W- 12839
■Woensdag X «Januari.
A°. 1902.
feze fëourant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
OVER DEN DREMPEL.
JANUARI.
IDSCH
PRIJS DEZER COTTRAMTi
per S maandon
•Voor Leiden per 8 maandon; I I f I f l.M.'
ïffiniten Leiden, per looper sn waar agenten govosögd afln 1.30
^Franco per post 1.85.,
PRIJS DER ADVERTEITCTEN:
Van 1 6 rogels f J.05. iedere regel meer f O.l?^. Grootere
lettere naar plaatsri-mte. - Voor bet incassoeren buiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Bfl of npoodig na den jaarsovergang zyn
gewoon elkander een vriendelijk woord
toe te spreken. Somtijds is dat niets meer
dan een klank, een formule, bU welke niets
gedacht wordt, en dikwijls bezigt men, in
plaats van een hoorbare uitdrukking een of
'.anderen door het gebruik aangewezen vorm,
'die dan ook weleens niets meer is dan dat.
j Zonder langer dan zy waard zyn stil te
;*taan by de ontaardingen van den Nieuwjaars
groet, kunnen wU wel zeggen, dat hijzelf,
'mits waar zijnde, onze volle sympathie heeft.
O, men behoeft niet in herinnering te brengen,
dat wenschen van geen invloed zijn op onze
rlotgevallen, dat het van de uitgesproken
•woorden niet afhangt of het jaar, welks ver
borgenheden zich voor ons gaan ontsluiten,
ons vreugde zal brengen of smart, onze ver-
•langons in vervulling zal doen komen of ons
teleurstellingen zal bereiden. Maar die wenschen
getuigen toch van iets, dat wU niet missen
kunnen; zy zijn uiting van welwillendheid.
Men achte dat niet gering. Voor groote
dadon van zolfopoffering, verricht onder
den oogenblikkelhken drang van een groot
gevaar, wordt niet ieder in de gelegenheid
gesteld, on ook de meer in ons bereik liggende
offers ten bate van een of ander belang ver-
eischen oenig overleg. Maar welwillendheid is
het kleingeld, waarmede wy altijd onze zakken
gevuld moeten hebben, om het te kunnon
'uitgeven overal en op elk tydstip, het
Stootkussen zonder hetwelk men telkens en
by allerlei ontmoetingen in botsing geraakt
en builen bokomt. Zy is de olie, die het inge
wikkeld raderwerk der maatschappij wat
gladder doet draaien.
j En is het nu niet aardig, dat wU juist by
den jaarsovergang, soms maar half bewust,
.uitdrukking geven aan die behoefte aan onder
linge welwillendheid? Ja, de gedachte aan de
tvergankeiykheid van alle aardsche dingen
heeft ons ook er toe gebracht, te denken aan
iets hoogers, dat niet vergaat, maar alle
eeuwen door blyft bestaan en zich krachtig
moet ontwikkelen om de menschen op te
•voeren naar het betere, om hen gelukkiger
te maken.
a Meer dan ooit behooren wyals wy het nieuwe
jaar intreden, bezield te zyn met de begeerte
om welwillendheid te betrachten. Natuuriyk
zullen geschillen niet uitblijven, en nog
vaker dan deze, zullen meeningverschillen
.voorkomen, die ons woleens tegenover elkan
'der brengen. We hebben nu eenmaal onze
byzondere belangen, en zyn verplicht die te
verdedigenonze onderscheiden inzichten, en
We kunnen die maar niet dadeiyk prijsgeven
...s het blykt dat een ander ze niet deelt,
v aar ook in den stryd kunnen en moeten
.wy welwillend zyn, aan andermans belangen,
die met de onze niet geheel overeenkomen,
vok onze aandacht geven, aan zyn gevoelen
recht doen wedervaren, steeds gereed staan om
tot de oplossing van elk conflict al het onze
3 doen. En voorts, in onze betrekkingen tot
Mheerderen, tot minderon, wat maakt dat oen
Kptzaglyk verschil, of een goede wil die regelt,
Ran wel, of er steeds aan twee tegengestelde
°inden van het touw wordt getrokken.
Als die eenvoudige en zeer oude waarheid
'meer werd in acht genomen, zouden de
•f nen8cbon vreedzamer, rustiger en gelukkiger
r*yn, en stellig zou dan het jaar, dat heen-
Rt/ogaan is, minder treurige herinneringen
hebben achtergelaten.
Moge zyn opvolger het beter maken I Och,
mocht het, reeds in het begin van zyn loop,
het einde brongen van dien gruwelyken,
hans in het derde jaar zich verlongenden
I oorlog, waaraan wy zonder ophouden moeten
enken, die door zyn ongekende gruwelen de
wereld verbastert! Waar is de man of de
""rouw, die het woord zal vinden dat de komst
l^s vredes voorbereidt, en die macht genoeg
izit om het te doen hooren?
Als welwillendheid voorzat in do rade*
?an vorsten en staatslieden, een over wogen-
jn invloed had op de onderhandelingen van
j ploniaUn, on zy ia dit opzicht slechts weer
spiegelden wat er leefde in den boezem der
natiën, dan zou ook het vermeend nationaal
belang niet zoo op den voorgrond staan, en
in 1902 Europa niet bedreigd worden door
een verscherping van de bepalingen, die den
vryen ruilhandel, het krachtigst element voor
de bevordering van den vrede, in den weg
staan. Er dry ven donkere wolken aan den
economischen hemel; laten wy hopen, dat er
wat licht zal doorblinken.
Onze harteiykBte wenschen voor den bloei
van ons vaderland, voor het welzyn van ons
Vorstenhuis! Die beide wenschen vloeien
samen, vullen elkander aan en zyn onaf-
scheidelyk. De band, dien het vorig jaar heeft
zien leggen, en waardoor in Koninklyken kring
het huiseiyk geluk werd vermeerderd, worde
steeds hechterdat het jaar 1902 aan Koningin,
aan Prins-Gemaal en aan Koningin-Moeder
heerlyke dagen brenge!
Nederland ondervindt den terugslag van de
elders heerschende storingen op industriëel
gebied, en wy zyn niet zonder bezorgdheid
voor de naaste toekomst van den arbeid. In
zulke työen kan alleen kloeke samenwerking
de moeilykheden overwinnen; er moet een
gemeenschappeiyk" streven zyn om den druk
der tyden over alle schouders te verdeelen,
een onderling vertrouwen dat toenadering
gomakkelyk maakt. In ons vaderland is,
hoezeer ook de splitsing van politieke en de
scheuring van kerkelyke partyen den vreemde
ling den indruk zou geven als doden wy
nooit iets anders dan twisten, toch de Een
dracht inheemsch; in den afgeloopen zomer
hebben wy mot opgewektheid, en zonder de
elders gebruikeiyke tooneelen van wanorde,
een politieken stryd gestreden, waarvan de
uitkomst van grooten invloed zal zyn op den
gang der wetgeving in volgende jaron; toch
durven wy de hoop uitspreken dat, onder
welke omstandigheden wy in 1902 ook mogen
verkeeren, wy bereid bevonden zullen worden
om de handen ineen te slaan ten einde den
bloei van - ons land, de welvaart van ons
volk te bewerken.
Inzonderheid zy dit zichtbaar in de go-
moente onzer inwoning, in ons geliefd Leiden.
Slaan wy den blik op hot jaar, dat thans
achter ons ligt, dan vinden wy in de geschie
denis van onze stad geen groote gebeurte
nissen; onder de leiding van haar Burgemees
ter, haar Wethouders en haar Gemeenteraad,
wien wy onze beste wenschen toeroepen voor
de trouwe vervulling hunner taak, zoomede
voor hun persooniyk welzyn, ging haar
burgery kalm haar weg, arbeidende met meer
of minder yver aan haar dagtaak. Nuttige
instellingen ter verhooging van geestelyk en
stoffeiyk welzyn vinden hier voldoenden steun;
moge vooral in die richting het ingetreden
jaar van toenemende belangstelling deblykon
dragen.
Een noodlottig feit, waarby een trouw be
ambte het slachtoffer werd van ruw geweld,
moeten wy even aanstippen.
By den jaarsovergang zyn natuuriyk ook
in monigen kring de gedachten vervuld ge
worden met de herinnering aan dierbare per
sonen, die wy nog zoo gaarne by ons hadden
willen houden, ook omdat zy zooveel nut
stichtten. Onze Academie werd dat jaar weer
zwaar beproefd; zy verloor drie hoogleeraren,
de heeren mr. P. A. van der Lith, dr. J. E.
van Iterson, dr. J. ten Brink, die elk in hun
kring en ook ver daarbuiten een grooten
naam zich hebben verworven. Mannen, op
ander gebied van invloed of werkzame deel
nemers aan den arbeid voor publieke of
phllanthropische aangelegenheden, en wier
namen we hebben moeten inschryven op
het register der heengegane vrienden, zyn
Mgr. J. Bots, pastoor en deken van Leiden,
de gemeente-archivaris mr. Ch. M. Dozy, de
oud-stationschef K. T. Caron, de ontvanger der
directe belastingen F. A. J. A. van Galen,
de leeraar van bet Gymnasium K. Wieringa,
de oud directeur van de Kweekschool voor
Zeevaart, gepens. kapt. ter zee C. H. de
Goejo, de emeritus-predikant dr. H. G. Hagen
de leeraar der Hoogere Burgerschool dr. Th.
B. van Wettum.
De gedachte aan hetgeen die mannon heb
ben gedaan, aan de toewyding waarmede zy
hun taak vervulden, moge ons een spoorslag
zyn om te volharden, om toe te nemen in
plichtsbetrachting. Zy stelden zichzelven hooge
eischen en voldeden daaraan, laten.wy hun
voorbeeld volgen. Yan hen, zonder onderscheid,
kan getuigd worden dat zy de welwillendheid
betrachtten, laten wy doen geiyk zy.
Dat 1902 voor ons allen een gezegend jaar
moge zyn!
1 Januari. Te gelijk met mijn ontwaken rij9t
de gedachte bij mij op't Is vandaag Nieuw
jaar. Weer heeft zich oen schakel losgemaakt
van de keten dor jaren, om weg te .zinken in
don afgrond van het verleden I De wereld haast
zich de nieuwgeborene t© verwelkomen. Maar
terwijl veler blikken zich in de toekomst
richten, zie ik terug op het verleden. Men lacht
het jonge jaar toe en onwillekeurig denk ik aan
dat, hetwelk do tijd zoo juist begraven heeft.
Ik weet ton minste wat het mij gegeven heeft,
terwijl het nieuwe hot dreigend onbekende met
zich brengt. Wat verbergt het onder den sluier,
waarin het gehuld is Is het storm of zonne
schijn
Mijn ziel is even somber als do horizon. Ik
ben vandaag vrij, maar wat zal ik met nujn va-
cantie doen Ik loop ontstemd in mijn kamer op
en neer en besluit eindelijk mijn kachel aan te
maken.
Ongelukkigerwijze willen mijn zwavelstokken
niet branden, de schoorsteen rookt, het hout
vat geen vlaml Wrevelig werp ik mijn blaasbalg
neer en zet mij in mijn oudon fauteuil.
Welke reden heb ik eigenlijk om mij over een
nieuw jaar te verheugen Begrijpen allen, die
daar al in de straten loopen, in hun Zondags-
klooren en mot een feestelijk gelaat, wat hen
eigenlijk gelukkig stemt?
Weten zij, wat flit feest beteokent en wat de
oorsprong er van is?
Ik verwijl met mijn gedachten een oogenblik
bij de mate van geestesbeschaving, die ik boven
het volk voor heb. Ik maak als 'twaro een ga
ping in mijn boos humeur door mijn ijdelheid to
vleien en ik ga mijzelf na, wat ik weet, en ik
zeg zooDe eerste Romeinen verdeelden het
jaar in tien maanden; het was Nunia Pom-
püius, die er Januari en Februari aan toe
voegde. De eerste maand heette zoo naar Janus
en was aan hem gewijd. Daar met haar het jaar
begon, maakte men van den eersten dag een
feest en daaruit is ontstaan om elkander be
zoeken te brengen, geluk te wenschen, en, doch
dit slechts in sommige landen, cadeautjes te
geven. De geschenken, waarmede de Romeinen
elkander begiftigden, droegen een zinnebeeldig
karakter, zooals gedroogde vijgen, dadols, honig,
welke de zoete voorboden, waaronder het jaar
aanving", voorstelden, en en stuk zilvergeld,
,,stips" genaamd, dat rijkdom voorspelde.
Hier sluit ik de gaping af en ik verval weer
tot mijn knorrige stemming. De kleine speech,
welke ik tot mijzelven gericht heb, heeft mij
tevredener met mijzelf, maar ontevredener jnet
anderen gemaakt. Ik zal dan maar gaan ont
bijten om mij wat afleiding te verschaffen;
maar de portierster heeft de melk vergeten, en
do pot met confituren is ledig! Een ander zou
boos wordenik wend de grootste onverschillig
heid voor. Ik heb nog een harde korst over, die
ik met geweld doorbreek en achteloos opknab
bel, als een man, die ver verheven is boven we-
reldsche ijdelheden en vorsche kadetjes.
Ik weet eigenlijk niot waarom dat knabbelen,
dat mij eenige moeite kost, mij weer ontstemde.
Ik heb eens van een Eugolschman gelezen, die
zich ophing, omdat men vergeten had suiker in
zijn thee te doen. Er zijn oogenblikkcn in het
leven, dat de geringste tegenspoed, de kleinste
afwijking van onze gewoonten ons een gebeur
tenis toeschijnen. Onze stemming gelijkt op ©en
tooneclkijker, waardoor men, al naarmate men
hem in- of uitschuift, do voorwerpen grooter of
kloiner ziet.
In den regel kijk ik met onuitsprekelijk ge
noegen naar het tooncol, waarop ik nil mijn
venster het oog heb. Ilct is een opeenhooping
van daken, wier nokken in en door elkander
schuiven en waarop hooge schoorsteenen zich
vorheffen. Gisteren nog deden zij mij aan de Al
lien denken, en ik verheugde mij op de eerste
sneeuw, die mij lawines te aanschouwen zou
geven. Heden zie ik niets dan pannen en rook
pijpen. De duiven hielpen mij bij den arbeid
mijner verbeelding, heden zijn zij voor mij niet
meer dan vliegende diecn, die de daken
hebben uitgekozen voor hun binnenplaats; de
rook, die in dunne vlokken opstijgt, doet mij
niet denken aan den Vesuvius, maar herinnert
mij aan de bezigheden in de keuken, aan het
vaten-wasschen. Het telegraaftoestel, dat ik uit
de verte op den ouden toren van de Montmartre
zie, maakt den indruk van een afschuwelijke
galg, die boven de stad is opgericht.
Onaangenaam getroffen door wat zij ontmoe
ten, vestigen zicdi mijn blikken op het huis
tegonover mij.
Men kan duidelyk zien, dat in die woning
feest gevierd wordt. De bedienden zijn zeer be
drijvig; het is hun aan te zien, dat geschenken
ontvangen en bezorgd moeten worden. Ik zie
den eigenaar in de gang wandelen met de spij
tige uitdrukking, door gedwongen edelmoedig
heid verwekt, op het gelaat, het aantal bezoe
kers neemt toe, de móeste worden gevolgd door
bedienden, die bloemen, doozon of speelgoed
dragen. Plotseling wordt het groote hek wijd
open geworpeneen nieuw rijtuig, door twee
raspaarden getrokken, houdt stil. Dat zijn ze
ker de geschenken, door don echtgenoot aan de
meesteres dee huizes aangeboden, want zij zelve
treedt naar buiten om zo te bezichtigen. Zij
stijgt woldra in, vergezeld door een meisje in
kant, veeren en fluweel gedost ©n beladen met
geschonken, die zij gaat uitdoelen. Het portier
wordt dichtgeslagen, do raampjes opgehaald, het
rijtuig vertrekt.
Zoo wisselen allen heden gelukwenschen en
goede gaven, ik alleen heb niet9 te geven en
niets te ontvangen. Arme, eenzame man I Ik
ken zelfa niemand, wien ik gaarne iets zou
geven.
Mijn geluk- en zegenn enschen gelden dus
allen onbkenden vrienden, verloren in die me
nigte, welke aan mijn voeten woelt!
Aan u in de eerste plaats, kluizenaars der
stad, wie dood en armoede midden in het ge
woel van de wereld hebben afgescheiden, be
klagenswaardige zwoegers, veroordeeld om in
ellende en eenzaamheid het dagelijksoh brood
te eten, en die God gespeend heeft van liefde
en vriendschap.
Aan u, gevoelige droomers, die door het leven
gaat met den blik op de een of andere schit
terende ster, mot onverschilligheid op de rijke
oogsten der werkelijkheid tredend.
Aan u, brave huisvaders, die dos nachts
doorwerkt om uw gezin te kunnen onderhou
den; arme weduwen, die schreiende bij do wieg
zitten te arboiden; eerzuchtige jongelieden, die
zich een weg wilt banen door het loven om
langs dien weg eon uitverkoren vrouw te voe
ren; aan u allen, dappcro soldaten in den strijd
om het bestaan!
Aan u eindelijk, welke uw titel of uw naam
moge zijnaan u, die het schoone bemintdie
lijdt met hen, die lijden, die door de wereld
gaat gelijk de symbolische maagd van Byzan
tium, met de armen uitgestrekt als om het
gansche menschdom beschermend te omvatten 1
Hier word ik gestoord door een druk,
luid, aanhoudend getjilp. Ik zie opvoor
mijn venster zitten tal van musschen, die het
brood oppikken, dat ik gedachteloos op het dak
heb gekruimeld.
Bij dit tooneel dringt een zonnestraal in mijn
droevig gemoed door. Ik vergiste mij, toen ik
straks zeido, dat ik niets te geven haddank
zij mij, hebben ook de menschen het Nieuw
jaarsgeschenk.
's Middags. Er wordt aan mijn deur geklopt.
Een arm meisje treedt binnen en noemt mij
bij mijn naam. Ik herken haar eerst niet, maar
ze kijkt mij aanglimlachtA, het is
Paulette. Maar het ia een jaar geleden sinds ik
haar het laatst zag en zij is niet meer dezelfde.
Toen was zij een kind, nu is ze een jong
meisje.
Paulette is mager, bleek, armoedig gekleed,
maar ze heeft nog altijd dezelfde openhartige
oogen, waarmede ze recht aankijkt, den lie
ven mond, die bijna altijd glimlacht, als om
uw vriendschap vragend, dezelfde eenigszins
verlegen, maar welluidende stem. Paulette is
volstrekt niet mooi, zelfs lcelijk, maar ik vind
haar bekoorlijk.
Misschien ligt daarvan de oorzaak minder
bij haar dan bij mij. Aan Paulette zijn voor
mij zeer aangename herinneringen verbonden.
Er was een groot feest. De monumenten wa
ren geïllumineerd, duizenden guirlandes wie
gelden in do avondlucht heen en weer, midden
op hot Champ de Mars werd een prachtig vuur
werk afgestoken. Plotseling ontstc-nd door een
onbegrijpelijke oorzaak een paniek onder het
volk, dat als razend tegen elkaar opdrong,
schreeuwend, krijtend, de zwakken geraken van
de been en het volk vertreedt hen onder den
voet. Als door een wonder buiten het gedrang
gekomen, verwijder ik mij, toen de angstkreten
van eon kind mij terug deden keoren en mij op-
niuw begeven in dien chaos van menschen. Na
ongelooflijke moeite haal ik met levensgevaar
Paulette er uit te voorschijn.
Dit is nu twee jaar geleden. Ik had de klei
ne slechts met lange tusschenpoozen weerge
zien en haar bijna vergoten, maar Paulette
heeft hot sterke geheugen, dat aan goede har
ten eigen is. Op Nieuwjaarsdag komt zij mij
haar gelukwenaohen breugon en een pot bloeien
de violieren. Zij zelve heeft die plant gekweekt
en verzorgd; het is iets, dat haar geheel toe
behoort, want zij is verkregen door baar zorg
en geduld.
De violier staat in een gewonen bloempot,
maar Paulette is kartonneerster en heeft er
een gekleurde chasso-pot voor gemaakt. De
ornamenten daarop konden fraaier wezen,
maar er spreekt de goede wil uit.
Dit onverwacht geschenk, de blos van verle
genheid op het gelaat van het meisje, haar sta
melend uitgebrachte wenschen, scheurde gelijk
een zonnestraal de zwarte wolk vaneen, die
mijn ziel verduisterde, mijn stemming, die do
sombere avondtint CuCeg, kleurt zich plotseling
met do neerlijksto Lchtroode verven van den
dageraad. Ik goef Paulette een stoel en onder
vraag haar opgewekt.
Do kleine uatwooidt orrst met enkele woor
den, maar weldra i ijn de rollen verwisseld, en
ben ik het, cLo haar v-vhalen met vragen on
derbreek. Het mme kind leidt een droevig le
ven. Sinds lang is zij wees on woont met haar
broertje en zusje bij een oude grootmoeder,
die hen in armoede gr^otbrengt, zooals zij zelve
zegt. Paulette helpt htar reeds bij het karton-
neoren, haar zusje Perrine begint al aardig te
naaien cn Henri is leerjongen op een drukkerij.
Alles zou goed gaan, als er niet herhaaldelijk
tegenspoeden kwamen, als de kleeren niet sle
ten, als de eetlust niet zoo groot was, als do
winter hen niet verplichtte licht te koopen,
Paulette klaagt er ever, dat de kaars zoo kort
brandt en dat het heut zoo duur is. De stook
plaats van hun dakkamertje is zoo groot, dat
een takkenbos zooveol is ris een lucifer, ook is
ze zoo dicht bij hot dak, dat de regen er dooi
naar binnen komt en dat zij 's winters niets
geen warmte geeft. Zij stoken er daarom maar
niet meer in en bepalen zich -et een pot met
vuur, waarop zij eten koiccn. Grootmoeder
heeft wel gedacht over een kacheltje, dat bij
den oudroest op de benedenverdieping te koop
was, maar de man vroeg c-r zeven franken voor
en de tijden zijn van dim aard, dat men zicb
een dorgel ,ko uitgave niet veroorloven mag.
Het gezin heeft daarom besïoten mot zuinig
heid koude te Jijden.
Terwijl Paulette spreekt, voel ik mijn neer
slachtigheid verdwijnen. De eerste vertrouwelijke
modedoclingon van do kleine kartonneerde^
hebben een wensch in mij doen ontwaken, die
zich weldra tot een plan gevormd heeft. Ik
vraag haar wat zij thans gaat doen, en ze ver
telt me, dat, als zij bij mij geweest is, zo met
haur broertje en zusje en baar grootmoeder, de
klanten moet gaan ezoekon, aan wie zij le
veren. Mijn besluit is genomon ik zeg aan 1 ei
land, dat ik in den avond eens bij hen aan zal
loopen, en daarna otuur ik haar, nogmaals be
dankend, weg.
De violier staat voor mijn open venster,
waar zij door een zonr-istraal verwelkomd
wordt. De vogels tjilpen, do horizon is holder-
der geworden, en het weer, dat zich eerst zoo
treurig liet aanzien, belooft prachtig te wor
den. Zingend beweeg ik mij in mijn kamer op
en neer; haastig kleed ik mij aan en ga uit.
Drie uren. Ik heb alles met mijn buurman,
den schoorsteenveger, aïgcoprokenhij maakt
een oud kacheltje, dat hij op zij had gezet, in
ordo en belooft mij, dat het weer zoo goed als
nieuw zal worden. Om vijf uren moeten we bij
de grootmoeder van Paulette zijn om heb te
zetten.
Middornacht. Alles is prachtig afgeloopen»
Op het genoemdo uur bevond ik mij in de wo»;
ning der oude kartonneerster, die nog niet wat
teruggekeerd. Mijn schoorsteenveger heeft bei
kacheltje gezet, terwijl ik onder den grooteai
schoorsteen een dozijn takkenbossen van mijn
eigen wintervoorraad heb opgestapeld. Ik ml
mo verwarmen door heen en weer loopen, of wat
vroegor naar bed gaan.
Ieder geluid, dat ik op de trap hoorde, deed
mijn hart sneller kloppen; ik was bang, dat
men mij liet genot der verrassing zou beder-,
ven. Maar neen, al es kwam in orde, de kachel
snorde weldra, de kleine lamp stond op de ta
fel en wierp een nacht licht om zich heen en
het oliekruikjs was naar een hoekje verbannen-
Toen do schoorsteenveger vertrokken was, ver
anderde n :n vrees, dat men mij ontijdig over
vallen zou, in ongeduld over hot lango weg
blijven. Eindelijk vernam kinderstemmen.
Do deur werd geopend en zij traden binnen.
Allen bleven met een uitroep van verbazing
staan.
Bij hot zien van de kachel, de lamp cn den
bezoeker, die als een toovcnaar te midden van
doze wonderen stond, deinsden zij bijna ver
schrikt terug. Paulette begreep het eerste wat
er gebeurd was. De grootmoeder, die minder
snel do trappen was opgeklommen, verscheen nu
ook, en alles werd uitgelegd. Welk een vreugde,
welk een dankbaarheid
Maar daarmede waren de verrassingen nog
niet achter den rug. Het jongste zusje opendo
do aschlade der kachel en ontdekte kastanjes,
die lagen te knetteren; grootmoeder vond do
flesscben appelwijn, welke op het kastje ge
rangschikt stonden, cu uit een papier, dat ik
tot nu tee verborgen had, haalde men een ge
droogde ossetong, een stuk boter en verach
brood
Nu ging de verbazing in sprakeloozo bewon
dering over. Het kleine gezin had nog nooit
zulk een feestmaal bijgewoond I De tafel werd
gedekt, allen namen plaats en smulden. Het
is een heerlijk feest geweest, waaraan ieder liet
zijne heeft bijgedragen. Ik had slechts voor
het oten gezorgdde kartonneerster cn de kin
deren brachten do vroolijkboid aan.
Welk een schaterend gelach zonder reden
ging soms op! Hoevole vragen werden gedaan
zonder dat op antwoord gewacht word; koevele
antwoorden werden gegeven, die op geen en
kele der vragen sloegen. De oude vrouw deelde