LE1DSCH DAGBLAD, ZATERDAG 5 OCTOBER. - TWEEDE BLAD. PER8OVERZI0HT* Feuilleton. YVONNE. No. 12766 Anno 1901. f Hefc groote middel, schrijft Het BuisgeztH, flat detegenwoordige Regcering tot leniging yan den oecoaomischeu nood kan aanwen den, is arbeidsvorschaffiag, geen kunstmatige wel to verstaan. Waarop wijst werkeloosheid op da eerste, do to lage loocstandaard op de tweede plaat»! Op een bestaande onevenredigheid tusschen Hot beschikbare werk en do beschikbare werk- 1 krachten. Van weinig werk en veoi werkkrach ten is, helaaa, het onvermijdelijk gevolg, dat Sommigen zonder work blijven, andoren han .Werk beneden do waarde zien betaald. Aan moer werk heeft ons land behoefte, en <^it meerdere work kan het worden verschaft door een oordeelkundige bescherming van den nationalcn arbeid togen de doodendo concur- rontie van het buitonland. Wij ontkennen niet, dat deze bescherming ▼oor sommigen ook haar schaduwzijde heeft, dat het voor ambtenaren bijv. prettiger en yoordeeligor is, zich allerlei bonoodigdheden iets goedkooper aan te schaffen dan mee te betalen aan de indirecte belasting, waarop het heffen van invoerrechten neerkomt, maar de kardinale vraag is hier: Hoe verschaft uien werk aan duizenden en hoe verbetert men 'den loonstandaard voor duizenden anderen! Dit is op geen andere wijze te verkrijgen 'dan door hot beschermen van do vaderland- eche industrie. Men kan natuurlijk vel zeggen: Wie geen werk hebben, wol Jen uit de openbare kas onderhouden, en wie te weinig verdienen, ontvangen een toeslag rit de schatkist, maar dit is toch geen serieuze oplossing. Wil men de laatste, dan zal ze gezochu moe ten worden in de richting, die deze Regee ring voornemens is in te slaan. In een kruiskopje ,,De Christelijk- Nafcio- nalen" zegt De Maa sbode: De samensmolting der hoofdorganen yan V.-A.-R. en O.-H. partijon is geschied. Of drukken we ons verkeerd uit! Dc Nederlander toch, thans een „Ned. dag blad tot verbreiding van Christelijk-Nationa- le beginselen", deelt in haar programrede mee, datt ze „nimmer verbonden (is) geweest aan een partij." Een or.ihuiling, die zelfs menig doorkneed politicus zal verbazen. Dit echter daargelaten. De Ohristelijk-Nationale beginselen worden in bedoeld artikel in den breedo uiteengezet. Zo wijken niet af van dv: grondstellingen, •door mr. De Savornin Lohman en dr. De Visser openlijk beleden; en onze lezerskring, genoegzaam vertrouwd met de opvattingen dezer staatslieden, kan alzoo een afdruk van die verlangens-lijst ontberen. Meer belang zal hem inboezemen, op welk standpunt ten aanzien hunner Katholieke landgenooton oen neven-elkaar-staan door do woordvoerders van de gewezen V.-A.-R. en C.-H. groepen doenlijk is geacht. Ziehier, wat De Nederlander dienaangaande schrijft: ,,Ten aanzien van onze verhouding tot onze Roomsch-Katholieke landgenooton is onze meening, dat deze nimmer als zoodanig behooren to worden geweerd of bestreden. Dit behoeft ons echter geenszins te verhinderen, om zoo noodig aan te toonen, waar de begin selen van het Roomsch-Katholiek staatsrecht kunnen heenvoeren, indien zij werden toege past. Elke poging tot invoering van die spe cifiek staatkundige beginselen behoort bestre den, en alzoo het protestantsch karakter der natie gehandhaafd tc worden." Het komt niet in ons op, een nieuwe groep, die blijkens haar overig program een gewich- tig en invloedrijk deel der rechterzijde kan ^worden, van meet af te bestoken om een min gelukkige uitdrukking als „het protestantoch karakter der natie." De Katholieke partij is breed genoeg om niet over een woord te struikelen, en staat sterk genoeg om te blijven helpen het land voort to sturen in Christel ij ke richting, zonder voortrekking v^n eenige bepaalde be lijdenis. In alles rekene men met de omstandighe den. Zoo ook, bij de beoordeeling der aange haalde alinea, met het feit, dat De Nederlan- der een nieuwe lezersgroep heeft te ontzien, die, de laatste maanden uitgezonderd, vier ja ren lang met antipapisme is gevoed en zich vaa dezen pikanten koet nog niet gananhediflr spenen kan. De redactie van hefc Ohristelijk-Nationale orgaan is voorzichtig genoeg, om niet een plotselinge zwenking te wagen, wolke stellig een terugslag in Bronsveldsche richting aan uitlokken. i Voorzichtigheid is oen kardinale deugd, en den beoefenaars er van roepen wij een welga" meend proficiat toe op het Christelijke van hun streven. In een asterisk „Verandering"^ tegfc D& Standaard: De entente oordiale, die er tussoèen do groep Lohman en de groep van Dr. De Visser is gekomen blijkens de samensmelting van hun organen, doet vanzelf vragen wat er nu van den Chr.-Hist. Kiezerabond zal wor den. Zal die Bond nu ook worden opgenomen in de Vrij-antirevolutionaire partij! Zoolang mannen als Bronsveld en Van Leeuwen in dien Bond invloed blijven uitoefe nen, zal dit vanzelf moeilijk gaan. Of zullen Dr. De Visser en wie met hem ge noog hebben van de hand- en spandiensten, door dr. Bronsveld sinds een 20-tal jaren aan het liberalismo bewezen, mot don Bond bre ken! Dit dient te worden afgewacht. Inmiddels is nu weer een nieuwe naam, ter aanduiding van een partij, te verwachten. De heeren Lohman o. noemden zich eerst christelijk-hi8torischen, daarna vrij-antirevo lutionairen. Thans schijnt de naam van chrisfcelij k-n ationalm in zwang te komen. Do heer De Geer gebruikt dit woord bij voortduring in zijn artikel. Het gecombineerd orgaan moet dienen tot verbreiding van „Christelijk-nafcionale" be ginselen. "Ook hierover zal wellicht spoedig het noo- dige Licht verspreid worden. Van de hand van den oud-minister 8eyf- fardt is in Vragen des Tijds een artikel ver schenen over de nieuwe militaire wet ten. Zij worden door hem eenvoudig nood wetten genoemd. Do onafhankelijkheid wordt door die wetten niet verzekerd en de vorming van een volksleger bereiden zij niet voor. Al leen de legcreterkto wordt grooter, maar wat baat een grooter leger, als dc mobilisatie toch niet verzekerd is 1 Wil een buurman Neder land plotseling overrompelen laten door de groote vredesgarnizoenen der nabij de gren zen gelegen steden, dan kan het Nederland- sche leger dat gevaar nid, keeron. Heb zooge naamde blijvende gedeelte acht de schrijver geheel overbodig. Het kader kan ook zonder manschappen geoefend worden en de officie ren moeten de wintermaanden gebruiken om de theorie bij te werken. De landweer noemt de heer Seyffardt niet veel beter dan de rusten ie schutterij en veel slechter dan menige schutterij, die nu nog dienst -doet. Van die dienstdoende schutterij zou nog heel wat te maken zijn geweest, ter wijl do landweer, die grootendeels slechts op het papier bestaat en nooit voltallig bijeen komt, in oorlogstijd^, vooral aanvankelijk, volkomen onbruikbaar zal zijn. Van de zeer velen, die nu vrijloten en dan van alles af zijn, moet op de een of andere wijze partij wordon getrokken. Zij zouden dadelijk bij den land storm kunnen worden ingedeeld en dan lo kaal geoefend, en ten slotte moet elk streven daarheen gericht zijn, dab Nederland een volksleger krijgt. Het Zutfensch Dagblad.het orgaan van de opkomendo nationaai-Jiberalen, bespreekt ook dc Troonrede, en wol de koloniale para graaf. Na stilgestaan te hebben bij den wensch van den heer Olockener Brouson, die op het Nijmeegsch Oongres pleitte voor het propa- geeren van onze taal onder de inlanders, wenscht het blad vooral dat de Ohristelij- ke godsdienst onder de inlanders worde verspreid als het voornaamste middel om hen aan ons te binden. „Veel is er getwist in en buiten Indië over de vraag of men den inlander al dan niet moet bekeeren ze1 fs of men hem wel anders bekcereo kan dan in sch ij n. Doch men doet verstandig zeer voorzichtig te zijü met de beweringen van Indische zoogea. spe cialiteiten. Om slechte een voorbeeld t» noe men: Stokstijf is door allen, die „Indië ken den", beweerd, dat de inlander ten eenenmale ongeschikt is voor mij nar beid. Daarom wer den dan ook indertijd Benka en Billicoa mot Chineeoon bovolkt. En b# de kolenootginaing Op Sumatra werden om diezelfde reden Gh*- noezon aangevoerd. Maar deze vielen in Hat gebruik niet medej en ten langen leste besloot men dan toch maar eens een proef te nemen met de min waardig geoordeelde Javanen. En wat blijkt nu! Deze zijn lichamelijk beter geschikt, en hebben ook meer aanleg tot den mijnarbeid dan do Chineesche koelies. Zoo heeft dus de practijk eindelijk een eeuwen lang bestaand vooroordeel te niet gedaan 1 Op gelijke wijze zal zulks ia onxc over tuiging de ondervind'ng logenstraffen de afgezaagde stelling, dat het Christendom niet voor don inlander past, en dat aan het Moha- me dan isme de toekomst behoort." Breng den inlands ra alleen onze taal, dan zullen ze volgelingen worden van don heer Van Kol. „Ware ons het Christendom niet gegeven, dan ware het beter de bewoners van den Ar chipel to laten in den tegenwoerdigen staat van onkunde. Maar n u behoeft niet getwij feld to worden: èn taal èn Christendom, zie daar wat do Nederlander Indië moet brengen en te long verzuimde te brengen. Dat de verbreiding opgo past e wijze zal geschieden daarvoor is ons de staatsmanswijshoid van den tegenwoordigen Premier borg, en de vroe gere loopbaan van den Minister van Kolo niën. Gerust zien wij dan ook de toekomst te gemoet; ook in dit opzicht ons geheel afschei dende van wijlen de liberale partij." En dan naar aanleiding van de wijze, waar op het HaTidelsblad de candidatuur-Cremer voor de Twoede Kamer verdedigde, de heer Oremer moest in do Kamer komen om de ge varen, waarmee de Chriscclijke politiek onze Koloniën bedreigde te weren schrijft hefc Zutfen8che blad: „Dat hefc Amsterdamsche blad in verkie zingsijver de Groene vaan van den Profeet ontrolde, den heer Creieer met tulband en kromzwaard tot haremwachter aanstelde, op den drempel van het bedreigde Mohamedanis- me, was inderdaad een treffend bewijs van de niet te loochenen waarheid: dat het liberalis me geheel van den waren weg is afgedwaald, en het is een rechtvaardiging te meer van onze afscheiding. Wat toch kunnen wij, na- tionaal-liberalen, gemeen hebben met mannen die hun eigen Christendom van zoo weinig waarde achten, dat zij de leuze kunnen aan heffen: liever Mohamedaan dan Christen! Inderdaad, hefc was meer dan tijd, dat èn Nederland, èn Indië aan hun juk ontkwam; zij zouden èn Indié èn Nederland in hefc ver derf gestort hebben. In dr. Schaepman's Chronica komt een be schouwing voor over de Troonrede; dat de schrijver met do rede ingenomen ie, begrijpt men: „Om hefc in het kort te zeggen: de Troon rede is zooals men haar verwachten mocht en verwachten kon. Zij draagt een flink zake lijk karakter; een ovorheerschcnd persoonlijke toon is haar vreemd gebleven. Het „overmits" geeft nog geen bijzondere etijlkleur. De „Christelijke grondslagen van ons volksleven" zijn niet ontkend. Veeleer zijn zij kloek in het licht gesteld, zonder dat blauwe waas van „bo ven geloofsverdeeldheid." In de aankondiging der verschillende wetsontwerpen is gang on volgorde. Zonder er aanspraak op te maken een nieuw tijdperk van troonredestijl to ope nen, heeft dit stuk toch zijn eigen toon. Hefc is de groote toon van den Eoelant op den Stad huistoren, die geen kerkklok is, maar in wiens brons toch het kruis eta»t geteekencL" Verder heeft de schrijver een appeltje te schillen met den heer Tak van De Kroniek, die o. hl beweerde, dat de opbrengst van de tariefsherziening eigenlijk dienen moet om de opgeschroefde militaire uitgaven te bekosti gen. Over deze legorquaesfcie schrijft de heer Schaopman: „Wat willen toch, om hun nu eindelijk eens op don man af do vraag te stellen, deze Staatslieden van De Kroniek en zij, die op dit stuk hun chronisch» opdoemende geestver wanten mogen boeten%-Geer leger! Ik zou het hen wel eens willen hooren zeggen. Een voUorfeger! Maar ook een volksleger heeft wapenen noodig, wapenen van allerlei soort. Een leger van algemeen kiesrecht-bezitters! Bi lieve, waar is hot leger in de Volksver tegenwoordiging het meeat het alles beheer- scbond belang! Men kan twisten over Drey fus an dien onnoombaren Eeterhazyover An- dré en Do Gahffefc, over Boisdeffre of Labo- ri, vraag, één centime of één millioen voor hot legor n iemand komt in verzet. Wat willen nu de heeion Hebben zij ooit waarlijk over de iegerquaes- ti© nagedacht I Weten zij wat sociale gevolgen, wat gevol gen voor den nationalen arbeid het hebben zou, ala nu eens de jaarlijksche lichting op do helft, op drie-vierden, op vier-vijfden zelfs werd teruggebracht! Algemeen stemrecht, roept men van den cénen kant; als sociaal redmiddel der dwaasheden dwaasheid. Alge meen stemrecht, ik ducht het niet, ik herhaal het: „The Church will know how to meet this new and strange aspect of the world," zeg ik met mijn grooten meest3r. Ik roep het niet in als 80oiaal redmiddel; ik vordor hefc niet als eisch van gerechtigheid, ik zie zelfs in dat alles geen schemerend begin van heil, al lerminst wat de legerquaestie betreft. Maar een leger van vrijwilligers 1 Goed, indien men slechts bedenkt, dat een leger van vrijwilligers steeds op een huurle ger uitkomt Goed, indien men bereid is de kosten te wagen en te dragen. Goed, in dien men onder ieder opzicht de gevolgen aandurft. Laat ons blijven bij de werkelijkheid. De werkelijkheid is eonvou «<g deze. onze stand in do Europeesche sfcateiiweTeld, onze aard rijkskundige ligging, onze handelsbetrekkin gen, onze koloniën, dat alles dwingt ons voor het leger zorg te dragoD. Wij zijn geen mili taire staat, wij moeren a Hes, tot hefc gering ste vermijden, wat ons daartoe maken kan. Maar willen wij zelfstandig blijven, dan moe ten wij op onze eigen beenen kunnen staan. Hefc moet niet kunnen geeohieden dat wegens onze gebrekkige organisatie of onze slechte bewapening de nabuur ous naar recht en rede kan zeggen: Uw zwakheid is voor mij een ge- De Tijd bevatte een hoofdartikel, dat blijk baar door een ander gevolgd zal worden, over de tegenwoordig zoo veel besproken po sitie van ongefortuneerde ambte- n a r cn, die tot Kamerlid worden geko zen. Dit blad geeft niet toe, dat zooals bijv. de Arnhemsche Courant wil do wetgever gelijkheid moet brengen tusschen den staats en gemeente-ambtenaar in geval van keuze tot Kamerlid. Het katholieke orgaan redeneert: Houden wij ons, om bij een concreet ge val tc blijven, aan hefc voorbeeld van den heer Ter Laan l Dit onlangs tot Kamerlid gekozen schoolhoofd is, indien wij ons niet vergissen, nog betrekkelijk jong. Verondersteld nu, dat hefc mandaat van den heer Ter Laan telkens vernieuwd wordt on dat deze nog veertig jaar te leven heeft, zou dan ook do gemeente Delft veertig jaar lang oen v3rlofsfcraktemcnfc van verscheiden honderden guldens moeten uit betalen, en zou veertig jaar lang de directie der school van den heer Ter Laan tijdelijk moeten waargenomen worden door een plaats vervanger! Veronderstellen wij vorder een andere mogelijkheid, namelijk, dat na twin tig jaar de kiezers van den heer Ter Laan hun afgevaardigde moede worden en hem, oneerbiedig uitgedrukt, aan den dijk zetten, wat dan! Volgons de theorie van de Arn hemsche Crt. en anderen zou hij dan terstond weder zijn vroegere positie aan hefc hoofd dor school moeten innemen ook al zou hij (zooals zeer waarschijnlijk is) voor die be trekking in het geheel niet meer geschikt zijn en de man, die gedurende twintig jaren tijdelijk zijn plaats had ingenomen, zou een goed heenkomen moeten zoeken. Wat die man alle vier jaren voor da verkiezing van den heer Ter Laan zijn best zou doen I Ieder ge voelt, dat het zéé niet gaat." Dc Tijd meent dan ook, dat de Delftsche gemeenteraad, die te zorgen heeft voor het belang van zijn scholen ea zijn financiën, niet andere kon handelen, dan hij deed. De parallel tusschen rijks- en gemeente- ambtenaren verwerpt hst b.ad: „Wat voor onderwijzers geldt doet her na tuurlijk ook voor andere gemeente-ambtena ren, ton wien opzichte thans een andere prac tijk gevolgd wordt. All sen treden de nadee- len dier practijk bij het Rijk minder in hefc licht., daar alles geschiedt uit een veel rui- mer beun en de gekote» atgevaardrgsfe» deel uitmaken van een veel uitgebreider korps ambtenaren," Gemengd Nieuws, Met Ingang van IB October a. zal als proef by de Leidsche paardentram het sectietarief worden opgeheven en een uniform- tarief van V/% cent worden ingevoerd. Deze tariefswijziging is een godnelteiyk ge volg van een door hefc bestuur van de „Leld- 8ih) vereoniging tor bevordering Van het vreemdelingen verkeer" tot de Tramwegmaat- schappü-gericht verzoek om den prtjs te ver minderen. W|J zeggen „gedeeltelijk.", omdat adressant een nog lagoren pr|]a nad voor gesteld. Z|j, die nogal van een enkele 5-cents- 8ectio gebruik maakten, worden er niet beter op. Het „Hbl."' doolt nog hot vol gende omtrent den boeien-koning mede, waar uit echter kan biyken, datztfn uitbrekerakunet slechts tot op zekere hoogte bestaat: De heeren en dames, die ln het politie- bureel op het Leldschepleiri te Amsterdam waren saamgekomen en een tijdje in een der cellen doorbrachten, waren niet de gewone misdadigers. Er waren onder hen deftige leden der balie, de hoogste politie-autoritei- ten, een bekend Amstordamsch schrijver, enz. En toch hadden z|J niets ernstigs op hun kerfstok. Zy waren alleen wat nieuwsgierig uitgevallen; nieuwsgierig om te zien hoe mr. Willy Cirnoc, do boeien koning, zou uitbre ken uit een arrestantencel. Nu zyn de cellen ln het bureau van de 3de sectio van de nieuw ste constructie. Er waren krasse maatregelen genomen; voor de cellen waren vele inspec teurs verzameld, do sterkte van de politie wacht verdubbeld, de heeren Franken en Batelt traden op als getuigen-cieakundigen. Gespannen verwachting. Maarmr. Willy Oirnoc talmde lang met het vertoonen van zyn uitbreekkunst. Een conferentie werd gehouden mot den heer Franken, eenige leden van de rechter- ïyke macht, en toen verklaarde de heor Cir noc dat hy niet had gorekend op een zoo druk bezoek. Hy wilde zyn „werken" niet zoo aan Ieder- een laten zien, en zeide ten slotte dat hy wel kans zag om uit een gewone gevangeniscel te breken, maar deze cellen waren hem hier te kras. Do reden verklaarde hy eerst toen hy was opgesloten met de autoriteiten, waarby de „pers" zorgvuldig was buiten gehouden. De niet ingowyden werden echter schadeloos ge steld door eenige proefjes, waarmede Cirnoo bewees hoe hy uit handboeien wool los te komen. De rechtbank to 's-Hertogon- boscli veroordeelde Adrians Roza, huisvrouw van Engel Koek to De Werken, beschuldigd van poging tot moord op laatstgenoemde, door hom vergif toe te dienen, ten gevolge waar van hy is overleden, tot een gevangenisstraf van vyftien jaren. (Hbi) 1 Door Inklimming is 's nachts by den heer D. Mys te Tiel een eersto klasso- rywiel met toebehooren gestolen. De politie vermoedt, dat het ontvreemde rywiel elders verkocht is. In een coupé tweede klasse v n den sneltrein, die gisterochtend om halfdrie uit Westfalen te Kassei binnenliep, ls even voorby het station Mönohehof een bejaard koopman, met veoi gold by zich, torwyi hy sliep door een gewezen spoorwegbeambte met revolverschoton ernstig aan het boofd gewond. De aangevallene had nog de kracht om aan de noodrem te trekken. De roover word door het personeel van den trein in hechtenis genomen en te Kassei aan de politie over geleverd. De wonden van zyo slachtoffer schynen niet levensgevaariyk te zyn. Tusschen Boertanga en Yrle- scheloo woedt een hevige veenbrand. Het vuur zit hier en daar twee meter diep. De schade is niet te overzien. 81) „Volstrekt niet; do freule zou het kwalijk nemen, als ik u liet weggaan." „Freule, daar is meneer Guyon, hij wilde niet binnengaan, omdat mevrouw niet thuis is, maar ik heb gezegd, dat u hem wel ont vangen zoudfc." „Goed gedaan," gaf Yvonne ten antwoord, tich geweld doende, om haar ontroering te Verbergen. En zij begaf zich naar hefc vertrek, waar 'de bezoeker haar wachtte. Binnentredend, grootte zij vriendelijk en stak hem de hand toe. ,,'k Vind het heel aardig van u, mijnheer Guyon. dat u nog aan uw dorpsgenooten denkts" „U neemt mij toch niet kwalijk, dat ik bin- bengegaan ben, hoewel mevrouw uw moeder afwezig is? De dienstbode hield niet op, ik zou u even begroeten." „O 'fc hindert niets, mijnheer; men is blij, als men eens een oud-bekende ziet." „Een tijdje geleden ben ik nog eena langs „Liefdeoord" gekomen, zei Guyon, nadat zij samen over alles cn nog wat gesproken had den. „Wat ziet hefc er daar treurig uit. 'fc Is er zoo doodoeh en stil, heel andere dan het |yorig jaar." Yvonne kwamen de tranen in de oog en. „Ach, vorgeof mij, freule, zoo ik eon pijn lijk onderworp aanroer, mijn komst echter heeft hoofdzakelijk ten doel, u mee te -deelen, dat iL het plas keb qfgtmvt „Wftiwxicd" te koopen. 't Is mij bekend, onder welke omstan digheden u hefc kasteel hebt moeten verlaten, ik kom nu met een voorstel en wel of uw moeder en gij er in wilt toestemmen, uit mijn handen hefc goed te aanvaarden, dat men u op zoo onedele wijze ontnomen heeft." „Maar mijnheer, waarom zouden wij zulk een grootmoedig aanbod mogen aannemen? Wij zouden u immers nooit eenige vergoeding daarvoor kunnen geven!" „Integendeel, freule Yvonne, gij hebt hefc in uw macht, mij een vergoeding te schenken, waarop ik bijna niet durf hopen. Ge moet het, dunkt mij, weten, Yvonne, dat ik u lief heb. Wat zou derhalve grooter belooning kun nen zijn, dan u de mijne te mogen noemen 1 Zeg, wilt ge mijn lief vrouwtje worden?" Yvonne sidderde. Haar hart bonsde. Bijna onhoorbaar klonk hefc van heur lippen: „Ja." „O, hoe dank ik u voor dat woord, mijn lieveling", zei Guyon, terwijl hij zijn arm om haar heensloeg en een kus haar op het voor hoofd drukte. Met een blosje rukte zij zich uit zijn omarming los, zeggende: „Maar nu wordt hefc hoog tijd, dat ge gaat" „Meent ge 't „Zeer zeker." „Mag ik dan morgen weerkomen, om met uw moeder te spreken „Dat moogt ge." Zij deed hem zelf uitgeleide tot aan de deur. 'fc Werd ze Ven ureri vóór mevr. De Kerfaou- oxn terugkwam. „Wel, wat zie jij er opgeruimd uifcl" zei Mario-Jeanne, toen zij, binnenkomend, Yvon ne do hond reikte. „Wat is er tooh gebeurd tijdens om» sJwazigheid l" vroeg «mhaJL-a „Je hebt toch geen bezoek gehad, Yvonne", viel mevrouw De Kerhouarn haar in do rede. „Ja, moedertje, mijnheer Guyon is er ge weest" „O, nu begrijp ik er allee van," lachte Ma rio-Jeanne; „maar 't wordt tijd, dat ik naar huis ga, men wacht op mij." Toen Marie-Jeanne was heengegaan, begon' mevrouw De Kerhouarn haar dochter te on dervragen. „Straks, moeder, straks zal ik u allee ver tellen, laten wij eerst eten. Maar ik verzeker u, u zult er van opkijken." Verrast wae zij dan ook in hooge mate, de gravin, toen zij na tafel hefc groote nieuws ver nam. „En zeg me nu eens, kind," vroeg zij, toen Yvonne haar een en ander had meegedeeld, „moogt gij hem lijden!" „Ja, moedertje, ja," zei Yvonne, terwijl zij haar moeder blozende omhelsde. Daags daarna meldde Guyon zich wederom in het middaguur in de „Rue blanche" aan. „Mijnheer Guyon", zoo ontving hem de gravin, door mijn dochter weet ik reeds de roden uwer komst; ik kan u zeggen, dat mij die tijding zeer verrast heeft Och, wij kennen elkaar lang genoeg, zoodat het onnoodig is, veel omhaal van woorden te maken; ik wil u daarom bekennen, dat ik met uw aanzoek zeer ing oen ben en .k u gaarne mijn doch ter afsta, overtuigd als ik ben, dat gij het u ten taak znlt stellen, haar gelukkig te ma ken." „Ik dank u, mevrouw, voor het groot ver trouwen, dat u in mij stelt; ik hoop het nooit onwaardig te worden. Mag ik nu nog eens terugkomen, mevrouw, op een thema, hetwelk ikjrifitarpin reeds met Yvonne bean roken heb! Ik ben, zooals u zeker zult vernomen hebben, bealoten „Liefdeoord" aan te koopen, ik zou echter niet daartoe overgaan, als ik niet de hoop koesterde, dat u het erfgoed dor Kor- houarns welwillend wederom zoudt willen aanvaarden „Yvonne heeft mij inderdaad daarover ge sproken, maar mijnheer, ik zou misbruik ma ken van uw goedheid, zoo ik een oogenblik er over dacht, in uw voorstel toe te stemmen." „Laat ik u herhalen, mevrouw, wat ik gis teren bereids tot Yvonne gezegd heb, 'fc zon mij een innige voldoening zijn, u die geringe vergoeding te mogen aanbieden, in ruil voor het groote geluk, hetwelk u mij schenkt, door mij uw lieve dochter af tostaar." Yvonne was inmiddels binnengekomen, Hen ri stond op en begroette haar hartelijk. Daar werd hard aan de voordeur gescheld; een oogenblik later klopt de dienstbode aan cn zegt: „Mevrouw, daar is meneer Bruslé; hij wenscht u te spreken." „Laat mijnheer binnenkomen." Guyon maakte toebereidselen om heen te gaan. „Blijf gerust, wij hebben niets te bespreken, wat gij niet hooren moogt." Meer kon zij niet zeggen, daar Bruslé bin nentrad; hij scheen teleurgesteld do dames niet alleen aan te treffen. „Het spijt mij, mevrouw, dat ik u derangeer, maar door mijn brieven waart u sinds lang van mijn komst verwittigd." Mevrouw Do Kerhouarn maakte een ont kennend gebaar. „Maar u hebt mij toch persoonlijk geant woord!" Ten zeerste verwonderd, keek do gravin beurtelings den notaris, dan weer Yvonne Yvonne haastte zich het woord op te nomen. „Mijnheer, daar ik uw brieven te onbelang rijk achtte, om er mijn moeder medo lastig te vallen, heb ik mij veroorloofd, ze zelf te be antwoorden. Uw komst alhier is myns inziens ook overbodig." „Freule, u is ©enigszins voorbarig. M|Jn komst heeft ten doel, een rainnelyke schikking te treffen. U laat my echter den tyd niet, mot een voorstel voor den dag te komen." Mynheer, wy willen van geen minneiyke schikking weten, te meer, daar het ons ge lukt is, een ernstig kooper te vinden voor „Liefdeoord." Bruslé ontstelde. „En is die kooper by geval uw vriend, mynheer Guyon?" vroeg hij ccbamper. „Juist geraden", viel Guyon in, „u kunt m|J als den kooper van -L-wfdeoord" be schouwen en tevens als den verloofde van freule De Kerhouarn." „Dan wensch ik a wel 7eluk," zei Bruslé met heesche stem, „is u echter wel zeker van uw zaak; als men met oon volleerde* coquette te doen heeft?" Guyon sprong op on groep dou notaris by de keel. „Geen woord moer, ge zoudt met myn vu'stun kennis maken, zoo niet de tegen woordigheid der damos nvj zulks verbood. Dat g|J oen schelm waart, wist ik, maar zulk j oen laaghartigheid bad ik u i)iettoogoschrevon."# Bruslé droop af. Mevrouw De Kerhouarn was door dit laatste heftige tooneel zoozeer aangegrepen, dat zy bewusteloos neerviel. (Wordl vervlgd}.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1901 | | pagina 5