MENGELWERK* KEGEEKLVGS4XÏWOOBDEN. Hoofdstuk IV; Justitie (Vervolg.) De Minister hoopt bij de uitvoering van «ijn werkplan aan het onderdeel van wetge ving: Internationaal Privaatrecht da aan dacht t« schenken, die 't verdient. Do Minister gelooft niet, dat reeds spoe dig dc beschikbare tijd zal worden gevonden voor do wijziging van de wet op het notaris ambt. Do Minister heeft ten aanzien van de „No velle van het Wetboek van Strafrecht" nog geen decisie genomen. Zijn voorstellen zullen echter een beschei dener. afmeting aannemen dan die van zijn ambtsvoorganger. Ten aanzien van de voor waardelijke veroordeeling verklaart de Mi nister dat dit instituut zijn sympathie in be ginsel wegdraagt. Ten aanzien van de gedane vragen over een wijziging in de uitvoering der celstraf kan do Minister nu niet antwoorden. Wam., ar dc wijziging van ons strafstelsel aan de orde komt zal het stelsel der zg. „Reformatories" overweging verdienen. Ten aanzien van hot verslag van de zooge naamde po li tiecommissie, hoopt de Minister in de gelegenheid te zijn tijdens zijn bewind een reorganisatie van het politiewezen ter hand te nemen. Bij de beantwoording der opmerkingen, ge maakt bij de artikelen, verklaart de Minister, dat liij zich niet kan vereenigen mot het denkbeeld om de Gerechtshoven te doen ver vallen en de rechtspraak in hooger beroep op to dragen aan den Hoogen Raad. Wijziging van hetestrafminimum in sommi ge wetten en van art. 37 Wetb. van Strafr. acht de Minister niet noodzakelijk. Ten aanzien van do wenschelijkheid eener herziening van het Wetb. v. Strafvordering staat de Minister nog op hetzelfde standpunt als hetwelk door hem in 1899 bij de behande ling der begrooting is ingenomen. Het uitzicht op voorstellen tot wijziging van het 1ste en Ilde Boek van het Burg. Wetb. kan op dit oogenbhk door hem niet worden geopend. Ten aanzien van het Ilde Boek van het Wetboek van Koophandel stemt dc Minister in met de gevoelens van zijn voor ganger. Voor eeno wijziging van art. 3 der wet op het Nederlanderschap bestaat geen aanleiding. De Minister zal onderzooken in hoeverre verbetering is te brengen in de financiocle positie van het personeel der arrondissements rechtbanken en van de griffiers. Dc tijds omstandigheden voor een voorstel tot trakte- mentsverhooging der leden van het Hoog Militair Gerechtshof acht de Minister niet gunstig. De resultaten met do opvoeding in het gc- iticht voor meisjes te Montfoort ver! regen Ujn zeer gunstig genoemd. Bij invoering der kinderwetten kan op vervanging van het ge bouw worden gelet. Met uitbreiding van den •arbeid in gevangenissen voor rekening en ten behoeve van het Rij kwordt voortgegaan. Het denkbeeld om gevangenen en verpleeg den werkzaam te stellen bij landbouwontgin- ningen of andere van staatswege uit te voe ren werken heeft voor dun minister geen vol doende aantrekkelijkheid. Ten aanzien der pensioenen van verpleegden in do rijkswerk inrichtingen'deelt de Minister mede, dat zijn ambtgenoot van Kolomen hot onderwerp na der wenscht te regelen in overeenstemming met het bij de wet van 9 April 1897 aangeno men beginsel van inhouding der pensioenen geduronde het verblijf in rijkswerkinrichtin gen. De Minister heeft gemeend aan den wensch der Kamer gevolg te moeten géven, waar het vermeerdering van ambtenoarspersonoel in enkele gestichten geldt en deze versterking bij nota van wijziging aangevraagd. Bij nota van wijziging worden enkele wij zigingen voorgesteld, o. a. om art. 41 te ver- hoogen met 1600 tot aanstelling van een adjunct-directeur voor het fabriekswezen bij dc Rijkswcrkin richting .n te Veenhuizen. Begrooting der Landsdrukkerij voor 1902. Be begrooting der uitgaven wordt vast gesteld op 263,079,60, hetgeen 6611 hooger ia dan in 1901. Onder meer zijn traktementö- verhoogingen uitgetrokkon voor den adjunct commies en voor den meesterknecht der drukkerij en voor die der zetterij. Over 1900 zullon de inkomsten der Alg. Lands drukkerij vermoedelijk bedragen 275,114.98, en de uitgaven 269,604.66, zoodat het ver moedelijk batig saldo over dat jaar 15,610.43 lal bodragen. Spoorweg AlmelooCoevorden Een wetsontwerp is ingediend tot onteige ning" ton behoeve van den aanleg van een spoorweg van Almeloo naar Coevorden, van eigendommen in do gemeenten Stad-Almeloo, Ambt-Almeloo, Vriezenvoen, Hellendoorn, den Ham, Ambt Ommen, Ambt-Hardenberg, Stad- Hardonborg, Grameborgen en Coevorden. De spoorweg, voor den aanleg en exploitatie waarvan concessie is verleend aan do Noord ooster Locaal-Spoorweg-My., vangt aan op het bestaande station Aimeloo, loopt van daar ln algemeen noordolijko richting langs Mariön- berg, aldaar aansluitende aan den spoorweg van Zwolle naar Maritmborg, voorts langs Hardenberg en Gramsbergen, en eindigt te Coevorden bjj den kunstweg van Coevorden naar Dalen. Aan bezwaren, die tegen het plan van aanleg en de ontworpen richting van den spoorweg zjjn ingekomen in de gemeente Vriezenveen, nl. tegen de ontworpen los- en laadplaats aan het Overijseleche Kanaal waardoor de be staande stapelplaats grootendeels zal worden ingenomen zal wordon te gemoot gekomon door het maken van een afzonderlijke spoor weg ha veo: foim—f Kwadijk - Edam - Ycllevxkjm. In oen nota naar aanleiding van het verslag nopens het onteigenings-wetsontwerp ten be hoeve van dezen spoorweg, zogt do minister van waterstaat, dat de spoorweg zal worden gelegd op den noordelijken berm en er tusschen de spoorwagens sn de zuidelijke boomonry een breedto overblijft van 4.66 M.. wat alleszins vol doende ia voor de behoefte van het gewone verkeer. Aangezien de spoorweg ale tramweg zal wor den geöïploiteerd, wordt langs den spoorweg geen afscheiding gesteld, en voorzorgsmaat regelen voor de beveiliging van het verkeer zjjn niet noodig. De ondervinding elders leert, dat er geenerlei grond is voor te rreezen gevaar. Indische Begrooting voor 1902. De Commissie van Rapporteurs heeft over deze begrooting een verslag uitgebracht, de openbare beraadslaging voldoende voorbereid oordeolende. I>e aanvaring op de Theems. De heer F. Wirtz Jr., uit 's-Gravenhage, die zich met familieleden aan boord bevond van het stoomschip „Koningin-Regentes" bij de aanvaring van dien bodem met een Engelsch oorlogsschip, had do welwillend heid het volgend verhaal te zenden van hot gebeurde, waarvan hij ooggetuige wae: „Het was den avond van den 6den Novem ber dat wij van Londen vertrokken, om ons met den aansluitonden trein naar Porte Vic tor ia te begeven. De erge mist der laatste dagenha d ons mot angst de reis doen aan vaarden. Zelfs de zon, welke ons den ganschen dag niet had veriaten, wae niet in staat geweest onze vrees te verminderen, en éérst toen wij te Porte Victoria de klaarheid der lucht zan gen, betraden wij gerustgesteld de „Kaning- in-Regntes." Op den aangegeven tijd verlieten wij Enge- land's kust, en de boot was nog geen tien minuten in zee, toen wij door een hevigen schok werden opgeschrikt, die ons dadelijk aan een aanvaring deed denken, daar de* rar deren stilhielden en de lichten er door wer den verduisterd. Door den grootsten angst was een ieder aangegrepen, en op onze vraag, waardoor de 6chok veroorzaakt was, kregen wij ten ant woord „Collision All hands on deck" want binnen een kwartier zou het schip zinken. Die weinige woorden hadden als 't ware ons verstand beneveld; den ken was ons op dat oogenblik onmo gelijk, en werktuiglijk begaven wij ons naar het dek, waar allee in een dikke mistwolk ge huld was. Den vreeselijken strijd, do redding van ons leven, zagen wij in alle ontzetting voor ons. Dames in nachtgewaad zagen wij met het angstzweet op het voorhoofd, jam merend over het noodlottig einde, zie - vast klampen aan bloedverwanten of vrienden. Voordat het schip zou zinken, hoopte ieder nog de reddingsboot to bereiken, waardoor er een paniek ontstond. Toen wij er bij kwa men, bleek ons, dat, wat wij voor reddings boot aangezien hadden, de kiel van een „man of war" (oorlogsschip) was. Matrozen en sol daten riepen ons toe, de inmiddels uitgewor pen touwladder zoo kalm mogelijk te beklim men. Eenige heeren, die vóór de dames het schip wilden beklimmen, werden door de Engel- sclie matrozen teruggeduwd met de woorden: „Eerst de dames 1 Wij zijn hier niet op do „Boulogne." Intusschen waren eenige matrozen en sol daten van het oorlogsschip op dc „Regentes" gestuurd om zooveel mogelijk hulp te verlee- nen. Eenige flauwgevallen dames werden naar boven gedragen, en zij, die niet de kracht hadden naar boven te klauteren, moes ten hun arm om den hals van don matroos of soldaat slaan en werden zoo op dek gebracht. Soms sloeg bij het overküinmcn langs de touwladder, do ladder om, waardoor twee heeren te water vielen. Dit echter ontging niet aan de opmerkzaam beid van de „Bluejackets en Tommies", zoo dat zij spoedig weder op dek waren. O. a. beklom een bej aarde dame met hare dochter do ladder, doch helaas sloeg de la der weer om, maar de moedor wist toch het touw vast te houden, terwijl hert. meisje haar arm om haa.* heen sloeg met de woorden: „Hold tied mother, if we die, we die toge ther." (Houd vast moeder, als wij sterven, sterven wij 6amen). Niettegenstaande hier tweo personen met den dood worstelden, klauterden anderen over har© handen heen, om eigen leven te redden. Het gevaar werd gelukkig gezien en moeder en dochter kwamen behouden op het. schip. Ook zagen wij een Hollandsch meisje met de uiterste krachts inspanning de ladder beklimmen, en boven gekomen riep oen der matrozen haar toe: „You are a brave girl." Gelukkig waren de matrozen e*.n houten ladder machtig-gewor- den, zoodat het groote gevaar, dat de beklim ming van de boot opleverde, voor de overge blevenen zéér verminderd wcrd. Boven geko men, vond ik betrekkelijk gauw mijne zustere terug. Mijn oog viel op een reddingsgordcl, waarop stond ,,H. M. S. Proserpine", de naam van het oorlogsschip. Wij werden plotr seling opgeschrikt door kanonschoten, die, naar ik later vernam, tan doel hadden hulp van den vasten wol in te roepen. De dames, ongeveer 30 in getal, moesten naar het kapitemssalon gaan, en te n er niet genoeg plaats bleek te zijn, werden zelfs zij ne bibliotheek- en slaapkamer aangeboden. Daar werden haar door de officieren thee, koffie, chocolade, enz. aangeboden. Ieder der officieren deed al zijn beat de dames gerust te stellen en haar het korte verblijf zoo aange naam mogelijk te maken. Verder kwa men officieren, adelborsten, matrozen en sol daten hunno kajuiten en hangmatten aanbie den, om d&dr van de vermoeienis en inspan ning uit te rusten. De heeren werden in de officiers-eetka mer gelaten, waar hun brandy- of whiskey- soda gepresenteerd werd, en sigaren, sigaret ten en tabak den rondgang deden. Na eonigen tijd kwamen officieren ons mededeelon, dat wij eenige schokken zouden voelen, waar over wij ons niet ongerust behoefden te ma ken, daar de „Regentes" zou trachten zich los te werken en daarna de kust te be reiken. Inmiddels waren door den coram. Gerald A. Mareecaux van do „Proserpine" oen 30- t-al matrozen en soldaten op de „Regentes" gestuurd* om de mail* en de handbagage, die bij de vlucht op het dek achtcrgolaten waren, to redden. De bemanning wilde, niettegen staande üet gevaar en de moeite, die «ij zich op den hals gehaald had niete aannemen. Zoo zagen wij een matroos de dameskajuit (kapi teinssalon) binnengaan die van onder zijn trui een toschje met juweelen te voorschijn haalde. Het bleek, dat er voor een waarde van eenige honderden ponden in was, en de eigenares lady H.... overhandigde hem een chêque, die hij echter hardnekkig weigerde. Een collecte, welke door de geredden gehou den zou worden, werd door den kapitein ge weigerd, terwijl hij er op wees, dat plichtbe- toon niet beloond behoefde te worden. Na ongeveer een uur hielden de kanonscho ten op cm alles kwam weer tot kalmte. Tegen half drie kwamen vijf matrozen van de „Regentes" met een roeiboot aan om mede te deelem dat de Koningin Regentes" ge strand wae op Cheyney Rook (ongeveer 250 yards van den wal). Een hunner vertelde mij het volgende: „Toen wij op de hoogte van Garrison Point waren, kwamen wij in een mistwolk, die zoo dicht was, dat wij geen hand voor oogen konden zien. Kapitein Bromelow van den „Regentes" kon niet ankeren, daar Let schip zich in oen nauwe vaartgeul bevond. Daarom voer hij „dead slow" door. Plotseling bemerkte de uitkijk de „Proserpine" em deel de dit den kapitein mede, die direct naar de machinekamer „Fullapeed astern" telegra feerde. Doch het was te laat. De „Regentes" werd als 't ware door de eb tegen de „Proser pine" aangezogen. Het gat door den stoot veroorzaakt bleek 7 ft. bij 30 in's." 's Morgens wachtte ons een uitstekend om bijt De kapitein had intusschen zeilen op hot dek laten spannen, en toen wij naar boven gingen, klonken ons de tonen van een op- wekkenden marsch te gemoet. Het duurde niet lang of de marsch was in een wals ver anderd cn weldra was het dek in een balzaal herschapen. Om 9 uren 's morgens was er echter nog geen boot van wal gekomen om ons op te ne men, zoodat kapitein Marescaux een stoom- sloep naar Sheerness uitstuurde om mede te doelen dat de passagiers en de mail van do „Koningin-Regentes" bij hem aan boord wa ren. Wij werden daardoor in de gelegenheid gesteld telegrammen naar huis te sturen. Niet lang daarna kwamen twee reddingsboo- tern opdagen, waarin de passagiers, mail en handbagage werden overgebracht. Toen wij afstaken, speolde de muziek en cheerden de kapitein cn bemanning ons drie maal toe en wenschten ons een „safe home", hetgeen van onzen kant hartelijk beantwoord werd. Na lang zoeken bereikten de reddingsboo ten tegen 10 uren eindelijk Sheerness Doek- yard. Admiraal Markham wachtte ons met eenige officieren van do artillerieschool op en begeleidde ons naar het gouvernements huis waar ons een lunch werd aangeboden. Een 26tal passagiers gingen naar Queehs- boroügh Pier en namen daar de dagboot, ver schillende gingen naar Londen terug em een 15-tal waaronder ook wij bleven in het „Foun tain Hotel" in Sheerness en gingen den vol genden morgeD, toen de mist zoo goed als op getrokken was, met de dagboot Duitschland naar Nederland terug. Een wraakneming, Op de oostelijke helling der Sabijnsche ber gen, dichtbij Terni, liep over een voetpad, door de zon verbrand, een moeder, met twee kinderen aan haar hand, terwijl zij een derdo op haar armen droeg. Nu en uan stonden de uitgeputte kinderen, van vijf tot zeven jaar, stil om adem te halen. „Vooruit, Luigi; moed, Constanzal" zeido dc moeder. Een herder uit het gebergte ontmoette het armoedig uitziende groepjo. „Waar gaat gij heen?" vroeg hij. De vrouw wees in de richting vóór haar. „Indien ik u dit vraag." hernam do man, „is dit omdat de wind van de Abruzzen komt opzetten. Binnen oen uur of twee zal er een vreeeelijke storm zijn, en het ravijn, dat gij volgt, leidt naar geen enkele woning." „Wat te doen?" „Sla links af en gij zult weldra het kloos ter der Franciscanessen van Santa Maria del la Torre voor u ?ien, waar gij een schuil plaats zult vinden. Zij sloeg den aangewezen weg in en be reikte weldra het klooster. Uitgeput liet de vreemde vrtrnw zich onder aan de trap neer- vallen. Men had haar opgemerkt, want twee Franciscanessen, in haar bruin gewaad met een kruis over do borst, verschenen aanstonds Een harer bleef boven aan do trap staan, ter wijl do andere zuster naar de uitgeputte vrouw snelde met een dampend schoteltje in de hand, waarin een soort maïssoep was, die de Italianen „poleta" noemen. Begcorig za gen de kinderen naar de dampende soep. Op het oogenblik, dat het arme gezin zich -te goed deed aan het warme eten, verduisterde eensklaps de hemel cn dikke, droppels begon nen te vallen, terwijl in do verte de storm kwam aanzetten. „Zuster Teresa," «ei de kloosterlinge, die boven aan de trap was blijven staan, „die ongelukkige-, kunnen onmogelijk buiten blij- ven „Ga met mij moei de zuster Teresa. Langzaam stond de vrouw op cn volgde met haar drie kinderen de deliginuze in 1 ?t klooster. Een dof gerommel in de verte kondigde het naderende oirweer aan. De zuster bracht de vrouw in een klein vertrek, dat er heel eenvoudig, bijna armos- dig, uitzag. Eon groot Christusbeeld hing aan den muur. „Dezeii avond zal men u wat schap', vleesoh brengen." zeide de zuster heenga irtd?. Dc vrouw b'og het ho /d cn xcide met een bitteren glimlach: „Dat is te veeL AU het boo?e weer voorbij is zullen we weer vertrekken." Door vermoeienis gebroken, strekten Luigi en Oonsfcanxa zich op den grond uit, en on danks het knetteren van den donder, die het klooster deed schudden, en het geweld van den regen, die tegen het venster sloeg, vielen zij spoedig in slaap. De moeder had ook het kleinste kind te slapen gelegd, en allaen in dit somber ver trek begon zij te weenen. Eenvoudig en wreed woa haar geschiedenis. Op twintigjarigen leeftijd was Lorenza Kran ca, do vroolijko en schoone „contadina" van Spalaccio, in het huwelijk getreden met Fabio Torente, een der beste pachters van den mar kies Ubaldo della Piota. De eerste jaren van hun huwelijk waren gelukkig geweest. Toen waren slechte, onvruchtbare jaren gekomen, de pachter kon zijn huur niet betalen aan zijn heer, die een streng meester was. Fabio had zijn geweer ter hand genomen en begon te stroopen in de bo6schen en verbond zich met allerlei slag van verdachte lieden. Hij bleef eerst één, twee, drie dagen van huis, vervolgens weken lang. AU hij thuis terug keerde, bracht hij steeds geld mee, dat hij zeker niet eerlijk moost verdiend hebben. Zijn brave vrouw smeekte hem, dat zwervend leven vaarwel te zeggen en zijn slechte vrien den te verlaten; maar het baatte niets. Op zekeren dag ontmoette de markies hem en zeide tot hem: „Ik heb oenanderen pachter genomen; mor gen moet gij het huis verlaten." „Ik ben u niete schuldig Gij geeft mij dus niet eens den tijd, een schuilplaats te zoe ken voor mijn gezin 1" „Ik wil u alleen een raad geven. In het ge bergte houdt zich een brigade gendarmen op; wees op uw hoede, men houdt u streng in het oog." De pachter verbleekte van loom. Hij trad dreigend op den markies t-oe en zeide heesch; „Markies, ik heb u oens om zee maanden uitstel gesmeekt om de huur der hoeve te be talen; ik was toen werkzaam en gelukkig. Ik zwoegde van den morgen tot den avond. Maar gij hebt geen medelijden met mij gehad, gij hebt mij toen gedreigd alles te verkoopen wat ik bezat, indien ik n niet betaalda Gij zijt 't, die mij in den toestand gebracht hebt waar in ik nu verkeer; gij zijt de schuld van al mijn ellende, ik zal mij wreken, markies 1" Ubaldo della Piota begon tc lachen en draaide den ongelukkige den rug toe. Des avonds trad Fabio zijn huis binnen. De hand, dio zijn geweer omkneld hield, beef de zenuwachtig. „Lorenza,"zeide hij in de duisternis, „wa. r zijt gij?" Bij den uitgedoofden haard kwam bewe ging. De vrouw stak een lamp aan en zag het doodsbleeke gelaat van haar man. Lorenza", hernam hij met bevende stem, kleed vlug de kinderen aan en vlucht." „Vluchten? Waarheen?" „Naar de Abruzzen, in de meest ontoe gankelijke bergen. Ik zal u daar we.richc terugvinden. Bracio, mijn vriend, hooft daar familie; die zal u opnemen". „Zij zijn allen schurken, ik weet het." „Daar is niets aan te doen. Behalve de bandieten is er niemand meer, die ons wil helpen. Vertrek, morgen zal het wellicht te laat zijn." Zij trad op hem toe- en hem scherp aan- liende, vroeg zij: „Wat hebt gij gedaan?" „Ik heb d' i markies Ubaldo gedood.** Zij trad ontzet een stap achteruit. „Ik was er sinds lang op voorbereid, dat gij den een oi anderen dag zoo iets zoudt doenff antwoordde zij. „Vervloekt zij de dag, waarop ik den naam van mijn vader tegen den uwen verwisseld heb." Zij kleedde de kinderen aan, nam het klein See in haar armen pakte eenige kleercn sa men en verliet met haar kinderen het huis, waar zy zoo gelukkig had kunnen zijn. Terwijl de arme vrouw in h.t kloosterver- trek zat, dacht, zij aan dit Zij dacht aan haar vreugde, zoo spoedig verdwenen, aan de zoo korte uren van voorspoed on ge luk, daarna aan haar angsten, a: n de dagen, dat zij tevergeefs wachtte op haar echtgenoot. Te midden van het geratel van den don der scheen het haar toe, eensklaps het ge- druisch van wielen te hooren en het klappen van zwcepen, daarna het geluid van rinkelen de etappen van gespoorde laarzen op het plein van het klooster. Zij beefde, „Laat ze maar komen I" fluisterde zij daar na. „Altijd verder gaan, nergens kunnon uitrusten, drinken aan do beken en bedelen langs de huizon, of leren als de dieren in de wouden I Ik ben laf on dwaas geweest I M^-a zou mij hebben kunnen aanhouden., maar mijn kinderen zouden niot van honger zijn omgekomen. Mem zou hen in oen rerplegings oord hebben %opgonornen, waar zij aan niets gebrek lijden. Dat men mij wegvoere, ik ben bereid I" Maar hot gedruiaeh verstomde cn «ij hoor de niete moer. Door smart gebrokem, liet zij het hoofd op de borst zinken en viel langzaam in slaap. Toen zij de oogem opende, hing een lamp aan het plafond. Dichtbij het licht zat zuster Teresa, lozend in een boek. Toen de arme zwerveling© ontwaakte, deed de religieuze het boek dicht en trad op Lorenza toe. „Zij gij een weinig uitgerust? Uw engeltjes slapen nog. Ik zal u wat soep brengen en schapevleesch." Daarna v rvolgde zij, sondor een ant woord «af te wachten: „Het is tien uren. Hot onweer is voorbij, maar de nacht is donker. Gij kunt nu niot vertrekken. Bovendien, de overste die de be grafenis was gaan bijwonen van h«oar vader is dezen avOnd thuis gekomen en wenscht u morgen vroeg te zien." „Ik geloof,1' zeide de arme vrouw aarze lend, „het gedruisch van een rijtuig en stap pen Aan soldaten gehoord tc hebben.' „Ja, men heeft haar een geleide van cara binieri gegeven. De wegen zijn op het oogen blik niet veilig, ofschoon men gisteren, met ver van Terni, de twee hoofden der bende, die zich in het struikgewas hadden verborgen, cn die rich niet wilden overgeven, heeft dood geschoten. Een hunner bad den markies Ubaldo vermoord. Bracio en Torente zijn aa namen der ellendelingen." Een siddering overviel do weduwe van Fa bio. Zij klemde zich aan den stool vast. ora niet voorover to valleo. Do zuster, d»c zich juist naar de deur gewend had, uemerkte er niets van. Alleen gebleven met haar kinde ren, viel zij neer voor het groote kruisbeeld aan den muur en liad vurig. Daarna stond zij op en zeido gelaten: „Het is wellicht betsr zóó." En langzaam omhelsde zy om de beurt haar drie kinderen, die nimmer hun vader - ouden terugzien. „Hoe, zij zijn wakker geworden," zeide de zuster verheugd, toen zij weer in de kamer trad. „Eet nu, lieve kinderen. Itet lam komt uit onze boerderij, maar zijn moeder was van het rotsgebergte Samonia, waar de beste sch; pen der Abruzzen zijn naar het zeggen vzm Tito, onzen geitenhoeder." Lorenza glimlachte ondtnks dc droefheid^ die haar hart verscheurde. Zij at oen weinig en legde zich daarna inct liaar kinderen ter ruste. Don volgenden morgen werd dc deur van het vertrek, waar de arme zwervelingen den nacht hadden doorgebracht, geopend en trad een zuster binnen van hoog© gestalte en droe vig gelaat „Kom," zeide zij tot Lorenza, zuster Te resa zal wel oenigc oogenblikken c_> uw kin deren passen." Yijf of zes Franciscanessen omringden haai overste. Op een toeken verlieten dezen haar cn de overste verwijderde zich alleen, met ue vreemde vrouw, die met kloppend hart na dacht, wdar zij vroeger reeds dat zacht en ernstig gelaat der overste had gezien. De overste leidde haar door den schoo ner; tuin, waar allerlei gevogelte rondliep, en bezocht daarna de boerderij en dc stal len. „Dit is onze boerderij", zeide de overste. „De vrouw van onzen pachter, den ouden' Tito, bestuurde zo. Zij is voor een half jaar gestorven. Ik stel u nu voor, haar te vervan gen." De oogen van de zwer. elinge schitterden van vreugde. Daarna zeide zo droevig: „O, eerwaarde, ge kent mij niet, andera zoudt ge mij dit voorstel niet doen." „Ik ken u. Zijn gij niet Lorenza Fran;a?"- Tranen kwamen in haar oogen en voor t zuster neerknielend; zeide ze: „Ja, ik ben Lorenza Franca geweest, maart thans ben ik de weduwe A an den roover Far bio Torent©." Eensklaps veranderde het gelaat van de overste, i-en oogenblik was toorn en veront waardiging in baar oogen te lezen, maar zij bedAvong die opwelling van drift cn baar ge laat schitterde .weer van liefde en barmhar tigheid. „O, ik herken u," riep de woduv.c. „Wco' mij Wee mij 1" De overste reikte haar de hand toe: „Ja, ik ben de dochter van den markies Ubaldo. Sta op, arme vrouw, en laten wij onze smarten vergeten." En haar zacht in de kapel trekkend, we r de eerste strophen vam het „Dies iracreeds werden gezongen, voegde zij er aan toe: „Bid voor mijn vader, ik zal voor uw man bidden 1" Eenige dagen geleden werd ont dekt, dat een ruit ln de zijkamer van perceel 54 Keizersgracht bij de Prinsenstraat te Amster dam, bewoond door do familie Barger, tvas verbrijzeld. Door de vrouw des huizes waa last gegeven de ruit te vernieuwen en dit waa geschied. Hierop hebben waarschijnlijk de dieven gewacht, want gisternacht wenL de nog weeke stopverf gemakkel'Jk verwijderd en de ruit weggenomen. Het glas is daarbij gebroken, want men vond op de stoep Aan.het perceel aileen het, ondergedeelte. Het bovenste gedeelte is waar schijnlijk in het water geworpen. Blijkbaar hebben de dieven Dickens' r0.ivier l Twist" golezen en een jongen door de beperkte ruimte geduwd. Deze heeft de knippen van het zijkamer- raam geschoven en toen hadden de inbrekers" vrijen toegang. Er werd eerst een bozoek^ gebracht aan de huiskamer, waar een teug' wijn werd genuttigd, ora daarna met meer moed de expeditie aan to vangen. Deis begon op de eerste verdieping. Heel voorzichtig betraden de inbrekers, die, biykena^ de gevonden sporen, hun schoeisel hadden uitgetrokken, de slaapkamer, waar twee hulsgenooten ter ruste lagen. Uit een kast werden verschillende lilveren voorwerpen ge stolen en daarna alt andere vertrekken eenlg goud en zilver. Zonderling hebben deze inbrekers gehan»j deld ook. „In een der kasten stond een zilveren busje roet zilveren lepels. Dit lieten «y staan en' slechte twee lepeltjee werden daaruit mede genomen. Ook andere voorwerpen van waarde die voor het grijpen lagen, bleven onaangeroerd. Toen alles doorzocht was, zi)n de nachtelijk*! bezoekers, en passant nog twee parapluiea medenemonde uit de gang, heel bedaar door de voordeur, die zy openen konden, vertroxken,'! Gisterochtend, toen do dienstbode der faruili*1 ln de zijkamer kwam, werd het ongeweuschte bezoek eerst ontdekt. De heer Daman, commissaris van politie j in de sectie, heelt een onderzoek Ingesteld. Schade heeft de familie B. niet door de*«' inbraak, want zU ia verzekerd. Daar lange dit grachtgedeelte veel werlt-j volk gedurende den nacht loopt naar het, station, naar de dokken en naar de Handele- kade, is deze inbraak, buitengewoon brutaaL te noomon. (HW.) SASSENHEIM. Geboren: Ju, Z. *u G.' v. d. Vecht en G. den Ha&o. Margarethaj Geertruidn, D. vao Ci Q. de Nobel tu A v. d.i Voort. Johanna Adriana. D. van N. 3. v. d. Eist en A. Wassenaar. Overleden: O. J- Witte man i ZOETERWOUDE Geboren: Greths. D vaa F. van Tilburg en M. Lagerweij. Overleden: Petrus Cornelia j Z. van C. Berg en E. v. d. FoeL Gehnwd: J. Zwetsloot 31 j. en T. v L-sipfc wed. H. H. Konings, 34 j.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1901 | | pagina 6