N°. 12842 Zaterdag 4 Januari. A0. 1902. (§eze dOourant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Dit nommer bestaat uit VIER Bladen. Eerste Blad. IVlE&SCHELIJKHEiD. FEUILLETON. De Tweelingbroeders. LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Lcidon por 8 manndon: 5 'f l-10-' .•Buiton Leiden, por loopor en waar agonten govostlgd zUn 1.80 Franco por post 1.65- PRIJS DER AJDVERTENTLÉN: Van 1 6 regols f 1.05. Iedere regel meer f 0.17 Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad wordt f 0.05 berekend. Voor de ongelukKigen in de concentratiekampen. Het besluur der Leidsche Collectanten-Ver- ieniging „Zuid-Afrika" neemt beleefdelijk de TrUheid de Leidsche Burgerij te herinneren aan de tweede collecte ten behoeve in de eerste plaats van de concentratiekampen, als eenmaal de oorlog geëindigd zal zijn. Deze collecto zal gehouden worden op aan- taanden Woensdag (den tweeden Woensdag in de maand) den 8sten Januari. W(J zijn werkelijk verrast geworden door de groote opbrengst van de eerste collecte, en met een opgewekt hart zullen onze collec tanten, zoo dames als heeren, bij vernieuwing hun rondgang doen. Aanbevelen doen wij deze collecte niet. Hier kan alleen een gave ontvangen worden als vrucht van liefde en barmhartigheid. Het Bestuur Voornoemd ijs W. Pbra, voorzitter. K&- p. v. Driel Bzn., secretarie. W. F. K. Versteeg, penningm. G. B. Z. SCHLATHANN. Lzidrn', 4 Jan. 1902. Van tijd tot tijd komt het, helaas, voor, 'dat een onzer medeschepselen zich zoo ver vergeet, dat hij zich schuldig maakt aan f een zeer ernstig misdrijf, bij voorbeeld tegen het leven of dc ccr, een misdrijf met ruw- heid en geweld gepaard, en dan noemen wij dat een onmcnschelijk gedrag. Is het niet zonderling, dat men zelden, wellicht nooit, hoort zeggen, dat iemand zich mens c hel ij k gedraagt 1 Dat komt misschien omdat allen het zijn, wie men nu niet juist onder de misda digers kan rangschikken1? Dus zou het zoo /•wat van zelf spreken I Inderdaad, het ware te wenschcn dat het zóó zijn mocht. Maar, in werkelijkheid?" Slecht6 van zeer weinigen misschien, kan men zeggen, dat zij steeds en in alles de ware menechelijkheid, of, zoo- als men met een vreemd woord wel eens zegt, „humaniteit" ten toon spreiden; dat zij de kunst verstaan zich steeds voor te doen van do beste en edelste zijde. Om iets te kunnen wezen, moet men ge- 'Icerd hebben het te zijn, en, liefst wat 'vroeg. Humaniteit te leeren is daarom een hoofdvcreischte in de opvoeding. Aan het kind moet men de diepere begrippen van menschelijkhcid inprenten. Hoe? Zeker niet door boekengeleerd heid; niet door te veel predikaties over plichten en roeping. Liefst door, op prac- tischo wijze, bij het kind to ontwikkelen de liefde tot het dier. Verwondert dit iemand, dat van het dier gesproken wordt alvorens den mensch te noemen? Dat is toch niet zoo moeilijk te verklaren. Die rondom zich ziet en goed do oogen opent, dien zal het toch wel op vallen, dat het tegengaan van wreedheid tegenover de dieren lang geene onverschil lige zaak is. Te meer, daar het gebruik van het dier, aL^ hulpmiddel bij den strijd om het bestaan, toeneemt. En, de wreedheid tegenover lager bewerk tuigde schepselen, de ongevoeligheid voor dierlijk lijden, is op den duur niet af te scheiden van wreedheid jegens den mensch, of van ongevoeligheid voor het lijden van den mensch, die tochzeer vaak van dat lijden een groot deel der schuld zelf draagt. Er is misschien goen enkel punt, waarop kinderen meer leiding behoeven, dan op dat hunner verhouding tot de levende wereld, en die geen vreemdeling ie in zijn eigene om geving, di-n zal hot dikwijls opvallen, hoe het kind ook in deze omringd wordt door treurige voorbeelden, die hem drijven in de verkeerde richting. Het is genoeg bekend dat een kind zeer wreed kan wezen. Voorbeelden aan te ge ven van martelingen, die de diereD soms van hen te verduren hebben, is onnoodig; maar op den opmerkzamen toeschouwer ma ken zij meestal de nindruk, dat het kind niet gewend is aan nadenken over de betce- kenis zijner daden. Niemand heeft het wel licht op die beteekenis gewezen; niemand heeft het een gevoel ingeprent, waardoor die daad zou voorkomen zijn. En toch zal leert dit ons niets? een onnadenkende bengel, die zijn gang gaat, tot de marteling van het een of ander in sect of wat dan ook is afgeloopen, op een anderen tijd een dergelijk dier tegen de mis handelingen van een ander beschermen. Daarom moet men veel rekening houden met wat het kind ziet en hoort in zijne on middellijke omgeving. De opvoedende kracht moet vooral gelegen zijn in het ge moedelijk woord en het vriendelijk voorbeeld, dat het kinderhart voor goedheid en zacht heid ontsluit. Treffend zegt een schrijver over dit onderwerp„de ouders leeren de kinderen het slaanzij leeren hen het lachen, wanneer iemand zich bezeert of zij een ander een ongeluk zien overkomen; het voorbeeld van de groote menigte versterkt hen dagelijks daarinop school omvat het onderwijs in de geschiedenis meestal een aaneenschakeling van vechten en doodslaan, en de eer en de roem, die voor 't meeren- deel slechts de groote slachters zijn van 't menschdom, leiden de jeugd verder van den rechten weg." Van do vorming van het kind in huis en school hangt het toch grootendcels af, of het jongo geslacht ook zoo onverschillig voor het dierlijk leed zal opgroeien, als het oudere zich vaak betoont. Zoo ja, dan is het zeker te vreezen, dat de voornaamste schuld op de ouderlijke opvoeding zal drukken, ook al geven de ouders hun kinderen niet opzet telijk een slecht voorbeeld. Dit laatste is volstrekt niet noodig. Maar zie eens: vele ouders geven aan hun jonge kinderen een dier, bijv. een poes, een hondje, een konijn, een vogel, op de wijze van een stuk speel goed, opzettelijk opdat het kind er zich mee vermaken zal; maar vergeten dat het kind niet tevreden is vóór het speelgoed breekt. Anderen gaan een stap verder, en laten het toe, dat hunne kinderen zelfstandig allerlei djeren in hun macht brengen, om er naar welgevallen mee te handelen. In ledige oogenblikken, waarin de jeugdige natuur zich op de eene of andere wijze moet uiten, wordt met die dieren gespeeld als met een bal of een popze worden als onbezielde we zens behandeld, willens of onwillens ge plaagd en, als ze vervelen, wat spoedig het goval is, aan bun lot overgelaten ofver kwanseld, om nieuwe martelingen te on dergaan. Laat de vorm wat onschuldiger zijn: het huisdier wordt alleen maar vertroeteld; er wordt mee gesold. Maar dat gesol eindigt toch ook in een soort van apenliefde, die het beest aan de eene zijde met weldaden overlaadt en aan den anderen kant onvoor waardelijke onderwerping en voldoening aan alle nukken en grillen eischt. Het kind wordt op die wijze een dwingeland en alle dwingelanden zijn wreed. Het kind maakt van het dier een slaaf en een huichelaar, dio zich onderwerpt, maar te gelegenertijd zijn valschheid toont, om danvoor goed uit de gratie te wezen. Hoe geheel anders is hetzelfde dier in bij zijn van oudere menschcn, die het niet pla gen, maar het een betamelijke vrijheid gunnen en zóó een vrijwillige gehoorzaam heid kweeken 1 Misschien willeD ouders dit wel even be denken, die hun kinderen hartelijk liefheb ben en ze daarom o, zoo'n lief poesje geven; die ze de kapelletjes leeren vangen in den tuin of zich te verlustigen in een in een kooi opgesloten vogel. Nietwaar; men gevoelt het zoo gemakke lijk, dat met het woordje daarom iets niet in den haak is? Maar toch komt er een tegenwerping, in dezen vorm bijv.„Wij verzuimen immers niet onzen kinderen het goede en, daaronder ook liefde tot do dierenwereld, in tc prenten V' Over die tegenwerping nog eens een vol gende maal. Leiden, 4 Januari. In de gisteravond gehouden Januariverga dering van de Maatschappij dar Nederlandsche Letterkunde te Leiden sprak de heer C. H. Petera van 's-Gravenhage, over den Oudneder- landschen houtbouw. Zfin voordracht was de inleiding tot een zeer uitvoerige kunstbe schouwing; talrijke afbeeldingen waren In de vergaderzaal ten toon gesteld, een nog grooter aantal circuleerden onder de leden. De apreker wees er op, dat tot aan de twaalfde eeuw in deze landen huizen van steen zeldzaam waren, doch dat, toen eenmaal het bouwen in steen meer algemeen werd, men van lieverlede door keuren de stede lingen ging dwingen hun houten woniügen te vervangen door huizen, die minder brand gevaar opleverden. Van de 14de eeuw af zijn dientengevolge de monumenten van Oudhollandschen hout bouw hoe langer hoe schaarscher geworden. Uit oude houtsneden, kopergravures, fresco's en altaarstukken, dus uit afbeeldingen, moet men opmaken hoe de houtbouw van vroeger eeuwen geweest is, want in onze steden is niets over van die oudste gedenkstukken der vaderlandsche architectuur. Op het platteland, In Drente en in de Zaanstreek vooral, vindt men nog tal van houten huizen; ze zijn van jongeren datum en kenmerkend voor de land streken, waar zU gebouwd zijn. De rfike en belangwekkende verzameling van den heer Peters hield do leden lang bijeen. Voor het eerste half jaar 1902, zal als werkman-voorzitter optreden der Kamer van Arbeid voor de Voedings- en Genotmiddelen de heer J. E. van der Ouweelen. Na een zeer kortstondige ongesteldheid, een snel verergerde bronchitis is te 's Graven- hage overleden de Italiaansche gezant bij ons Hof Baron P. Galvagna, eerst sedert enkele dagen van buiteniandsch verlof in de residentie teruggekeerd. Den 17den Maart 1900 volgde hl), toen gezant in Kopenhagen, wijlen graaf De Zannini ln Den Haag op als Italiaansch gezant. Van hun deelneming in het plotseling verlies deden de Koninklijke Familie, het Corps Diplo matique, de minister van buitenlandache zaken en velen uit de voornaamste kringen blijken. De heer De Bordori, 1ste legatiesecretaris, zal als 2*»ï.kgela8tigde het beheer van het gezantschap op zich nemen. Het hoofdbestuur der Hollandscho Maat schappij vau Landbouw heeft besloten op een desbetreffend verzoek van verschillende af delingsbesturen te antwoorden, dat het meent zich voorioopig te moeten bepalen tot het aannemen eener afwachtende houding ten aan zien van de plannen der Duitache Regeering om de invoerrechten op de boter en de kaas te verhoogen, doch te geschikter tfid stappen hoopt te doen tot afwending van het dreigend gevaar. In district III van 's-Gravenhage is door de kiesvereeniging „Nederland en Oranje III" tot gemeonteraadscandidaat gesteld het Staten lid M. de Mos Jz., die de candidatuur heeft aanvaard. De gemeenteraad van Venloo heeft met algemeene stemmen besloten tot aankoop van de waterleiding ia die gemeente, toebehoo- ronde aan de "Waterleiding-Exploitatie-Maat- schappl), voor f 170,000. Do heer F. Keuller, thans administrateur der waterleiding, is benoemd tot directeur. Met den aanvang van het nieuwe jaar heeft de minister van binnenlandsche zaken het „torentje" 's-Gravenhage in zfin departe ment veriaten en de geheel nieuw ingerich te benedenvertrekken aan de zfide van den ▼Ijver in gebruik genomen. De vroegere minis terkamer is nu tot verblijf toegewezen aan een der referendarissen. Voor het kabelnet der te's-Gravenhage van gemeentewege aan te leggen telephoon, is, met inbegrip van leggingskosten en een bedrag voor onvoorziene uitgaven f 240,000 noodig. B. en Wa. vragen den gemeenteraad de beschikking over die som, welke uit leening zal moeten gevonden worden. Heden ia verschenen het eerste nommer van het onlangs aangekondigde weekblad: „Allen weorbaar!" officieel orgaan van de Vereeniging „Volksweerbaarheid". Van de afdeeling Voorschoten wordt gezegd dat omtrent haar niet veel gunstigs kan worden medegedeeld. Slechts in éón zaak heeft de afdeeling succes gehad: met de oprichting van eon Gymnastiek- en schermvereeniging mot adspi- raDten-afdeeling. Deze staat thans op eigen beonen, telt veel leden en houdt onder leiding van haar wakkeren directeur, den heer Blessenaar, sergeant-majoor uit Leiden, geregeld haar oefeningen. Door de welwillendheid van dr. J. W. Lely, directeur van Noorthey en vice voorzitter der afdeeling, kan z|J beschikken over het gym nastieklokaal van die inrichting. De Ijverige secretaris, dr. W. A. F. Bannier, is naar Utrecht vertrokken. Eerstdaags zal in die vacature moeten worden voorzien. Men meldt uit Delft aan de „N. R. C." Op het verzoek om adhaesie te betuigen in zake het verzoekschrift van den heer K. ter Laan aan den gemeenteraad, om verlof als hoofd eener school, tengevolge van zijn Kamerlidmaatschap, heeft de afdeeling II van het Ned. Onderwijzersgenootschap met alge meene stemmen een motie aangenomen, hierop neerkomende, dat door haar goen adres ter ondersteuning zal worden ingezonden, uit hoofde zU meent, dat de mogelijkheid niet is uitgesloten, dat het onderwijs aan do school schade zal lijden, indien een regeling wordt getroffen, zooals de heer Ter Laan wenscht. De Minister-President dr. Kuyper is gistermiddag Yoor enkele dagen naar Brussel vertrokken. H. M. de Koningin heeft, als blijk van belangstelling in het streven der doofstommen- vereeoigmg „Door Liefde Saamgebracht" te Amsterdam, haar een gift van f 200 doen toekomen. H. M. de Koningin-Moeder heeft aan het bestuur der vereeniging „Het Buitenland" ten behoeve van en als blijk van belangstelling in de vereeniging opnieuw een gift van f 200 doen toekomen. In een vergadering van de huishoude lijke commissie der Tweede Katnor is Don derdag officieel afscheid genomen van den heer W. van Erkelens, die, na 50 jaren aan de griffie werkzaam to zijn, laatstelijk als hoofdcommies, eervol ontslag had gevraagd en verkregen. Tot den vertrekkenden ambte naar werden hartelijke woorden gesproken en zijn toewijding en ijver dankbaar erkend Namens de Tweede Kamer werd hem als herinnering aan zijn welbestede loopbaan g<mi fraai gebeeldhouwd schrijfbureau ten geschenke aangeboden met inscriptie. Ook het personen» der griffie heeft oen blijk, van waardeering gegeven aan den hooggeachten vroegeren cbof door de aanbieding van een prachtwerk. In de Weesinrichting te Neerbosch waren over het jaar 1901 142 jongons ge plaatst, die een handwerk leerden en opgeleid werden tot de navolgende vakken: timmer man 18, schoenmaker 11, kleermaker 9, boek binder 24, letterzetter 13, snelpersdrukker 11, schilder 8, tuinman 15, klompenmaker 3, landbouwer 7, meubelmaker 8, smid 10 en broodbakker 5. 86) Het dool van den moord was niet moeilijk te gisson. De plaatsing van het lijk in de brandkast j bewees, dat de moordenaar in het bezit van een sleutel was, daar er geen sporen van inbraak of geweld aan het slot te ontdekken waren. Van de bedienden vernam de Inspecteur, dat do gravin haar juweelen in deze brand kast bewaarde. Spoedig had een nader onder zoek geleid tot de ontdekking, dat alle ■juwoolen waren gestolen, l Voor den scherpzinnigen politiebeambte was het goval nu zoo eenvoudig mogelijk. Jemand - in huis of daarbuiten - had den jtleutel der brandkast weten machtig te wor den en was bezig geweest, de juweelen te etelen, toen zjjn lordschap binnenkwam en ihem verraste. Do lord was onmiddellijk neer geveld en zfin Ifik in de kluis gesloten natuurlijk om de ontdekking van de misdaad zoo lang mogelijk togen te houden en den moordenaar of de moordenaars een voor- •«prong te geven. Bg Een verder onderzoek leerde hom, dat do sleutel, dien de gravin in haar bezit had, 'de eenige was. Hfi werd bewaard op haar kamer, en het was niet waarschijnlijk, dat ■Iemand hem dien avond in zijn bezit gehad '.kon hebben. De gravin borg den sleutel laffUd in een gesloten lade, omdat zU dan WJMt, waar hij was; een hoelen tfid geledon, toen zfi hem in een ongesloten lade placht ySi ber£0n, was hfi eens weg geweest; ze had hem den volgenden dag gevonden tusschen de haren van oen berenvel, dat voor de sofa in haar boudoir lag. Zfi vermoedde, dat ze zelf den sleutel had laten vallen. Met dit foit te zijnor beschikking, kwam de inspecteur tot de conclusie, dat destijds de sleutel door iemand was meegenomen, om er een afdruk van te maken. Bi) nader onderzoek van het lfik bleek, dat alle kostbaarheden waren geroofd en de zakken geledigd. De binnenzak van den rok was daarbij een weinig uitgescheurd alsof een ruwe hand daar haastig ingestoken was. Hot beleenen van het horloge was nog oen raadsel voor don inspecteur; hfi was over tuigd, dat een man, die inbraak met moord gepleegd had, niet den volgenden morgen naar een pandjeshuis zou gaan met een voor werp, dat zoo gemakkelijk herkend kon worden en de politie onmiddellijk op het spoor moest brengen. 't Werd nu meer dan ooit van dringend belang, te weten te komen, wat de vormoorde had gedaan, nadat hfi het huis, waar hjj godineerd had, verliet. Wie ook de heer mocht z|jn, dio hem naar hui3 begeleid en daar met hem gedronken en gerookt had, hij zou inlichtingen van groot gewicht kunnen geven. Het was mogelijk, dat de twee banknoten, blijkbaar door den lord zeiven van zijn kamer gehaald, gegeven waren aan den gast. Misschien ook het leek heelemaal niet onwaarschijnlijk met het oog op de kringon, waarin Charlton 1b nachts placht te verkeeren was die be zoeker medeplichtig. Mogelijk was het een vooraf beraamd plan en had de onbekende bezoeker den persoon binnengelaten, die in het bezit was van den valschen brandkaat- sleuteL Het bericht van den moord was geseind naar allo politiebureaux in de wereldstad, opdat geen oogenblik ongebruikt verloren zou gaan. Sergeant Gannett, die een paar dagen naar f buiten was geweest om onderzoek te doen in zake een grooten hoteldiefstal, hoorde het nieuws, en zfin vriend Verity vernam het ook. Do bijzonderheid, dat de vermoorde 's avonds gegeten had bfi Jack Darveli, maakte, dat beide mannon buitengewoon veol belang stelden in de zaak. Toevallig waren zo beiden gelijktijdig aan het bureau, toon de eerste mededeelingen omtrent het voorioopig onderzoek werden ontvangen. Zo vernamen, dat ton huize van Darveli geen inlichtingen van eenig gewicht waren verkregen. Meneer Darveli was juist dien morgen van huis gegaan en nog niet teruggekeerd, en mevrouw was 's avonds ook uitgegaande meid wist niet, waarheen. De dienstboden konden niet zoggen, wannoer en met wien lord Charlton don vorigen avond was vertrokken. De eenige, die wat geweten had, was de oude heer Joyce. H(j vertelde, dat hfi niet in eetkamer of salon mocht komen, als zijn schoonzoon deftige visite had. Hfi had echter over de trapleuning gekeken, toen de laatste gasten heengingen daar hfi zfin dochter nog eens wilde zien, eer hfi te bed ging, en hfi geloofde, dat lord Charlton het huis had verlaten met iemand, van wien hfi niets wist, dan dat hfi Stephen heette. Deze naam was onbekend aan de detectives, die het onderzoek bfi Darveli hadden gedaan; doch toen sergeant Gannett hem hoorde, zag hfi Verity zegevierend aan on zei: ^Darveli mag er tusschen zitten of niet, ik verwed er ra fin leven onder, dat Stephen Alison er in betrokken is. Ik ga dadelfik naar Exton street, maar 't is tien tegen een, dat de vogel is gevlogen l XXV. Een oogenblik stonden de broeders tegen over elkaar op den drempelgeen geluid werd vernomen, noch van John, noch van Stephen Alison. Menigmaal gedurende de jaren, sinds zfi elkaar bet laatst hadden ge zien, hadden beiden in hun verbeelding zulk een ontmoeting doorleefd, en beiden hadden de woorden overwogen, welke zfi in zulk een geval zouden spreken. Maar nu zfi in werke lijkheid eikaar ontmoetten, scheen de schrik beiden te verlammen. Stephen Alison had dikwfils in de stilte van do gevangeniscel do aanklacht herhaald, welke hfi den broeder, wiens slechte daad hem tot ellende en ondergang had gebracht, in hot gezicht zou slingeren. John Alison had, toen zfin rfikdommen begonnen to vermeerderen en het plan rfi'pte, om naar Engeland terug to keeren voor een nieuw leven, menigmaal bfi zichzelvon do woorden van verontschuldiging en berouw uitgesproken, waarmee hfi zfin broeder zou naderen om hem aan te bieden, met zfin geld goed te maken, wat or nog goed te maken viel. •Maar de woorden, die in do eenzaamheid zoo gemakkelijk wildon komon, bostiorven nu op zfin lippen, torwfil hfi do oogen moest neerslaan voor den doordringenden blik van den broeder, dien hfi zoo wreed bedrogen had. Stephen was de eerste, dio zfin stem terug vond. Hfi had zfin aandoening genoeg bo- dwongen om te begrijpen, dat wat ook zfin broeder hem of hfi aan zfin broeder te zeggen had een geopende huisdeur in Exton stroet niet de geschikte plaats was voor een onderhoud, dat wel eens stormachtig kon worden. Al de bitterheid, die Stephen in de eerste jaren van zfin ongeluk had gevoeld, werd opnieuw opgewekt door het gezicht van zfin broeder, maar hfi kon bezwaarlijk lucht geven aan zfin gemoed ten overstaan van het straatpubliek in een achterbuurt. Hfi brak de stilte en verzocht zfin broeder, binnen te komen. John, die zich zeer onprettig begon te gevoelen, draalde niet met aan deze uitnoodiging te voldoen. Toen de deur achtor hem gesloten was, keerde zfin zelfvertrouwen terug. „Stephen", zoi hfi, „ik ben in Engeland terug gekomen als eon rfik man. Ik ben pas oon paar dagen hier. Zoodra ik had opgespoord, waar ik je kon vinden, hob ik mfi gehaast, hiorheen te komen om Jo aan te bieden, aiies to doon, wat in mfin vormogen is, om goed te maken, wat ik au jem misd^d." 't Was duistor in do kleine guojtde broeder» kondön olkaar nauwolfiks zien. „Kom liovor bovon in mfin kamer", «prak Stephen; „wfi hobbon elkaar veel to zoggon." Hfi ging voor on John volgde. Do deur openondo van hot vortrok, dat zfin toevlucht was goweost na hot ontelag uit Portland, wendde do ontslagen govangeno zich tot zfin broeder mot de woordon: „Hior woon ik. Er is op het oogenblik nie mand anders hier in huiswfi kunnen du» vrfi sprokon." John Alison koek rond in de armoedige kamor en dacht aan do woolde on hot gomak, dat zfin gold hom sinds jaron had veroorloofd. Voor het eerst van zfin loven schaamdo hfi zich, (Wordl vervolgd,)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1902 | | pagina 1