LE1DSCH DAGBLAD, ZATERDAG 5 OCTOBER. - TWEEDE BLAD.
PER8OVERZI0HT*
Feuilleton.
YVONNE.
No. 12766
Anno 1901.
f Hefc groote middel, schrijft Het BuisgeztH,
flat detegenwoordige Regcering tot leniging
yan den oecoaomischeu nood kan aanwen
den, is arbeidsvorschaffiag, geen
kunstmatige wel to verstaan.
Waarop wijst werkeloosheid op da eerste,
do to lage loocstandaard op de tweede plaat»!
Op een bestaande onevenredigheid tusschen
Hot beschikbare werk en do beschikbare werk-
1 krachten. Van weinig werk en veoi werkkrach
ten is, helaaa, het onvermijdelijk gevolg, dat
Sommigen zonder work blijven, andoren han
.Werk beneden do waarde zien betaald.
Aan moer werk heeft ons land behoefte, en
<^it meerdere work kan het worden verschaft
door een oordeelkundige bescherming van den
nationalcn arbeid togen de doodendo concur-
rontie van het buitonland.
Wij ontkennen niet, dat deze bescherming
▼oor sommigen ook haar schaduwzijde heeft,
dat het voor ambtenaren bijv. prettiger en
yoordeeligor is, zich allerlei bonoodigdheden
iets goedkooper aan te schaffen dan mee
te betalen aan de indirecte belasting, waarop
het heffen van invoerrechten neerkomt, maar
de kardinale vraag is hier: Hoe verschaft
uien werk aan duizenden en hoe verbetert men
'den loonstandaard voor duizenden anderen!
Dit is op geen andere wijze te verkrijgen
'dan door hot beschermen van do vaderland-
eche industrie.
Men kan natuurlijk vel zeggen: Wie geen
werk hebben, wol Jen uit de openbare kas
onderhouden, en wie te weinig verdienen,
ontvangen een toeslag rit de schatkist,
maar dit is toch geen serieuze oplossing.
Wil men de laatste, dan zal ze gezochu moe
ten worden in de richting, die deze Regee
ring voornemens is in te slaan.
In een kruiskopje ,,De Christelijk- Nafcio-
nalen" zegt De Maa sbode:
De samensmolting der hoofdorganen
yan V.-A.-R. en O.-H. partijon is geschied.
Of drukken we ons verkeerd uit!
Dc Nederlander toch, thans een „Ned. dag
blad tot verbreiding van Christelijk-Nationa-
le beginselen", deelt in haar programrede
mee, datt ze „nimmer verbonden (is) geweest
aan een partij." Een or.ihuiling, die zelfs
menig doorkneed politicus zal verbazen.
Dit echter daargelaten.
De Ohristelijk-Nationale beginselen worden
in bedoeld artikel in den breedo uiteengezet.
Zo wijken niet af van dv: grondstellingen,
•door mr. De Savornin Lohman en dr. De
Visser openlijk beleden; en onze lezerskring,
genoegzaam vertrouwd met de opvattingen
dezer staatslieden, kan alzoo een afdruk van
die verlangens-lijst ontberen.
Meer belang zal hem inboezemen, op welk
standpunt ten aanzien hunner Katholieke
landgenooton oen neven-elkaar-staan door do
woordvoerders van de gewezen V.-A.-R. en
C.-H. groepen doenlijk is geacht. Ziehier,
wat De Nederlander dienaangaande schrijft:
,,Ten aanzien van onze verhouding tot onze
Roomsch-Katholieke landgenooton is onze
meening, dat deze nimmer als zoodanig
behooren to worden geweerd of bestreden. Dit
behoeft ons echter geenszins te verhinderen,
om zoo noodig aan te toonen, waar de begin
selen van het Roomsch-Katholiek staatsrecht
kunnen heenvoeren, indien zij werden toege
past. Elke poging tot invoering van die spe
cifiek staatkundige beginselen behoort bestre
den, en alzoo het protestantsch karakter der
natie gehandhaafd tc worden."
Het komt niet in ons op, een nieuwe groep,
die blijkens haar overig program een gewich-
tig en invloedrijk deel der rechterzijde kan
^worden, van meet af te bestoken om een min
gelukkige uitdrukking als „het protestantoch
karakter der natie."
De Katholieke partij is breed genoeg om
niet over een woord te struikelen, en staat
sterk genoeg om te blijven helpen het land
voort to sturen in Christel ij ke richting,
zonder voortrekking v^n eenige bepaalde be
lijdenis.
In alles rekene men met de omstandighe
den. Zoo ook, bij de beoordeeling der aange
haalde alinea, met het feit, dat De Nederlan-
der een nieuwe lezersgroep heeft te ontzien,
die, de laatste maanden uitgezonderd, vier ja
ren lang met antipapisme is gevoed en zich
vaa dezen pikanten koet nog niet gananhediflr
spenen kan.
De redactie van hefc Ohristelijk-Nationale
orgaan is voorzichtig genoeg, om niet een
plotselinge zwenking te wagen, wolke stellig
een terugslag in Bronsveldsche richting aan
uitlokken. i
Voorzichtigheid is oen kardinale deugd, en
den beoefenaars er van roepen wij een welga"
meend proficiat toe op het Christelijke
van hun streven.
In een asterisk „Verandering"^ tegfc D&
Standaard:
De entente oordiale, die er tussoèen
do groep Lohman en de groep van Dr. De
Visser is gekomen blijkens de samensmelting
van hun organen, doet vanzelf vragen wat er
nu van den Chr.-Hist. Kiezerabond zal wor
den.
Zal die Bond nu ook worden opgenomen in
de Vrij-antirevolutionaire partij!
Zoolang mannen als Bronsveld en Van
Leeuwen in dien Bond invloed blijven uitoefe
nen, zal dit vanzelf moeilijk gaan.
Of zullen Dr. De Visser en wie met hem ge
noog hebben van de hand- en spandiensten,
door dr. Bronsveld sinds een 20-tal jaren aan
het liberalismo bewezen, mot don Bond bre
ken!
Dit dient te worden afgewacht.
Inmiddels is nu weer een nieuwe naam,
ter aanduiding van een partij, te verwachten.
De heeren Lohman o. noemden zich eerst
christelijk-hi8torischen, daarna vrij-antirevo
lutionairen. Thans schijnt de naam van
chrisfcelij k-n ationalm in zwang te
komen.
Do heer De Geer gebruikt dit woord bij
voortduring in zijn artikel.
Het gecombineerd orgaan moet dienen tot
verbreiding van „Christelijk-nafcionale" be
ginselen.
"Ook hierover zal wellicht spoedig het noo-
dige Licht verspreid worden.
Van de hand van den oud-minister 8eyf-
fardt is in Vragen des Tijds een artikel ver
schenen over de nieuwe militaire wet
ten. Zij worden door hem eenvoudig nood
wetten genoemd. Do onafhankelijkheid wordt
door die wetten niet verzekerd en de vorming
van een volksleger bereiden zij niet voor. Al
leen de legcreterkto wordt grooter, maar wat
baat een grooter leger, als dc mobilisatie toch
niet verzekerd is 1 Wil een buurman Neder
land plotseling overrompelen laten door de
groote vredesgarnizoenen der nabij de gren
zen gelegen steden, dan kan het Nederland-
sche leger dat gevaar nid, keeron. Heb zooge
naamde blijvende gedeelte acht de schrijver
geheel overbodig. Het kader kan ook zonder
manschappen geoefend worden en de officie
ren moeten de wintermaanden gebruiken om
de theorie bij te werken.
De landweer noemt de heer Seyffardt niet
veel beter dan de rusten ie schutterij en veel
slechter dan menige schutterij, die nu nog
dienst -doet. Van die dienstdoende schutterij
zou nog heel wat te maken zijn geweest, ter
wijl do landweer, die grootendeels slechts op
het papier bestaat en nooit voltallig bijeen
komt, in oorlogstijd^, vooral aanvankelijk,
volkomen onbruikbaar zal zijn. Van de zeer
velen, die nu vrijloten en dan van alles af zijn,
moet op de een of andere wijze partij wordon
getrokken. Zij zouden dadelijk bij den land
storm kunnen worden ingedeeld en dan lo
kaal geoefend, en ten slotte moet elk streven
daarheen gericht zijn, dab Nederland een
volksleger krijgt.
Het Zutfensch Dagblad.het orgaan van
de opkomendo nationaai-Jiberalen, bespreekt
ook dc Troonrede, en wol de koloniale para
graaf. Na stilgestaan te hebben bij den wensch
van den heer Olockener Brouson, die op het
Nijmeegsch Oongres pleitte voor het propa-
geeren van onze taal onder de inlanders,
wenscht het blad vooral dat de Ohristelij-
ke godsdienst onder de inlanders
worde verspreid als het voornaamste middel
om hen aan ons te binden.
„Veel is er getwist in en buiten Indië
over de vraag of men den inlander al dan
niet moet bekeeren ze1 fs of men hem wel
anders bekcereo kan dan in sch ij n. Doch
men doet verstandig zeer voorzichtig te zijü
met de beweringen van Indische zoogea. spe
cialiteiten. Om slechte een voorbeeld t» noe
men: Stokstijf is door allen, die „Indië ken
den", beweerd, dat de inlander ten eenenmale
ongeschikt is voor mij nar beid. Daarom wer
den dan ook indertijd Benka en Billicoa mot
Chineeoon bovolkt. En b# de kolenootginaing
Op Sumatra werden om diezelfde reden Gh*-
noezon aangevoerd.
Maar deze vielen in Hat gebruik niet medej
en ten langen leste besloot men dan toch
maar eens een proef te nemen met de min
waardig geoordeelde Javanen. En wat blijkt
nu! Deze zijn lichamelijk beter geschikt, en
hebben ook meer aanleg tot den mijnarbeid
dan do Chineesche koelies. Zoo heeft dus de
practijk eindelijk een eeuwen lang bestaand
vooroordeel te niet gedaan 1
Op gelijke wijze zal zulks ia onxc over
tuiging de ondervind'ng logenstraffen de
afgezaagde stelling, dat het Christendom niet
voor don inlander past, en dat aan het Moha-
me dan isme de toekomst behoort."
Breng den inlands ra alleen onze taal, dan
zullen ze volgelingen worden van don heer
Van Kol.
„Ware ons het Christendom niet gegeven,
dan ware het beter de bewoners van den Ar
chipel to laten in den tegenwoerdigen staat
van onkunde. Maar n u behoeft niet getwij
feld to worden: èn taal èn Christendom, zie
daar wat do Nederlander Indië moet brengen
en te long verzuimde te brengen. Dat de
verbreiding opgo past e wijze zal geschieden
daarvoor is ons de staatsmanswijshoid van
den tegenwoordigen Premier borg, en de vroe
gere loopbaan van den Minister van Kolo
niën. Gerust zien wij dan ook de toekomst te
gemoet; ook in dit opzicht ons geheel afschei
dende van wijlen de liberale partij."
En dan naar aanleiding van de wijze, waar
op het HaTidelsblad de candidatuur-Cremer
voor de Twoede Kamer verdedigde, de heer
Oremer moest in do Kamer komen om de ge
varen, waarmee de Chriscclijke politiek onze
Koloniën bedreigde te weren schrijft hefc
Zutfen8che blad:
„Dat hefc Amsterdamsche blad in verkie
zingsijver de Groene vaan van den Profeet
ontrolde, den heer Creieer met tulband en
kromzwaard tot haremwachter aanstelde, op
den drempel van het bedreigde Mohamedanis-
me, was inderdaad een treffend bewijs van de
niet te loochenen waarheid: dat het liberalis
me geheel van den waren weg is afgedwaald,
en het is een rechtvaardiging te meer van
onze afscheiding. Wat toch kunnen wij, na-
tionaal-liberalen, gemeen hebben met mannen
die hun eigen Christendom van zoo weinig
waarde achten, dat zij de leuze kunnen aan
heffen: liever Mohamedaan dan Christen!
Inderdaad, hefc was meer dan tijd, dat èn
Nederland, èn Indië aan hun juk ontkwam;
zij zouden èn Indié èn Nederland in hefc ver
derf gestort hebben.
In dr. Schaepman's Chronica komt een be
schouwing voor over de Troonrede; dat de
schrijver met do rede ingenomen ie, begrijpt
men:
„Om hefc in het kort te zeggen: de Troon
rede is zooals men haar verwachten mocht
en verwachten kon. Zij draagt een flink zake
lijk karakter; een ovorheerschcnd persoonlijke
toon is haar vreemd gebleven. Het „overmits"
geeft nog geen bijzondere etijlkleur. De
„Christelijke grondslagen van ons volksleven"
zijn niet ontkend. Veeleer zijn zij kloek in het
licht gesteld, zonder dat blauwe waas van „bo
ven geloofsverdeeldheid." In de aankondiging
der verschillende wetsontwerpen is gang on
volgorde. Zonder er aanspraak op te maken
een nieuw tijdperk van troonredestijl to ope
nen, heeft dit stuk toch zijn eigen toon. Hefc is
de groote toon van den Eoelant op den Stad
huistoren, die geen kerkklok is, maar in wiens
brons toch het kruis eta»t geteekencL"
Verder heeft de schrijver een appeltje te
schillen met den heer Tak van De Kroniek,
die o. hl beweerde, dat de opbrengst van de
tariefsherziening eigenlijk dienen moet om de
opgeschroefde militaire uitgaven te bekosti
gen.
Over deze legorquaesfcie schrijft de
heer Schaopman:
„Wat willen toch, om hun nu eindelijk eens
op don man af do vraag te stellen, deze
Staatslieden van De Kroniek en zij, die op dit
stuk hun chronisch» opdoemende geestver
wanten mogen boeten%-Geer leger! Ik zou
het hen wel eens willen hooren zeggen. Een
voUorfeger! Maar ook een volksleger heeft
wapenen noodig, wapenen van allerlei soort.
Een leger van algemeen kiesrecht-bezitters!
Bi lieve, waar is hot leger in de Volksver
tegenwoordiging het meeat het alles beheer-
scbond belang! Men kan twisten over Drey
fus an dien onnoombaren Eeterhazyover An-
dré en Do Gahffefc, over Boisdeffre of Labo-
ri, vraag, één centime of één millioen voor
hot legor n iemand komt in verzet.
Wat willen nu de heeion
Hebben zij ooit waarlijk over de iegerquaes-
ti© nagedacht I
Weten zij wat sociale gevolgen, wat gevol
gen voor den nationalen arbeid het hebben
zou, ala nu eens de jaarlijksche lichting op
do helft, op drie-vierden, op vier-vijfden zelfs
werd teruggebracht! Algemeen stemrecht,
roept men van den cénen kant; als sociaal
redmiddel der dwaasheden dwaasheid. Alge
meen stemrecht, ik ducht het niet, ik herhaal
het: „The Church will know how to meet this
new and strange aspect of the world," zeg ik
met mijn grooten meest3r. Ik roep het niet
in als 80oiaal redmiddel; ik vordor hefc niet
als eisch van gerechtigheid, ik zie zelfs in
dat alles geen schemerend begin van heil, al
lerminst wat de legerquaestie betreft.
Maar een leger van vrijwilligers 1
Goed, indien men slechts bedenkt, dat een
leger van vrijwilligers steeds op een huurle
ger uitkomt Goed, indien men bereid is
de kosten te wagen en te dragen. Goed, in
dien men onder ieder opzicht de gevolgen
aandurft.
Laat ons blijven bij de werkelijkheid. De
werkelijkheid is eonvou «<g deze. onze stand
in do Europeesche sfcateiiweTeld, onze aard
rijkskundige ligging, onze handelsbetrekkin
gen, onze koloniën, dat alles dwingt ons voor
het leger zorg te dragoD. Wij zijn geen mili
taire staat, wij moeren a Hes, tot hefc gering
ste vermijden, wat ons daartoe maken kan.
Maar willen wij zelfstandig blijven, dan moe
ten wij op onze eigen beenen kunnen staan.
Hefc moet niet kunnen geeohieden dat wegens
onze gebrekkige organisatie of onze slechte
bewapening de nabuur ous naar recht en rede
kan zeggen: Uw zwakheid is voor mij een ge-
De Tijd bevatte een hoofdartikel, dat blijk
baar door een ander gevolgd zal worden,
over de tegenwoordig zoo veel besproken po
sitie van ongefortuneerde ambte-
n a r cn, die tot Kamerlid worden geko
zen.
Dit blad geeft niet toe, dat zooals bijv.
de Arnhemsche Courant wil do wetgever
gelijkheid moet brengen tusschen den staats
en gemeente-ambtenaar in geval van keuze tot
Kamerlid. Het katholieke orgaan redeneert:
Houden wij ons, om bij een concreet ge
val tc blijven, aan hefc voorbeeld van den heer
Ter Laan l Dit onlangs tot Kamerlid gekozen
schoolhoofd is, indien wij ons niet vergissen,
nog betrekkelijk jong. Verondersteld nu, dat
hefc mandaat van den heer Ter Laan telkens
vernieuwd wordt on dat deze nog veertig jaar
te leven heeft, zou dan ook do gemeente Delft
veertig jaar lang oen v3rlofsfcraktemcnfc van
verscheiden honderden guldens moeten uit
betalen, en zou veertig jaar lang de directie
der school van den heer Ter Laan tijdelijk
moeten waargenomen worden door een plaats
vervanger! Veronderstellen wij vorder een
andere mogelijkheid, namelijk, dat na twin
tig jaar de kiezers van den heer Ter Laan
hun afgevaardigde moede worden en hem,
oneerbiedig uitgedrukt, aan den dijk zetten,
wat dan! Volgons de theorie van de Arn
hemsche Crt. en anderen zou hij dan terstond
weder zijn vroegere positie aan hefc hoofd
dor school moeten innemen ook al zou hij
(zooals zeer waarschijnlijk is) voor die be
trekking in het geheel niet meer geschikt zijn
en de man, die gedurende twintig jaren
tijdelijk zijn plaats had ingenomen, zou een
goed heenkomen moeten zoeken. Wat die man
alle vier jaren voor da verkiezing van den
heer Ter Laan zijn best zou doen I Ieder ge
voelt, dat het zéé niet gaat."
Dc Tijd meent dan ook, dat de Delftsche
gemeenteraad, die te zorgen heeft voor het
belang van zijn scholen ea zijn financiën, niet
andere kon handelen, dan hij deed.
De parallel tusschen rijks- en gemeente-
ambtenaren verwerpt hst b.ad:
„Wat voor onderwijzers geldt doet her na
tuurlijk ook voor andere gemeente-ambtena
ren, ton wien opzichte thans een andere prac
tijk gevolgd wordt. All sen treden de nadee-
len dier practijk bij het Rijk minder in hefc
licht., daar alles geschiedt uit een veel rui-
mer beun en de gekote» atgevaardrgsfe» deel
uitmaken van een veel uitgebreider korps
ambtenaren,"
Gemengd Nieuws,
Met Ingang van IB October a.
zal als proef by de Leidsche paardentram het
sectietarief worden opgeheven en een uniform-
tarief van V/% cent worden ingevoerd.
Deze tariefswijziging is een godnelteiyk ge
volg van een door hefc bestuur van de „Leld-
8ih) vereoniging tor bevordering Van het
vreemdelingen verkeer" tot de Tramwegmaat-
schappü-gericht verzoek om den prtjs te ver
minderen. W|J zeggen „gedeeltelijk.", omdat
adressant een nog lagoren pr|]a nad voor
gesteld. Z|j, die nogal van een enkele 5-cents-
8ectio gebruik maakten, worden er niet beter op.
Het „Hbl."' doolt nog hot vol
gende omtrent den boeien-koning mede, waar
uit echter kan biyken, datztfn uitbrekerakunet
slechts tot op zekere hoogte bestaat:
De heeren en dames, die ln het politie-
bureel op het Leldschepleiri te Amsterdam
waren saamgekomen en een tijdje in een der
cellen doorbrachten, waren niet de gewone
misdadigers. Er waren onder hen deftige
leden der balie, de hoogste politie-autoritei-
ten, een bekend Amstordamsch schrijver, enz.
En toch hadden z|J niets ernstigs op hun
kerfstok. Zy waren alleen wat nieuwsgierig
uitgevallen; nieuwsgierig om te zien hoe mr.
Willy Cirnoc, do boeien koning, zou uitbre
ken uit een arrestantencel. Nu zyn de cellen
ln het bureau van de 3de sectio van de nieuw
ste constructie. Er waren krasse maatregelen
genomen; voor de cellen waren vele inspec
teurs verzameld, do sterkte van de politie
wacht verdubbeld, de heeren Franken en
Batelt traden op als getuigen-cieakundigen.
Gespannen verwachting.
Maarmr. Willy Oirnoc talmde lang
met het vertoonen van zyn uitbreekkunst.
Een conferentie werd gehouden mot den
heer Franken, eenige leden van de rechter-
ïyke macht, en toen verklaarde de heor Cir
noc dat hy niet had gorekend op een zoo
druk bezoek.
Hy wilde zyn „werken" niet zoo aan Ieder-
een laten zien, en zeide ten slotte dat hy wel
kans zag om uit een gewone gevangeniscel
te breken, maar deze cellen waren hem hier
te kras.
Do reden verklaarde hy eerst toen hy was
opgesloten met de autoriteiten, waarby de
„pers" zorgvuldig was buiten gehouden. De
niet ingowyden werden echter schadeloos ge
steld door eenige proefjes, waarmede Cirnoo
bewees hoe hy uit handboeien wool los te
komen.
De rechtbank to 's-Hertogon-
boscli veroordeelde Adrians Roza, huisvrouw
van Engel Koek to De Werken, beschuldigd
van poging tot moord op laatstgenoemde, door
hom vergif toe te dienen, ten gevolge waar
van hy is overleden, tot een gevangenisstraf
van vyftien jaren. (Hbi) 1
Door Inklimming is 's nachts by
den heer D. Mys te Tiel een eersto klasso-
rywiel met toebehooren gestolen. De politie
vermoedt, dat het ontvreemde rywiel elders
verkocht is.
In een coupé tweede klasse v n
den sneltrein, die gisterochtend om halfdrie
uit Westfalen te Kassei binnenliep, ls even
voorby het station Mönohehof een bejaard
koopman, met veoi gold by zich, torwyi hy
sliep door een gewezen spoorwegbeambte met
revolverschoton ernstig aan het boofd gewond.
De aangevallene had nog de kracht om aan
de noodrem te trekken. De roover word door
het personeel van den trein in hechtenis
genomen en te Kassei aan de politie over
geleverd. De wonden van zyo slachtoffer
schynen niet levensgevaariyk te zyn.
Tusschen Boertanga en Yrle-
scheloo woedt een hevige veenbrand. Het
vuur zit hier en daar twee meter diep. De
schade is niet te overzien.
81)
„Volstrekt niet; do freule zou het kwalijk
nemen, als ik u liet weggaan."
„Freule, daar is meneer Guyon, hij wilde
niet binnengaan, omdat mevrouw niet thuis
is, maar ik heb gezegd, dat u hem wel ont
vangen zoudfc."
„Goed gedaan," gaf Yvonne ten antwoord,
tich geweld doende, om haar ontroering te
Verbergen.
En zij begaf zich naar hefc vertrek, waar
'de bezoeker haar wachtte. Binnentredend,
grootte zij vriendelijk en stak hem de hand toe.
,,'k Vind het heel aardig van u, mijnheer
Guyon. dat u nog aan uw dorpsgenooten
denkts"
„U neemt mij toch niet kwalijk, dat ik bin-
bengegaan ben, hoewel mevrouw uw moeder
afwezig is? De dienstbode hield niet op, ik
zou u even begroeten."
„O 'fc hindert niets, mijnheer; men is blij,
als men eens een oud-bekende ziet."
„Een tijdje geleden ben ik nog eena langs
„Liefdeoord" gekomen, zei Guyon, nadat zij
samen over alles cn nog wat gesproken had
den. „Wat ziet hefc er daar treurig uit. 'fc Is
er zoo doodoeh en stil, heel andere dan het
|yorig jaar."
Yvonne kwamen de tranen in de oog en.
„Ach, vorgeof mij, freule, zoo ik eon pijn
lijk onderworp aanroer, mijn komst echter
heeft hoofdzakelijk ten doel, u mee te -deelen,
dat iL het plas keb qfgtmvt „Wftiwxicd" te
koopen. 't Is mij bekend, onder welke omstan
digheden u hefc kasteel hebt moeten verlaten,
ik kom nu met een voorstel en wel of uw
moeder en gij er in wilt toestemmen, uit mijn
handen hefc goed te aanvaarden, dat men u
op zoo onedele wijze ontnomen heeft."
„Maar mijnheer, waarom zouden wij zulk
een grootmoedig aanbod mogen aannemen?
Wij zouden u immers nooit eenige vergoeding
daarvoor kunnen geven!"
„Integendeel, freule Yvonne, gij hebt hefc
in uw macht, mij een vergoeding te schenken,
waarop ik bijna niet durf hopen. Ge moet
het, dunkt mij, weten, Yvonne, dat ik u lief
heb. Wat zou derhalve grooter belooning kun
nen zijn, dan u de mijne te mogen noemen 1
Zeg, wilt ge mijn lief vrouwtje worden?"
Yvonne sidderde. Haar hart bonsde. Bijna
onhoorbaar klonk hefc van heur lippen: „Ja."
„O, hoe dank ik u voor dat woord, mijn
lieveling", zei Guyon, terwijl hij zijn arm om
haar heensloeg en een kus haar op het voor
hoofd drukte. Met een blosje rukte zij zich uit
zijn omarming los, zeggende: „Maar nu wordt
hefc hoog tijd, dat ge gaat"
„Meent ge 't
„Zeer zeker."
„Mag ik dan morgen weerkomen, om met
uw moeder te spreken
„Dat moogt ge."
Zij deed hem zelf uitgeleide tot aan de
deur.
'fc Werd ze Ven ureri vóór mevr. De Kerfaou-
oxn terugkwam.
„Wel, wat zie jij er opgeruimd uifcl" zei
Mario-Jeanne, toen zij, binnenkomend, Yvon
ne do hond reikte. „Wat is er tooh gebeurd
tijdens om» sJwazigheid l" vroeg «mhaJL-a
„Je hebt toch geen bezoek gehad, Yvonne",
viel mevrouw De Kerhouarn haar in do rede.
„Ja, moedertje, mijnheer Guyon is er ge
weest"
„O, nu begrijp ik er allee van," lachte Ma
rio-Jeanne; „maar 't wordt tijd, dat ik naar
huis ga, men wacht op mij."
Toen Marie-Jeanne was heengegaan, begon'
mevrouw De Kerhouarn haar dochter te on
dervragen.
„Straks, moeder, straks zal ik u allee ver
tellen, laten wij eerst eten. Maar ik verzeker
u, u zult er van opkijken."
Verrast wae zij dan ook in hooge mate, de
gravin, toen zij na tafel hefc groote nieuws ver
nam.
„En zeg me nu eens, kind," vroeg zij, toen
Yvonne haar een en ander had meegedeeld,
„moogt gij hem lijden!"
„Ja, moedertje, ja," zei Yvonne, terwijl zij
haar moeder blozende omhelsde.
Daags daarna meldde Guyon zich wederom
in het middaguur in de „Rue blanche" aan.
„Mijnheer Guyon", zoo ontving hem de
gravin, door mijn dochter weet ik reeds de
roden uwer komst; ik kan u zeggen, dat mij
die tijding zeer verrast heeft Och, wij kennen
elkaar lang genoeg, zoodat het onnoodig is,
veel omhaal van woorden te maken; ik wil u
daarom bekennen, dat ik met uw aanzoek
zeer ing oen ben en .k u gaarne mijn doch
ter afsta, overtuigd als ik ben, dat gij het u
ten taak znlt stellen, haar gelukkig te ma
ken."
„Ik dank u, mevrouw, voor het groot ver
trouwen, dat u in mij stelt; ik hoop het nooit
onwaardig te worden. Mag ik nu nog eens
terugkomen, mevrouw, op een thema, hetwelk
ikjrifitarpin reeds met Yvonne bean roken heb!
Ik ben, zooals u zeker zult vernomen hebben,
bealoten „Liefdeoord" aan te koopen, ik zou
echter niet daartoe overgaan, als ik niet de
hoop koesterde, dat u het erfgoed dor Kor-
houarns welwillend wederom zoudt willen
aanvaarden
„Yvonne heeft mij inderdaad daarover ge
sproken, maar mijnheer, ik zou misbruik ma
ken van uw goedheid, zoo ik een oogenblik er
over dacht, in uw voorstel toe te stemmen."
„Laat ik u herhalen, mevrouw, wat ik gis
teren bereids tot Yvonne gezegd heb, 'fc zon
mij een innige voldoening zijn, u die geringe
vergoeding te mogen aanbieden, in ruil voor
het groote geluk, hetwelk u mij schenkt, door
mij uw lieve dochter af tostaar."
Yvonne was inmiddels binnengekomen, Hen
ri stond op en begroette haar hartelijk.
Daar werd hard aan de voordeur gescheld;
een oogenblik later klopt de dienstbode aan
cn zegt: „Mevrouw, daar is meneer Bruslé;
hij wenscht u te spreken."
„Laat mijnheer binnenkomen." Guyon
maakte toebereidselen om heen te gaan. „Blijf
gerust, wij hebben niets te bespreken, wat gij
niet hooren moogt."
Meer kon zij niet zeggen, daar Bruslé bin
nentrad; hij scheen teleurgesteld do dames
niet alleen aan te treffen.
„Het spijt mij, mevrouw, dat ik u derangeer,
maar door mijn brieven waart u sinds lang
van mijn komst verwittigd."
Mevrouw Do Kerhouarn maakte een ont
kennend gebaar.
„Maar u hebt mij toch persoonlijk geant
woord!"
Ten zeerste verwonderd, keek do gravin
beurtelings den notaris, dan weer Yvonne
Yvonne haastte zich het woord op te nomen.
„Mijnheer, daar ik uw brieven te onbelang
rijk achtte, om er mijn moeder medo lastig
te vallen, heb ik mij veroorloofd, ze zelf te be
antwoorden. Uw komst alhier is myns inziens
ook overbodig."
„Freule, u is ©enigszins voorbarig. M|Jn komst
heeft ten doel, een rainnelyke schikking te
treffen. U laat my echter den tyd niet, mot
een voorstel voor den dag te komen."
Mynheer, wy willen van geen minneiyke
schikking weten, te meer, daar het ons ge
lukt is, een ernstig kooper te vinden voor
„Liefdeoord."
Bruslé ontstelde.
„En is die kooper by geval uw vriend,
mynheer Guyon?" vroeg hij ccbamper.
„Juist geraden", viel Guyon in, „u kunt
m|J als den kooper van -L-wfdeoord" be
schouwen en tevens als den verloofde van
freule De Kerhouarn."
„Dan wensch ik a wel 7eluk," zei Bruslé
met heesche stem, „is u echter wel zeker
van uw zaak; als men met oon volleerde*
coquette te doen heeft?"
Guyon sprong op on groep dou notaris by
de keel.
„Geen woord moer, ge zoudt met myn
vu'stun kennis maken, zoo niet de tegen
woordigheid der damos nvj zulks verbood.
Dat g|J oen schelm waart, wist ik, maar zulk
j oen laaghartigheid bad ik u i)iettoogoschrevon."#
Bruslé droop af. Mevrouw De Kerhouarn
was door dit laatste heftige tooneel zoozeer
aangegrepen, dat zy bewusteloos neerviel.
(Wordl vervlgd}.