N«: 12861 Maandag ST' Januari. A0. 1902. feze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van <§on- en feestdagen, uitgegeven. Officieele Kennisgeving. Leiden, 21 Januari. FEUILLETON. De Tweelingbroeders. IDSCH PRIJS DEZER COURANT: tit t 1.10: Yoor Leiden por 8 raaandon Buiten Leidon, per looper en waar agenton gevestigd zfln Franco per post PRIJS DER AD VERTEN TIEN Van 1-6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17£. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor hot jncasseeron buiten de stad wordt f 0.05 berekend. De Burgemeester Wethouders van Leiden doen te weten, dat door den Kaad dier gemeente in zi)Q vergadering van den 14den November 1901, ia vastgesteld de volgende Veioidemng: YERORD£MI\G, regelende de invordering van oen bolasting onder den naam van „bruggeld" in de gemeente Leiden. Artikel 1. De betaling van deze belasting geschiedt legen ouitanue in handen van een der ambtenaren, door Dut g. eu Weths. aaugeaield en met de ontvangst ^DfTambtenaren leggen, alvorens hun betrekking te aanvaarden, in bandon van Burg. en YVeths. den eed ot de belolte ai dat zij de aan hun be trekking verbonden verplichtingen eerlijk en vlytig rullen vervullen. Art. 2. De betaling geschiedt dadelijk bij bet doorvaren ▼an bet vaartuig door do brug. Art. 3. ïlet bewijs, dat de belasting is voldaan, moet steeds aan boord van bet vaartuig aanwezig z<|n. De schipper ol dio hein vervangt is gedurende S\jn verbijt in de gemeeDle vorplicbt dal bewijs op do eerste vordenng van do in art. 1 genoemde ambtenaien te veitooDen, bi] gebroko waarvau lij alsnog bet bruggeld verschuldigd is. Art. 4 De overtreding of poging tot overtreding van do verordeningen op do belfing en de invordering van bi uggeld wordt gestraft overeenkomstig de bepalingen van artt. 27U, 271, 272 en 273 der Gemeentewet. Art. 5. De in art. 1 genoemde ambtenaren kouden be hoorlijk aanteekening van de door hen ontvangen bruggelden in daarvoor beatemdo tvgisiera Die gelden wor.iea door hen aan den haven meester verantwoord cd door dezen elke maand ©t' zooveel vroeger als Burg. en Weths. noodig ©ordeeion bij den Gemeente-Ontvanger gestort. Art. 6. Deze Verordening treedt in werking op den lsten Januari 19U2. Vastgesteld door den Gemeenteraad van Leiden, in zyn OpeDbare Vergadering van den 14den November 1901. De Burgemeester, F. WA\ Do Secretaris, VAN HEYST. Zijnde deze Verordening aangehaald bij Konink lijk Besluit van den 3Usten December 1901 No. 119. En is hiervan afkondiging geschied waar het behoort, deu 24eten Januari i90-'. Burgemee9ior en Wethouders voornoemd: F. WAS, Burgemeester. VAN REYST, Seoretaris. Uit een overgelegd schrijven blijkt, dat de Commissie van Toezicht op het Middel baar Onderwijs niet in de gelegenheid is, ter vervanging van dr. J. W. Muller, het secre tariaat aan een barer leden op te dragen, zoodat zij B. en Ws. in overweging geeft een secretaris te benoemen, die met tevens lid der commissie is. Daartoe zal echter een wijziging van art. 7 der Verordening van 7 Mei 1896 (Gem.bl. No. 6) voor de Plaatselijke Commissie van Toezicht op de Scholen voor Middelbaar On derwijs te Leiden, noodig zijn, aangezien dat artikel bepaalt, daL, de commissie haar be stuur uit haar midden benoemt. Noch tegen het een, noch tegen het ander bestaat bij B. en Ws. bezwaar. Alleen komt het hun voor, dat de benoeming van dien secretaris, niet-lid der commissie, dan toch, evenals ten aanzien van den ecretaris van curatoren van het gymnasium het geval is, door den gemeenteraad zal behooren te ge schieden. Bovendien zouden B. en Ws. de mogelijkheid willen laten bestaan, dat toch eventueel later het secretariaat weder aan een lid der commissie wordt opgedragen, zoo dat een facultatieve regeling te dier zake B. en Ws. gewenscht voorkomt. Mitsdien geven zij in overweging: lo. te besluiten tot wijziging der Verordening van 7 Mei 18%, door toevoeging aan art. 7 van een 2do alinea, luidende: Echter kan op verzoek der commissie een secretaris, buiten Jiet college staande, aan haar worden toegevoegd, in welk geval ook do secretaris door den Raad wordt benoemd na daartoe van do commissie een aanbeveling te hebben ontvangen." 2o. over te gaan tot de benoeming van een secretaris der Commissie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs. Door deze commissie wordt als zoodanig aanbevolen mr. H. M. A. Coebergh. Onder overlegging van het dee betref fend verzoek geven B. en Ws. in overweging den heer J. A. Longepée weder voor den tijd van 3 jaren in zijn betrekking van stadsrdieel- kundtge te continuee.ren. Door den heer C. J. Leendertz, leeraar aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens alhier, die wegens ongesteldheid reeds gerui- men tijd verhinderd was zijn lessen aan de Hoogero Burgerschool te geven, is thans on der overlegging van een geneeskundige ver klaring verzocht hem tot herstel zijner ge zondheid verlof te verleenen tot 1 April a s. Aangezien tegen de inwilliging van dat verzoek noch bij de Commissie van Toezicht, noch bij B. en Ws. bezwaar bestaat, geven zij in overweging gunstig op het verzoek van den heer Leendertz te beschikken en hen te machtigen inmiddels in de waarneming zij nor lessen te doen voorzien. Den gemeenteraad leggen B. en Ws. over een schrijven van de Commissie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs, waar bij zij een aanbeveling aanbiedt van twee per sonen ter vervulling der vacature, welke in haar midden is ontstaan ten gevolge van het vertrek van dr. J. W Muller. De-n Raad verzoekende tot een benoeming van zijn opvolger over te gaan, raaken B. en Ws. van deze gelegenheid tevens gebruik den Raad voor te stellen aan dr. J. W. Mul der den dank dezer vergadering te betuigen voor do vele en goede diensten door hem in zijn hoedanigheid van l,id en secretaris der commissie gedurende goruimen tijd aan do gemeente bewezen. Ter vervulling zijner plaats worden aanbe volen de heeren dr. J. J. Salverda de Grave en dr. G. J. Boekenoogen. Door art. 26 der Woningwet worden de gemeentebee£uren in de gelegenheid gesteld in bepaald omschreven gevallen in het be lang der volkshuisvesting, tot onteigening over te gaan, zonder dat een voorafgaande verklaring bij de wet, dat het algemeen nut de oneitgening vordert, noodig is. Hoewel nu het tijdstip, waarop de wet zal in werking treden, tot dusverre, in afwach ting der verschillende algemeen© maatrege len, ter uitvoering harer voorschriften noo dig, nog niet kon worden bepaald, mag toch met grond worden verwacht, da.t dit tijdstip niet ver meer af is. Hot is daarom dat B. en Ws. reeds thans zouden wenschen over te gaan, in aanslui ting aaD het destijds door hen ingesteld en mot zoo uitnemendon uitslag bekroond wo- ningonderzoek, tot voorbereiding der maat regelen, welke, door de Woningwet mogelijk geworden, ongetwijfeld ook in deze gemeente tor verbetering van den woningtoestand f zul len moeten worden genomen. Wanneer dan later de wet in werking treedt, zal aanstonds met kracht hare uitvoe ring ter hand kunnen worden genomen. Ten einde nu de kosten dier voorbereiden de maatregelen te kunnen bestrijden, geven B. en Ws. den gemeenteraad in overweging voorloopig een bedrag van ƒ600 te hun nor be schikking te stellen, welke som uit den aard der zaak uit de Onvoorziene Uitgaven, waar op thans nog ƒ11,188 beschikbaar zijn, zal moeten worden gevonden. B. en Ws. geven in overweging aan mr. H. Kloppenburg, alhier, terugbetaling van schoolgeld te verleenen tot een bedrag van ƒ5 aangezien zijn dochtertje, wegens vesti ging in deze gemeente, eerst sedert half No vember de lessen aan de Meisjesschool 1ste klasse heeft gevolgd- Zij stellen voor aan mej. P. W. de Vries op haar verzoek, wegens aanstaand huwelijk, eervol ontslag te verleenen uit haar betrek king van 3de onderwijzeres aan de school 3de klasse No. 5, met ingang van 1 April a.s. De leden van de Alliance franyaisa" zijn voor de derde maal in dezen winter sa mengekomen en hebben opnieuw den onuit- putfcelijken rijkdom der Fransche letterkun de kunnen waardeeren en het genot kunnen smaken van F raneche verzen te hooren lezen. De spreker, de heer A. Sunier, heeft er ons veel doen hooren, intieme en verhevene, lui mige en ernstige; en hij heeft ze gelezen met een innigheid van gevoel en van uit drukking zooals alleen iemand kan wiens gemoed in hoogo mate ontvankelijk is voor poëzie, en in wienB binnenste de tonen der dichters is poëzie niet muziek? wij heb ben het nu meer dans eens gehoord een volkomen zuiveren weerklank vinden. Maar de heer Sunier heeft ons nog meer gegeven. Niet tevreden met ons in onmiddellijke aan raking te brengen met de gedichten die hij voorlas, en ons te laten onder den, nood zakelijkerwijs cenigszins vagen, indruk dien de veelsoortige verzen op ons moesten maken, heeft hij begrepen dat een publiek als het onze er prijs op zou stellen een leid draad door dien chaos te hebben om zijn ge dachten te ordenen, en uit de veelheid dich ter tot de eenheid te worden gebracht. En daarom heeft hij ons, uit de volheid zijner kennis, medegedeeld wat noodig was om ons do stroomingen" te doen onderscheiden in de poëzie die hij behandeldo. Het moet ons uit de pen: na de vele ,,cau- serios" die wij vroeger te hooren hebben ge kregen van vreemde letterkundigen, en waarin oppervlakkigheid ala synoniem van élégance werd beschouwd, was de lezing van den heer Sunier een verademing. Men twij felde soms aan de levensvatbaarheid v&n genootschappen als de Alliance framjaise" men hoorde overal zeggen dat lezingen niet meer in de mode waren, dat de tegenwoor dige menschen liever thuis bij het hoekje van den haard blijven lezen. Maar thans hebben allen gevoeld dat het nog geheel iets andere is voor zichzelf verzen te lezen, dan ze te hooren voordragen door iemand die ze die per gevoelt dan een ander en die ze ons doet begrijpen. Na deze „profession de foi" willen wij een kort overzicht geven van de lezing. De titel was „Symbolistes et Décadents", en als uitgangspunt nam spr. de gedichten van Verlaine, den eersten „symbolist" al thans van de nieuweren; de heer Sunier zelf wees er op dat reeds in de vroegere Fransche poëzie soortgelijke kunststroomin- gen zijn aan te wijzen. Op 22-jarigen leeftijd geplaatst te midden der „Parnassiens", die toen "alleen aan het woord waren, meende ook hij in alle oprechtheid zelf te kunnen maken „des vers émus", zonder ont roerd te zijn; in de voorerde van zijn „Poèmes Saturnions" beweert ook hij dat alleen het «krstand de pen van den dich ter moot besturen; maar hoeveel krachtiger was de natuur dan de leer, en hoo sterk spreekt het gevoel uit die schoonc verzen (b. v. l'Angoisse). En toen volgden eeni- ge gedichten uit dat eenige bundeltje „La Bonne Ohanson", bestemd voor haar., die, als zij gewild had, Verlaine voor goed had kunnen ontrukken aan den demon die hem als mensch steeds omlaag heeft geduwd, al bleef zijn kunstenaarsziel ongerept (men denke aan hot grafschrift door Moréas op Verlaine gedicht, en door den heer Sunier voorgelezen). Ook over Bandelaire sprak deze, alvorens over te gaan tot het meer historische deel zijner conférence. Eerst kwamen de „Décadents" aan de beurt (wij maakten kennis met Anatole Baju en zijn tijdschrift „le Décadent") en daarna do „Symbolistes". De spreker wees erop dat van verscheidene kanten de ontwikkeling dezer nieuwe school is bevorderd; invloed is in dezen vooral geoefend door do Prera- faelieten in Engeland, de naturalistische school in Rusland met haar diepe sym pathie voor de zwakken en misdeelden dezer aarde, de muziek van Wagner en eindelijk de intieme poëzie, waarin o. a. Mme Desbordes-Valmore haar kracht had gevon den. Ovor elk dezer stroom ingen in de kunst sprak do heer S. uitvoerignaar aan leiding van de laatstgenoemde dichtsoort vermeldde hij met grooto ingenomenheid zijn oudoren landgenoot Olivier, van wien hij ons zeer innemende gedichten voorlas. Hij eindigde met een gedicht van Verhaeren, omdat hij niet, zooals hij geestig zeide, wilde: finir sur une penséo k moi mais sur une belle chose". Hij vergunne ons dozo laatste tegenstelling te wraken en hem toe te voegen: „Breng ons nog vaak „des pensés k vous". De Leidsche gymnastiek- en schermver- eeniging „Sparta" gaf Zaterdagavond in den foyer der Stadszaal een uitvoering, welke door eon talrijk publiek, van beider kunne, werd bijgewoond. De soirée werd geopend door den voor zitter, den heer O. J. Verzijden, met een woord van welkom en een van dank voor de groote belangstelling, het echter betreuren de dat de vorige voorzitter, do heer Stepha- nus, gemeend had zijn taak aan jongere krachten te moeten doen overgaan, doch zioh verheugende dat dozo het hom aange boden eere-lidmaatschap heeft willen aan nemen, waardoor hij voor de vereeniging in ieder geval behouden bleef. Na den heer Groenewoud als directeur to hebben hulde gebracht voor diens uitsteken de leiding bij de oefeningen en allen veel genoegen te hebben gewenscht, werd over gegaan tot de uitvoering van het program ma, dat voor do liefhebbers van het door „Sparta" beoefend sportgebied heel wat te genioten gaf en zeer veel bijval vond, getuige het herhaald daverend applaus, waarin vooral ook de mooie plastische en andero standen deelden. Namens de zustervereeniging „Wiihcl- mina", welke met Perseus" vertegenwoor digd was, werd „Sparta" een fraaie krans aangeboden met van waardcoring en vriend schap getuigende woorden. Muziek wisselde do nommers af of bego- leidde hen, terwijl do heer A. D. U. eenige luimige voordrachten ten beste gaf, waar mede hij zeer veel succes inoogstte, terwijl hij menige toegift moest geven. Een druk bezocht en geanimeerd bal be sloot den gezelligeD avoDd. Het hoofdbestuur van de Ncderlandsche Gustaaf-Adolf-vereeniging mocht weder van Hare Majesteit de Koningin een gift ontvan gen groot ƒ1000, als bewijs van Hoogstdcr- zelvcr belangstelling in het streven dier ver eeniging. 1 Benoemd is tot eersten onderwijzer aan de school No. 2 te Alsmeer de heer J. K. Toledo, to Haarlemmermeer. Te 's-Gravenhage is op 54 jarigen leef tijd overleden mr. H graaf Van Limburg Stirum, oud-burgemeester van Noordwijk. Het stoffelijk overschot zal Dinsdag a. s. op de begraafplaats te Warmond worden bijge zet. Aan mej. J. Hoekstra, onderwijzeres aan school I, te Zwammerdam, is op haar verzoek een verlof uit die betrekking ver leend van 1 Febr. tot 1 Augustus a. s., ten einde haar studie voor de hoofdakte te kun nen volbrengen, onder voorwaarde dat de salarieering van een door haar te stellen plaatsvorvangster aan het Dagolijksch Be stuur blijft voorbehouden. Aan den oud-hoogleeraar in de geschie denis aan de Amsterdarasche universiteit, dr. H. C. Rogge, is Zaterdag een zeer merkwaar dig werk aangeboden, getiteld: Geschied kundige opstellen", uitgegeven ter cere van dr. H. C. Roggo. De opdracht van het boek luidt: „Aan den zeventig-jarigen Hendrik Cornelis Rogge, als bewijs van •waardcoring zijner verdiensten voor de beoefening van do geschiedkundige wetenschappen wordt deze bundel opstellen bij zijn aftreden als hoog leeraar gewijd door: \V. P. C. Knuttel, D. F. Scheurleer, F. Pijper, E. W. Moes, Y H, Rogge, G. W. Kernkamp, L. M. Rolin Cou- cjuorque, H Brugmans, W. W. van der Meu- len, J. E. Heeres, Corn. Hofstede de Groot, J. te Winkel en A. W. Sijthoff." Van al deze heeren (behalve laatstgenoemde bij wien het werk, te Leiden, is uitgegeven) bevat het boek een historische verhandeling. Op den llden Juli 1900 is te Haarlem opgericht een vereeniging van kosters d r Proteslantsche kerkgenootschappen in Le- derland, die zich ton doel stelt, bij overlijden der leden aan de weduwen een uitkeering in eens, later ook, zoo mogelijk een vaste jaar- lijksche uitkeering te verschaffen. In het eerste jaar van haar bestaan hebben zich van het groot aantal kosters in ons land slechts 40 bij de vereeniging aangesloten. De contributie bedraagt ƒ1 per jaar. Wan neer een der leden sterft, zendt ieder lid aan den penningmeester, die dit bedrag zon der eenige korting, onmiddellijk aan de bo- trokken weduwe uitkeert. Do kosters moeten zijn beneden de 55 jaren. De Nederlandsche Maatschappij ter bo- vordering der Geneeskunst uoet een onder zoek instellen naar do verbreiding van be smettelijke ziekten door de zuivelfabrieken en den gewonen melkhandel, in hare laatste algemeene vergadering heeft zij daartoe een commissie benoomd, welke zich thans met 61) Toen Stephen overlegd had, hoo h(J Cecil er toe zou brongen, te spreken over de Verity's, belde hy. Een minuut Jater diende de knecht „meneer Halford"-aan en sloot de deur achter den bezoeker. Stephen, die voor den haard stond, draaide zich om; in een oogwenk zag hy, dat hy zich had vergist; doch hy bedwong zich en hield een kreet ln, welke aan zyn lippen dieigde te ontsnappen. Op het dogen blik, toen de kapitein het gezicht van Clement Hansell zag, deinsde hy terug. „Wie ben je?" riep hy, op heeschen toon: „wie ben je?" Bliksemsnel begreep Stephen, dat hem maar één kans overbleef. Langzaam toetre dende op den kapitein, die meendo, dat een doode uit het graf was opgestaan, sprak hy bedaard „Ik ben John Alison!" XLIL „Ik ben John Alison.* Kapitein Halford staarde Stephen aan met een uitdrukking van groote ontsteltenis op zyn blozend, eeriyk gezicht. Hy begreep eerst niet, wat die woorden beduidden. Toen herinnerde hy zich, hoe groot de ge- lykenia was geweest tusschen de twee broe ders, en hy begon te begrypen. Hy had Stephen niet zoo dikwyis gezien nadat zyn zuster mevrouw Alison was geworden; John kende hy nog veel minder, maar de familie geschiedenis was hem bekend. „Zyt gy John Alison?" vroeg hy, zoodra hy zich genoeg hersteld had om weer te kunnen spreken. „Zyt gy de schurk, die zyn broeder geruïneerd en zyn zuster ln het graf geholpen heeft? Dus gy zyt hier onder een valschen naam; en men zegt, dat gy million- naiT zytl" „Ja; maar ik ben pas kort in Engeland. Ik wilde een middel vinden om boete te doen voor het verleden; om de fortuin, welke ik myn broeder heb ontroofd, terug te geven. Hot toeval voerde uw zoon tot my; ik durfde hem niet zeggen, wie ik was; doch ik trachtte hem te helpen, 't Was de eerste dienst, dien ik aan een Halford kon bewyzen." „Ik was gekomen, om het geld aan Clement Hansell terug te brongen," zei de kapitein trotsch; „ik zal het nu overhandigen aan John Alison." „Neen, dat moet u niet doenl U moet het beschouwen als uw eigen; want als Stephen geleefd had om van my het geld te ontvangen, waarop hy recht had, zou hy zich zeker be schouwd hebben als uw schuldenaar voor veel grooter som dan deze Toen het ongeluk hem trof, heeft u een tehuis gegeven aan zyn vrouw en kind." „Stephen Alisons vrouw is myn zuster; het was myn plicht, to doen wat lk deed." „Ja; en het is myn plicht, haar terug te geven, wat lk haar echtgenoot ontstal, O, kapitein Halford, laat my het geld op uw naam deponeeren by uw Bank. De helft van myn vermogen, myn geheele vermogen zal het hare zyn." „Wat gy voor Stephens vrouw en kind doet, zal geen edelmoedigheid zyn van uw zjde, Jobn Alison; het zal een daad van rechtvaardigheid zyn." „En als ik het gedaan heb," vervolgde Stephen zenuwachtig; „als ik u bewezen heb, dat ik niet meer de John Alison van vroeger ben, wilt gy my dan toestaan, dat ik Marie Alison zie; dat ik haar zeg, hoe oprecht myn berouw is; wilt gy toestaan, dat ik haar om vergeving smeek?" „Gy zult haar niet zienl" riep de kapitein uit. „Hoe zou myn arme zuster uw aanblik kunnen verdragen 1 Gy zyt het levend even beeld van haar overleden echtgenoot; gy, die door uw scburkery haar gemaakt hebt tot weduwe van oen man, wiens nagedachtenis voor eeuwig geschandvlekt lal" „Hy was onschuldigI" protesteerde Stephen. „Ik hoop hot.... en ik tracht het te ge loovon; maar hot zal nimmer te bewyzen zyn 1" „Het kan bewezen worden..,, het moet bewezen worden I" „Wie kan dat doen?" „Ikl" De kapitein staarde ln de uiterste verba zing den man aan, dien hy voor John Alison hield. „G y kunt dat bewyzen? Hoe?" „In den avond, toen Stephen stierf, was ik by hem." „By hem.... op zyn kamer in Exton- street?" „Ik had uitgevorscht, waar mijn broeder was, en ik ging hem bezoeken, 't Was geen aangename ontmoeting eerst; maar ten laatste kreeg ik zyn vergiffenis, en terwyi wy spraken hoorde hy buiten het geroep der kranten- verkoopers over den moord. Hy ging een blad koopen; toen hy terugkwam, was hy bleek en zeer ontroerd. Hy vertelde my alles. Hy was onschuldig; maar de schrik, die zich van hem meester maakte, toen hy zag, in welk een wanhopigen toestand hy was gebracht, veroorzaakte de hartaandooning welke hem doodde." „En gy, zyn broeder, verliet hem, zonder eenig toeken te geven; gy, die zyn onschuld kende, deedt geen poging om die te open baren?" Stephen aarzelde. Hy was geneigd, de gehoelo waarheid te bekennenmaar hy vreesde, dat de kapitein hem niet zou willen helpen in het bedrog; dat hy ook het geld zou weigeren, hetwelk by aan zyn vrouw en kind wilde doen toekomen. Vooreerst zou hy nog John Alison blyven. „Gy antwoordt niet", zei de kapitein; „gy kent de waarheid; gy hebt Stephens laatste woorden gehoord, en gij laat toe, dat die verdenking op zyn gedachtenis blyft rusten." „Was ik voor den dag gekomen, dan had ik moeten zeggen, wie ik Was. Bedonk, dat ik de millionuair Clement Hansell bon. De wereld behoelt niet te weten, dat ik John Alison ben, de bankroetier, die zyn eigen familie ruïneerde. „Gy waart toen een lafaard, gy zyt het nogl Gy hadt zyn vrouw en dochter ten minste die laat6te schande kunnen sparen. En dat moet gy nog doenl" „Ja als gy my wilt helpen." „U helpen? Ja, ik wil u helpen, door de politie te roepen. Gy zult voor een rechtbank verklaren, wat gy nu my vertelt." Des kapiteins blauwe oogen fonkelden van verontwaardiging, en hij ademde sneller. Tegen over dezen man, die de oorzaak was van al het leed, dat het leven zyner moeder had verduisterd, voelde hy een hevig verlangen naar wraak. De weelde in deze omgeving achtte hy een schande, als hij dacht aan Stephens laatste levensdagen. De millionnair wachtte, tot des kapiteins toorn een weinig was bedaard. Toen sprak hy kalm: „Als gy mj verraadt, kan ik niets doen; als gy my wilt helpen, kan ik alles. Myn bloote verklaring van hetgeen Stephen my vertelde, zou niets geven ZUn onschuld kan enkel blyken, als de schuld van anderen is bewezen." „En zyt gy daartoe in staat?" „Ja. Wat Stephen my meedeelde, zal de politie een spoor aanwijzen, dat zy kan volgen met kans op succes." „Ga dan naar de portie." „Ik heb gezegd, waa»om ik .dat niet kan doen. Ala gj myn aanupzingen wilt volgen en my niet lastig vaden met vragen, beloof ik u, dat Stepnen Alisons onschuld glashelder aan de wereld zal worden getoond." „Wat wilt ge dan, dat ik duen zal?" „Zend uw zoon Cecil naar mij toe." „Wat kan hy doen? Ik begrjp u niet." „Ik heb u gezegd, dat gj mj mots vrageB moet. Wilt gj hem zenden?" De kapitein bedacht zich even. Wel be schouwd,'was er geen reden tot wantrouwen. Alison had door zyn gift aan Cecil getoond, dat hy inderdaad verlangde, het gebeurde van vroeger goed te maken. Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1902 | | pagina 1