeide op en werd een mooi meisje. Natuurlijk ging zij naar een hoogere bur gerschool voor meisjes en leerde ze ook piano-spelen. Later ging ze ook op dansles, waar ze zich door jongchcertjes het hof liet maken. Ze had een stuk of wat romans gelezen, te keek dikwijls in den spiegel, en toen ein delijk een student haar eenige verzen had gestuurd» stond het bij haar vast, dat zij voor iets hoogers geboren was. Ze gaf nu leer veel uit voor haar toilet, daarbij ge holpen door haar moeder, die het uitspaar de op het huishoudgeld en ook wel eens een heimelijkcn greep deed in vaders portemon- naie. Vader klaagde wel eens over het eten, maar dan zei moedor, dat de tijden steeds miserabeler werden, dat alles duurder werd, of dat de slager haar bedroog. Annie is lui, zc doet absoluut niets. Maar moeder wil ook niet, dat ze iets doet. Zo is zeer trotsch op haar dochter, in wie zij het ideaal ziet van wat zij zelf niet heeft kunnen bereiken. Annie verbeuzelt dus haar tijd, zc wisselt anonieme briefjes, heeft ontmoetingen of zooals men lievor schijnt te zeggen: rendez vous, gaat wandelen en bezoekt kransjes. Vader bromt wel eens: ,,Waar moet het been met flat meisje? Maar vader is een prozaïsch mensch, hij begrijpt niets van de romantiek. Annie voelt zich zeer roman tisch, en haar acsthetische natuur doet haar den neus toeknijpen, als zij door vaders werkplaats komt en den vochtigen damp >an do gestreken stoffen ruikt. Juffrouw Annie is werkelijk verontwaar digd, dat zo in de keus van haar oudera zoo onvoorzichtig is geweest. Als ze zich eens vergelijkt met haar vriendinnen l Intusschen is Annie twintig jaar gewor den. Ze dweept met Mascagni en Heinz Tovote cn wordt, als de maan schijnt, altijd lyrisch. Als ze met een jongen man alleen is, legt zo haar fijn govool aan den dag cn «preekt minachtond over do groote menigte, die zulk fijn-gevoelen niet begrijpt. Dat maakt altijd indruk. Do jonge man is verrukt, hij had niet ge- 'dacht, zooveel gevoel to vinden bij een meisje van onzen tijd. Smachtend kijkt hij haar aan en in een onbezonnen oogeublik doet hij een liefdesverklaring. Spreek met moeder I" fluistert zij be deesd. Als de jonge man met haar moedor •preekt, ia hij genoeg tot zichzelf gekomen, om te inforweeren naar Annie's bruids schat. Hij meent, dat Annie's doen en laten hem het recht geeft tot deze vraag. Maar zeer teleurgesteld verlaat hij het huis der familie en schrijft aan Annie in een beleefden brief, dat hij na rijp beraad, enz., enz. Dat heeft zich in den loop dor jaren al eenige malen herhaald. Annie is woedend en overlaadt haar va der met verwijten, dat het kleermaken geon grooter verdiensten geeft, 't Is werkelijk een schandaal, dat een meisje als zij, alleen om dat haar vader geen gold heeft overge spaard, geen man zou krijgen. Moedor "begint al ongerust tc worden Annic is nu diep in dc twintig on heeft nog altijd geen man. Alle getrouwde vrien dinnen beklagen haar. Annic probeert het telkens weer met opge vangen phrases cn hangt nog steeds het scn- timcntcele jonge meisje uit. De vrijers ko men, en dc vrijers gaan. Eindelijk wordt moeder ernstig ongerust. Er wordt een kleine lecning gesloten voor ccn uitzet, en er wordt een vrijer gezocht. Annie moet bakzeil halen. In plaats van den gedroomden luitenant of kunstenaar is het maar een kleine reiziger in het confcc- tievak. Eerst kan ze cr zich volstrekt niet mee verzoenen en is ze ontstemd om het aanzoek. Maar ten slotte: 'tis altijd nog beter dan in 't geheel geen man. Nu is ze getrouwd en heeft ze al twee kin deren. Ze is zeer ongelukkig en lamen teert van 's morgens vroeg tot 's avonds laat over het noodlot, dat zoo schreeuwend on rechtvaardig tegen haar is. Waarmee had ze het verdiend, in zoo'n ellende te komen? Dagelijks laat ze haar man gevoelen, dat hij het als een bijzondere genodo te be schouwen heeft, dat zo met hom getrouwd is. O, als ze gewild had, zou ze wel een heel andoren man hebben kunnen krijgen 1 Haar man zucht en draagt zijn lot met veel geduld. Het geld, dat het uitzet had gekost, had hij al lang moeten teruggeven, want zijn schoonouders paste het niet, lan ger rente te betalen van het geleende geld. Ook d&t nog 1 Maar Annie zit nog evengoed op het hoogo paard en vergelijkt zich met een prinses in slavernij. Ze schermt nog altijd met haar romantische phrases en vindt het werken tc gemeen voor haar tecrc vinger tjes. Nog steeds leest ze slechte, vooral voor haar slechte romans, spelende in de voor name wereld. ,,Mct welk recht klaag je eigenlijk?" vraagt de veelgeplaagde man. Omdat ik tot iets hoogers geboren ben!" zegt dan het kleinburgerlijk jonge vrouwtje. ,,Maar dat begrijp jij niet, daarvoor ben jij te plebejisch van aard. Ik heb nu een maal een neiging tot het fijnere. Jammer genoeg, dat jij geen geld hebt. Maar mijn kinderen zullen het later beter hebben dan ik Hoo ze het zal aanleggen .om dit te be reiken, is haar echter nog niet duidelijk. Met een paar kapotte kousen in de hand vervalt ze weer in haar vruchteloos ge- droom, hoogst, ontovrodon over zichzelf, met haar man cn met dc wereld. In het gunstigste geval zal zc haar kin deren opvoeden, gelijk zc zelf is opgevoed tot hommels. In den avond van den 30sten Januari van het jaar 1799 waren cjn aantal Delftschc ingezetenen, uit den gegoeden burgerstand, in de voormalige herberg ,,Hct Gulden Vlies" in de Papestraat bijeen, tot het bij wonen van een bal aldaar. Onder de aanwezigeo bevonden zien drie Fransche officieren, van de aldaar in garni- nizoen liggende Fransche troepen, die door hun brutaal optreden de feestvreugde kwa men verstoren. Wanneer een meisje of gehuwde vrouw op een stoel of bank klom, ten einde de dansen de paren beter te kunnen overzien, ontzagen die officieren zich niet, om hen op een on betamelijke manier aan te grijpen. Zij gin gen zelfs nog verder, door enkele dames van baar cavaliers af te sleuren on wanneer hot schoonc geslacht dan niet met hen wilde dansen, voegden zij het kwetsende woorden toe. Daar van hun onbeschaamd optreden hel gevolg was, dat geen enkele danseuse een toertje met hen wilde maken, sloegen de handtastelijkheden dier heeren weldra tot baldadigheden over. Een vrouw, moeder van eenige kindoren, die op een bank naar het dansen stond te kijken, ontzagen zij niet daarvan af te trekken, zoodat de ongeluk kige tegen den grond viel. Een burger, die op een stoel stond, trof hetzelfde lot en na dit volbrachte heldenfeit sloegen zij zich op dc borst, onder den uitroep: „Sacré nom, nous sommes des officiers l" Dit voorgevallene bracht niet wemig ont steltenis teweeg, doch de officieren trok ken zich daarvan niets aan, zij geraakten in een druk gesprek onder elkaar en verlieten vervolgens de herberg. Ongetwijfeld moet het dansluatigc gezel schap een zucht van verlichting hebben ge slaakt, toen die drie woestelingen verdwe nen waren, doch de herstelde ruso zou maar van korten duur zijn. Do officieren kwamen terug en wel met een detachement Fransche soldaten, dat met geveld geweer en met alle geweld de zaal, waarin het gezelschap zich bevond, poogde binnen te dringen. Een der officieren, die zich in zijn opgeblazenheid nogal de com mandant der stad noemde, sloeg met zijn degen een ruit in en een zijner manschap pen stak zijn bajonet door een raam, dat iemand daar binnen leproefde te openen. Aanvankelijk gelukte het de militaire macht niet, binnenshuis te dringen, doch toen eenige burgers naar huis wilden gaan, was dc kracht van verzet gebroken. Degenen, die door dc vlucht trachtten te ontkomen, werden met ruw geweld weer in huis gedre ven. Het meerendeel der belegerden snelde toen door een poort of gang, die in do Vlouw uitkwam, terwijl in het gedrang, dat hierbij ontstond, eenige vrouwen flauw vielen. Degenen echter, die in de zaal waren ach tergebleven, werden door de militairen bij den kraag gepakt en. onder hun gebrekkig Hollandsch van: ,,Allons, vort, na huis, ga Blapen", het huis uitgejaagd. Twee burgers, die vermoedelijk wat al te krachtig tegen stand boden, werden gearresteerd en aan do burgerwacht overgeleverd. Het hierboven medegedeelde doet zien, uit welk gehalte het Fransche officierskorps, dat toenmaals hier te lande in verschillen de garnizoenen lag, bestond. Die officieren waren dan ook meest ,,soldats do fortune" en aan handtastelijke galanterie gewoon. Waren nu in die dagen de ingezetenen toch al niet weinig misnoegd over de wijze, waarop zij door haar Fransche broeders be handeld werden en over do buitengewone lasten, die zij te dragen hadden, het ge beurde in de Prinscstad zal daar wel niet weinig de sympathie voor de lichtzinnige vrijhe'dszonen hebben bekoeld. In het Notu lenboek van dc Delftschc Municipalitcit staat ovor deze kwestie aangeteekend: ,,dat de kopieën der ingeleverde verklaringen zullen worden opgezonden naar den Agent van Oorlog, met het verzoek dat die Fran sche officieren naar behooren zullen worden gestraft, opdat cr aan de burgerij satisfac tie zal worden gegeven." Ongetwijfeld zou men nu verwacht heb ben, dat dio drie Fransche officieren door de Hooge Militaire Vierschaar of door het Hof van Holland zouden zijn veroordeeld, doch de bescheiden dezer colleges maken hieromtrent geen melding. Het ligt dus voor do hand, dat dio „affaire in den doofpot is gedaan." Allemaal mochten we den oud-burgemees ter D. gaarne. SteedB was hij opgeruimd, aardig en voor ons, jongelieden, zóó voorko mend, dat menigeen er een voorbeeld aan nemen kon. Hot waren gezellig© avondjes, die wij nu en dan niet hem doorbrachten. Toch had die joviale oude heer oen wonderlijke eigenaardigheid. Wanneer hij een hoogon hoed in zijn onmiddellijke nabijheid kreeg, werd hij onrustig. E.n als een dor leden van do sociëteit, na een feestelijk of een officieel bezoek, met een cylinderhoed binnenkwam, stond hij op, zonder zijn bier uit te drinken, wenkte den jongen om te betalen en verdween zonder goeden avond to zeggen. Do zonderlingst© vermoedens over do oor zaak van die wonderlijke schichtigheid rezen in onzen kring. „Hij is waarschijnlijk met de dochter van een hoedenmaker getrouwd geweest," meende er een. „Of hij is eens voor een schoorsteenveger aangezien", sprak een ander „Onzin. Hij heeft eens een ongeval met zoo'n kachelpijp gehad," vermoedde een derde. „Misschien wel heeft hij er op geknield, toen hij een liefdesverklaring deed, en heeft het voorwerp zijner aanbidding hem daarom uitgelachen." Zoo werden allerlei vermoeden;; geuit, maar geen daarvan was het ware. Het ontbrak niet aan pogingen om den burgemeester zelf te nopen, deze zaak op te helderen; maar dan werd hij boos cn was het met den gezelligcn kout gedaan. Nu mocht ik mij in de ze9r bijzondere gunst van den ouden heer verheugen. Mijn bezigheden ver oorloofden mij een uurtje vroeger dan de an deren in dc sociëteit te komen en dan zat ik den moesten tijd met hem alleen, voordat het verdere gezelschap kwam opdagen. Op zekeren dag was ik op een diner ge- weest. Ik had een stevig glas wijn gedronken, maar had na afloop toch nog opgewektheid genoeg om een potje bier te gaan halen. Van wijn krijg je altijd dorst, vind ik, en het ge zellige uurtjes in dc „soos' wilde ik niet gaarne missen. Zonder cr aan te denken, dat ik in rok ge kleed was en natuurlijk ook den hoogon hoed op het hoofd had, spoedde ik mij naar dc ,,6006", waar ik zeker was den ouden burge meester aan te treffen. Nooit vergeet ik den ontzettenden blik, waarmede hij mij van het hoofd tot de voeten mat. Hij stond op cn riep met ccn forsche, scherpe stem: „Aannemen!" Een zeker teeken, dat een hoogo hoed hom hinderde. Het deed mij leed, onwillekeurig don ouden heer te hebben geërgerd, en in de vroolijke bui, waarin ik verkeerde zeidc ik iets, wat den ouden heer ontroeren deed. Ik vroeg hem op den man af: „Burge meester, zeg me toch ccne, wat u eigenlijk te gen zoo'n feesthoed heeft en waarom u cr altijd zoo van uit uw humeur raakt?" Hij blies een paar zware rookwolken uit, vermande zich en zei: „Nu, luister dan. Ik was juist tot burgemeester van het platte landss lad je L. benoemd, toen de minister van binnenlandsche zaken, die op zijn doorreis onze gemeente passeerde, goed vond ons met een bezoek te verecren. Dat was een heele gebeurtenis, dat kan je begrijpen. Aan de grens der gemeente, die toen nog niet aan een spoorweg lag, verbeidden dc notabelen den hoogen gast. Do minister liet op zich wachten, terwijl een ijzige noordenwind hot verblijf in de open lucht minder aangenaam maakte; dus gingen we zoolang in een vlak aan den weg gelegen herborg, nadat wij don gemeentebode op schildwacht hadden gezet. Hij zou ons waarschuwen zoodra dc minister naderde. Zóó laag was do verdieping van het onaanzienlijk lokaal, dat tot gelagkamer diende, dat ik de langste van allen, bij het binnentreden den hoed moest afnemen om niet in aanraking te komen met dc lage zoldering. Eerst toen ik plaats genomen bad, op een eenvoudigen matten stoel, kon ik den hood weer opzetten; waartoe aanleiding be stond, omdat het er vrecselijk tochtte, waar van ik zeer bang ben Onze bode buiten had zijn opdracht ver keerd opgevat, wat helaas in het dagelijkseh leven maar al te voel geschiedt Ik weet niet, hoeveel malen ik mijn schoonc redevoering o, hoe zou ik Zijne Excellentie daardoor iiu- poneeren l in gedachten gerepeteerd had, ovenals een jongedame die voor het eerst een voordracht zal doen, toen eensklaps de deur werd opengerukt. „Daar is 10!" klonk het zoc banaal moge lijk en de gemeentcbode wees op den juist binnentredenden minister, c op mij wijzen de, zei de man: „Daar zit de burgemeester Ja, daar zat'hij cn hij staarde op den mi nister; doch slechts een oogenblik. Hemel, de begroeting De redo „Welkom 1" riep ik, met snelheid opsprin gende, „wel Een knetterend geluid, ravenzwart werd het mc voor de oogen daar stond dc minis ter en hield zich dc beide zijden vast van 't lachen de notabelen der l~d stonden met lange, onthutste gezichten daar stond ik nu als ccn pilaar, met den cylinderhoed diep over de ooren Door do onzaohto aanraking met de loge. zoldering had h ijiets gekregen van een har monica. De oud-burgemeester nam een lange teug uit zijn glas „Begrijpt ge nu, waarom ik die hooge hoe den niet kan uitstaan?" Ik begreep het volkomen l Grisi en Jenny Lind, twee beroemde zange ressen, zongen eens in denzelfden tijd te Lon den. Zij waren elkaar vijandiggezind; de eenc ster wou uitblinken boven do andere. Het publiek, dat den eenen avond in verrukking was over Grisi's „Norma," werd een volgen den avond meegesleept door het schoonc van Jenny Lind's „Casta diva". De naijver was groot. Koningin Victoria, die hiervan hoorde, be treurde het, dat twee zulke begaafde vrouwen door een onwaardige jaloezie gescheiden zou den blijven on noodigde beiden uit op een hofconcert. De twee zangeressen kwamen natuurlijk. Dc Koningin ontving de dames hartelijk en gaf een teeken, het concert to doen beginnen. Do blonde Jenny Lind was de jongste, cn het was zóó geregeld, dat zij het eerst zou zingen. Vol vertrouwen in haar krachten trad zij te voorschijn. Toevallig zag zij naar Grisi, die haar kwaadaardig aanstaarde. Do grimmige blik verlamde haar bijna. Dc moed verliet haar, haar stem beefde, alles draaide voor haar oogen cn bijna viel zij neer. Met de uiterste inspanning van haar wil eindigde zij haar aria. Een pijnlijke stilte volgde, een stilte, welko haar een volkomen mislukking mededeelde. Zij zag den triomfantelijken blik op het ge laat van Grisi. Zij besefte, dat deze misluk king zou leiden tot verlies van roem, geluk en hoop. Plotseling was het alsof een vriendelijke stem haar toefluisterde: „Zing een melodie uit uw kinderjaren in uw moedertaal." Do accompagnist speelde de laatste ak koorden. Z:, trad naar hem toe, verzocht hem „Ik ga in dezen coupó", zei de heer Peerc- boom op het perron van het centraalstation te Brussel tegen zijn wederhelft, die hem op de hielen volgde. De kleine, corpulente heer omklemde, met zijn ronde, vleezige vinger tjes de deurkruk en heesch zich op ter hoog te van d ^oiipé. In de deuropening werd het profiel eener bekoorlijke jongedame zichtbaar. Zij droeg een eenvoudig, maar zeer smaakvol berfst- kostuum. Boven de neuswortels van mevrouw Pee reboom vertoonden zich twee diepe, lood rechte rimpels. „ïk geloof, dat jc hier in moet, Louis", zcido zij op een toon, zoo spits als een hoe- denspeld„dit is con coupó voor niet- rookers." Daarmede drong zij hem met een zachten druk van haar stevige armen op zij. Zooals je wilt", zei Peerebooni berustend en klom in den coupé er naast. „Hier kan je het jc gemakkelijk maken, Louis", ging zij voort. „De coupé is hecle- ma.al leeg". „Heelemaal leeg", bevestigde de heer Pee rebooni met een half onderdrukten zucht. „Laat je paraplu niet staan I Hoor je, Louis? Zij is splinternieuwtwintig franksl En ga in Parijs niet alleen uitl Het is daar gevaarlijk. Blijf altijd bij oom Eduard, boor jc? Hij is solide. En vergeet niet, te Jeumont jc zwager llicardot tc groeten cn hem een pakje sigaretten stilletjes in de hand te drukken. Je weet wel, vanwege de douane, hij is ambtenaar bij de douane." Juist wilde do voor Parijs bestemde trein zich in beweging zetten, toen een jonge man naar den coupé stormde, de deur openrukte en met één sprong in den coupé vloog. Dc jonge man wierp zich onverschillig in ce.. hoek. Zijn gehcele verschijning verraad de den Parijschen boulevardier: de lange, dichte snor, de puntig-geknipto kinbaard, de hoogo hoed, do mooie handschoenen, dc zwarte verlakte schoenen, die de schotsche kousen slechts ten deele bedekten. De rentenier Pecreboom bekeek den reis genoot met onverholen bewondering. „Ten minste een kleine schadevergoe ding," dacht hij, „voor het mij ontganc reis gezelschap in den anderen coupó." „Vormoedelijk ook naar Parijs?" vroeg hij luid, om een gesprek aan te knoopen. Toen de vreemdeling bevestigend geant woord had, begon het gesprek. De heer Pecreboom had zich niet vergist. Zijn reis genoot was een prater van de eerste kracht. Hij kende de mecsfco moppen van de boule vards cn vertelde zc met de allerliefste gees tigheid van den eersten Parijzenaar. Dc heer Pccrcboorn was verrukt. „Mag ik u een giranelli aanbieden, me neer?" reide hij, terwijl hij zijn reisgezel een doos sigaretten toestak, die hij niet zonder omslag uit zijn grootcn koffer genomen had. „Zeer verplicht," zei dc vreemdeling voor komend. Hij liet den donkcrblauwen rook in lange draden langzaam uit zijn neus gaten opstijgen. „Echt", zei hij toen met dc zekerheid van een kennor. „Jammer van de zware invoerrechten op do grens. Die hebzucht van den fiscus kan iemand het genot bederven „Sssst!" floot dc heer Pecreboom tusschcn dc tanden. De vreemdeling keek verrast op. „U wou zeggen, meneer „Sssst", herhaalde de heer Pecreboom. Daarbij knipte hij met drie vingers der lin kerhand. „U moet weten, meneer," zeido hij met ver trouwelijk gewicht, „dat mijn zwager doua nier is op het grensstation „O zoo!" vici de Parijzenaar hem vcclbe- teckcnend in de rede. Even werd dc snelheid van den trein min der. Men naderde een station. „Fameus! FameusI" riep de vreemdeling luid lachend. Daarbij klapte hij als een over moedig kind in de handen. De trein hield stil. Op dit oogenblik weerklonk uit den aan- grenzendon coupé een tamelijk heftige woo rd e n vv i'sseli n g. „Dit is een coupé voor niet-rookers," zei- de een diepe, ratelende damesstem. „Dan hindert het nog niet, dat men een sigaretje rookt," antwoordde een ecnigszins opgewonden, maar nochtans zeer welluiden de vrouwenstem. De heer Peereboom spitste de ooren. Zijn wenkbrauwen tro!.i...i zich samen. „Ik zal onder geen omstandigheden toe staan, mevrouw, dat men in dezen coupé rookt," krijschte de eerste stem. „Nu goed, mevrouw," antwoordde do tweede, „gij dwingt mij dus, dc hoffelijk heid, die ik hier onder dames mis, in den coupé hier naast bij de heeren te zoeken. Ik ben er zeker van, haar daar wel te vinden." Een halve minuut later had dc jongedame, die te Brussel het misnoegen van mevr. Pec reboom opgewekt had, tegenover den heer Peereboom plaats genomen. De beide heeren bewezen dc nieuwe, bekoorlijke reisgenoote als 0111 strijd oplettendheden. Na nauwelijks een kwartier had een allerliefst babbelende mond een heele geschiedenis verteld. Zij heette mademoisselle Thérèse, zij was too- ncclspcclstcr in het Eden-theater te Parijs. Zij woonde Rue Choiseul Nr. 40. Zij had juist in het theater de la Monnaic to Brus sel met schitterend succes een gastrol ver vuld. Zij zou nog van avond te Parijs in een imposant stuk medewerken. De heer Peereboom constateerde met ge noegen, dat de lieftallige zich met voor liefde tot hem richtte, een omstandighe id, die zijn reisgenoot niet zonder verdriet scheen te bemerken. Mademoiselle Thérèse was onvermoeid. In de korte pauzen van haar alleraardigst ge babbel liet zij, terwijl zij de sigarette tus- schen do stijf uitgestrekte vingers hield, prachtige ringen tot hun recht komen. Voor al een groote briljant, kostbaar gevat, straalde naar allo kanten een bontkleurig vuurwerk uit. Dc Parijzenaar kon niet na laten, uiting to goven aan zijn bewondering over den prachtigen ring. ,,U bcwondort den steen?" zeide zij. „Daar hebt u gelijk in; hij is inderdaad prachtig. Maar, helaas, niet echt." „Niet echt!" riep de heer Peereboom. „Onmogelijk 1" protesteerde zijn buurman. „Ik verzeker het u, mijne heeren. De too- neelspeelsters hebben het voorrecht, onechte diamanten te dragen. Vcor 't overige be merkt niemand het. De industrie beeft reus achtige vorderingen gemaakt Ziet hier. Ik heb toevallig een kleine collectie diamanten bij mij, die iedereen voor echt zou houden." Zij nam een onooglijk doosje uit den zak van haar japon on lichtte het deksel op. On geveer twintig Bteenen, zoo groot boo- nen, in wondervolle lichteffecten spelend, werden zichtbaar. De beide heeren konden een uitroep van verbazing niet onder drukken. „Nietwaar, prachtig l" zoo ging zij voort. „En toch niet echt. Ik heb zc giste ren bij Potin te Brussel gekocht. Vijfhon derd franks, een bagatel. Ik moet zc gebrui ken voor mijn rol als Chin^csche primes in het sprookje van hedenavond." Zij bekeek do steenen met een liefelijks uitdrukking in het gezicht. Zij rolde ze met kinderlijk welgevallen langzaam heen en weer.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1902 | | pagina 9