LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 25 JANUARI. - TWEEDE BLAD. Anno 1902, Offieieele Kennisgeving» PERSOVERZICHT. a FEUILLETON. De Tweelingbroeders. No. 12860 KENNISGEVING. ZEEMILITIE. Burgemeester en Wethouders van Leidon, Gelet op art. 133 der Militiewet 19U1 Noodigen de loteliugen voor de lichting van .'dit jaar, uit doze gemeente, die voor volledige oefening bij de militie te land zouden moeten woiden ingelijfd, een der na te melden beroepen uitoefenen en vorlaugon bij de Zeemilitie te dienen, uit, zich daartoe ann te molden of te doen opgeven vóór den lsten Februari aanstaande, op een werkdag, tusschen des voormiddags tien en des namiddags drie uren, ter Secretarie dezer gemeente (aid. Militie en Schuilei ij, knuter No. 9). De door den Minister van Marine, overeen komstig de eerste zinsnede van art. 137 dor wet, aangewezen beroepen, welke geacht kunnen worden hen die ze uitoelonen, het moest geschikt te doen zijn tor opleiding voor diensten by de zeemilitie, Eyn de navolgende: 1. Stuurlieden, stuurmansleerlingen en verdere zeevarenden op koopvaardijschepen van de grooto ©n kleine vaarl. 2. Stuuilieden, schippers en verdere opvarenden van Rynschepen, aken, tjalken en kleiuere vaartuigen. 3- Stuurlieden en verdere opvarondeo van passagiers- on sleepbooleu, loods- vuai tuigen on tonnonleggers. 4. Diepzee- en Noordzeekuslvisschera 5. Zuiderzeevisachers. 6. Visschers op do Zeeuwsche wateren en op de groote rivieren 7. Mossel- en oestervisschers. 8- Schuitenvoerders en veorliedeu. 9. Vletter- lieden. 1U. Alachiuiaten, machinist-leerlingen en stokers op schepen en vaartuigen, bij spoor- ot tramwogen en op inbneken oi andere inrich tingen. 11. Machmedrijvers. 12. Tremmers lit. Smeden. 14. Haokwerkers. 15. Werktuig makers. 16. Ketelraakers. 17. Voorslagers. 18. bcheepabeschieiers. 19. Scheepstimmer lieden (scheepmakers). 20. Brood-, koek- en banketbakkers. 2l. Koks. 22. Koifiohuis- en boielbedienden. 23. Ziekenverplegers. 24. Apothekersbedienden. 25. Barbiers. 26 Personeel van 's Kyks-Marinowerven. Jn verband hiermede wordt de aandacht der lotelingen gevestigd op het voorschrift van art. Ii6 van bovengenoemde wet, luidende aldus: „De bij de militie te land ingelijfdon worden niet tot het aangaan van een verbmtenia voor de buitenlandsche zeevaart toegelaten, zonder schiiiteiyke toestemming van wege Onzen Minister van Oorlog. Die toestemming wordt in gewone tijden niet geweigerd uan de lotelmgen, die reeds vóór hun mli)ving bij do militie buu beroep van de buiten- landscbo zeevaart maakien en die zich overeen komstig art. 13b voor de zeemilitie hebben aange boden, doch daarbij niet hebben kunnen worden aangenomen." Burgemeester en Wethouders voornoemd: Leiden, F. WAS, Burgemeester. 13 Jan. 1902. VAN jËEIJST, Secretaris. Directe BcSaattugeii. De Burgemeester vau Leiden brengt ter alge- meene keunis, dat aan deu Ontvanger der Directe Beluslingen is ter hand gesteld het kohier dei Grondbelasting van den dienst 1902, executoir verklaard don 23sten Januaii j 1en herinnert voorts de belanghebbenden aan hun verplichting om deu aanslag op den by de Wet bepaalden voet te voldoen. Leideu, De Burgemeester voornoemd, 24 Jan. 1902. F. WAS. In De Kamer van Arbeid lezen wij hefc vol gende: Kamer van Arbeid voor de Bouwbedrijven Ie Leiden. Namens eenige patroons in de bouwvakken wendden zich een drietal hunner lot deze Kamer mot het verzoek haar medewerking en steun te verleenen, ten einde bij heeren architecten en bij het Gemeentebestuur aan te dringen om bij de te houden aanbestedin gen niet alleen in massa maar ook vaksgewij- ze te laten inschrijven. Uit een daarop mondeling gegeven toelich ting en na een gehouden discussie bleek, dat die wensch geuit was om verschillende rede nen. O. a. is het hier ter stedo bij inschrij vingen gewoonte, dat do hoofdaannemers een prijsopgaaf vragen van de verschillende on derdeden. Hiernaar maken zij hun bereke ningen en vullen hun biljetten in, zoodat dan ook reeds feitelijk is beslist, wie de onder aannemers van zulk een werk zijn. Het blijkt echter menigmaal, dat de een of andore hoofdaannemer, nadat hefc werk aan hem is gegund, opnieuw do onderdeden van zoo'n work gaat uitventen en helaas zijn er veelal nog personen te vinden, die zich hiertoe be schikbaar stellen. Do een uit gebrek aan werk ora zijn personeel niet te behoeven ont slaan, de ander uit hebzucht of afgunst en ook weer anderen door onbekendheid met dergelijke handelingen. Ook gebeurt het dik wijls, dat vóór do aanbesteding de prijzen van enkele onderaannemers verraden zijn. en ook hier blijkt heb, dat er onderaannemers zijn, die hiervan misbruik maken. Hiertegen werd o. a. aangevoerd, dat on deraannemers toch niet verplicht zijn die prijsopgaaf te geven, waarop word geant- woord, dat de nood die onderaannemers wel dwingt, aangezien zij anders dergelijk werk niet kunnen bekomen. Aan die beo reu werd ook te kennen gege ven, dat het bezwaar misschion zou kunnen worden opgeheven door bij inschrijvingen dc aannemers te verplichten hun onderaanne mers op de inschrijvingsbiljctten te doen ver melden of die namen -direct na de inschrij ving te doen opgeven. Dit werd een wassen neus genoemd, want dan vullen sommige aannemers die namen of enkele namen niet in. Als reden wordt dan opgegeven, dat zij het werk zelf hebben uitgorekend of hetzelf uitvoeren. Diezelfde reden geldt ook, wan neer zij de onderdeden direct na de aanbe steding moeten opgeven, of het wordt dan ontdoken door persoonlijk niet bij de ope ning der biljetten te blijven wachten. Adressanten voerden nog aan, dat de on deraannemers bij aanbesteding dan ook meer zekerheid van hun geld hebben. Het gebeurt toch helaas nog al te veel, dat een hoofdaan nemer in gebreke van betaling blijft. In do meeste gevallen is het wel door schuld van ouderen datum, doch dat neemt niet weg, dat de onderaannemers, die het laatst met hem in betrekking staan, ook van de lijdende par tij zijn. Hiertegenover werd opgemerkt, dat het toch ook mogelijk is, dat de besteder in zijn betalingen te kort komt en dan is de hoofdaannemer de aansprakelijke persoon. Hierop werd geantwoord, dat bij zulk een geval door den hoofdaannemer gewoonlijk aan de onderaannemers het voorstel wordt gedaan om de schade gezamenlijk te dragen, waarmede dezen in heb belang van do toe komst veelal genoegen zullen moeten nemen. Dit komt trouwens zoo hoogst zeldzaam voor, dat zij meenen, dat zulks wel buiten bespre king kan worden gehouden. Aan adressanten werd nog te kennen ge geven, dat aan een hoofdaannemer bij aan bestedingen onderaannemers kunnen toege voegd worden, die hij moet naloopen van het begin tot hefc einde, en nu wordt hefc voor hem een kwade geschiedenis, wanneer hij met zulke monschen moet werken, waarvan hij vooraf weefc, dat met hen het werk niet op tijd gereed komt, en niettegenstaande zulks blijft hij de aansprakelijke persoon en voor al die last en moeite krijgt de hoofdaanne mer ook geen vergoeding. Hiertegen werd o. a. aangevoerd, dat oen timmerman of metselaar, aan wien bij aan besteding volgens bestek do leiding van het werk wordt op,gedrag.cn, toch geheel vrij is om daarvoor eenig bedrag te rekenen, want bij inschrijving in massa is dit toch ook aan hem zelf overgelaten. Bij aanbesteding in massa toch gaat het hier ter stede in den regel op deze wijze: Tegen hefc uur der be steding komt de hoofdaannemer ter plaatse, waar -deze wordt gehouden. Hij heeft zijn eigen werk uitgerekend en stelt dit (zoo noo- dig verhoogd met verzekerings- en bestedings kosten, de post voor meerder werk enz., enz.) op een lijstje bovenaan. Nu ondervraagt hij alle verschillende onderaannemors, zoekt daaruit de laagsten en voegt deze posten zon der eenige verhooging daaronder, telt nu alles goed op en ziedaar de som, waarvoor hij dan, indien hij zich aan zijn berekening van zijn werk houdt en eerlijk blijft tegen over dc onderdeden, kan inschrijven. Nu moet hij dat gehcele werk toch ook uitvoeren en naloopen zonder extra^vergoeding en al les komt zonder uitzondering op zijn persoon neer. Als hij dus hij vakbesteding voor die zelfde som inschrijft, dan heeft h:j geen schar de. Bij inschrijving in massa komt het zelfs ook wel voor, dat aan een hoofdaannemer niet toegestaan wordt een onderdeel van het werk aan een van die onderaannemers van wien hij een laagste opgaaf ontving, op te dragen. Daar hij dio som echter had ingevuld, komt dit tot zijn schade, of, zoo hij hiermede geen genoegen neemt, kan dit ook een oorzaak zijn, waardoor het werk aan hem niet wordt gegund. Als men het goed beschouwt, is het ook in het belang van de eerlijke hoofdaannemers, dat vakbestoding wordt gehouden. Daarbij wordt het minder gemakkelijk voor onsolide hoofdaannemers om laag of beter gezegd te laag in te schrijven want dan zou hun kre- Wilhelm II, Keizer van Duitschland, Koning van Pruisen, Prins van Oranje, enz., enz., enz., die Maandag 27 Januari a. s. 43 jaar wordt. De aanstaande verjaring van Keizer Wilhelm is tevona een zilveren jubilé: 25 jaar geleden word de toenmalige prins Wilhelm meerderjarig verklaard. Heden voor 25 jaar had de Prins een „voldoend" overgangsexamen afgelegd en besloot hy, overeenkom stig den regel dat elk toe komstig 6tudent zich een tak van studie heeft te kiezen, zich te wijden aan de staate- en rechtswetenschap. De Prins behaalde by het examen nummer tien van zeventien candulaten, maar ontving een van de drie medailles Ier eere van den in 1802 overleden rector Kar! Ludwig Richter, gesticht voor de drie Ijverigste en waardigste „Primaner". Wegens den grooten om vang, dien de werkloosheid aangenomen heeft, wenscht Keizer Wilhelm, dat op z|jn verjaardag zoo min mogelijk verlichting en versiering wor den aangebracht aan de open bare gebouwenliet daarvoor besiemde geld moet liever onder de behoeftigen verdeeld worden. Deze wensch des Keizei8 is aan de verschil lende colleges medegedeeld, die meest reeds besloten hebben, er gehoor aan te geven. De Prins van Wales en gevolg vertrokken gisteravond even voor acht uren van Charing Cross-station en kwa men te 9 18 te Dover aan, op hun reis naar Berlijn. diet geschokt worden. Tot toelichting van dit laatste werd het volgende aangevoerd. Wanneer bijv. een timmerman een werk in maasa aanneemt voor f 8000, dan kan de houthandelaar hem met minder bezwaar wel weer een beetje krediet verleenen, soms staat er al oude schuld, maar dat kan desnoods wel oploopcn tot 4000, want hij kan op die /8000 altijd beslag laten leggen. Nu is daar soms maar voor f2500 timmerwerk bij. Had hij dus alleen dit timmerwerk aangenomen, dan kon hij zoo'n groot krediet niet meer krijgen, maar nu is het te wagen op het geld der ondordeeien. Na nog eenige discussie over onsolide on deraannemers, hetwelk echter bij vakbeste ding geen schade voor den hoofdaannemer bleek te zijn, werd dien heeren dank gezegd voor de door hen gegeven inlichtingen. Na een en ander in de vergadering overwo gen te hebben werd besloten aan Burgemees ter en Wethouders, alsook aan de verschillen de architecten, to verzoeken om in hot belang der verschillende onderaannemers bij voorko mende aanbestedingen zoowel in vakkenaLa in massa te lalen inschrijven: io. Daar zij dan meerdere zekerheid zullen hebben voor een richtige uitbetaling. 2o. Met het oog op een eerlij i concurren tie. Velfc architecten hebben hieraan, waar hefc mogelijk bleek, gevolg gegeven. Burgemeester cn Wethouders gaven te kennen, dat, blijkens het door de Commissie van Fabricage tor zake ingesteld onderzoek, de inschrijving in vakken bij aanbestedingen ten behoeve wn gemeentewerken, met de be doeling, dat de onderdeden van een en het zelfde werk zullen worclen gegund aan ver schillende aannemers, die iedor voor een gedeelte met de uitvoering zullen belast zijn, over het algemeen aan zoo groote bezwaren onderhevig is, dat aan don door de Kamer geuiten wensch niet kon worden voldaan. Intusschen zijn zij gaarne bereid in die enkele gevallen, waarin aanbesteding bij vak ken zonder nadeel voor de gemeente kan plaats hebben, te overwegen in hoeverre het belang van een goede uitvoering van het werk zulks toelaat en in die gevallen zoowel in massa als bij vakken te doen aanbesteden, zooals trouwens in het verleden reeds een enkele maal is geschied. Naar aanleiding van de vraag, gerezen in zake de M i 1 i t i e w e t 1 0 0 1, of een min derjarig mannelijk Nederlander, geboren in Mei 1882 en die zich 30 Mei 1901 in een onzer gemeenten vestigde, ook in Januari voor de militie moet worden ingeschreven, wijst De Gemeentestem er op, dat hierover verschil van meening bestaat. Het blad acht art. 13 Militiewe 1901 niet op den jongeling toe passelijk en evenmin art. 18 dier wet. In tusschen geeft het in overweging de vraag te onderwerpen aan den Commissaris der Ko ningin. Nader wijst De Gemeentestem op de mis sive van den Commissaris der Koningin in Overijsel over dezelfde aangelegenheid. De Commissaris der Koningin schrijft: ,,Uit den aard der zaak kan, bij gemis aan een overgangsbepaling, art. 18 der Militie- wet 1901 slechts gelden voor hen, die op of na 1 Jan. 1902 geraakten in een der in do eerste zinsnede van genoemd artikel bedoelde toestanden Zij derhalve, die zich reeds vóSr dien datum in een der boven bedoeldo toe standen bevonden en op wie p 31 Dec. 1901 art. 161 der Militiewet van 1861 niet van toepassing was, zijn thans niet inschrijvings- plichtig geworden. „Evenmin zullen, naar mij voorkomt, in- schnjvingsplichlig worden de Nederlanders, die in 1902, doch vóór het bereiken van hun 21ste levensjaar, ingezetenen zouden gewor den zijn volgens de Militiewet van 1861 en dus vielen onder art. 20 dier wet, aai gezien dat art. thans i3 vervallen, terwijl art. 13 der Militiewet 1901 op hen niet van toepas sing is." Aan den Commissaris dor Koningin was verder nog de vraag voorgelegd, of aan de bedoeling van den wetgever wordt vobiaan, indien in het buitenland wonende minderja rige Nederlanders, geboren in 1882, die op 1 Jan. 1901 niet als ingezetenen konden be schouwd worden en daarom ook niet voor dc militie ingeschreven werden, nè, 1 Jan. 1902 ingeschreven moeten worden, wanneer zij vóór het bereiken van het 2lstc levensjaa» hun verblijf voor eenige dagen in een Neder! land&che gemeente vestigen enkel met. he# doel om te kunnen wórden ingeschreven o* hier te lande hun militieplichten te vervul len. Hierop antwoordde de Commissaris der Koningin ann het getrokken gemeentebe stuur: ,,Het antwoord op deze vraag zal m. i. ontkennend moeten luiden. In de eerste plaats is het hoogst twijfelachtig of men wel kan spreken van bet „vestigen van zijn ver blijf" in een bepaalde gemeente indien iedere gedachte aan eenige duurzaamheid van dat verblijf moet worden buitengesloten. ,,Doch daarenboven zou bij een werkelijke vestiging van het verblijf binnen uw gemeen te inschrijvingsplichtigheid toch niet hefc staan vogens de Militiewet 1801, indien het gold de overbrenging va nde woonplaats van. België of Duitschland naar Nederland, aangezien voor de toepassing dier wet het grondgebied dier drie Rijken als een geheel is te beschouwen. Waar nu geen inschrijvingsp licht be staat volgens de we b, daar mag de inschrijving ook niet geschieden eokel omdat belanghebbenden het om de eeD of andere ro den gaarne zouden zien." Tn De Gemeentestem wordt ook de aan dacht gevestigd op het gevoelen, door den Commissaris der Koningin in Zuid-Holland omtrent de artfc. 18 en 19 der Militiewet ge uit, hetwelk in strijd is met de opvatting van den Commissaris der Koningin van Over ijsel. De redactie van De Gemeentestem wijst er op, dat de- opvatting van den Commissa ris der Koningin in Overijsel met de hare overeenstemt. De Nederlander schrijft: De Banier komt er tegen op, dat men do quacstie van het jus promovendi (mot offectus civilis) voor bijzondere univer siteiten ,,door een achterdeur" en „bijwijze van overrompeling" wil oplossen. Inderdaad is wat de Minister hierover in de Kamer h.jft gezegd, niet zeer steekhou dend. Hij zeide, dat de quacstie ten principale bij een herziening der hoogor-onderwijs-wet aan de orde zou komen, maar dat intusschen voor nieuwe ambten en betrekkingen reeds vooraf een beslissing kon vallen. Hiermee toch zou slechts beslist zijn „een quaestie ad hoc van een bepaalde wet." Dit zou opgaan, wanneer slechts één wijze van oplossing mogelijk was. Maar nu er min stens drie 1) denkbaar zijn, voelt men toch wel, dat door zulk een beslissing ad boe een antecedent, gesteld wordt voor die bepaalde wijze van oplossen, die in dez^ voorafgaando wetten gekozen wordt. Dit is een antecedent, waarop men zich la ter bij de algomeene regeling cn met recht zal beroepen. De quaestie blijft niet meer zuiver-onge- praejudicieerd. Eén der wijzen van oplossing krijgt een voorsprong bij do latere herzioning ten prin cipale. En dit klemt te meer, nu die bepaalde wijze van oplossen, welke ditmaal gekozen werd, juist een is, weike vroeger door de voorstan ders van het vrij hooger onderwijs niet werd gevraagd en die dan ook, gelijk onlangs on zerzijds werd aangetoond, aan groot bezwaar onderhevig is Zou hefc daarom niet beter zijn, de hoofd- quaestie, klaar en ongepraejudicicerd, len principale aan de orde te stellen, opdat in gemeen overleg gevonden worde de beste op lossing, die de vrijheid waarborgt zonder an dere bolangen te schaden? Het buitengewoon hoog bedrag der suc cessierechten in 1900 gaf den heer 1) Gemeenschappelijke staatsexamens; ge lijkstelling van den docLorsbul der bijzondere hoogescholen, die voldoen aan zekere b j de wet gestelde eischen; gelijkstelling van den doctorsbul van allo bijzondere „hoogescho len" zonder meer, en zonder dat dit begrip eenigen wettelijk gewaarborgden inhoud verkrijgt. 68) „Ja juffrouw, h|j heeft nog het kleine hotel; maar het gaat niet zoo goed meer: vader is wat ouderwotsch, en li|j verstaat geen Engelsch. Als ik terug ga, zal dat beter worden; ik weet met do Engelsche gasten om te springen." „Ach ja f Wy, Duitschers, reizen maar naar alle dealen der wereld, om te leeren. En som migon koeren terug om gelukkig te z|]n in het heerlijke vaderland I" „Heeft u ook geen plan, eens naar Rüdes- heim terug te keeren, juffrouw?" „Neen, ik ga niet meer terug. Maar kom, ik houd je op. Geef ml) het adres van de kamers alsjeblieft." Otte Muller, de kollner, haalde een enve loppe uit z|jn zak. „Ik heb het adres hier opgeschreven, juf- frouwt; 't is b|j eon Duitsche dame, die biy is, als er landslui b|j haar komen, 't Is er netjeB en goedkoop; ik geloof wel, dat ge er op uw gemak zult z|jn. Wil ik een cab aan roepen en uw bagage er op brengen?" „Neen, doe geen verdere moeite; ik weet, dat je niet veel t|jd hebt. Is 't niet?" DJa, het kostte moeite om weg te komen. Als u het dus niet kwal|jk neemt, ga ik maar terug." „Zeker; houd je niet langer op. Misschien kom je wel eens op een avond, als je vr|j hebt? Ik spreek zoo graag over Rüdesheim en de oude vrienden I" „Ja, juffrouw, ik zal bepaald komen... O, dat vergat ik haast l Ik moet u iets' vreemds vertellenik hoop niet, dat het u zeer zal doen." „O, niets kan m|J meer zeer doen," zei Catherlna Weber, en er kwam een oneindige droefheid in de blauwe oogen. „Wat voor nieuws hadt je? Is er iemand gestorven te Rüdesheim 7" „Neen, juffrouw, dat niet. Ik wou u enkel maar vertellen, dat ik laatst in ons hotel den man heb ontmoet, met wien meneer Freiligrath in Zuid Afrika samen was, toenhet ongeluk gebeurde." Catherina Weber zag hem ernstig aan, maar haar gelaat veranderde niet, en haar stem bleef zacht en klaar. „De man, met wien Freiligrath in Zuid- Afnka was? Bedoel je Clement Hansell „Jaik herinnerde m|j den naam wy kenden dien te Rüdesheim; want ieder had medelijden met u, toen wy de geschiedenis vernamen en hoorden, dat uw verloofde dood was." „Dus Clement Hansell was in je hotel 1" zei Catherina kalm. „Is h|j daar nog?" „Neen. H|j is heel r|jk, naar het sch|Jnt; h|j bl|jft te Londen wonen en heeft een groot huis genomen in Grosvenor-Place; het is dichtby Hydepark. Een prachtig huis, geloof ik. „Dank je, Otto. Ik ben bl|j, dat ik het weet. Ik heb eindelijk geleerd, aan het verleden te denken zonder tranen. Maar houd je nu niet langer op. Ik zal er wel komen. Spoedig hoop ik je eens te zien." De kollner nam beleefd den hoed af, vatte de hem toegestoken hand, die hy eerbiedig drukte, en ging heen. Catherina Weber bleef nog even toeven, riep toen een koetsier en liet zich naar het gegeven adres brengen, waar z|J alles vond, zooals Otto hot had geschreven. De hospita, een moederlijke, Duitsche vrouw, scheen terstond zeer ingenomen met de nieuwe gast, en het duurde geen uur, of juffrouw Weber was op de hoogte met de geheele familie geschiedenis van de weduwe Bernstein. Catherina gaf echter geen gehoor aan d© vr|j duidel||ke uitnoodiging om ook eens haar hart uit te storten Z() had" geduldig, al was het ook met inspanning, geluisterd; maar toon er gevraagd werd naar haar eigen ge schiedenis, glimlachte z|j en verzekerde, dat ze er geen had. „Ik ben gouvernante. Ik verliet mjjn woon plaats, toen mjjn vader stierf en ik zelf voor mijn onderhoud moest zorgen. Ik heb verscheidens betrekkingen gehad, nu het laatst in Schotland, waar ik drie jaar ben geweest." Juffrouw Weber antwoordje niet, en juf frouw Berenstein, die begreep, dat ze moe was en naar rust verlangde, verliet haar met den wensch, dat ze tevreden mocht z|jn met de slaapkamer en het bed. Catherina zat nog een poos b|j den haard, droomend en starend; het scheen echter, of haar oogen nu gericht waren op iets, dat niet meer in de verte lag, maar dichtbij. Plotseling stond zy op en ging haar koffer openen. Z\J haalde er een kleine schr|j(néces saire uit. Daarin lag, onder een pak met eon zwart lint saamgobonden brieven, een enveloppe, die ze opende met een zucht. De enveloppe bevatte een portret, de beelte nis van eon knappen, Hinken jongeling, met een onmiskenbaar Duitsch voorkomen. Catherina tuurde een poosje op het portret en bracht het toen aan haar lippen, om het eerbiedig te kussen. Daarna sprak zy zacht en vieiend, als een moeder tot haar kind: „Lieve Maxi De eed, dien ik zwoer op den dag, toen ik hoorde, dat je vermoord was, zal ik houden, en dan kom ik b|j je, m|jn lieveling l" Geen trek van smart was op het bleeko gelaat; in de zachte oogen goen fonkeling van haat of wrokalleen van liefde, die geduldig wach; i g-wn' vroos kent. XL. Jack Darvell was razend verlegen ora geld. Hl) had in don laatsten l|jd zeer sterk gewed en verloren, en mot z|jn werkzaamheid als lokvogel voor Gaygold en andere geldschieters was liet uit. Nu het uitgekomen was, dat h|j lord Charlton in aanraking had gebracht mot een ox tuchthuisboef, die volgons de alge- meone opinie don lord vermoord had, liet men don heer Darvell links liggen. Menschen, die hem b|j zUa voornaam hadden genoemd en zeer gemeenzaam met hem plachten te z|jnf deden nu, of zo hem in het geheel met kenden De eerste maal, dat h|j b|j een wedren verscheen, nam niemand notitie van hem, en h|j gevoelde, dat hot met z|ju loopbaan als „gentleman" gedaan was. Z|jn laatste hoop was gevestigd op het hem toekomend deel van de 20,000 pond. Daaraan zou hy genoeg hebben, om te kunnen afwachten, dat do storm overdreef, eer h|) weer nieuwe slachtoffers zou kunnen maken. Doch een briefje van Gaygold, in heol voor zichtige termen gesteld, deed hem weten.dat de heeren van het administratiekantoor be zwaar maakten tegen de uitbetaling ea blijk baar uitstof wilden, in de hoop, dat er dan misschien bewijzen zouden kunnen gevonden worden, dat er valsch gespeeld was. Wat het voor Jack nog erger maakte, was, dat meneer Joyce, die nauwkeurig op do hoogte bleef van do loopende geruchten en het wer kelijke nieuws in de moordzaak, z|jn dochter trachtte te bewegen, echtscheiding to vorderen, en Molly, op wien de moord grooten indruk had gemaakt, toonde zich geneigd, dep. raad baars vaders op te voigen. Zjj sprak er van, naar het tooneel terug te keeren en een engagement aan te gaan voor oen lange tournóo in de provincie; en Darvell merkte, dat zy reeds b|j een artistiek agentschap was geweest voor zuik een ver bintenis, en dat papa Joyce mee op reia zou gaan. Het maakte Darvell zenuwachtig, dat leder hem wantrouwde, zelfs zjjn oigen vrouw. Het was niet waarscbynlyk, dat h'J van haar geld zou loskrijgen, en geld moest h(j toch hebben. H|j dacht er over, stilletjes te verdwenen naar Amerika. Op Gaygold kon h|j toch ook niet te veel rekenen; die deed alles om hem op een afstand te houden. De eenige kans was nog, het dien brave zoo lastig te maken, dat deze laf ais elke schurk hem een goede som gaf, ora hem het land uit te krijgen. HO besloot den volgenden morgen een be- zook te brengen by den woekeraar. H1183, de klerk van Sampson Gaygold, beantwoordde de bewondering, die z|jn patroon voor hem had, volstrekt niet. H(j haatte den woekeraar, met den feilen haai: van een oprecht, jeugdig gemood, ori hoi I m moeite, dit te verbergen. Vi'u I

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1902 | | pagina 5