LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG I FEBRUARI. - TWEEDE BLAD.
Anno 1002.
PERSOVERZICHT.;
FEUILLETON.
De 'iweeliBgorosilers.
No. 12866
dat wij hoewel zelve beslist voorstanders
der vaccine in vrijgevigheid jegens de an
tirevolutionairen meenden verder te moeten
gaan dap. de inzender, zoolang niet het begin
sel dor pacificatie ook op toelagen uit de
Gemeentekas zou toepasselijk gemaakt zijn.
Gelijk motief als, indien wij ons niet zeer
bedriegen, in 1872 de Katholieken* tegen
de Wet op de besmettelijke ziekten stemmen
de, tot hun votum gebracht heeft.
In plaate van dus die arme, tegenwoordig
zoo benarde, antirevolutionairen mede in de
engte te drijven, is De Residentiebode veeleer
voor hun goed recht opgekomen.
Niet omdat het hun „goed recht" was,
maar wijl zulks ons toeschijnt te wezen ,,goed
en recht."
Mr. Veegens neemt in Het Volksblad den
Minister van Waterstaat onder
handen over zijn slapheid tegenover de H o 1-
landsche IJzeren Spoorweg-
Maa tschappij.
Mr. V. schetst de grootc tekortkomingen
van de plannen der Holl. IJzeren ten opzich
te van de werkelijke behoeften van het ver
keer in Noord- en Zuid-Holland, waaraan
de ontworpen Electr. Sporen tegemoet kwa
men, werpt vervolgens de vraag op of do
„overrompeling" reeds een voldongen feit is,
waartegen voor den rechter niet meer kan
worden opgekomen, herinnert voorta aan
wat Min. Oyens bij de Begrooting over de
zaak sprak, en besluit dan uit die houdmg
des Ministers:
,,Er blijft weinig redon tot twijfel of de
Minister zal, voor zoover het in zijn macht
staat, aan de Hollandsehe IJzeren alles toe
geven, wat zij verlangt. De Minister staat ge
heel onder den invloed van deze machtige
Bpoorweg-maatschappij. Althans van eenig
besef, dat het RegeeringBplicht is de ontwik
keling van het locaal- en buurtverkeer in het
hart des lands tegen overweldigende aanval
len van de zijde dezer Maatschappij in be
scherming te nemen, vindt men in 's Minis
ters redevoeringen geen spoor.
„Intusschen is het geoorloofd te vragen,
of een zoodanig Regeeringsbcleid onweer
sproken zal blijven. Indien de Regeering
werkelijk de Hollandsehe IJzeren behulp
zaam wil zijn in het dwarsboomen van uit
muntende plannen voor nieuwe verkeerswe
gen, waarvan het ecnig gebrek is, dat zij
aan die Maatschappij ongelegen komen; in
dien de Staat met zijn macht en met zijn
geld het monopolie wil schragen van een
spoorweg-maatschappij, dat in strijd met het
algemeen belang uitgeoefend en door geen
concurrentie gebreideld wordt; dan schijnt
het plicht der vertegenwoordiging, daartegen
op te komen."
In twee uitvoerige artikelen zet De Tijd
uiteen, dat zij niet gohecl tevreden kan zijn
met de vrijmaking der school, zoo
als de Regeering zich die blijkens haar ant
woorden op desbetreffende vragen van Ka
merleden voorstelt.
De gelijkstelling omtrent de gevolgen, ver
bonden aan de getuigschriften van openbare
cn bijzondere scholen, de opheffing van den
vaccinedwang en van de „intellectualistische
hypertrophic" is De Tijd niet voldoende.
Zij verzoekt hareD lezers, zich voor te stel
len: ,,ccn rijk door den Staat gedoteerde bij
zondere school, welke, door ruime sub&idién
daartoe in de mogelijkheid gesteld, haar lo
kalen naar alle cischen der hygiëne heeft
ingericht; haar onderwijzers op gelijke of
nog ruimere wijze heeft gesalarieerd dan de
onderwijzers-rijks- of -gemeente-ambtenaren
het zijn aan de openbare scholen in de groot
ste gemeenten; doch daarbij een school, die
gedwongen ia, in alies eenzelfde program bij
haar ondorwijs te volgen als de openbare
school; die zich leergang cn methoden van
het begin tot het einde door eng omschreven
wettelijke bepalingen en door een opper
machtig staatstoezicht ziet voorgeschreven;
een school, in welke slechte onderwijzers kun
nen optreden, die éénzelfde uniforme oplei
ding geheel dezelfde als de onderwijzers
der openbare school genoten hebben. Zou
men kunnen zeggen, dat een dergelijke school
dat het onderwijs, door dergelijke school ge
geven, werkelijk v r ij is?"
Het antwoord van elk verstandig mensch
zal, gelooft het blad, ontkennend luiden.
Toch vree6t het, dat het dien weg zal op
gaan; immers, tot nu toe kostte der bijzon
dere school elk nieuw recht een stuk van haar
vrijheid. Bijna zou do redactie met het oog
op de vele voorwaarden, die de Staat aan het
subsi cl ie geven verbindt, spreken van „een
dwangbuis."
Ook de oischen, gesteld aan hen, die
openbare betrekkingen bekleeden willen, hel
pen mede cm te leiden naar ccn uniforme
dwangopleiding.
En die uniforme oploiding voldoet niet
eens, meent de redactie. ,,De klachten over
de onvoldoende ontwikkeling, over de zeer
gebrekkige opleiding van onz^e jongeling
schap zijn algemeen. Men kan ze uit de ver
slagen van schier alle cxamcn-commissièn
vernemen. Ondanks het vele, het ontzaglijk
vele hetgeen tegenwoordig aan onderwijs en
opleiding wordt ten koste gelegd, schijnt het
jongore geslacht, wat algemeeno ontwikke
ling, wat liefde en geschiktheid voor eigen
studie en onderzoek, wat scherpte van ver
stand cn oordeel aangaat, niet hooger, doch
lager te staan dan veel vorige. Niet minder
dikwijls wordt de klacht vernomen, dat ka-
raktors in onze dagen meer en moer zeld
zaam worden."
De overheid mag zich dus, nu do zaken zóó
staan, niet vermeten zooveel regelen aan het
bijzonder onderwijs voor te schrijven
Nog waarschuwt De Tijd als volgt:
„Niet gemakkelijker examens, in 't alge
meen gesproken, zouden wij verlangen, doch
wel examens, die konden afgelegd worden
door candidaten, die langs verschillende we
gen hun doel trachten te naderen die op
verschillende wijze gestudeerd hadden er
dientengevolge ook, niet wat de mate, maar
wat deo aard van hun kennis aangaat, groo-
ter verscheidenheid opleverden dan tegen
woordig het geval is."
Wij lezen in De Nederlander onder het
hoofd: Belasting en Stemrecht:
35,975 menschen betaalden (in 1901) hun
belasting niet.
Alzoo 35,975 minder kiezers dan er kon
den zijn.
Zoo beweert Het Volk; ,,op dezo wijze ont
doen de aan het roer zittende heeren zich
van de kiezers van de allerlastigste soort, die
in de groote steden allicht er in zouden sla
gen een sociaal-democratische bres te breken
in de burgerlijke slagorde, die van daaru't
ter Kamer tijgt."
Deze kiezers onthouden derhalve aan ,,de
gemeenschap" wat haar toekomt. Zij genie
ten van het geen de overheid ten bate van
allen verricht, maar weigeren te betalen dat
gene, wat zij schuldig zijn.
Desniettemin meenen zij het recht te heb
ben om deel te nemen aan de samenstelling
van de lichamen, die het volk vertegenwoor
digen. Meer dan dat: zij beweren, dat geheel
ons staatswezen moet ingericht worden naar
hun behoeften.
Is het niet duidelijk, dat zulke „sociaal
democraten" juist weinig gevoel hebben voor
„de gemeenschap", voor het recht van allen,
en dat zij eenvoudig zichzclven, en zichzelven
alléén zoeken? Men heeft vooral voor den
geringen man te belastingen zeer verlaagd,
maar zelfs dat aldus verminderde is volgens
sommigen nog te veel. Voegt hun, die zoo
denken, die hooge toon. en is het „idealisme"
der sociaal-democratie iets anders dan vrij
bekrompen egoïsme, al nemen wij gaarne aan
dat vooral onder de leiders er zijn, die uit
altruïsme handelen? Doch die leiders werkci
op het egoïsme.
Dr. A. J. O. Snijders heeft deze maand in
Belang en Recht een tweetal artikelen ge
schreven over besmettingdoorhuis-
houdelijke voorwerpen.
Hij toont daarin o. a. aan hoe bij heb
wassehen mot warm water, zooals het in on
ze keukens voor het reinigen van eotgcreed-
schap gewoonte is, verwijdering van ziekte
kiemen niet bereikbaar is. Kokend waler
is daarvoor noodig. Maar aangezien dat
voor de practijk in dc keuken onbruikbaar
is, raadt de schrijver aan een tweepcrcents-
oplossing van soda (20 gram op één liter wa
ter) te gebruiken. Maar dan moet het water
toch nog een temperatuur hebben van min
stens 60 graden Celsius en de voorwerpen
ten minste vijf minuten in dat water blij
ven.
Zoo ais men zich nog wel herinneren zal,
er is een vrij uitvoerig verslag van gegeven
in het Leidsch Dagblad heeft prof. O p-
p o n h o i m alhier (te Leiden) een voor
dracht gehouden voor de Vereeniging voor
V rouwenkiesrechi.
Mevrouw VereluysPoelman vond, dat do
professor niet duidelijk genoeg is geweest
en vroeg in den volgenden „Open Brief" in
<le Nieuwe Rotterdanuche Courant inlich
ting:
„Bij het lezen van het verslag uwer rede,
gehouden voor do afdeeling Leiden van de
„Veroeniging voor Vrouwenkiesrecht" op 16
Jan 1902, heeft het onze aandacht getrok
ken, dat u hebt verklaard te zijn voor een
gezond feminisme en dat u hebt gewaar
schuwd tegen een feminisme a outrance.
„Wanneer we nagaan, welke punten in
uwe rede worden aangeroerd, kunnen we
niet andere zien, dan dat allee, wat het fe
minisme wenscht, ook door u wordt verde
digd. Zij, die het kiesrecht willen, worden
gewoonlijk beschouwd als de feministen van
de uiterste linkerzijde.
„Dit feminisme kan door u niet zijn be
doeld, aangezien u duidelijk uitspreekt te
zijn vóór de toekenning van kiesrecht aan de
vrouw, al laat u ook in het midden het kies
recht voor de gehuwde vrouw.
„Daar zelfs de sterkste voorstandsters van
algemeen kiesrecht voor mannen en vrouwen
toch het verkrijgen van het beginsel van
vrouwenkiesrecht op den voorgrond plaat
sen, liet aan de natuurlijke ontwikkeling
©verlatende, hoe snel en hoe ver dat kies
recht zal worden nitgehreid, kan ook daarin
het feminisme outrance niet worden ge
zocht.
„Dergelijke uitspraken van gezaghebbende
personen maken diepen indruk op het pu
bliek en het zal bij onze propaganda een
struikelblok zijn voor velen, die zich bij ons
willen aansluiten, als wij geen verklaring
kunnen geven van wat u bedoeld heeft met
feminisme a outrance.
„We wageD het daarom u in het openbaar
te verzoeken, ons, eveneens in het openbaar,
een antwoord te willen geven op onze vraag
en ons te willen inlichten omtrent de betee-
kenia, die aan uwe woorden moet worden
gehecht. Eerst daarna zal het ons mogelijk
zijn uw meening te weerleggen, of als waar
te erkennen.
Met de meeste hoogachting heb ik de eer to
fceekeoen.
Namens het hoofdbestuur der „Fcreeni-
ging voor Vrouwenkiesrecht?':
A. W. L. VERSLUYS-POELMAN, pres.
Dc hoogleeraar Oppenheim antwoordt in
de Nieuwe Rotterdamsche Courant bij het
volgende schrijven:
Aan mevrouw VersluyaPoelman, presi
dente van het hoofdbestuur der „Vereeni-
ging voor Vrouwen kiesrecht."
Mevrouw 1
Het open-brief-stelsol acht ik niet zonder
bedenking. En de eisch, dat van een toe
spraak, in besloten kring, voor de vuist ge
houden, dagen daarna ieder woord in het
openbaar worde verantwoord, is een onrede
lijke. Maar het ware onheusch niet te ant
woorden op uwe vraag. Ik stel er zelf6 prijs
op antwoord te geven, nu uw „brief" laat
doorschemeren, dat ik ten slotte geen goed
heb gedaan aan uwe zaak, d*e ook mij ter
harte gaat. Ik heb daarom de eer u mede te
deelen, dat ik, trachtende mijn gehoor te
winnen voor het gezond feminisme en in dit
verband waarschuwende tegen „feminisme a
outrance" vooral voor oog en had het op
ééne lijn plaatsen van do g e h u w d e en de
ongehuwde vrouw door vele ij veraars
voor de vrouwenzaak. Van hier ook dat ik
de quaestic van het kiesrecht der gehuwde
vrouw in het midden liet.
Ik heb met de meeste hoogachting de eer
te zijn, van u, Mevrouw I
de dw. dr.
J. OPPENHEIM.
Naar aanleiding van den strijd omtrent
vaccinedwang ontvangt de Nieuwe
Arnhemsche Courant van den heer W. B.
A. Thoden van Velsen, geneesheer te Rijper-
66)
De heer Huggett was niet zoo philosophisch
van aard. Al zyn toorn richtte zich op den
kastelein uit „Fortuna's Wentelrad", dien hy
Behold voor een gemeenen dief, In do uit-
gezochtbto bewoordingen, 't Was de eerste
maal, dat Joe aan zoo'n belangrijke operatie
had deelgenomen, en hy had zich al rjjk
gewaand, toen hy 4e doos vol kostbaar
heden zag.
In zyn edele verontwaardiging had hy voor
den kastelein zei ven z?jn gevoelens volstrekt
niet verborgen, on op oen avond, toen hy
een beiangryko hoeveelheid had gedronken
van bet vocht, dat Goocli zyn klanten schonk,
had hy gedreigd, hora wel te zullen krtfgen
Toen Joe uitgeslapen was, dacht hy niet
moer aan het incident; maar de kastelein,
die zorgvuldig vermeed, zyn dorst te lesschon
h e hot bocht, dat hy aan andoren verkocht,
ducht er wel aan.
Te zeggen, dat lalj bang was, zou tegen
do waarheid zyn. Vrees was een eigenschap,
den heer Gooch volmaakt onbekend. Had hy
die gehad, dan zou 't hora onmogelijk zijn
geweest, zaken te doen met mannon als Joe
en „den hertog."
Doch hy begreep, dat een man, die be
schonken wordt eu dan zyn medeplichtigen
bedreigt, govaarjyk kou worden; en by de
eorsto do beste gelegenheid liet hy „den
ertog weten, dat Huggett dronken werd
©n „babbelde", en zy kwamen overeen, dat
Joe „stil" gemaakt zota worden.
kerk, Friesland, een schrijven, waaraan het
volgende is ontleend:
„Uit mijn rijke ervaring, van meer dan
een halve eeuw, geef ik slechts enkele feiten,
die als zoovele ernstig waarschuwende
stemmen onzer Regeering mogen toeroepen:
„Bezin, u, vóór het te laat is I Spiegel u
aan de onwraakbare lessen van het verle
den. Keer terug van den weg, dien gij op
het punt zijt in te slaan 1"
Het was in het jaar 1865, toen een pok
kenepidemie uitbrak in Friesland. In de
dorpen Wanswerd (gemeente Ferweradeel)
en Birdaard (gemeente Dantumadeel) wa
ren veel ongevaccineerden, een brandpunt
van orthodoxisme, welks aanhangers ge
moedsbezwaren hadden tegen de vaccinatie.
De sterfte aan de pokken onder hen was
groot Als geneeskundige in het nabijgelegen
Ferwerd gevestigd, werd ik dagelijks geroe
pen bij de lijders, en kon telkens consta-
teeren, dat zij, die gevaccineerd waren, van
de vreeselijke ziekte verschoond bleven, tor-
wijl de ongevaccineerden werden aange
tast. Al meer greep do dood om zich heen.
op wien dezer dagen zoogenaamd een aanslag
werd gepleegd.
In den angst, die der bevolking om het
hart sloeg, werd ik geroepen bij den predi
kant der Chr.-Geref. Gemeente te Wans
werd, den heer J. Kuipers, die zich nauw
keurig op de hoogte hield en aanteekening
had gehouden van het aantal aangetasten in
zijn gemeente onder ge vaccineer den en niet-
gevaccineerden, waaruit hem bleek, dat de
ziekte zich uitsluitend tot de laatste cate
gorie bepaalde, weshalve hij zich verplicht
rekende, om zichzelf met zijn vrouw en vier
kinderen te laten vaccineeren, wat door mij
den 18den December 1866 geschiedde. Geen
enkele van deze gevaccineerden werd door
de pokken aangetast, en dat, terwijl de on
gevaccineerde zuster van den predikant,
die in de nabijheid woonde, werd aangetast
en door dezen verpleegd werd. En hoewol pij
in het buis der besmetting dagelijks hulp
verleende, bleef hij van de ziekte verschoond,
terwijl de aangetaste zuster aan de pokken
stierf. Tijdens de vaccinatie van het gezin
van d8. Kuipers, gaf ook de ouderling zij
ner gemeente G. lliedstra, mij te kennen,
dat hij zijn kinderen ook wel wilde ingeënt
hebben, mits met de pokstof van ds. Kui
pers' kinderen. Toen een week daarna door
mij geconstateerd word, dat de pokken bij
de laatsten op de hoogte stonden, werd aan
Riedstra door ds. Kuipers ook bericht ge
zonden, om met zijn beide kinderen te ko
men, opdat zij door mij gevaccineerd kon
den worden.
Het antwoord kwam evenwel terug, dat
hij, Riedstra, zich bedacht had, bezwaar
had tegen do inenting, ja, zijn kinderen
liever naar het kerkhof wilde brengen dan
ze te laten inenten. En nog een groote week
later? daar was dc pokziekte in het gezin
van Riedstra uitgebroken en de twee kinde
ren daaraan lijdende. Ik werd tot behan
deling geroepen en vond bij een (den zooüj
de ziekte kwaadaardig, zoodat de patiënt
dan ook na zwaar lijden bezweek.
In dezelfde epidemie werd ik geroepen bij
den landbouwer J. Poortinga, onder Wans
werd, wiens dochter aan de pokken lag. Hij
verzocht mij zijn acht nog niet aangetaste
„De hertog" begreep dadeiyk, dat zyn oigeri
ve ligheid er mee gemoeid was, en hy liet er
geen gras over groeien.
Hy bestelde Joe op een avond in het logies,
dat by had in het labyrint van sloppen en
gangeijos, waar we hem vroeger zagen Hy
wist ergens een mooie gelegenheid in een
vry eenzaam gelegen huis, waar een oude
heer woonde, die geen vertrouwen had in
Banken en daarom een groot kapitaal in huis
had. „De hertog" wist het van oea schoon
maakster, die er kwam.
„Geld?" vroeg Joe, „Geen juweelen of
zilverwerk, hoop ik? Met Ben Gooch wil ik
mets meer te maken hebben."
„Niemand dan wy tweeën heeft er mee
te maken, 't Is alles goud en papier. Kom
morgenavond zoven uren op myn hok, oin
de gereedschappen te halen; wy kuieren er
dan op ons gemak naar toe
„De hertog" wilde zyn maat ergens naar
een eenzame plek brengen en hem daar „stil"
maken, zonder gevaar, dat hy gestoord werd.
Maar hy diende het „gereedschap" wel mee
te nemen, om geen achterdocht by Joe te
wekken En zelf verkoos hy ze niet te dragen
het was altyd lastig, die kenteekenen van zyn
waardigheid by zich te hebben, ingeval men
eens een onverwachte ontmoeting met do
politie had. Daarom diende Joe weltezynont
te komen, en zoo werd het rondez-vous be
paald in des „hertogs" verbiyf.
Heel slïm was alles overlegd; maar „de
hertog" had op éón ding niet gelet. Terwyi
hy zyn afspraak maakte met Joe, in een stil
straatjo, dichtby „Fortuna's Wentelrad", kwam
een beschonken vrouw voorby, die blijk
baar niet meer voortbunnend, een oogen-
blik vlak by hen tegen den muur leunde.
'tWas juist op het oogenblik, toen „de
kinderen in te enten, wat door mij geschied
de onder uitdrukkelijk voorschrift, dat de
lijderes streng geïsoleerd zou gehouden wor
den. De pokken kwamen bij allen op, geen
van hen werd door de variola aangedaan,
en ook de lijderes genas.
Yeel van dergelijke gevallen zou ik uit
mijn rijke ervaring hieraan kunnen toevoe
gen, maar deze zijn sprekend genoeg om hei
hoogst ernstig gevaar voor oogen te stellen,
welke de verschrikkelijke gevolgen zullen
zijn der vrijstelling van de indirecte ver
plichting tot inenting.
Ik achtte het plicht, mijn stem te verhef
fen tegen dit onverantwoordelijk streven."
Aan hot slot van een paar artikelen, door
De Standaard aan de verplichte inenting ge
wijd, resumeert het blad als volgt:
lo. De voorstelling, alsof zoo goed als al
leen en uitsluitend van antirevolutionaire
zijde het dwangartikel 17 werd bestreden, is
volmaakt ongegrond, daar liberalen van
naam Geerfcsema, Van Houten, Kappeyne
en anderen zich tegen dat artikel ver-
G ener aal von Kessel,
ds nieuwe commandant van het Duitschs
gardekorps.
klaard hebben, alsmede ook roomsch-katho-
lieken.
2o. De bewering, dat de strijd tegen den
vaccinedwang op uitsluitend godsdienstige
bezwaren berust, zooals nu ook De Residen
tiebode aan haar lezers vertelt, is reeds in
1872 weerlegd en wel door niemand minder
dan dr. Kuyper, wiens woord als leider van
onze partij toch ook voor het Haagsche
Roomsch-Kathoiieke blad wel gezag zal heb
ben.
3o. Men kan zeer wel voorstander zijn van
do vaccinatie, haar zelfs als een gave Gods
beschouwen, en toch den dwang bestrijden,
omdat dc vrijheid over het levende lichaam
behoort te worden geëerbiedigd en de noo-
dige waarborgen, dat de vaccinatie naar den
eisch geschiedt, ontbreken, dewijl art. 17
daarvan niets zegt.
De Residentiebode zegt in een asterisk, ge
titeld: „Nog eens Vacoine dwang" het
volgende:
Haar beschouwingen over V accine-
dwang besluitende in afwachbing van
„een wetsontwerp", dat
„naar we mecnen te weten, spoedig aan de
orde (zal) worden gesteld, zoodat a'sdan in
de Tweede Kamer een principieel debat ove>r
de-ze zaak te wachten staat
resumeert De Standaard aldus:
(Hior volgt de boven gegeven resumptie).
We brengen deze resumptie in haar geheel
onder de oogen onzer lezers om het gewicht
harcr beteeken is, doch wcnschen tevens bij
het tweede lid daarvan een speldje te steken.
Daar toch wordt De Residentiebode als spre
kende ingevoerdedoch zonder
naar aanleiding van een artikel Zaterdag in
onze kolommen opgenomen, maar waarboven
wij, hoewel het van zeer bevriende zijde af
komstig was, het woord/ngezonden meenden
te moeten plaatsen, omdat wij ons niet ge
heel met de strekking daarvan konden ver
eenigen.
En wat betrof dit niet-accqord-gaan
Eenvoudigweg en niels andere dan het feit,
he. tog" Joe zei, waar hy hein ontmoeten
moest.
De dronken vrouw strompelde voort tot
hot eind der straat. Daar ging zy een poortje
in en verscheen kort daarna in een andere
straat, waar zy even bleef staan by een man,
die een pupje stond te rooken voor een huis.
Ze sprak enkele woorden tegen hem en ging
verder. Hy bleef nog een paar minuten staan,
klopte zyn pyp uit en wandelde langzaam
voort.
Een half uur later had hy rapport gedaan
aan sergeant Verity.
In de duisternis van het slop, waar „de
hertog" zyn armzalig veibiyt luid gehuurd,
stonden twee ruw uitziende mannen by de
deur, welke toegang gaf tot hel hui«, sprekende
met een slordige vrouw, die juist dien morgen
ook een kamer daar had gohuuid en haar
„spulion" er had gebracht.
Ze spraken elkaar aan by hun doo; namen,
on uit het gesprek had een luisteraar kunnen
opmaken, dat haar man w.is „geknipt", en
dezo boido heeren zyn maats waren, die
zouuen probeoren, onder de vrienden geld te
verzamelen om een advocaat te betalen.
Do mannen noemden eikaar Jack en Bill
en de vrouw Sal.
„Is 't een goschikte kamer, die je hebt,
Sal?" vroeg Bill, op een oogenblik, toen een
buurman aankwam en de vrouw zonder
complimenten op zyde schoof om naar binnen
te gaan.
„Niet slecht; alleen hindert het trappen
klimmen my wat... met myn asthma, zie
jel Jelui moest maar mee naar boven komen;
dan kan ik je meteen een getuigschrift laten
zien van den laatsten baas van myn man.
De arme vent Ia doodonschuldig."
„Best, Sal, zoo meteen," zei Bill. „Pas op,
je verspert de deur."
Sal ging op zyde voor twee mannen, die
naar binnen gingen on de trap beklommen.
De drie spraken nog een poosje over het
onschuldige slachtoffer der justitie. Toen
zwegen zy.
Jack stak zyn hand in don zak, uit puj-e
gewoonte; hy wilde zich vergewissen, of de
revolver er nog was. De vrouw ging hen
voor en zy beklommen de lastige trap. Op
een portaal opende de vrouw een deur, en
allo drie traden binnen.
Zonder te sprekon trok Bill heel stil zyn
laarzen uit, en Jack volgde dat voorbeeld.
De vrouw woes zwygond naar een plek in hel
beschot, waar bet behangsel gescheurd was
en een kltin gaatje geboord. Bill ging op
zyn knieën er voor liggen, maar hy rees
spoedig weer overeind on fluisterde: Ik kan
mets zienl Still"
Men hoorde spreken in de aangrenzende
kamer.
„Ik kan niets hooren," zei Jack; „wy
moeten het aan do deur probeoren."
Zy slopen uit de kamer op hot portaal,
naar de andere deur. Deze was dicht; maar
er scheen licht door de kieren. Bill ging op
den grond liggen, met zyn oor vlak by do
deur, om te luisteren; Jack hui kte boven aan
de trap. Als er iemand kwam, zou ze het
terstond hooren.
De vrouw bleef in haar kamer, met de
deur open. Uit haar zak had zy twee paar
bandboeien gehaald, waarvan zy do sluiting
probeerde.
XLVIL
Toen kapitein Halford thuis kwam, ver
keerde hy in een opgewondenheid, die hy
tevergeefs trachtte te verbergen. Hy zocht
Cecil op en vertelde hem, welke zonderlinge
ontdekking hy had gedaan.
De kapitein had voldaan aan John Alisons
verzoek, maar hy werd gekweld door de
gedachte, dat hy zich nu mode schuldig
maakte aan bodrog, en dat hy eigeniyk als
eerlyk man verplicht was, regelrecht naar de
politie te gaan om mede te dooien, wat John
hem had verteld.
Doch hij vreesde, een misgreep to begaan.
Hij erkende de gegrondheid van John Ali
sons argumenten, dat het bloote woord van
een bloedverwant, die er natuurlijk belang
bij had, de nagedachtenis van den doodc van
smetten te zuiveren, weinig invloed zou heb
ben op de openbare meening.
Neen, hij moest John gelegenheid geven,
bewijzen te verzamelen voor Stephens on
schuld, en dat kon alleen gebeuren, als do
kapitein zijn geheim eerbiedigde eu zijn zoon
bij hem stuurde.
Wat Cecil eigenlijk moest doen, begreep
de kapitein in het geheel niet. En toen hij
deze naar waarheid, dat hij het zelf ook met
wist.
Kort nadat Cecil vertrokken was, om van
zijn zoon er ronduit naar vroeg, antwoordde
Clement Hansell nadere instructies te ver
nemen. begaf de kapitein zich naar kamer
waar May en haaj moeder zich bevinden.
(WorcU ver o.y.\)