N°. 12842
Zaterdag 4 Januari.
A0. 1902.
(§eze dOourant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Dit nommer bestaat uit
VIER Bladen.
Eerste Blad.
IVlE&SCHELIJKHEiD.
FEUILLETON.
De Tweelingbroeders.
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Lcidon por 8 manndon: 5 'f l-10-'
.•Buiton Leiden, por loopor en waar agonten govostlgd zUn 1.80
Franco por post
1.65-
PRIJS DER AJDVERTENTLÉN:
Van 1 6 regols f 1.05. Iedere regel meer f 0.17 Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Voor de ongelukKigen in de concentratiekampen.
Het besluur der Leidsche Collectanten-Ver-
ieniging „Zuid-Afrika" neemt beleefdelijk de
TrUheid de Leidsche Burgerij te herinneren
aan de tweede collecte ten behoeve in de
eerste plaats van de concentratiekampen, als
eenmaal de oorlog geëindigd zal zijn.
Deze collecto zal gehouden worden op aan-
taanden Woensdag (den tweeden Woensdag
in de maand) den 8sten Januari.
W(J zijn werkelijk verrast geworden door
de groote opbrengst van de eerste collecte,
en met een opgewekt hart zullen onze collec
tanten, zoo dames als heeren, bij vernieuwing
hun rondgang doen.
Aanbevelen doen wij deze collecte niet.
Hier kan alleen een gave ontvangen worden
als vrucht van liefde en barmhartigheid.
Het Bestuur Voornoemd
ijs W. Pbra, voorzitter.
K&- p. v. Driel Bzn., secretarie.
W. F. K. Versteeg, penningm.
G. B. Z. SCHLATHANN.
Lzidrn', 4 Jan. 1902.
Van tijd tot tijd komt het, helaas, voor,
'dat een onzer medeschepselen zich zoo ver
vergeet, dat hij zich schuldig maakt aan
f een zeer ernstig misdrijf, bij voorbeeld tegen
het leven of dc ccr, een misdrijf met ruw-
heid en geweld gepaard, en dan noemen wij
dat een onmcnschelijk gedrag.
Is het niet zonderling, dat men zelden,
wellicht nooit, hoort zeggen, dat iemand
zich mens c hel ij k gedraagt 1
Dat komt misschien omdat allen het
zijn, wie men nu niet juist onder de misda
digers kan rangschikken1? Dus zou het zoo
/•wat van zelf spreken I Inderdaad, het ware
te wenschcn dat het zóó zijn mocht. Maar, in
werkelijkheid?" Slecht6 van zeer weinigen
misschien, kan men zeggen, dat zij steeds
en in alles de ware menechelijkheid, of, zoo-
als men met een vreemd woord wel eens zegt,
„humaniteit" ten toon spreiden; dat zij de
kunst verstaan zich steeds voor te doen van
do beste en edelste zijde.
Om iets te kunnen wezen, moet men ge-
'Icerd hebben het te zijn, en, liefst wat
'vroeg. Humaniteit te leeren is daarom een
hoofdvcreischte in de opvoeding. Aan het
kind moet men de diepere begrippen van
menschelijkhcid inprenten.
Hoe? Zeker niet door boekengeleerd
heid; niet door te veel predikaties over
plichten en roeping. Liefst door, op prac-
tischo wijze, bij het kind to ontwikkelen de
liefde tot het dier.
Verwondert dit iemand, dat van het
dier gesproken wordt alvorens den mensch
te noemen? Dat is toch niet zoo moeilijk
te verklaren. Die rondom zich ziet en goed
do oogen opent, dien zal het toch wel op
vallen, dat het tegengaan van wreedheid
tegenover de dieren lang geene onverschil
lige zaak is. Te meer, daar het gebruik van
het dier, aL^ hulpmiddel bij den strijd om
het bestaan, toeneemt.
En, de wreedheid tegenover lager bewerk
tuigde schepselen, de ongevoeligheid voor
dierlijk lijden, is op den duur niet af te
scheiden van wreedheid jegens den mensch,
of van ongevoeligheid voor het lijden van
den mensch, die tochzeer vaak van dat
lijden een groot deel der schuld zelf draagt.
Er is misschien goen enkel punt, waarop
kinderen meer leiding behoeven, dan op dat
hunner verhouding tot de levende wereld, en
die geen vreemdeling ie in zijn eigene om
geving, di-n zal hot dikwijls opvallen, hoe
het kind ook in deze omringd wordt door
treurige voorbeelden, die hem drijven in de
verkeerde richting.
Het is genoeg bekend dat een kind zeer
wreed kan wezen. Voorbeelden aan te ge
ven van martelingen, die de diereD soms
van hen te verduren hebben, is onnoodig;
maar op den opmerkzamen toeschouwer ma
ken zij meestal de nindruk, dat het kind
niet gewend is aan nadenken over de betce-
kenis zijner daden. Niemand heeft het wel
licht op die beteekenis gewezen; niemand
heeft het een gevoel ingeprent, waardoor die
daad zou voorkomen zijn.
En toch zal leert dit ons niets? een
onnadenkende bengel, die zijn gang gaat,
tot de marteling van het een of ander in
sect of wat dan ook is afgeloopen, op een
anderen tijd een dergelijk dier tegen de mis
handelingen van een ander beschermen.
Daarom moet men veel rekening houden
met wat het kind ziet en hoort in zijne on
middellijke omgeving. De opvoedende
kracht moet vooral gelegen zijn in het ge
moedelijk woord en het vriendelijk voorbeeld,
dat het kinderhart voor goedheid en zacht
heid ontsluit. Treffend zegt een schrijver
over dit onderwerp„de ouders leeren
de kinderen het slaanzij leeren hen het
lachen, wanneer iemand zich bezeert of zij
een ander een ongeluk zien overkomen; het
voorbeeld van de groote menigte versterkt
hen dagelijks daarinop school omvat het
onderwijs in de geschiedenis meestal een
aaneenschakeling van vechten en doodslaan,
en de eer en de roem, die voor 't meeren-
deel slechts de groote slachters zijn van 't
menschdom, leiden de jeugd verder van den
rechten weg."
Van do vorming van het kind in huis en
school hangt het toch grootendcels af, of het
jongo geslacht ook zoo onverschillig voor
het dierlijk leed zal opgroeien, als het oudere
zich vaak betoont. Zoo ja, dan is het zeker
te vreezen, dat de voornaamste schuld op de
ouderlijke opvoeding zal drukken, ook al
geven de ouders hun kinderen niet opzet
telijk een slecht voorbeeld. Dit laatste is
volstrekt niet noodig. Maar zie eens: vele
ouders geven aan hun jonge kinderen een
dier, bijv. een poes, een hondje, een konijn,
een vogel, op de wijze van een stuk speel
goed, opzettelijk opdat het kind er zich mee
vermaken zal; maar vergeten dat het kind
niet tevreden is vóór het speelgoed breekt.
Anderen gaan een stap verder, en laten het
toe, dat hunne kinderen zelfstandig allerlei
djeren in hun macht brengen, om er naar
welgevallen mee te handelen. In ledige
oogenblikken, waarin de jeugdige natuur
zich op de eene of andere wijze moet uiten,
wordt met die dieren gespeeld als met een
bal of een popze worden als onbezielde we
zens behandeld, willens of onwillens ge
plaagd en, als ze vervelen, wat spoedig het
goval is, aan bun lot overgelaten ofver
kwanseld, om nieuwe martelingen te on
dergaan.
Laat de vorm wat onschuldiger zijn: het
huisdier wordt alleen maar vertroeteld; er
wordt mee gesold. Maar dat gesol eindigt
toch ook in een soort van apenliefde, die
het beest aan de eene zijde met weldaden
overlaadt en aan den anderen kant onvoor
waardelijke onderwerping en voldoening
aan alle nukken en grillen eischt. Het kind
wordt op die wijze een dwingeland en alle
dwingelanden zijn wreed.
Het kind maakt van het dier een slaaf en
een huichelaar, dio zich onderwerpt, maar
te gelegenertijd zijn valschheid toont, om
danvoor goed uit de gratie te wezen.
Hoe geheel anders is hetzelfde dier in bij
zijn van oudere menschcn, die het niet pla
gen, maar het een betamelijke vrijheid
gunnen en zóó een vrijwillige gehoorzaam
heid kweeken 1
Misschien willeD ouders dit wel even be
denken, die hun kinderen hartelijk liefheb
ben en ze daarom o, zoo'n lief poesje
geven; die ze de kapelletjes leeren vangen
in den tuin of zich te verlustigen in een in
een kooi opgesloten vogel.
Nietwaar; men gevoelt het zoo gemakke
lijk, dat met het woordje daarom iets niet
in den haak is?
Maar toch komt er een tegenwerping, in
dezen vorm bijv.„Wij verzuimen immers
niet onzen kinderen het goede en, daaronder
ook liefde tot do dierenwereld, in tc
prenten V'
Over die tegenwerping nog eens een vol
gende maal.
Leiden, 4 Januari.
In de gisteravond gehouden Januariverga
dering van de Maatschappij dar Nederlandsche
Letterkunde te Leiden sprak de heer C. H.
Petera van 's-Gravenhage, over den Oudneder-
landschen houtbouw. Zfin voordracht was de
inleiding tot een zeer uitvoerige kunstbe
schouwing; talrijke afbeeldingen waren In
de vergaderzaal ten toon gesteld, een nog
grooter aantal circuleerden onder de leden.
De apreker wees er op, dat tot aan de
twaalfde eeuw in deze landen huizen van
steen zeldzaam waren, doch dat, toen eenmaal
het bouwen in steen meer algemeen werd,
men van lieverlede door keuren de stede
lingen ging dwingen hun houten woniügen
te vervangen door huizen, die minder brand
gevaar opleverden.
Van de 14de eeuw af zijn dientengevolge
de monumenten van Oudhollandschen hout
bouw hoe langer hoe schaarscher geworden.
Uit oude houtsneden, kopergravures, fresco's
en altaarstukken, dus uit afbeeldingen, moet
men opmaken hoe de houtbouw van vroeger
eeuwen geweest is, want in onze steden is
niets over van die oudste gedenkstukken der
vaderlandsche architectuur. Op het platteland,
In Drente en in de Zaanstreek vooral, vindt
men nog tal van houten huizen; ze zijn van
jongeren datum en kenmerkend voor de land
streken, waar zU gebouwd zijn.
De rfike en belangwekkende verzameling
van den heer Peters hield do leden lang bijeen.
Voor het eerste half jaar 1902, zal als
werkman-voorzitter optreden der Kamer van
Arbeid voor de Voedings- en Genotmiddelen
de heer J. E. van der Ouweelen.
Na een zeer kortstondige ongesteldheid,
een snel verergerde bronchitis is te 's Graven-
hage overleden de Italiaansche gezant bij ons
Hof Baron P. Galvagna, eerst sedert enkele
dagen van buiteniandsch verlof in de residentie
teruggekeerd.
Den 17den Maart 1900 volgde hl), toen
gezant in Kopenhagen, wijlen graaf De Zannini
ln Den Haag op als Italiaansch gezant.
Van hun deelneming in het plotseling verlies
deden de Koninklijke Familie, het Corps Diplo
matique, de minister van buitenlandache zaken
en velen uit de voornaamste kringen blijken.
De heer De Bordori, 1ste legatiesecretaris,
zal als 2*ȕ.kgela8tigde het beheer van het
gezantschap op zich nemen.
Het hoofdbestuur der Hollandscho Maat
schappij vau Landbouw heeft besloten op een
desbetreffend verzoek van verschillende af
delingsbesturen te antwoorden, dat het meent
zich voorioopig te moeten bepalen tot het
aannemen eener afwachtende houding ten aan
zien van de plannen der Duitache Regeering
om de invoerrechten op de boter en de kaas
te verhoogen, doch te geschikter tfid stappen
hoopt te doen tot afwending van het dreigend
gevaar.
In district III van 's-Gravenhage is door
de kiesvereeniging „Nederland en Oranje III"
tot gemeonteraadscandidaat gesteld het Staten
lid M. de Mos Jz., die de candidatuur heeft
aanvaard.
De gemeenteraad van Venloo heeft met
algemeene stemmen besloten tot aankoop van
de waterleiding ia die gemeente, toebehoo-
ronde aan de "Waterleiding-Exploitatie-Maat-
schappl), voor f 170,000.
Do heer F. Keuller, thans administrateur
der waterleiding, is benoemd tot directeur.
Met den aanvang van het nieuwe jaar
heeft de minister van binnenlandsche zaken
het „torentje" 's-Gravenhage in zfin departe
ment veriaten en de geheel nieuw ingerich
te benedenvertrekken aan de zfide van den
▼Ijver in gebruik genomen. De vroegere minis
terkamer is nu tot verblijf toegewezen aan
een der referendarissen.
Voor het kabelnet der te's-Gravenhage
van gemeentewege aan te leggen telephoon,
is, met inbegrip van leggingskosten en een
bedrag voor onvoorziene uitgaven f 240,000
noodig. B. en Wa. vragen den gemeenteraad
de beschikking over die som, welke uit leening
zal moeten gevonden worden.
Heden ia verschenen het eerste nommer
van het onlangs aangekondigde weekblad:
„Allen weorbaar!" officieel orgaan van de
Vereeniging „Volksweerbaarheid".
Van de afdeeling Voorschoten wordt
gezegd dat omtrent haar niet veel gunstigs
kan worden medegedeeld.
Slechts in éón zaak heeft de afdeeling
succes gehad: met de oprichting van eon
Gymnastiek- en schermvereeniging mot adspi-
raDten-afdeeling.
Deze staat thans op eigen beonen, telt
veel leden en houdt onder leiding van haar
wakkeren directeur, den heer Blessenaar,
sergeant-majoor uit Leiden, geregeld haar
oefeningen.
Door de welwillendheid van dr. J. W. Lely,
directeur van Noorthey en vice voorzitter der
afdeeling, kan z|J beschikken over het gym
nastieklokaal van die inrichting.
De Ijverige secretaris, dr. W. A. F. Bannier,
is naar Utrecht vertrokken. Eerstdaags zal in
die vacature moeten worden voorzien.
Men meldt uit Delft aan de „N. R. C."
Op het verzoek om adhaesie te betuigen
in zake het verzoekschrift van den heer K.
ter Laan aan den gemeenteraad, om verlof
als hoofd eener school, tengevolge van zijn
Kamerlidmaatschap, heeft de afdeeling II van
het Ned. Onderwijzersgenootschap met alge
meene stemmen een motie aangenomen, hierop
neerkomende, dat door haar goen adres ter
ondersteuning zal worden ingezonden, uit
hoofde zU meent, dat de mogelijkheid niet is
uitgesloten, dat het onderwijs aan do school
schade zal lijden, indien een regeling wordt
getroffen, zooals de heer Ter Laan wenscht.
De Minister-President dr. Kuyper is
gistermiddag Yoor enkele dagen naar Brussel
vertrokken.
H. M. de Koningin heeft, als blijk van
belangstelling in het streven der doofstommen-
vereeoigmg „Door Liefde Saamgebracht" te
Amsterdam, haar een gift van f 200 doen
toekomen.
H. M. de Koningin-Moeder heeft aan het
bestuur der vereeniging „Het Buitenland" ten
behoeve van en als blijk van belangstelling
in de vereeniging opnieuw een gift van f 200
doen toekomen.
In een vergadering van de huishoude
lijke commissie der Tweede Katnor is Don
derdag officieel afscheid genomen van den
heer W. van Erkelens, die, na 50 jaren aan
de griffie werkzaam to zijn, laatstelijk als
hoofdcommies, eervol ontslag had gevraagd
en verkregen. Tot den vertrekkenden ambte
naar werden hartelijke woorden gesproken
en zijn toewijding en ijver dankbaar erkend
Namens de Tweede Kamer werd hem als
herinnering aan zijn welbestede loopbaan g<mi
fraai gebeeldhouwd schrijfbureau ten geschenke
aangeboden met inscriptie. Ook het personen»
der griffie heeft oen blijk, van waardeering
gegeven aan den hooggeachten vroegeren cbof
door de aanbieding van een prachtwerk.
In de Weesinrichting te Neerbosch
waren over het jaar 1901 142 jongons ge
plaatst, die een handwerk leerden en opgeleid
werden tot de navolgende vakken: timmer
man 18, schoenmaker 11, kleermaker 9, boek
binder 24, letterzetter 13, snelpersdrukker 11,
schilder 8, tuinman 15, klompenmaker 3,
landbouwer 7, meubelmaker 8, smid 10 en
broodbakker 5.
86)
Het dool van den moord was niet moeilijk te
gisson. De plaatsing van het lijk in de brandkast
j bewees, dat de moordenaar in het bezit van
een sleutel was, daar er geen sporen van
inbraak of geweld aan het slot te ontdekken
waren.
Van de bedienden vernam de Inspecteur,
dat do gravin haar juweelen in deze brand
kast bewaarde. Spoedig had een nader onder
zoek geleid tot de ontdekking, dat alle
■juwoolen waren gestolen,
l Voor den scherpzinnigen politiebeambte
was het goval nu zoo eenvoudig mogelijk.
Jemand - in huis of daarbuiten - had den
jtleutel der brandkast weten machtig te wor
den en was bezig geweest, de juweelen te
etelen, toen zjjn lordschap binnenkwam en
ihem verraste. Do lord was onmiddellijk neer
geveld en zfin Ifik in de kluis gesloten
natuurlijk om de ontdekking van de misdaad
zoo lang mogelijk togen te houden en den
moordenaar of de moordenaars een voor-
•«prong te geven.
Bg Een verder onderzoek leerde hom, dat
do sleutel, dien de gravin in haar bezit had,
'de eenige was. Hfi werd bewaard op haar
kamer, en het was niet waarschijnlijk, dat
■Iemand hem dien avond in zijn bezit gehad
'.kon hebben. De gravin borg den sleutel
laffUd in een gesloten lade, omdat zU dan
WJMt, waar hij was; een hoelen tfid geledon,
toen zfi hem in een ongesloten lade placht
ySi ber£0n, was hfi eens weg geweest; ze
had hem den volgenden dag gevonden tusschen
de haren van oen berenvel, dat voor de sofa
in haar boudoir lag. Zfi vermoedde, dat ze
zelf den sleutel had laten vallen.
Met dit foit te zijnor beschikking, kwam
de inspecteur tot de conclusie, dat destijds
de sleutel door iemand was meegenomen, om
er een afdruk van te maken.
Bi) nader onderzoek van het lfik bleek, dat
alle kostbaarheden waren geroofd en de
zakken geledigd. De binnenzak van den rok
was daarbij een weinig uitgescheurd alsof
een ruwe hand daar haastig ingestoken was.
Hot beleenen van het horloge was nog oen
raadsel voor don inspecteur; hfi was over
tuigd, dat een man, die inbraak met moord
gepleegd had, niet den volgenden morgen
naar een pandjeshuis zou gaan met een voor
werp, dat zoo gemakkelijk herkend kon
worden en de politie onmiddellijk op het
spoor moest brengen.
't Werd nu meer dan ooit van dringend
belang, te weten te komen, wat de vormoorde
had gedaan, nadat hfi het huis, waar hjj
godineerd had, verliet. Wie ook de heer
mocht z|jn, dio hem naar hui3 begeleid en
daar met hem gedronken en gerookt had, hij
zou inlichtingen van groot gewicht kunnen
geven.
Het was mogelijk, dat de twee banknoten,
blijkbaar door den lord zeiven van zijn kamer
gehaald, gegeven waren aan den gast. Misschien
ook het leek heelemaal niet onwaarschijnlijk
met het oog op de kringon, waarin Charlton
1b nachts placht te verkeeren was die be
zoeker medeplichtig. Mogelijk was het een
vooraf beraamd plan en had de onbekende
bezoeker den persoon binnengelaten, die in
het bezit was van den valschen brandkaat-
sleuteL
Het bericht van den moord was geseind
naar allo politiebureaux in de wereldstad,
opdat geen oogenblik ongebruikt verloren zou
gaan.
Sergeant Gannett, die een paar dagen naar
f buiten was geweest om onderzoek te doen
in zake een grooten hoteldiefstal, hoorde het
nieuws, en zfin vriend Verity vernam het
ook. Do bijzonderheid, dat de vermoorde
's avonds gegeten had bfi Jack Darveli, maakte,
dat beide mannon buitengewoon veol belang
stelden in de zaak.
Toevallig waren zo beiden gelijktijdig aan
het bureau, toon de eerste mededeelingen
omtrent het voorioopig onderzoek werden
ontvangen. Zo vernamen, dat ton huize van
Darveli geen inlichtingen van eenig gewicht
waren verkregen. Meneer Darveli was juist
dien morgen van huis gegaan en nog niet
teruggekeerd, en mevrouw was 's avonds ook
uitgegaande meid wist niet, waarheen. De
dienstboden konden niet zoggen, wannoer en
met wien lord Charlton don vorigen avond
was vertrokken.
De eenige, die wat geweten had, was de
oude heer Joyce.
H(j vertelde, dat hfi niet in eetkamer of
salon mocht komen, als zijn schoonzoon deftige
visite had. Hfi had echter over de trapleuning
gekeken, toen de laatste gasten heengingen
daar hfi zfin dochter nog eens wilde zien,
eer hfi te bed ging, en hfi geloofde, dat
lord Charlton het huis had verlaten met iemand,
van wien hfi niets wist, dan dat hfi Stephen
heette.
Deze naam was onbekend aan de detectives,
die het onderzoek bfi Darveli hadden gedaan;
doch toen sergeant Gannett hem hoorde, zag
hfi Verity zegevierend aan on zei:
^Darveli mag er tusschen zitten of niet,
ik verwed er ra fin leven onder, dat Stephen
Alison er in betrokken is. Ik ga dadelfik naar
Exton street, maar 't is tien tegen een, dat
de vogel is gevlogen l
XXV.
Een oogenblik stonden de broeders tegen
over elkaar op den drempelgeen geluid
werd vernomen, noch van John, noch van
Stephen Alison. Menigmaal gedurende de
jaren, sinds zfi elkaar bet laatst hadden ge
zien, hadden beiden in hun verbeelding zulk
een ontmoeting doorleefd, en beiden hadden
de woorden overwogen, welke zfi in zulk een
geval zouden spreken. Maar nu zfi in werke
lijkheid eikaar ontmoetten, scheen de schrik
beiden te verlammen.
Stephen Alison had dikwfils in de stilte
van do gevangeniscel do aanklacht herhaald,
welke hfi den broeder, wiens slechte daad
hem tot ellende en ondergang had gebracht,
in hot gezicht zou slingeren.
John Alison had, toen zfin rfikdommen
begonnen to vermeerderen en het plan rfi'pte,
om naar Engeland terug to keeren voor een
nieuw leven, menigmaal bfi zichzelvon do
woorden van verontschuldiging en berouw
uitgesproken, waarmee hfi zfin broeder zou
naderen om hem aan te bieden, met zfin geld
goed te maken, wat or nog goed te maken viel.
•Maar de woorden, die in do eenzaamheid
zoo gemakkelijk wildon komon, bostiorven nu
op zfin lippen, torwfil hfi do oogen moest
neerslaan voor den doordringenden blik van
den broeder, dien hfi zoo wreed bedrogen had.
Stephen was de eerste, dio zfin stem terug
vond. Hfi had zfin aandoening genoeg bo-
dwongen om te begrijpen, dat wat ook
zfin broeder hem of hfi aan zfin broeder te
zeggen had een geopende huisdeur in
Exton stroet niet de geschikte plaats was voor
een onderhoud, dat wel eens stormachtig kon
worden. Al de bitterheid, die Stephen in de
eerste jaren van zfin ongeluk had gevoeld,
werd opnieuw opgewekt door het gezicht van
zfin broeder, maar hfi kon bezwaarlijk lucht
geven aan zfin gemoed ten overstaan van het
straatpubliek in een achterbuurt.
Hfi brak de stilte en verzocht zfin broeder,
binnen te komen. John, die zich zeer onprettig
begon te gevoelen, draalde niet met aan deze
uitnoodiging te voldoen.
Toen de deur achtor hem gesloten was,
keerde zfin zelfvertrouwen terug.
„Stephen", zoi hfi, „ik ben in Engeland terug
gekomen als eon rfik man. Ik ben pas oon
paar dagen hier. Zoodra ik had opgespoord,
waar ik je kon vinden, hob ik mfi gehaast,
hiorheen te komen om Jo aan te bieden, aiies
to doon, wat in mfin vormogen is, om goed
te maken, wat ik au jem misd^d."
't Was duistor in do kleine guojtde broeder»
kondön olkaar nauwolfiks zien.
„Kom liovor bovon in mfin kamer", «prak
Stephen; „wfi hobbon elkaar veel to zoggon."
Hfi ging voor on John volgde. Do deur
openondo van hot vortrok, dat zfin toevlucht
was goweost na hot ontelag uit Portland,
wendde do ontslagen govangeno zich tot zfin
broeder mot de woordon:
„Hior woon ik. Er is op het oogenblik nie
mand anders hier in huiswfi kunnen du»
vrfi sprokon."
John Alison koek rond in de armoedige
kamor en dacht aan do woolde on hot gomak,
dat zfin gold hom sinds jaron had veroorloofd.
Voor het eerst van zfin loven schaamdo hfi zich,
(Wordl vervolgd,)