De briljanten broche. f 'W—LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 9 NOVEMBER. DERDE BLAD. Anne 1001. iHenricus in de „Laeckenlialle", 4: Burgerlijke Stand. Feuilleton. No. 12796 Men schryft ons uit 's-Gravenhage, mar deze artiest zyn werken in den Haagsohen [Kunstkring ten toon stelde: Klooa zegt in zyn inleiding lot de Gedichten van Jacques Perk „Literaire kritiek is geen wetenschap, waarby men, uitgaande van de waarneming, opklimt tot begrippen, wier Inhoud nauwkeurig ia bepaald, maar zelvo een kunst, waar gevoel als opmerking en overreding voor waarheid geldt 1" My dunkt •het is niet te gewaagd dit woord van den •kunstenaar-kritikus ook op de kritiek der beeldende kunsten te durven toepassen en [voorzeker is het nietinmyw voordeel wanneer iik hiermee als met de deur in huis kom Wallen. Toch kan zulk een gewaagd beginnen mU tegeiykertyd dienen tot ruggesteun, waar iik me neerzet tot 't weergeven van enkele iindrukken, die ik liever met den naam van „Aankondiging" dan van „Kritiek" zag be- jgiftigd. Want wie de aandoeningen wil ver tolken, door Henricus' geniale kunst in hem Wewekt, zal zich zonder twyfel van de zeven- Jnyislaarzen der kritiek moeten ontdoen en trachten de sandalen der Muze aan zyn voeten ie binden en al kan hy dan misschien door handige bewegingen voorkomon, dat hy een ;gek figuur slaat en do kans loopt om uitge lachen te worden, dan is 't nog zeer de vraag j of hy zich op dit ongewone schoeisel op een «eenlgszlns redeiyke wy*e zal kunnen voort- 1 bewegen. Terwyi ik dus by voorbaat op deze wyze ['toegevendheid heb trachten in te roepen, geef 'ik te geiyk aan in welke richting hU moot {sturen, die iets zeggen wil over de „Pastels J en Teekeningen uit Sidi bon-Said door Hen ricus" welke de volgende week in de Lakenhal zullen werden tentoongesteld. Want Henricus' 'kunst „kritizeert" men niet, men bewondert ilze. Wie werk van hem kenden van vroeger I wisten wel, welk een geniaal teekenaar, welk f een vurig kunstenaar daaruit sprak. Het was niet in de enkele krabbels in Elzevier, die „men" meestal van hem kent, dat hy zich aldus openbaarde. Ook nog niet in de teeke ningen, nu en dan in de Spectator. Hier was [een knap en handig teekenaar aan 't woord, 'maar er was niet altyd aan gewerkt met dat -„heilig vuur", dat zyn werkeiyke „schep- ipingen" kenmerkt, zoowel de vroegere, als vooral 'tgeen hy nu geeft in een 70 tal pastels 'en een S5-tal teekeningen alle 't werk van [nog geen jaar en ontstaan in den tyd, dien ,'hy doorgebracht heoft op de kust van Noord- i'Afrika, in 't schilderachtig dorpje Sidi bon- ISaïd, by Tunis. Daar, waar de natuur tot ihem kwam in haar volheid en grootschheid, 'idaar in dat kleine tegen de rotsen aan gesmeten •dorpje, met 't gezicht over de zee, in een klimaat, dat in zyn wispelturigheid zoo dik- ;wyis herinnert aan het onze en dat toch l't gloeiende en 't geweldige heeft van het i woesty nland van Afrika, waartoe 't den zachten overgang vormt, daar vond hy 't land, dat 'zyn fantazie bovredigen en zyn schitterende [gave tot rypheid brengen zou. Want wie dit [werk ziet, staat verbaasd over een zóó veel- zydigo uiting van éón kunstenaarsziel, is één en al bewondering voor 't zekere, en rype in j de wyze van behandeling, voor 't gevoelige, j fijne en toch ongewoon-krachtige, voor de jgroote frischheid van al die stukken, die zoo geheel en al den indruk geven, zelfs aan den 'leek, dat hier 't land wordt gegeven, wel gezien met de oogen van een artiest, maar .toch met een waarheids-liefde, een natuur getrouwheid, een scherpte van opmerkings- gave, die wy voor ons zelf wel allen van den hemel mochten afbidden. Zyn er ook hier enkele stukken, die „eventjes" doen denken aan Marius Bauer, aan Rembrandt, elk stuk zonder uitzondering is een echte Henricus. En zy, die hem vroeger al bewonderden in zoo menige penteekening, fijn en kleurig als een ets, of in knappe, geniale krytteekeningen en in waterverf-schilderytjes van sappige en toch vlakke behandeling, zy kun nen hier zien wat er van de rypende vrucht ge worden is, toen de Afrikaansche zon hem koes terde met haar stralen, wat hier werd van den kunstenaar, toen de Middellandsche Zee hem zangerige droomen voorzong. Maar ook zy, l) Hoe jammer dat, naar wy vernamen, de in de Lakeohal beschikbare ruimte slechts een 1 gedeelte dezer merkwaardige verzameling kan bevatten! (Red. L. D voor wie hy een onbekende was tot nog toe, Iedereen, om kort te. gaan, zal zyn kunst kunnen waardeeren en als by inneriyk besef voelen, dat hier iemand zich geeft op wien ge let moet worden, een dien men eenvoudig niet kan voorbyzien, een die, zonder zich op te dringen, wil gehoord worden, wat meer zegt, zal worden verstaan. Henricus is een kunsto- naar, die niet femelt of geheimzinnig doet, maar die spreekt mot luider stem, duldeiyk en klaar en zoo pakkend, dat iedereen graag naar hem luistert. Hy is een hartstochteiyk kunstenaar, forsch, maar niet ruw, helder van kleur, een enkele maal hel van kleur (dat brengt het klimaat meo, waar zyn werk ont stond), maar nooit schel, altyd meesteriyk en geniaal van lyn, nooit academisch of slordig. Wat hy ziet In zijn wyzo van zien en weer geeft in zijn wyze van weergeven, draagt don stempel van waarheid en degeiykheld en van een warm gemoed, van een dichterlijke fan tazie tegeiyk, die zonder weerga zyn. In deze landschappen (waaruit het meeron- deel der verzameling bestaat) ligt alles wat wy vroeger In den flguur-teekenaar bewon derden (zooals ook nu nog enkele figuur studies doen zien, ik noem onder meer de „Ramadan-nacht", een juweel van een teeke- ningl) maar toch nog weer veel meer, dat, vroeger verscholen, later is gerypt of dat geboren werd in het land van felle zon en scherpe schaduwen, van nog veel grooter ge weldigheid, dan ons lieve landje. Als hy do zon van achter zware wolkon doet schitteren en flikkeren op de zee, zoodat een zilveren streep van verblindend licht aan den horizont ligt, als hy haar doet blakeren op de witte, hoekige huizenblokjes of op do ruggen van de Arabieren in witte burnoes,— als hy in haar laatston gouden schyn alles doet wegsmelten, zoodat wy een stukje kry- gen, zóó verrukkeiyk, dat wy, in verheeriykt aanschouwen verzonken, in dat land der Duizend-en-óón-nacht-verhalen wanen rond te wandelen on te leven, als hy het dorpje, fel verlicht, uit donkere boomen en groene velden laat opryzen als een oud-testamentisch Jeruzalem, een stad van marmeren paleizen met zilveren torens, dan grypt 't ons aan als poözie, als een sprookje en zyn we oprecht dankbaar en vol geestdrift voor zulk een kunst. Ik zou wel kunnen doorgaan, nog velo rogels verder, maar ik wil den werkeiyken verslag-gever 't leven niet mooiiyk maken. Veel vrees hiervoor heb ik evenwel niet, want 't is heusch niet zwaar om veel goeds over veel uitstekends te zeggen. Alleen heb ik hen, die belangstellen in kunst, en hen, die zeggen dat 't hun koud laat, willen opmerkzaam maken op deze wonderschoone gelegenheid om nu eens terdege zich warm, te makenmaar dan niet in dien zin, dien men er helaas maar al te vaak aan hecht, doch zóó, dat een gloed van geestdrift over hen komt voor ware, groote kunst, waarvan zy den indruk zonder twyfel mee zullen nemen en bewaren hun leven lang. KOLONIËN. BATAVIA, 5—10 October. Dr. A. H. Ch. van Locuwen, dio onlangs op een dienstreis, hem vanwege het bestuur over de protestantsche kerken in Neder- landsch Indié opgedragen, ten einde zich te vergewissen van ..cn toestand uer gemeenten en den dienstijver der predikanten, onder weg naar Amboina ziek word, is op de onder neming Kali Sidi bij Ocngaran, boven Scma- rang, overleden. Het verlof naar Europa, wegens die ziekte verleend, is dus te laat gekomen en met leed wezen zal door allen die hem kenden, dit overlijden van den oudsten predikant io Indië vernomen worden. Dr. van Leeuwen was officier der orde van Oranje Nassau en sedert 1861 ingouvemementsdienst. Zijn laat ste standplaats was Semarang. (Bat. Nbld.) Do ,,Sumatra-Bode" deelt mede, dat ve len gebruik maakten van do gelegenheid, in de pastorie te Padang gegeven, om afscheid te nemen van pastoor Verbraak, die eenigen tijd te genoemder plaatse doorbracht, en we der naar Atjeh vertrok. De afscheidsreceptie was zeer druk bezocht. Uit Batavia is aan de ,,Padanger" ge seind: De van verlof uit Nederland terugverwacht wordonde lste luitenant der infanterie O. W. Mahn wordt te Padang geplaatst. Overgeplaatst is naar Atjeh bij het lste de pot-bataljon de onder-luitenant B. Steenhui zen. Bevorderd tot dirigeerend officier van ge zondheid der lste klasse, de dirigeerend offi cier van gezondheid der 2de klasse dr. L. Marcus. Do dirigeerend officier van gezondheid 2de kl. dr. L. J. do Rochemonb, thans gewes telijk eerstaanwezend officier van gezond heid to Amboina, heeft het verzoek gedaan om eervol ontslag uit den dienst. (J.-B.) De cholera te Semarang. Do „Loc." van B October bericht: Vo'lgens het officieel rapport over het et maal eindigend gistermiddag 6 uren heeft do cholera weer een sprong vooruit gemaakt en tastte zij 23 personen aan. Hiervan werden 8 opgenomen in het hospitaal aan de Kalie- baroe, 3 weigerden opname, 5 werden daar dood binnengebracht en van 7 werd de dood in de kampongs geconstateerd. In het cholera-hoepitaal overleden 5 ver pleegden en werd 1 als hersteld daaruit ont slagen. Onder de Europeanen kwamen geen geval- lenwoor. In het militair hospitaal werd hedenmor gen 6 uren opgenomen een gegageerd Europ. fuselier afkomstig van het Oudemannenhuis. Uit Amboina verneemt het „Bat. NblcL": De versterking Nieuw Victoria zal, in ver band met de kleinere bezetting die hier sinds de aardbeving ligt, een ecnigszins gewijzig- don vorm krijgen, en, met verlies van haar karakter als fort, ongeveer worden omge bouwd tot een defensief kampement, in hoofd zaak bestemd om een veilig verblijf te vor men tegenover een inlandscken vijand. DJAJf BI. Aan een van den resident van Palembang onder dagteekening van 4 October ontvangen telegram wordt door de „Java Ct." het vol gende ontleend: Op 26 September jl. waren drie compagnie ën uitgerukt naar de doesocn Sebakoel, wel ke verlaten werd bevonden. In den namiddag maakten het hoofd van dio doesocn on zijn' onderhoofden hunne op wachting bij den controleur. Er viel geen schot, evenmin den volgenden dag bij een 'verkenning van de Batang Asie stroomopwaarts tot Berauw. Het hoofd van Bangso meldde zich niet. Bij den terugtocht op 28 September naar Pelawan werden van den rechteroever vijf schoten op de colonne gelost, waarschijnlijk door lieden uit Bangso. De Europeesche fuse lier werd daarbij licht gewond. Op 1 October verttok een colonne, voor zien van vivres voor zes dagen, via Sekabocl naar het gebied van Batin VIII (Boven Tam- besi), waar volgens bericht bij Tandjoeng versterkingen zijn opgericht. Verder zou zooveel mogelijk worden gepa trouilleerd en zouden excursies gemaakt wor den naar Boek it, Boelan, het Limoen-gebied Batin Pengambang, do Boven Batang Asie, Tangkoei en Bangso. De resident keerde 4 October mot den ge- westelijken militairen commandant naar Pa lembang terug in verband met de herplaatsing van het bivak naar Soeroelangoen (Djambi), hetwelk het gemakkelijkst langs de Tambesi kan worden geïnstalleerd en geapprovian deerd. De gezondheidstoestand in Tigadoesoen is gunstig. In Soeroelangoen heerscht veel berri-berri. De Java-Bode teekent hierbij liix: „Uit bovenstaand regeeringstelegram zien wij dat het eenmaal vastgestelde plan geheel zal worden uitgevoerd en dat de in het Djam bische ageerende colonne langs de Batang Asei tob Soeroelangoen, waar dezo rivier in de Tambesi valt, zal oprukken om daar een nieuw bivak to betrekken. „Dat mon voor dit nieuwe bivak gebruik wenscht te maken van den gemakkelijken wa terweg, die do Tambesi van af onze vestiging aan de uitmonding dezer rivier in de Batang Hari aanbiedt, spreekt van zelf en het is om de voorbereidingen to treffen voor de re geling van den opvoer van al het benoodigde, dat luitenant>kolonel Christan zich met het hoofd van gewestelijk bestuur naar Palem bang begaf, om daar de noodige maatregelen tc treffen, om de communicatie tussch.n Moeara Tambesi en het Djambische Soeroe langoen tot stand to brengen. Is die gemeen schap eenmaal verkregen en verzekerd, dan zal een groot bezwaar voor de ageerende co lonne komen tc vervallen, nl. dat van liet transport van al het benoodigde van de basis te Soeroelangoen in Palembang naar de voor uitgeschoven punten. „Intusschen zal, terwijl alduc van Moeara Tambesi uit voor de communicatie met de, aan den oovcnloop dier rivier ageerende troe pen zal worden gezorgd, de colonne niet stil zitten, maar naar verschillende punten uit rukken, als naar do Boekit Boelan ten oosten van Tiga Docsoen, het Limoengebied, dat de colonne thans bij den opmarsch aan hare lin kerhand heeft laten liggen en naar het stroom gebied van de Boven Batang Asei. „Bangso, welks hoofd zich niet bij de co lonne meldde, toen naar Sabakoel cn verder naar Berauw, beide aan de Batang Asei, werd uitgerukt, ligt tusschen die beide plaatsen in en blijkt, evenals het meer oostelijk gele gen Laboe ftesam, niet goed gezind te zijn. „Tandjoeng, aan de Tambesi, waarheen de colonne uit Pelawan, het bivak te Tiga Doe soen, zou uitrukken, ligt een heel stuk boven- strooms van Soeroelangoen; de keuze van den weg over Sekaboel zal ongetwijfeld ver band houden met de aanwezige voetpaden." Luitenant-kolonel J. J. Schneider, die blijkens de officieele berichten als comman dant van het 2de bat. inf. in het Djambis.lie vervangen werd door majoor E, C. van Swie- tcn en in diens plaats belast werd met hef. commando over het 15de bataljon te Tjimahi, was in den laatsten tijd lijdende aan mala ria en een leveraandoening, zoodat hij tij delijk ongeschikt werd voor den dienst te vel de, waardoor zijn aflossing noodig werd. (J.-B.) In een correspondentie uit Djambi aan het „Bat. Nbld." leest men: „De kogels, dio wij in de kampongs en de verlaten stellingen vonden, zijn precies als in Atjeh; alleen vindit men hier veelal een glas scherfje. en een rijstkorrel in den kogel. Vol gens het verhaal van de gidsen en van den controleur, hebben die dingen de volgende betcekenis: Het glas moet voorstellen een oog; dit moet maken, dat de kogel kan zien waar h j heengaat, terwijl do rijstkorrel be- teekent, dat hij die rijst eet moet worden opgezocht door het oog. „Uit de ontmoetingen is ons tot nu toe gebleken dat de Djambiërs, vooral de jagers onder hen, goed weten om to gaan met het geweer; de op betrekkelijk korten afstand af gegeven schoten, waarbij gemikt werd, heb ben steeds slachtoffers geëischt, cLw.z. hebuen dooden gemaakt." Het „Soer. Hbld." vernam, dat de resi dent van Palembang aan de regeering heeft voorgesteld Djambi open te stellen voor den particulieren mijnbouw. Do directeur van O., E. en N. zou het voorstel met een gun stig advies aan de regeering doorgezonden hebben. Ooud in Atjeh. Het Atjeh verslag ovor Augustus bevat eenlge mededoelingen betreffende de mynbouwkun- dlge onderzoekingen van den myningenieur dor derde klasse Jansen ter Westkust, waaruit biykt, dat, zoo het onderzoek naar den kolen- rykdom van Lhong al niet de verwachte resul taten opleverde, in andere richting wel op een goede uitkomst kan worden gewezen. Wy lezen toch: In dit landschap (Lhong) werd door den gou- vernementsmynlngenieur geregeld voortgo- werkt aan het mynbouwkundig onderzoek van den bodem. Van een drietal ertsmonsters, door hem naar den chef van het mynwezen gezonden, werd de volgende analyse ontvangen: erts I bevat 115 gram goud en 52 gram zilver, erts II bevat sporen goud en 30 gram zilver, erts III bevat 10 gram goud en 33 gram zilver, alles berekend per ton van 1000 kilogram. Het goud komt dus in loononde hoeveelheid voor en de vraag ls nu maar van welken om-' vang de ertsafzettingen zyn. (B. N.) Door den Gouverneur-Gener.ial van Ned.-In-, dië zijn de volgende beschikkingen genomea CIVIEL DEPARTEMENT. Benoemd: Tot directeur dor Burgerlijke Openbare Weikeu, de hoofdingenieur eerste kl. bij den waterstaat eu» 'a lands burgerlijkeopenbaie werken H E. Mensinga. Verleend: Wegens ziekte een t\veejarig; verlof naar Europa, aan den ooderv/yzer tweede kl. by bet openbaar lager onderwijs voorEuropeanea J. van Assendorp. Ontslagen: Op verzoek eervol uit 'slands dienst, de klerk bij bet post- en telegraafkantoor te Semarang W. van Ardenne, met bepaling, dat dit ontslag wordt geacht te zijn ingegaan ou 4 October 1601. Toegelaten: Tot uitoefening der artsenij- bereidkunst als apotheker in Nedeilandscb-lndië, J. J. M. Maas. Bij hot Kadaster in Nederlandsch-lndiö. Verplaatst: Van de kadastrale bewaring te Soerabaia naar de kadastrale bewaring te Batavia de adjunct-landmeter derde kl. W. C. van der Meulen; van de opmetingssectie to Probolinggo naar de kadastrale bewaring te Soerabaia de adjunct- landmeter tweede kl. J. II. J. Garot; van de opmetingssectie te Pasoerooan naar het kadastraal bureau aldaar de tijdelyk ambtenaar J. Jansen; van het kadastraal bureau te Pssceroean naar de kadastrale bewaiing to Üoerabaia de klerk E. Ch. Londt. DEPARTEMENT VAN OORLOG. Ontslagen; Met ingang van 2 November 1901, op verzoek wegens volbruchten diensttijd, oervol en met behoud van rechtop pensioen uit Hr. Als. militairen dienst, de luitenant kolonel der infanterie A. Visser, de luitenant-kolonel der artillerie \Vr. Welbmar, en de kapitein van laatst gemeld wapen J. P. Munting. Verleend: Een maand verlof wegens ziekte naar Garoet aan den eersten luitenant by de tweede afdeeling van het departement van Oorlog (hoofdbureau der infanterie) E. H. Schutstal van Woudenberg. Overgeplaatst: Bij het dertiende bataljon, de kapitein bij het tiende bataljon A. A. J. 0. Hoorn; bij het garnizoensbataljon van Amboina en Ternate do kapitein bij net garnizoensbataljon van Celebes, Menado en Timor L. Ai. Leyh, bj de troepenmacht in Atjoh t. n. i., do eorate luitenant bij bet garnizoensbataljon derZuidei-en Oosterafdeehn^ van Borneo E. J. Ochzendort; bij bet garnizoensbataljon der Zuider-en üoster- afdeeling van Borneo, de eerste luitenant bij bet zesde batal,on to Kedongkebo L, J. Rijnbeude; by het vijfde bataljon, de onderluiteDont bjj hot negende bataljon A. E. G. Steflën, algemeen stam boek No. 28956; bjj het negende bataljon de adjudant onderofficier dd. officier bij het vijfde bataljon Al. Essor, algemeen stamboek No. 3690; van Padang Sidempoean naar Salaliga de officier van gezondheid tweede kl. J. L. W. O. van Leentc UITLOTINGEV. Loton der IUl. Ver. et Roode Kruis". Trok i vau 1 No-. 1901b.taaltiaar 8 Nov. 1901. Hoofdprijzen: eerie 10042 No. 5 Lire 35000. a. 0148 d. L. 2000, e. 9122 i 1 l. 1000, e. 2037 r. 43, e. 5325 n. 22, e. 7421 5, e. 10581 30 en e. 11830 d. 41 elk 1 50. by do aniortiaauo- trekking werden de vogeo.o ecneöa uit.oloot, waarvan de nummers il— 60) losbaar zija met L. 33 elk: 167 822 723 1348 1408 1622 1707 2024 2240 2799 2897 8000 3141 8288 4895 6933 0112 6852 7-87 9801 10901 11062 C-J 1131S. Loten der ut.d Weonen va 1874 a It. 100. Tr kkii g va j 2 November 1901, bet-a;b ar 2 Febr» 1902. 21 Kerioco: 2, 106, 109 255. 308, 812, 041, 888, 1208, 1271. 1342, 1734. 1777. 2098. 2108. 2193, 2621, 2830, 2348,2877 en 2917. Hoof Jpr.jztn: tOO.OOO kronen e. 1312 n. 40, 40.000 kr. o. 1271 u. 48, 10.000 kr. e. 169 n. 99, elk 2000 kr. 312 c. 4, e. 888 n. 22, r. 1777 d. 71, b. 2093 n. c6 cn e. 2917 n. 60; el* 600 kr. e. 2 d. 20, e. 169 n 82, e. 256 n. 14, e. 803 n. 74. e. 812 n. 00, b. 041 d. 73, 888 d. 79, 8. 1268 n. 86, 1271 n. 74, e. 1748 n. 68, h. 2098 n. 11 on e. 2168 n. 79. Lie overigo nun.tnore, in bove staando eericcu ver.at, elk 800 kr. ALKEMADE. Geboren*. Johanna Anna, D. van J. van der Meer en A. Bakker. Jacobus Adrianua Maria, Z. van A. H. Bakker en J. M. Bontje. Hendricus Wilhelmus, Z. van II. Dissel dorp en A. van Diemen. Johanna Petronella, D. van C. Heemskerk en M. van dor Meer. Overleden: D. Zwetsloot, wedr. van J. Kortekaas, 65 j. A. van Tol, wed. van C. Loos, W. Boekraad on W. Dobbeu, 79 j. KATWIJK. Geboren: Dirk, Z. van H. van Duijn en J. Kuijt. Dirk, Z. van J. B. doRuijter en A. Knetsch. Dirk, Z. van D. do Jong ou A. van do Ven. Cornelia, Z. van C. van Duyn cn C. Schaap. Overleden: Pieter, 20 j., Z. van A. C. Wassenaar en P. E. Parlevliet. Dak Reus. 62 j., echtg. van A. M. v. d. Guit. t Getrouwd: C. A. van der Guyteu jm. en M. van Rijn jd. i f 21) Ik heb daarvoor de meest overtuigende ^ewyzen en sta op het punt, den officier van (.justitie van deze myn ontdekking kennis te I geven, opdat oogenblikkelyk een onderzoek tegen u kan worden ingesteld en tegelykertyd revisie kan worden aangevraagd van hot vonnis, gewezen tegen de onschuldige jonge- dame. Een onderhoud met u zou daartoe niet j noodig zyn geweest, want voor my is het [Volkomen onverschillig, of u my al dan niet bekent den diefstal gepleegd te hebben. Dat ik u hier ontboden heb, gebeurde enkel ter wille van een persoon, die u gewetenloos mee in uw verderf getrokken hebt, en in uw eigen belang. Door u vrywillig aan te molden by de justitie, voordat van andere ,zyde een aanklacht tegen u is ingediend, kunt u waarschyniyk bereiken, dat er by uw .veroordeeling verzachtende omstandigheden in aanmerking worden genomen. Of u van dezen ,Wonk al of niet gebruik wilt maken, staat aan u. Maar u moet oogenblikkelyk beslissen. Ik kan u niet meer dan een paar minuten bedonktyd geven." Aanvankelyk had von Ranten nog een paar <maal getracht, hem heftig in de rede te ^vallen, en zyn gezicht had grenzenlooze ver bazing en verontwaardiging willen uitdrukken. jMaar de koele beslistheid in het optreden van ^Jen jongen advocaat, in verband met hetgeen hy vermoedeiyk al gehoord had uit den mond /van zya dochter, had hem bhjkbaar doen via tactiek te veranderen. „En dat ia alles, wat u my wenscht te zeggen?" vroeg hy met een gedwóngen glimlachje. „Nu, ik heb u geduldig laten uitpraten. Als u nu zoo goed wilt zyn, dit my ook te laten doen. Ik heb in het geheel geen reden, u Iets te verzwygen, vooral daar ik toch wel mag aannemen, dat ik spreek met een man van eer en met een verstandig mensch. De geschiedenis met de broche is inderdaad vervelend- genoeg en heeft me al heelwat hoofdbreken gekost. Maar zoo tragisch als u doet, behoeven wy ze toch niet op te nemen. En dat daarby van een diefstal in den gewonen zin van het woord geen sprake kan zyn, zou u met het oog op myn afkomst on myn maatschappelyke positie eigeniyk dadelyk wel hebben kunnen begrypen. De briljanten vlinder is myn rechtmatig eigen dom of liever het eigendom van myn dochter. Mevrouw Halier en myn overleden vrouw waren, zooals u weten zult, zusters, en toen haar moeder stierf, raakten do dames aan het kibbelen over de nagelaten juweelen. Deze verwenschte vlinder vooral werd een ware twistappel. Ten slotte echter werden de rechten van myn vrouw op de broche ook door myn schoonzuster erkend, en het was enkel aan onze goedheid toe te schryven, dat zy de afgifte van den vlinder telkens weer onder allerlei voorwendsels vertragen kon." „Een prachtig verzonnen sprookje—jammer alleen, dat het niets dan een sprookje is. Mevrouw Halier heeft voor de rechtbank onder eede verklaard, dat de briljanten vlinder een geschenk van haar echtgenoot geweest was, die hem haar op hun huwelyksrels in Parya had gekocht." Yon Ranten beet zich op de onderlip en wierp een boosaardigen blik naar Rudolf Imber^ maar het volgende oogenblik lag alweer het voorname, ietwat ironische glim lachje op zyn gezicht. „Als zy dat heeft gezegd, heeft zy gelogen of zy heeft zich vergist. En u zult toch ook heel goed woten, lioe gemakkelyk dat zoo iets een getuige, als zy een beetje zenuw achtig is, gebeuren kan. Dus de briljanten vlinder behoorde aan myn vrouw en na haar dood aan myn dochtor. Toen ik op don bowusten dag den étui tusschen de beide losse kussens van een divan vond, hoe hy daar gekomen was, is my een raadsel, en toen ik de byna vergeten broche daarin ont dekte en daarna by my stak, handelde ik niet alleen te goeder trouw, maar ongetwyfeld ook met het volste recht." „Zonder dat u heb noodig geacht zoudt hebben, er uw schoonzuster van ln kennis te stellen?" „Ik had het plan, een grapje uit te halen, door na eenigen tyd de afgifte van den briljanten vlinder van haar te vorderen. De schrik, dien zy dan krygen zou by de ont dekking, dat ze de broche niet meer had, zou haar welverdiende straf zyn. Maar ik werd jammer genoeg door onvoorziene om standigheden verhinderd, dit plannetjo ten uitvoer te brengen. Ik moest een lange reis ondernemen, en toen ik terugkwam, was het ongeluk reeds gebeurd. De gezelschapsdame van myn schoonzuster was in hechtenis genomen en veroordeeld, zonder dat ik van de heele geschiedenis ook maar een enkel woord had gehoord. Ik bevond my nu plotse ling in een allemeteligste positie. Eigeniyk had ik de zaak moeten gaan ophelderen, maar u zult my toegeven, dat dit onder alle omstandigheden een onaangename blamage voor me geweest zou zyn. En als ik ze ten slotte voor myn persoon ook op my had kunuen nemen, dan moost my toch, trots allo gewetenswroeging, de gedachte aan myn arm kind het zwygen opleggen. Als u zich eens indenkt in myn positie, moet u dat begrypen. Maar al moest ik het arme meisje dan ook aan haar noodlot overlaten, daarmee is natuuriyk niet gezegd, dat ik mU aan myn verplichtingen jegens haar onttrekken wil. Het doet my veeleer genoegen, dat ik eindeiyk een vertiouwenswaardig persoon gevonden heb, die de bemiddelaar tusschen haar en my zal kunnen zyn. Ik ben niet ryk, maar tot de betaling van een behooriyko schade vergoeding verklaar ik my toch oogenblikke lyk bereid." „Geen woord meerl" zeide Rudolf, die zich onmogeiyk langer inhouden kon. „De bo- leediging, die uw schaamteloos aaubod inhoudt, wil ik niet aanhooron. Laat er ons een eind aan maken l Daar ligt alles, wat u noodig hebt om te schryven. Stel dadelyk uw be kentenis op, dan kan ze nog met de middag post vorzonden worden." „Hoe, u slaat myn voorstel af?" vroeg von Ranten. „En zonder vooraf haar te vragen, op wier beslissing het hier toch alleen aan komen kan? Daar mocht u toch nog wel eens even over denken, mynheer de advocaat De jongedame heeft, voor zoover ik woot, haar gevangenisstraf reeds ondergaan, on iiet is my bekend, dat zy in behoeftige omstan digheden verkeert. Een behoorlyke som gelds is voor haar dus in elk geval van veel groo ter waarde dan een vryspraak by revisie van het tegen haar gewezen vonnis, een vryspraak, die toch slechts een zeer twyfelachtige schade loosstelling voor het doorgestane leed betoe- kenen zou. En ik kan althans verlangen, dat u my tyd laat, om met do juffrouw zelve daarover to onderhandelen". Rudoll aarzelde werkelyk eon oogenblik. Hy dacht aan de armoedo van do beide vrou wen; had hy wel het recht, voor haar te beslissen? Maar zyn besluitoloos aarzelen duurde ook slechts een oogenblik. Zooals hy Margarota Willisen kendo, was hy immers zeker van het antwoord, dat z(| dozon ellen deling op zyn smadeiyk voorstel govon zou. Het was hem, als maakte hy zich aan oon grove beleediging van het edele, fiere melsjo schuldig, zoo hy door zyn houding oeniger- mate den schyn wekto, als zou hy haar tot oon dergelyke "smadeiyke schikking in staat achten. „Do verantwoording voor myn handelwijze tegenover juffrouw Willisen neem ik op my," zoide Imberg. „Ik ben zekor, dat ik hamlel geheel in haar geest." Nu eerst echeen von Ranten den wanhopi- gen ernst van zyn positie ton volle in te zien, en hy liet nu ook het maskor van spotachtigw meerderheid vallen, zooals te voren dat van aanmatigenden hoogmoed. Do trotscho aristo craat, die voor een kwarfior was binnen go- komen, was een geknakte arme zondaar go- worden, die deemoodig om erbarming smeekte. Met walging en diepe verachting wond do Rudolf zich van hom af. .,U hebt myn laatste woord gohoord," zoide hy. „Laat ons toch oen eind maken aan dit even doelloos als onaangenaam toonoel." Von Ranten stond op. Zyn gezicht was aschvaal en zyn schouders beefden. „Goed dan," antwoordde hy. „Ik zal aan uw verlan gen gevolg geven. Maar oen uitstel van vier en twintig uur zult u my toch niet weigeren. Ik boloof u, dat ik ray in dien tyd niet van hier verwydereir zal". (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1901 | | pagina 9