MENGELWERK*
Ze zijn in hei district volstrekt niet zoo on-
beteekenend; en toch is er niet één liberale
kiosveroeniging, dlo optrad voor de eere van
haar vaandel.
Ook hieruit to blijkt meer, hoe hard de
groote liberale partij van weleer achteruit
gaat.
Het schijnt, dat alle pit er ait raakt.
Voor een deel moet dit zeker worden toege-
tchreven aan het feit, dat do liberale partij
geen pers heeft.
Geen pers heeft zal men verwonderd
Vragen; en deNieuwe Rotterdamsche Courant
het Handelsblad, enz., enz., zijn dat geen li
berale bladen 1
Voorzeker; maar die groote bladen worden
door de notabelen gelezen; niet door den klei
nen man, door het gros der kiezers. En als
ze nog gelezen worden,d an gaan de politieke
beschouwingen van die bladen veel te hoog.
Geen pers en daarmede bedoelen we, dat
'do liberalen geen bladen hebben, die op een
voudige wijze de menschen politiek voorlich
ten.
Ja, er zijn neutrale bladen in de Rijn
streek bijv. Dc Rynbodemaar dat zijn winste
gevende taakjes, die op het oog hebben de
beurs van don uitgever, volstrekt niet ue po
litieke ontwikkeling van de kiezers
Politiek wordt er zelf niet genoemd, ten
einde overal, onder alle richtingen, clienteele
te hebben.
Wanneer zal de liberale partij ons voor
beeld gaan volgen 1
Wanneer! Als de socialisten zich overal in
genesteld hebbent Maar dan is het te laat.
Ovor de veel tehooge verwachtingen,
die zoo velen van het nieuwe ministerie heb
ben, schrijft ds. Gispen in De Bazuin:
Bij tijden en oogenblikken kan ik zoo'n ge-
boegen in menschen hebben.
Ik geniet dan van bun naïveteit en hnn
Jphantasie.
Nu wij een Ministerie hebben van gcloovige
taannen, in orthodoxen zin, (want er zijn ook
liberale of vrijdonkende roomschen) verwach
ten die naïeve, ongekunstelde zielen, in hun
beminnelijke eenvoudigheid, wol niet dadelijk
een nieuwen hemel en een nieuwe aarde, maar
toch een vernieuwd en herboren vaderland.
Het zal nu allea nieuw worden, want het
oude is voorbijgegaan.
Orthodoxe of rechtgeloovige mannen zul
len nu in allerlei betrekkingen en ambten ko
men. Weldra zal alle werk op Zondag stil
staan, en allo publieke vermakelijkheid op
üden dag verboden zijn. In de kazernen en
op de oorlogsschepen wordt nu alles Christe
lijk ingericht on komt een geest en een toon,
die de kracht en het aantrekkelijke uitmaakt
van een echt Christelijk huisgezin. Ontucht
en dronken schap zullen tot het verleden gaan
behooren. In den handel komt weder dc eer
lijkheid, en in de onderlinge samenleving
worden dc stukjes op zegel weder vervangen
door het mannenwoord en de goede trouw.
Ook heb ik opgemerkt, dat deze menschen
Over hun eigen levensomstandigheden en hun
eigen levenslot een soortgelijke beschouwing
hebben.
Het had maar weinig gescheeld,, of zij wa
ren als Graven of Baronnen, minstens als
Jonkheeren op deze plebejische wereld geko
men.
Bijna hadden zo deze of dio aanzienlijke en
goed gesalarieerde betrekking gekregen.
Freule A. of B. was bepaald verliefd op hen,
maar het verschil in 'tand hoeft den boel be
dorven.
Ook zouden ze reeds lang gedecoreerd zijn,
had deze of gene het den Minister niet ontra
den.
Zijn deze menschen te benijden of te bekla
gen?
Somtijds weet ik zelf niet, wat ik op deze
fvraag zal beantwoorden. Dan hel ik eens over
tot het eone en dan tot hot andere.
Zij hobben veel voor, die beminnelijke, een
voudige zielen. Hun lijden gaat niet diep. De
werkelijkheid in het leven drukt niet lood
zwaar op hun ziel. Het zijn, volgens den in
druk, dien zij van het leven hebben, maar de
(bijomstandigheden, do tusschenkomende oor-
fcakon, die de minder aangename ondervindin
gen scheppen. Tot de grondoorzaken dringt
hun geest niet door. Voor het determinisme
hebben zo niet de minste vatbaarheid.
In dit opzicht zijn zij dus niet te beklagen.
Maar zien we ze dan weder in het midden
hunner teleurstellingen, worstelend met de
rampen en tegenspoeden dos levens, dan lijdt
onze ziel met dc hunne, ook en niet het minst
Omdat we dan komen onder de macht van het
woord: Het is tevergeefs,, dat gijlieden laat
opblijft cn vroeg opstaat. Hij geeft het zijn
beminden als in don slaap.
Het Volksblad zegt:
Sedert dr. Kuypcr op het Torentje zit,
wordt in De Standaard door de heeren Ver-
wcyck en Postmus, beiden sinds lang aan de
redactie van het blad verbonden, voor de
hoofdartikelen en de beroemd geworden „drie
starren" gezorgd. Ze doen dit zóó, dat men
merken kan, dat deze journalisten in de
school van den antirevolutionairen leider
zijn opgevoed. Diens eigenaardigen schrijf
trant bootsen zij met zooveel talent na, dat
men soms wanen zou den premier in hoogst
eigen persoon aan het woord te zien.
Slechts de nauwkeurige waarnemer ontdekt,
das een vreemdeling zich in dr. KuypePs go-
waad heeft gestoken. Op een afstand zou men
meenen den oud-redacteur te zien aankomen;
doch dichtbij mist men de zelfbewustheid en
Iden zekeren gang van Goeman's opvolger.
Immers do man, die dr. Kuy peris plaats in
neemt, maakt hoe handig imitator hij zijn mo
ge, een enkele maal blunders, waaraan dr.
'Kuyper zich nimmer zou hebben bezondigd.
Zóó nog paa onlangB, toen de tegenwoordi
ge schrijver der driestarren, de anti-clerico-
Jen willende te lijf gaan, trachtte te betoogen,
'dat men van haast geen enkele der linker-
p a r t ij o n weet, onder w<-lk vaandol zij op
trokken. Zoo vroeg hij o. m.:
^Welko Kamerleden behooren nu echter tot
üa vrijzinnig-domocraten en wie is hun lei-
tier?"
De. Xuyper s» zulk eea naïeve vraag
Sjaacvr bee&ea jpdaaa* Die kent de kaart
fran het land te goed, om niet te weten welke
Kamerlodon vrijz.-democraat zijn. En wist
hij 1 niet, hij zou even een verkiezingslijst
van Juni hebben opgeslagen cn het antwoord
op zijn vraag hebben gevonden. Maar de
Vraag is te onbegrijpelijker, omdat eiechts en
kele weken geleden, op den dag van de ope
ning der Kamer, in De Standaard zelf was
fte lezen, wie leden zijn van do vrijz.-dein. Ka-
inerclub, van welke mr. Drucker voorzitter is.
Het Kamerlid Ketelaar was zoo goed den
Standaard-redacteur uit den droom te hel
pen, onder mededeeling, dat men dit noemt:
Vragen naar den bekenden weg.
In plaats van nn maar verder over het go-
val te zwijgen vat steeds het verstandigst
is, als men een flater heeft begaan, zet
de redactie een gezicht, als of zij iets heel
nieuws to hooren krijgt en roept uit:
„Als nu ook de andore partijgroepeeringen-
(links de namen der leden en van do leiders
mcdede^len, weten wo hoe het met de organi
satie aldaar gesteld is; onder welk vaandel
dedor Kamerlid links optrekt.
Ja, als nu ook de nieuwe Standaard-ieóeuy
tie voortaan wat oplettender is, behoeft zij
niet naar dingen te vragcnt die iedereen week
Liefde in de gevangenis.
Het eerste, wat Pepe San Juan deed, toen
hij uit de gevangenis ontslagen werd, was zich
bij den directeur aanmelden.
Pepe had een groot hoofd, en zijn gelaats
trekken droegen do grijze kleur der zesjarige
gevangenschap, gedurende welke hij dc zon
niet anders had gezien dan glinsterend op
de daken der tegenovergelegen huizen. De
nieuwe kieeren zaten slordig om het lichaam,
dat aan dc gevangeniskleding gewend was.
Talmend en onbeholpen trad hij binnen; de
pet, die hij verlegen tusschen de vingers draai
de, scheen hem, die jarenlang de gevangenis-
kap gedragen had, lastig te zijn.
„Ik kom, om afscheid te nemen, meneer",
zeide hij op onderdanigen toon.
„Dat ia goed," antwoordde de aangespro
kene. „Wees nu in 't vervolg braaf, eerlijk en
werkzaam. Je behoort niet tot de slechtsten.
Jo verblijf hier heb je aan een daad van ge
weld, aan een oogenblik van drift te wijten,
en de herinnering aan de verloopen zes jaren
zal je er voor behoeden ooit tot ons terug te
moeten kceren Het ga je goed. Wensch je
nog iets van mij
„Als'u zoo vriendelijk wil zijn, meneer, zou
ik u willen verzoeken
Aangemoedigd door den weiwillenden glim
lach' van den directeur ging hij haastig voort:
„Dat dat ik nog eenmaal een der gevan
genen mag zien."
„Je beminde zeker Nu goed, je zult haar
zien."
Dit zeggende schreef hij een paar regels,
die Pepe toegang gaven tot de vrouwenafdee-
ling in de gevangenis. De directeur wist, wat
deze betrekkingen tusschen de gevangenen,
deze attenties beteekenden. De liefde, de ko
ningin dor wereld, is als de zon overal, ja
zelfs daar, waar deze niet kan zijn. En zij
is machtig genoeg, om door de dikste muren
te dringen, over do hoogste hekken te komen.
Bijna elke mannelijke gevangene had in de
VTOUwen-afdeeling zijn geliefdo, die hem de
kieeren wiesch en herstelde; oen lotgenoote die
hij nooit gezien had, wier attenties hij echter
door brieven vol liefdesbetuigingen beant
woordde. De liefde, die aan gene zijde van
goed en kwaad staat, verlichtte ook deze hel,
als om te spotten met de onverbiddelijke ge
strengheid der men8chelijke wetten; en zoo
gedijen leven en liefde zelfs daar, waar de
straf de' veroordeelden in levende lijken zou
veranderen. Wie het donkere gevangenisge
bouw en het werkhuis voor vrouwen van bui
ten zag, vermoedde niet, dat dikwijls een die
pe hartstocht van het eene huis naar het an
dere de brug spande.
Pepe's opgewondenheid, toen hij den weg
naar do vrouwengevangenis insloeg, was zóó
groot, dat zijn knieën knikten. Wie zou zijn
beminde zijn? Hoe zou zij er uitzien? Einde
lijk zou hij haar zien 1 Hoe dikwijls had zijn
fantasie in slapeloo» nachten of hij de eento
nige wandelingen op het binnenplein zich een
beeld van haar ontworpen Het verleden ging
nu eensklaps en duidelijker dan ooit, zij gees
tesoog voorbij: hoe hij door een in dronken
schap begane daad in de gevangenis geraakt
was; hoe hij de eerste maanden in somber ge
peins en troostelooso eenzaamheid doorge
bracht had, en hoo de dagen rifch voortgesleept
hadden als het water van een vuile, trage ri
vier. Hoc dan do anderen, mot wie hij allengs
vriendschap gesloten had, zich verwonderd
hadden, dat hij. zulk een ferme jonge man,
nog altijd geen beminde gevonden had zooala
zij; en hoe zij eindelijk aangeboden hadden,
het geval voor hem te regelen en hun bemin
den het zaakje op tc dragen, overtuigd, dat
het hem, een zoo knappen jongen, in de vroo-
wen-afdeeling niet aan succes kon ontbreken.
Op zekeren dag zeide men hem, dat zijn lief
ste Lucia hectto en onder den bijnaam „la Po-
lusa" de rossige algemeen bekend was.
En Pepe schreef haar cn vond in het bewust
zijn,, dat achter die muren een wezen leefde,
dat aan hem dacht, troost en bevrediging.
Niet alleen genoot hij de vreugde over dit pla
tonische bezit, het deed hem ook Pclusa's moe
derlijke zorg, waaraan hij schoon linnen en
menige lekkernij te danken had, de bitterheid
van zijn verblijf minder smartelijk gevoelen.
„Wat heb jij met je liefste geboft I" zeiden
de kameraden met kwalijk verborgen afgonst
„Die Pelusa is goud waard", voegde een
oude gevangen isvetoraan er aan toe, dien de
jongeren als hun orakel beschouwden. Van
zulko vrouwen gaan er niet veel in een pond.
„Maar wie is zij dan vroeg Pepe nieuws
gierig. „Is zij jong? Waarom is zij in de ge
vangenis
„Zij is misschien wat onder dan jij, en ik ge
loof, dat zij hier niet voor de eerste maal
is... Maar wat doet het er toe, of zij oud is of
jong. Jo laat je liefhebben, zooals alle jonge
lui, en als je vrij bent, zoek je een andere,
die evengoed voor je zorgt."
Theo©on Mommsen.
Verleden Zondag, toen prof. Vlrchow, te
Berlin, z()n tachtigeten verjaardag vierde, waa
ook een feoatdag voor een onderen grooten
Dultacher: Theodor Mommsen, die toen 60
jaar gewoon hoogloeraar wos.
Minister Studt kwam hem te Ohorlottenburg
gelukwonschen; de Beriynsohe unlvorslteit
zond oon deputatie met prof. Harnack aan
het hoofd, en tal van geleerden brachten hulde
aan don jubilaris, die van heinde en vor be
tuigingen van sympathie ontving.
Pepe sprak tegen. Hij gevoelde levendig,
hoe, zijn dankbaarheid jdgens deze vrouw
steeds grooter werd en hoe hij de betrekkin
gen, dio hem aanvankelijk belachelijk, een wel
kome kortswijl toegeschenen hadden, steeds
ernstiger begon op te nemen. Zijn dankbaar
heid voranderde woldra in genegenheid, toon
hij zag, dat er niet één dag voorbijging, dat
zijn liefste hem niet iets deed toekomen, het
zij een pakjo tabak, herstelde kieeren, of een
lekkernij, die het hem mogi,.ijk maakte, den
onaangenamen gevangeniskost te laten staan.
En toen begonnen zij alle paar dagen brieven
met elkaar tc wisselen. De eerste ademden die
overdrijving, aan alle minnebrieven eigen.
Maar hoe boter do twoo elkaar loerden ken
nen, des te natuurlijker werden zij. In halve
woorden (als schaamden zij zich voor het
„waarom* en het „hoezoo") schreven zij elk
ander over hun toestand, over hun geluk, en
telden ongeduldig de dagen, die zij nog in
do gevangenis moesten doorbrengen. Hij zou
een jaar vroeger vrij zijn dan zij. Met wolk
een droefheid verhaalde zijn arm liefje dit
telkens en telkens weer I En Pepe, ridderlijk
op sijfl manier, protesteerde met do volhar
ding van een energiek man, <~.e niet in staat
i», zijn woord te brekon. Hij zou wachten tot
zij er uit kwam; zij zouden trouwen en geluk
kig zijn. Zijn genegenheid was oprecht, want
hij gevoelde zich door dc dankbaarheid voor
al de weldadon, waarmede zij zijn bittere uren
verzoet had, zijn leven lang aan haar ver
bonden.
Hij wist niet, of dat liefde was: hom had
nog nooit een vrouw bekoord, kleine amou
rettes had hij wol gehad, maar een lief3b:
neen! Hij beminde haar, zonder haar tc
kennen, en hij zwoer, haar nimmer in verla
ten. Al zat hij ook in de gevangenis, hij wa9
toch niet zoo slecht, een wezen te vergeten,
dat elk oogenblik aan hem dacht en voor hem
zorgde I
Den geheelen dag peinsde hij, hoe hij iets
over het leven en het uiterlijk van rijn gelief
de te weten kon komen. Ongelukkig kenden
de bewaarders haar niet, daar in het werk
huis voor vrouwen, behalve do directeur
geen mannelijk wezen toegang had. En met
een bijna overgroote teergevoeligheid verme
den do beide ongelukkigen stelselmatig, over
hun leven en hun verleden te spreken alsof
zij bang waren, door al te groote openhartig
heid den teederen sluier hunner genegenheid
te verscheuren.
De laatste dagen waren zwaar Pepe
schreef met geestdrift over zijn aanstaand
ontslag, en zij antwoordde kort. Haar brie
ven klonken treurig; bijna betreurde zij het,
dat de geliefdo man do vrijheid terugkreeg,
want zij vreesde, nu onzacht uit den droom
der laatste zes jaar te ontwaken
Ongeduldig trad Pepe de spreekkamer der
vrouwengevangenis binnen. Nadat hij het
briefje van den directeur afgegeven had,
bleef hij alleen, totdat hij eindelijk zachte
voetetappen achter het hek hoorde. Twee
vrouwen gingen zwijgend op het hoekje der
galerij zitten, van waar zij niets konden ver
staan, maar wel alle bewegingen van hen,
dio een gesprek voerden, konden volgen. Een
gevangene naderde met sleependen gang alsof
zij bang was voor de komende ontmoeting.
Pope stond onbeweeglijk. De vrouwen moes
ten hem niet verstaan hebben 1 Dit kon niet
de vrouw zijn, die hij zocht 1' Strak keck iuj
naar de gestalte voor hem, een toonbeeld v an
ellende in het grijze gewaad, een onooglijk,
mager schepsel met uitpuilende oogen, het
weinige grijze haar verward om het voor
hoofd en tusschen de bloedloozc lippen een
groot geel gebit als van een oud paard. Zij
zag er haveloos en vuil uit, Sprakeloos keken
beiden elkaar aan en glimlachten eindelijk,
overtuigd, dat hier een misverstand moest
heerschen.
„Neen, jon zoek ik niet, ik zoek Priusa.
Ik ben ontslagen cn wil haar nu leeren ken
nen."
Met een haastig gebaar snelde de gevange
ne naar hem toe.
„Jij bentjij, Pepe
En zij wierp zich tegen de ijzeren staven,
alsof zij hem zoo beter kon zien, alsof zij hem
met de wilde oogen wilde verslinden.
Eenigo minuten stilte. Nadat do eerste in
druk vervlogen was, werd zij erg neerslachtig
en tranen stonden in haar oogen. Hij wendde
den blik van haar af, van dezo ruïne, die ae
leelijkheid en het vuil der gehecle gevangenis
scheen te belichamen Wat was zij schrik
wekkend leelijk! Zij behecrschte haar trtnen
en haar droefheid en verbrak het eerst het
zwijgen, om zoo spoedig mogelijk tot een ein
de te komen.
„Je komt zeker, om afscheid tc nemen?
Dat doet mij pleizier. Ik moet intusschen nier
blijven, maar ik zal je nimmer vergeten." En
bij deze woorden keek zij naar den grond,
om zijn blik te ontwijken; want rijn aanblik
deed haar zeer en zij besefte, dat de teedcro
gevoelens, die zij voor hem gekoesterd had,
nu voor altijd moesten uitsterven.
„Neen, Lucia, ik kom niet alleen, om te
zien. ik neem geen afscheid van je en ga ook
niet voor altijd weg. Ik kom, om je te zeggen,
dat ik altijd dezelfde blijven en mijn w:> -d
houden zal."
Pepe zei deze woorden heel haastig, als
wilde ~»j zit- vrijwaren tegen de verdenking,
dat hij alleen kwam, om afscheid te nemen.
Pelusa had nu den moed gekregen, de oogen
op hem te richten, en keek üem aan met. de
medelijdende teederheid eenor moeder, die
zich over de welgemeende leuzen van haar
zoon verheugt.
„Je wilt mij geen verdriet doen je bent
een goed mensch, God zal je er voor belonen.
Maar ik weet, hoe ik ben: oud, leelijk en ziek
Als je wist, hoeveel werk en moeite ik den
opzichteressen met mijn arm hart berok
ken
Hier hield zij eensklaps op, alsof zij zich
over haar woorden schaamde. Haar gezicht,
dat doodsbleek was* werd eensklaps levendig,
zij vermande zich met geweid en ging voort:
„Ik ben hier, omdat ik eenonvorbeterlijke
dievegge ben; ik heb mijn gcheele leven gesto
len, mcor dan gestolen En jij, dat zie ik je
aan, jij bent een goed, eerlijk mensch; jij
bont zeker door een ongelukkig toeval hier.
Neen mij kun je niets wijsmaken waartoe
ook! Jo zult toch niet willen beweren, dat je
mij liefhebt Zie mij eens goed aani lk zou
je moeder kunnen zijn
Pepe, die haar gaarne zou hebben weer
legd, antwoordde eer6t alleen door met het
hoofd te schudden. Doch Lucia ging voort,
zonder hem den tijd te laten, iets te antwoor
den: „Ik ben veel zieker dan het schijnt, en
ik weet ook, dat ik dit huis niet levend zal
verlaten. Ach, wat plaagt mijn arm hart mij l
Je moet weten, dat ze mij bedrogen hebben; ik
meende, dat jij net als al de anderen waart...
een gemeene misdadiger En daarom koos
ik jon. En nu is het niets 1 Slechts domme
gedachten, die ze mij in het hoofd gepraat
hebben. Ga, nfn jongen,, ga heen en ver
geet mij. Word zoo gelukkig, als je het ver
dient, en geve God, dat je een trouwe vrouw
vindt Want waarlijk, je bent een keizer
rijk waard
Deze woorden sprak zij met volle overtui
ging, terwijl zij haar hoofd tegen de tralies
drukte en haar handen smeekend door" de trar-
lifis heen stak, om eindelijk eens den man
aan te raken, van wien zij zoo dikwijls ge
droomd had en die nu hier voor haar stond,
jong en mooi, vol levenskracht en f rischheid.
„Neen, Pelusa," antwoordde de jonge marfj
beslist „Ik ben een man, en een man doet* j
war hij beloofd heeft Ik heb je mijn woord
gegeven, dat ik met je trouw, cn ik zal wack-l
ten, tot je hier uitkomt. Ik ben alleen tot je j
gekomen, om je tc leeren kennen en om .jo I
„tor weerziens" toe te roepen. Meen je, dat ik j
ooit zou kunnen vergeten, hoe je zes jaar lang j
voor mij gezorgd, mij kieeren en lekkernijen^
gestuurd hebt, terwijl je zelf misschien nau
welijks verzadigd werdt?"..
„Isdat waar? Is dat werkelijk waar?" pro-I
veldo zij heesch,. meffc nauwelijks hoorbar»
stem.
„,Bcn je waarlijk in staat mij lief te heb--,
ben, zooals ik ben? Zul je op mij wachten
Een heel jaar lang?"
„Luister, Pelusa", ging de jonge man voortyi
„ik weet niet, of ik je zoo liefheb als andera J
vrouwen. Wat ik je zeg. is, dat ik er niet aan! j
denk, je in den steek tc laten. Dat je niet mooi j
bent, zie ik. Maar zijn het dan alleen de mooi»
vrouwen, die iemand vinden, die haar lief-
heeft? Het is mij onverschillig, wat je in ja
leven gedaan hebt en waarom je in dit huis j
gekomen bent; als je eerst met mij getrouwd j
bent, zal alles vergeten zijn. Ik hoop werk
te krijgen; dè directeur is een goed man cn
zal mij hier in de gevangenis wel de een of
andere betrekking verschaffen; en als het niet
anders kan, zal ik honger lijden en aalmoe-^
zen vragen In elk geval echter ga ik niet
weg, dat beloof ik je, want nu zal ik mijn
geliefde van kieeren en voedsel voorzien."
Lucia sloot de oogen. Deze woorden sche
nen geweldigen indruk op haar te maken, zij
wierp het hoofd achterover en haar gezicht
had o-ry uitdrukking, dio vreugde en schrik
gelijktijdig terugkaatste.
„Ik ben vol dankbaarheid," ging Pepe
voort, „en ik zou kunnen schreien bij .de ge
dachte aan alles, wat je voor mij gedaan hebt.
Je zei. dat je mijn moeder zoudt kunnen zijm
Het zij zoo, als je het wilt Het heb de mijne
niet gekend: als je hier uitkomt, zullen wij te
zamen leven, ik zal voor je werken, zondor
aan iets anders te denken dan aan jon. Je j
zult weer sterk en gezond worden cn de her
innering aan deze plaats zal spoedig uit jej
hart verdwijnen."
Nauwelijks had hij deze woorden g-spro'
ken, of zij begon te wankelen cn hield zicH
zóó vast aan de scherpe tralies, dat haar nan-
den bloedden. Uitgeput, als een hoop lompen,,
zeeg zij neer cn riep snikkend: „Pep?, rnijnl J
Pepe 1"
Door het alarm verschrikt, snelden de beide j
vrouwen too en verzochten Pepe, zich zoo
spoedig mogelijk te verwijderen. Niettcgen-)
staande hij er om smeekte, wilden zij hem niet»
naders vertellen en stonden hem alleen toe*
met verlof van den directeur den volgenden!
dag terug te komen
Hij kwam te laat. Den volgenden dag werd
Pelusa uit het register der gevangenen go-
schrapt Het geluk en dc vreugde, die Pep»
met zijn liefde voor haar in de gevangeni*
gebracht had, hadden haar hart gebroken.
Pepe verliet in diepe .smart de gevangen w*,'
Zonder moed, zonder vreugde ging hij in dej
voor kort nog zoo vurig verbeido vrijheid.
INGEZONDEN.
Wat kunnen wij doen voor Transvaal en Vrijstaat?
Deze vraag, zoo dikwijls gesteld door bij
na alle bewoners der beschaafde wepreld^
wordt, dank zij dc egoïstische houding dor
regeeringen, helaas maar steeds beantwoord
mei het woordje niets; en toch kunnen wijfi
Nederlanders, der wereld cca voorbeeld ge^
ven hoe men de Boeren op afdoende wijzo
kan helpen, en indien de beschaafde naties
dit voorbeeld volgen, hetgeen vrij waarschijn
lijk is, bij de al gemeene sympathie voor do
Boeren gepaard aan oen afschuw verwekt
door ie wijze waarop Engeland oorlog voert
door vrouwen rn kinderen te vermoorden; j
ten einde de mannen en vaders te dwingen;
tot toegeven, een wijze, tot heden alleen toe-
gepast door de o nbeschaafdste soort Roodhuid
den.
Het middel is uitvoerbaar, wettig cn af*
doende, indien slechts ieder zich de geringer;
moeite getroost bij den aankoop van eenig
artikel, hoe klein en gering ook» te eischen^.,,
dat het niet van Emjeltch fabrikaat is. Vrooe
ger hadden de Engclschen van zekere artikels,
het monopolie, thans niet meer; alles kan men!
even goed en even goedkoop uit ons land o£
anders van Frankrijk, Duitschland of Ame
rika betrekken. De uitsluiting van Engclscha
goederen kost het individu dus geen geld*)
alleen moeite. Indien de beschaafde volkoren,
der aarde zich die moeite getroosten, dan is
Engelands handel in een half jaar derwijze
vornietigd, dat hot den oorlog moet Btakenf
uit gebrek aan geld. Men zegge niet: het ia
eon utopie do groote meerderheid dor wereld.-;
bewoners daartoe te krijgen; zoo Nederland,
slechts op groote schaal het voorbeeld geeft,,
kan dat zeer goed aanstekelijk werken, cti
een wereldbeweging worden. Wat Napoleon
I niet vermocht, trots zijn groote macht, wijkj
hij stiet op den onwil der volken, zouden dei
volkeren, indien slechte eensgezind, wel vor-'
mogen, trots alle mogelijke regecringcn.
Van ons, Nederlanders, als stamvcrwantj
voLk van do heldhaftige natie, die daar ginds
voor haar vrijheid worstelt, moet de bewe-J
ging uitgaan: laat zich in elke stad, in elk;
dorp of gehucht een Comité vormen, dat opjj
de plaats zijner inwoning het denkbeeld ver-.j
breidt; laten de bladen telkens «aan hot hoofd'
van hun blad drukken: steun de boycott te-j
gen alles wat Engelsch is, cn spoedig zal het,
buitenland zich met deze beweging bezig hou-,
den, en, naar ik hoop en vertrouw, overne-j
men, en mocht zulks niet gelukken, welaan*}
clan kan het Nederlandschc volk rich troosten;]
met de gedachte zijn plicht gedaan te hebben*;
tegenover hun ongelukkige stamgenooten-;
Laat dus ieder individu, ieder atoom van het
groots geheel, een Boerenstrijder worden, enb
bedenken, dat elke stuiver, dien hij den Eo-\
gelschen niet laat verdienen, een patroon min
der is om zijn broeders te dooden.
C. VAN GOOR tok
Amsterdam, 17 October 1001
Aartshertogin Elizabet van Oostenrijk. Prins Otto Windiscbgratz.
De deze week bekend geworden verloving der jeugdige aartshertogin Elizabot van
Oostenrijk de kleindochter van Keizer Frans Jozef en eenige dochter van den reeds
sedert eenige jaren zoo plotseling overleden kroonprins Rudolph met prins Otto Windischgratz
bracht een groote verrassing ook in de hoogste kringen teweeg en vormt ook thans nog te
"Weenen het onderwerp der dageljjksche gesprekken. De koninklijke bruid, wier moeder een
dochter van den Belgischen koning Leopold is, telt thans 18 jaren; de bruidegom, die uit
een zy linie van het huis Windischgratz stamt, is zijn 293te levensjaar ingetreden.
Men zegt, dat het een verloving uit liefde is.