LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 25 JANUARI. - TWEEDE BLAD.
Anno 1902,
Offieieele Kennisgeving»
PERSOVERZICHT. a
FEUILLETON.
De Tweelingbroeders.
No. 12860
KENNISGEVING.
ZEEMILITIE.
Burgemeester en Wethouders van Leidon,
Gelet op art. 133 der Militiewet 19U1
Noodigen de loteliugen voor de lichting van
.'dit jaar, uit doze gemeente, die voor volledige
oefening bij de militie te land zouden moeten
woiden ingelijfd, een der na te melden beroepen
uitoefenen en vorlaugon bij de Zeemilitie te
dienen, uit, zich daartoe ann te molden of te
doen opgeven vóór den lsten Februari aanstaande,
op een werkdag, tusschen des voormiddags tien
en des namiddags drie uren, ter Secretarie dezer
gemeente (aid. Militie en Schuilei ij, knuter No. 9).
De door den Minister van Marine, overeen
komstig de eerste zinsnede van art. 137 dor wet,
aangewezen beroepen, welke geacht kunnen worden
hen die ze uitoelonen, het moest geschikt te doen
zijn tor opleiding voor diensten by de zeemilitie,
Eyn de navolgende:
1. Stuurlieden, stuurmansleerlingen en verdere
zeevarenden op koopvaardijschepen van de grooto
©n kleine vaarl. 2. Stuuilieden, schippers en
verdere opvarenden van Rynschepen, aken, tjalken
en kleiuere vaartuigen. 3- Stuurlieden en verdere
opvarondeo van passagiers- on sleepbooleu, loods-
vuai tuigen on tonnonleggers. 4. Diepzee- en
Noordzeekuslvisschera 5. Zuiderzeevisachers.
6. Visschers op do Zeeuwsche wateren en op de
groote rivieren 7. Mossel- en oestervisschers.
8- Schuitenvoerders en veorliedeu. 9. Vletter-
lieden. 1U. Alachiuiaten, machinist-leerlingen
en stokers op schepen en vaartuigen, bij spoor-
ot tramwogen en op inbneken oi andere inrich
tingen. 11. Machmedrijvers. 12. Tremmers
lit. Smeden. 14. Haokwerkers. 15. Werktuig
makers. 16. Ketelraakers. 17. Voorslagers.
18. bcheepabeschieiers. 19. Scheepstimmer
lieden (scheepmakers). 20. Brood-, koek- en
banketbakkers. 2l. Koks. 22. Koifiohuis- en
boielbedienden. 23. Ziekenverplegers. 24.
Apothekersbedienden. 25. Barbiers. 26
Personeel van 's Kyks-Marinowerven.
Jn verband hiermede wordt de aandacht der
lotelingen gevestigd op het voorschrift van art.
Ii6 van bovengenoemde wet, luidende aldus:
„De bij de militie te land ingelijfdon worden
niet tot het aangaan van een verbmtenia voor
de buitenlandsche zeevaart toegelaten, zonder
schiiiteiyke toestemming van wege Onzen Minister
van Oorlog.
Die toestemming wordt in gewone tijden niet
geweigerd uan de lotelmgen, die reeds vóór hun
mli)ving bij do militie buu beroep van de buiten-
landscbo zeevaart maakien en die zich overeen
komstig art. 13b voor de zeemilitie hebben aange
boden, doch daarbij niet hebben kunnen worden
aangenomen."
Burgemeester en Wethouders voornoemd:
Leiden, F. WAS, Burgemeester.
13 Jan. 1902. VAN jËEIJST, Secretaris.
Directe BcSaattugeii.
De Burgemeester vau Leiden brengt ter alge-
meene keunis, dat aan deu Ontvanger der Directe
Beluslingen is ter hand gesteld het kohier
dei Grondbelasting van den dienst 1902,
executoir verklaard don 23sten Januaii j 1en
herinnert voorts de belanghebbenden aan hun
verplichting om deu aanslag op den by de Wet
bepaalden voet te voldoen.
Leideu, De Burgemeester voornoemd,
24 Jan. 1902. F. WAS.
In De Kamer van Arbeid lezen wij hefc vol
gende:
Kamer van Arbeid voor de Bouwbedrijven Ie Leiden.
Namens eenige patroons in de bouwvakken
wendden zich een drietal hunner lot deze
Kamer mot het verzoek haar medewerking
en steun te verleenen, ten einde bij heeren
architecten en bij het Gemeentebestuur aan
te dringen om bij de te houden aanbestedin
gen niet alleen in massa maar ook vaksgewij-
ze te laten inschrijven.
Uit een daarop mondeling gegeven toelich
ting en na een gehouden discussie bleek, dat
die wensch geuit was om verschillende rede
nen. O. a. is het hier ter stedo bij inschrij
vingen gewoonte, dat do hoofdaannemers een
prijsopgaaf vragen van de verschillende on
derdeden. Hiernaar maken zij hun bereke
ningen en vullen hun biljetten in, zoodat dan
ook reeds feitelijk is beslist, wie de onder
aannemers van zulk een werk zijn. Het blijkt
echter menigmaal, dat de een of andore
hoofdaannemer, nadat hefc werk aan hem is
gegund, opnieuw do onderdeden van zoo'n
work gaat uitventen en helaas zijn er veelal
nog personen te vinden, die zich hiertoe be
schikbaar stellen. Do een uit gebrek aan
werk ora zijn personeel niet te behoeven ont
slaan, de ander uit hebzucht of afgunst en
ook weer anderen door onbekendheid met
dergelijke handelingen. Ook gebeurt het dik
wijls, dat vóór do aanbesteding de prijzen
van enkele onderaannemers verraden zijn.
en ook hier blijkt heb, dat er onderaannemers
zijn, die hiervan misbruik maken.
Hiertegen werd o. a. aangevoerd, dat on
deraannemers toch niet verplicht zijn die
prijsopgaaf te geven, waarop word geant-
woord, dat de nood die onderaannemers wel
dwingt, aangezien zij anders dergelijk werk
niet kunnen bekomen.
Aan die beo reu werd ook te kennen gege
ven, dat het bezwaar misschion zou kunnen
worden opgeheven door bij inschrijvingen dc
aannemers te verplichten hun onderaanne
mers op de inschrijvingsbiljctten te doen ver
melden of die namen -direct na de inschrij
ving te doen opgeven. Dit werd een wassen
neus genoemd, want dan vullen sommige
aannemers die namen of enkele namen niet
in. Als reden wordt dan opgegeven, dat zij
het werk zelf hebben uitgorekend of hetzelf
uitvoeren. Diezelfde reden geldt ook, wan
neer zij de onderdeden direct na de aanbe
steding moeten opgeven, of het wordt dan
ontdoken door persoonlijk niet bij de ope
ning der biljetten te blijven wachten.
Adressanten voerden nog aan, dat de on
deraannemers bij aanbesteding dan ook meer
zekerheid van hun geld hebben. Het gebeurt
toch helaas nog al te veel, dat een hoofdaan
nemer in gebreke van betaling blijft. In do
meeste gevallen is het wel door schuld van
ouderen datum, doch dat neemt niet weg, dat
de onderaannemers, die het laatst met hem
in betrekking staan, ook van de lijdende par
tij zijn. Hiertegenover werd opgemerkt, dat
het toch ook mogelijk is, dat de besteder in
zijn betalingen te kort komt en dan is de
hoofdaannemer de aansprakelijke persoon.
Hierop werd geantwoord, dat bij zulk een
geval door den hoofdaannemer gewoonlijk
aan de onderaannemers het voorstel wordt
gedaan om de schade gezamenlijk te dragen,
waarmede dezen in heb belang van do toe
komst veelal genoegen zullen moeten nemen.
Dit komt trouwens zoo hoogst zeldzaam voor,
dat zij meenen, dat zulks wel buiten bespre
king kan worden gehouden.
Aan adressanten werd nog te kennen ge
geven, dat aan een hoofdaannemer bij aan
bestedingen onderaannemers kunnen toege
voegd worden, die hij moet naloopen van het
begin tot hefc einde, en nu wordt hefc voor
hem een kwade geschiedenis, wanneer hij
met zulke monschen moet werken, waarvan
hij vooraf weefc, dat met hen het werk niet op
tijd gereed komt, en niettegenstaande zulks
blijft hij de aansprakelijke persoon en voor
al die last en moeite krijgt de hoofdaanne
mer ook geen vergoeding.
Hiertegen werd o. a. aangevoerd, dat oen
timmerman of metselaar, aan wien bij aan
besteding volgens bestek do leiding van het
werk wordt op,gedrag.cn, toch geheel vrij is
om daarvoor eenig bedrag te rekenen, want
bij inschrijving in massa is dit toch ook aan
hem zelf overgelaten. Bij aanbesteding in
massa toch gaat het hier ter stede in den
regel op deze wijze: Tegen hefc uur der be
steding komt de hoofdaannemer ter plaatse,
waar -deze wordt gehouden. Hij heeft zijn
eigen werk uitgerekend en stelt dit (zoo noo-
dig verhoogd met verzekerings- en bestedings
kosten, de post voor meerder werk enz., enz.)
op een lijstje bovenaan. Nu ondervraagt hij
alle verschillende onderaannemors, zoekt
daaruit de laagsten en voegt deze posten zon
der eenige verhooging daaronder, telt nu
alles goed op en ziedaar de som, waarvoor
hij dan, indien hij zich aan zijn berekening
van zijn werk houdt en eerlijk blijft tegen
over dc onderdeden, kan inschrijven. Nu
moet hij dat gehcele werk toch ook uitvoeren
en naloopen zonder extra^vergoeding en al
les komt zonder uitzondering op zijn persoon
neer. Als hij dus hij vakbesteding voor die
zelfde som inschrijft, dan heeft h:j geen schar
de.
Bij inschrijving in massa komt het zelfs
ook wel voor, dat aan een hoofdaannemer
niet toegestaan wordt een onderdeel van het
werk aan een van die onderaannemers van
wien hij een laagste opgaaf ontving, op te
dragen.
Daar hij dio som echter had ingevuld, komt
dit tot zijn schade, of, zoo hij hiermede geen
genoegen neemt, kan dit ook een oorzaak
zijn, waardoor het werk aan hem niet wordt
gegund.
Als men het goed beschouwt, is het ook in
het belang van de eerlijke hoofdaannemers,
dat vakbestoding wordt gehouden. Daarbij
wordt het minder gemakkelijk voor onsolide
hoofdaannemers om laag of beter gezegd te
laag in te schrijven want dan zou hun kre-
Wilhelm II,
Keizer van Duitschland, Koning van Pruisen, Prins van Oranje,
enz., enz., enz., die Maandag 27 Januari a. s. 43 jaar wordt.
De aanstaande verjaring
van Keizer Wilhelm is tevona
een zilveren jubilé: 25 jaar
geleden word de toenmalige
prins Wilhelm meerderjarig
verklaard.
Heden voor 25 jaar had
de Prins een „voldoend"
overgangsexamen afgelegd
en besloot hy, overeenkom
stig den regel dat elk toe
komstig 6tudent zich een tak
van studie heeft te kiezen,
zich te wijden aan de staate-
en rechtswetenschap. De
Prins behaalde by het examen
nummer tien van zeventien
candulaten, maar ontving een
van de drie medailles Ier eere
van den in 1802 overleden
rector Kar! Ludwig Richter,
gesticht voor de drie Ijverigste
en waardigste „Primaner".
Wegens den grooten om
vang, dien de werkloosheid
aangenomen heeft, wenscht
Keizer Wilhelm, dat op z|jn
verjaardag zoo min mogelijk
verlichting en versiering wor
den aangebracht aan de open
bare gebouwenliet daarvoor
besiemde geld moet liever
onder de behoeftigen verdeeld
worden. Deze wensch des
Keizei8 is aan de verschil
lende colleges medegedeeld,
die meest reeds besloten
hebben, er gehoor aan te
geven.
De Prins van Wales en
gevolg vertrokken gisteravond
even voor acht uren van
Charing Cross-station en kwa
men te 9 18 te Dover aan,
op hun reis naar Berlijn.
diet geschokt worden. Tot toelichting van
dit laatste werd het volgende aangevoerd.
Wanneer bijv. een timmerman een werk
in maasa aanneemt voor f 8000, dan kan de
houthandelaar hem met minder bezwaar wel
weer een beetje krediet verleenen, soms staat
er al oude schuld, maar dat kan desnoods
wel oploopcn tot 4000, want hij kan op die
/8000 altijd beslag laten leggen. Nu is daar
soms maar voor f2500 timmerwerk bij. Had
hij dus alleen dit timmerwerk aangenomen,
dan kon hij zoo'n groot krediet niet meer
krijgen, maar nu is het te wagen op het geld
der ondordeeien.
Na nog eenige discussie over onsolide on
deraannemers, hetwelk echter bij vakbeste
ding geen schade voor den hoofdaannemer
bleek te zijn, werd dien heeren dank gezegd
voor de door hen gegeven inlichtingen.
Na een en ander in de vergadering overwo
gen te hebben werd besloten aan Burgemees
ter en Wethouders, alsook aan de verschillen
de architecten, to verzoeken om in hot belang
der verschillende onderaannemers bij voorko
mende aanbestedingen zoowel in vakkenaLa
in massa te lalen inschrijven:
io. Daar zij dan meerdere zekerheid zullen
hebben voor een richtige uitbetaling.
2o. Met het oog op een eerlij i concurren
tie.
Velfc architecten hebben hieraan, waar hefc
mogelijk bleek, gevolg gegeven.
Burgemeester cn Wethouders gaven te
kennen, dat, blijkens het door de Commissie
van Fabricage tor zake ingesteld onderzoek,
de inschrijving in vakken bij aanbestedingen
ten behoeve wn gemeentewerken, met de be
doeling, dat de onderdeden van een en het
zelfde werk zullen worclen gegund aan ver
schillende aannemers, die iedor voor een
gedeelte met de uitvoering zullen belast zijn,
over het algemeen aan zoo groote bezwaren
onderhevig is, dat aan don door de Kamer
geuiten wensch niet kon worden voldaan.
Intusschen zijn zij gaarne bereid in die
enkele gevallen, waarin aanbesteding bij vak
ken zonder nadeel voor de gemeente kan
plaats hebben, te overwegen in hoeverre het
belang van een goede uitvoering van het
werk zulks toelaat en in die gevallen zoowel
in massa als bij vakken te doen aanbesteden,
zooals trouwens in het verleden reeds een
enkele maal is geschied.
Naar aanleiding van de vraag, gerezen in
zake de M i 1 i t i e w e t 1 0 0 1, of een min
derjarig mannelijk Nederlander, geboren in
Mei 1882 en die zich 30 Mei 1901 in een onzer
gemeenten vestigde, ook in Januari voor de
militie moet worden ingeschreven, wijst De
Gemeentestem er op, dat hierover verschil
van meening bestaat. Het blad acht art. 13
Militiewe 1901 niet op den jongeling toe
passelijk en evenmin art. 18 dier wet. In
tusschen geeft het in overweging de vraag te
onderwerpen aan den Commissaris der Ko
ningin.
Nader wijst De Gemeentestem op de mis
sive van den Commissaris der Koningin in
Overijsel over dezelfde aangelegenheid. De
Commissaris der Koningin schrijft:
,,Uit den aard der zaak kan, bij gemis aan
een overgangsbepaling, art. 18 der Militie-
wet 1901 slechts gelden voor hen, die op of
na 1 Jan. 1902 geraakten in een der in do
eerste zinsnede van genoemd artikel bedoelde
toestanden Zij derhalve, die zich reeds vóSr
dien datum in een der boven bedoeldo toe
standen bevonden en op wie p 31 Dec. 1901
art. 161 der Militiewet van 1861 niet van
toepassing was, zijn thans niet inschrijvings-
plichtig geworden.
„Evenmin zullen, naar mij voorkomt, in-
schnjvingsplichlig worden de Nederlanders,
die in 1902, doch vóór het bereiken van hun
21ste levensjaar, ingezetenen zouden gewor
den zijn volgens de Militiewet van 1861 en
dus vielen onder art. 20 dier wet, aai gezien
dat art. thans i3 vervallen, terwijl art. 13
der Militiewet 1901 op hen niet van toepas
sing is."
Aan den Commissaris dor Koningin was
verder nog de vraag voorgelegd, of aan de
bedoeling van den wetgever wordt vobiaan,
indien in het buitenland wonende minderja
rige Nederlanders, geboren in 1882, die op
1 Jan. 1901 niet als ingezetenen konden be
schouwd worden en daarom ook niet voor dc
militie ingeschreven werden, nè, 1 Jan. 1902
ingeschreven moeten worden, wanneer zij
vóór het bereiken van het 2lstc levensjaa»
hun verblijf voor eenige dagen in een Neder!
land&che gemeente vestigen enkel met. he#
doel om te kunnen wórden ingeschreven o*
hier te lande hun militieplichten te vervul
len.
Hierop antwoordde de Commissaris der
Koningin ann het getrokken gemeentebe
stuur:
,,Het antwoord op deze vraag zal m. i.
ontkennend moeten luiden. In de eerste
plaats is het hoogst twijfelachtig of men wel
kan spreken van bet „vestigen van zijn ver
blijf" in een bepaalde gemeente indien iedere
gedachte aan eenige duurzaamheid van dat
verblijf moet worden buitengesloten.
,,Doch daarenboven zou bij een werkelijke
vestiging van het verblijf binnen uw gemeen
te inschrijvingsplichtigheid toch niet hefc
staan vogens de Militiewet 1801, indien het
gold de overbrenging va nde woonplaats van.
België of Duitschland naar Nederland,
aangezien voor de toepassing dier wet het
grondgebied dier drie Rijken als een geheel
is te beschouwen.
Waar nu geen inschrijvingsp licht be
staat volgens de we b, daar mag de
inschrijving ook niet geschieden eokel omdat
belanghebbenden het om de eeD of andere ro
den gaarne zouden zien."
Tn De Gemeentestem wordt ook de aan
dacht gevestigd op het gevoelen, door den
Commissaris der Koningin in Zuid-Holland
omtrent de artfc. 18 en 19 der Militiewet ge
uit, hetwelk in strijd is met de opvatting van
den Commissaris der Koningin van Over
ijsel. De redactie van De Gemeentestem wijst
er op, dat de- opvatting van den Commissa
ris der Koningin in Overijsel met de hare
overeenstemt.
De Nederlander schrijft:
De Banier komt er tegen op, dat men do
quacstie van het jus promovendi
(mot offectus civilis) voor bijzondere univer
siteiten ,,door een achterdeur" en „bijwijze
van overrompeling" wil oplossen.
Inderdaad is wat de Minister hierover in
de Kamer h.jft gezegd, niet zeer steekhou
dend.
Hij zeide, dat de quacstie ten principale bij
een herziening der hoogor-onderwijs-wet aan
de orde zou komen, maar dat intusschen voor
nieuwe ambten en betrekkingen reeds vooraf
een beslissing kon vallen. Hiermee toch zou
slechts beslist zijn „een quaestie ad hoc van
een bepaalde wet."
Dit zou opgaan, wanneer slechts één wijze
van oplossing mogelijk was. Maar nu er min
stens drie 1) denkbaar zijn, voelt men toch
wel, dat door zulk een beslissing ad boe een
antecedent, gesteld wordt voor die bepaalde
wijze van oplossen, die in dez^ voorafgaando
wetten gekozen wordt.
Dit is een antecedent, waarop men zich la
ter bij de algomeene regeling cn met recht
zal beroepen.
De quaestie blijft niet meer zuiver-onge-
praejudicieerd.
Eén der wijzen van oplossing krijgt een
voorsprong bij do latere herzioning ten prin
cipale.
En dit klemt te meer, nu die bepaalde wijze
van oplossen, welke ditmaal gekozen werd,
juist een is, weike vroeger door de voorstan
ders van het vrij hooger onderwijs niet werd
gevraagd en die dan ook, gelijk onlangs on
zerzijds werd aangetoond, aan groot bezwaar
onderhevig is
Zou hefc daarom niet beter zijn, de hoofd-
quaestie, klaar en ongepraejudicicerd, len
principale aan de orde te stellen, opdat in
gemeen overleg gevonden worde de beste op
lossing, die de vrijheid waarborgt zonder an
dere bolangen te schaden?
Het buitengewoon hoog bedrag der suc
cessierechten in 1900 gaf den heer
1) Gemeenschappelijke staatsexamens; ge
lijkstelling van den docLorsbul der bijzondere
hoogescholen, die voldoen aan zekere b j de
wet gestelde eischen; gelijkstelling van den
doctorsbul van allo bijzondere „hoogescho
len" zonder meer, en zonder dat dit begrip
eenigen wettelijk gewaarborgden inhoud
verkrijgt.
68)
„Ja juffrouw, h|j heeft nog het kleine hotel;
maar het gaat niet zoo goed meer: vader is
wat ouderwotsch, en li|j verstaat geen Engelsch.
Als ik terug ga, zal dat beter worden; ik
weet met do Engelsche gasten om te springen."
„Ach ja f Wy, Duitschers, reizen maar naar
alle dealen der wereld, om te leeren. En som
migon koeren terug om gelukkig te z|]n in
het heerlijke vaderland I"
„Heeft u ook geen plan, eens naar Rüdes-
heim terug te keeren, juffrouw?"
„Neen, ik ga niet meer terug. Maar kom,
ik houd je op. Geef ml) het adres van de
kamers alsjeblieft."
Otte Muller, de kollner, haalde een enve
loppe uit z|jn zak.
„Ik heb het adres hier opgeschreven, juf-
frouwt; 't is b|j eon Duitsche dame, die biy
is, als er landslui b|j haar komen, 't Is er
netjeB en goedkoop; ik geloof wel, dat ge er
op uw gemak zult z|jn. Wil ik een cab aan
roepen en uw bagage er op brengen?"
„Neen, doe geen verdere moeite; ik weet,
dat je niet veel t|jd hebt. Is 't niet?"
DJa, het kostte moeite om weg te komen.
Als u het dus niet kwal|jk neemt, ga ik maar
terug."
„Zeker; houd je niet langer op. Misschien
kom je wel eens op een avond, als je vr|j
hebt? Ik spreek zoo graag over Rüdesheim
en de oude vrienden I"
„Ja, juffrouw, ik zal bepaald komen...
O, dat vergat ik haast l Ik moet u iets'
vreemds vertellenik hoop niet, dat het
u zeer zal doen."
„O, niets kan m|J meer zeer doen," zei
Catherlna Weber, en er kwam een oneindige
droefheid in de blauwe oogen. „Wat voor
nieuws hadt je? Is er iemand gestorven te
Rüdesheim 7"
„Neen, juffrouw, dat niet. Ik wou u enkel
maar vertellen, dat ik laatst in ons hotel den
man heb ontmoet, met wien meneer Freiligrath
in Zuid Afrika samen was, toenhet
ongeluk gebeurde."
Catherina Weber zag hem ernstig aan, maar
haar gelaat veranderde niet, en haar stem
bleef zacht en klaar.
„De man, met wien Freiligrath in Zuid-
Afnka was? Bedoel je Clement Hansell
„Jaik herinnerde m|j den naam
wy kenden dien te Rüdesheim; want ieder
had medelijden met u, toen wy de geschiedenis
vernamen en hoorden, dat uw verloofde
dood was."
„Dus Clement Hansell was in je hotel 1"
zei Catherina kalm. „Is h|j daar nog?"
„Neen. H|j is heel r|jk, naar het sch|Jnt;
h|j bl|jft te Londen wonen en heeft een groot
huis genomen in Grosvenor-Place; het is
dichtby Hydepark. Een prachtig huis, geloof ik.
„Dank je, Otto. Ik ben bl|j, dat ik het weet.
Ik heb eindelijk geleerd, aan het verleden te
denken zonder tranen. Maar houd je nu niet
langer op. Ik zal er wel komen. Spoedig hoop
ik je eens te zien."
De kollner nam beleefd den hoed af, vatte
de hem toegestoken hand, die hy eerbiedig
drukte, en ging heen.
Catherina Weber bleef nog even toeven,
riep toen een koetsier en liet zich naar het
gegeven adres brengen, waar z|J alles vond,
zooals Otto hot had geschreven. De hospita,
een moederlijke, Duitsche vrouw, scheen
terstond zeer ingenomen met de nieuwe gast,
en het duurde geen uur, of juffrouw Weber
was op de hoogte met de geheele familie
geschiedenis van de weduwe Bernstein.
Catherina gaf echter geen gehoor aan d©
vr|j duidel||ke uitnoodiging om ook eens haar
hart uit te storten Z() had" geduldig, al was
het ook met inspanning, geluisterd; maar
toon er gevraagd werd naar haar eigen ge
schiedenis, glimlachte z|j en verzekerde, dat
ze er geen had.
„Ik ben gouvernante. Ik verliet mjjn woon
plaats, toen mjjn vader stierf en ik zelf
voor mijn onderhoud moest zorgen. Ik heb
verscheidens betrekkingen gehad, nu het laatst
in Schotland, waar ik drie jaar ben geweest."
Juffrouw Weber antwoordje niet, en juf
frouw Berenstein, die begreep, dat ze moe was
en naar rust verlangde, verliet haar met den
wensch, dat ze tevreden mocht z|jn met de
slaapkamer en het bed.
Catherina zat nog een poos b|j den haard,
droomend en starend; het scheen echter, of
haar oogen nu gericht waren op iets, dat
niet meer in de verte lag, maar dichtbij.
Plotseling stond zy op en ging haar koffer
openen. Z\J haalde er een kleine schr|j(néces
saire uit. Daarin lag, onder een pak met eon
zwart lint saamgobonden brieven, een
enveloppe, die ze opende met een zucht.
De enveloppe bevatte een portret, de beelte
nis van eon knappen, Hinken jongeling, met
een onmiskenbaar Duitsch voorkomen.
Catherina tuurde een poosje op het portret
en bracht het toen aan haar lippen, om het
eerbiedig te kussen.
Daarna sprak zy zacht en vieiend, als een
moeder tot haar kind:
„Lieve Maxi De eed, dien ik zwoer op den
dag, toen ik hoorde, dat je vermoord was,
zal ik houden, en dan kom ik b|j je, m|jn
lieveling l"
Geen trek van smart was op het bleeko
gelaat; in de zachte oogen goen fonkeling van
haat of wrokalleen van liefde, die geduldig
wach; i g-wn' vroos kent.
XL.
Jack Darvell was razend verlegen ora geld.
Hl) had in don laatsten l|jd zeer sterk gewed
en verloren, en mot z|jn werkzaamheid als
lokvogel voor Gaygold en andere geldschieters
was liet uit. Nu het uitgekomen was, dat h|j
lord Charlton in aanraking had gebracht mot
een ox tuchthuisboef, die volgons de alge-
meone opinie don lord vermoord had, liet
men don heer Darvell links liggen. Menschen,
die hem b|j zUa voornaam hadden genoemd
en zeer gemeenzaam met hem plachten te
z|jnf deden nu, of zo hem in het geheel met
kenden De eerste maal, dat h|j b|j een wedren
verscheen, nam niemand notitie van hem, en
h|j gevoelde, dat hot met z|ju loopbaan als
„gentleman" gedaan was.
Z|jn laatste hoop was gevestigd op het
hem toekomend deel van de 20,000 pond.
Daaraan zou hy genoeg hebben, om te kunnen
afwachten, dat do storm overdreef, eer h|)
weer nieuwe slachtoffers zou kunnen maken.
Doch een briefje van Gaygold, in heol voor
zichtige termen gesteld, deed hem weten.dat
de heeren van het administratiekantoor be
zwaar maakten tegen de uitbetaling ea blijk
baar uitstof wilden, in de hoop, dat er dan
misschien bewijzen zouden kunnen gevonden
worden, dat er valsch gespeeld was.
Wat het voor Jack nog erger maakte, was,
dat meneer Joyce, die nauwkeurig op do hoogte
bleef van do loopende geruchten en het wer
kelijke nieuws in de moordzaak, z|jn dochter
trachtte te bewegen, echtscheiding to vorderen,
en Molly, op wien de moord grooten indruk
had gemaakt, toonde zich geneigd, dep. raad
baars vaders op te voigen.
Zjj sprak er van, naar het tooneel terug
te keeren en een engagement aan te gaan
voor oen lange tournóo in de provincie; en
Darvell merkte, dat zy reeds b|j een artistiek
agentschap was geweest voor zuik een ver
bintenis, en dat papa Joyce mee op reia
zou gaan.
Het maakte Darvell zenuwachtig, dat leder
hem wantrouwde, zelfs zjjn oigen vrouw. Het
was niet waarscbynlyk, dat h'J van haar geld
zou loskrijgen, en geld moest h(j toch hebben.
H|j dacht er over, stilletjes te verdwenen naar
Amerika. Op Gaygold kon h|j toch ook niet
te veel rekenen; die deed alles om hem op
een afstand te houden.
De eenige kans was nog, het dien brave
zoo lastig te maken, dat deze laf ais elke
schurk hem een goede som gaf, ora hem
het land uit te krijgen.
HO besloot den volgenden morgen een be-
zook te brengen by den woekeraar.
H1183, de klerk van Sampson Gaygold,
beantwoordde de bewondering, die z|jn patroon
voor hem had, volstrekt niet. H(j haatte den
woekeraar, met den feilen haai: van een
oprecht, jeugdig gemood, ori hoi I m
moeite, dit te verbergen.
Vi'u
I