I. o. 12Ï54
LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 21 SEPTEMBER. - TWEEDE BLAD.
Anno llh'i
PERSOVERZICHT.
ïPeu-illeton.
YVOMBÏE.
Het Vaderland noemt ,,oen merkwaardig
artikel" het opstel in Dc Gids van Sept. over
„ons v e sfcin gstelee 1," van den heer
C. D. H. Schneider; niet omdat er zooveel
nieuws in gezegd wordt, „maar omdat het
,vnjQ die rijde gezegd wordt."
De oud-minister ran oorlog steunt hier mot-''
het .gezag van zijn woord, dat in allo kringen
van het leger hoog aangeschreven staat, hen,,
die sinds jaar en dag op beperking van on»
vcstingstelsel aandringen. Dat onzo verdedr~
ging moet zijn een actieve verdediging en niet
een wegkruipen achter de Hollandscho Water
linie, wordt door generaal Schneider niet
tlechts erkend, maar met nadruk betoogd.
De herhaaldelijk, maar steeds vruchteloos
van de zijde der jongeren verdedigde stelling,
dat er een nauw verband bestaat tusschen de
inrichting van het vestingstelsel, dc sterkte
cn organisatie van het leger cn dc maritieme
.middelen, zoodat legerorganisatie cn vesting
stelsel gelijktijdig moeten geregeld en daarbij
het aandeel van dc marine bij de landsverde
diging moet s'astgesteld worden, vindt ook bij
generaal Schneider krachtigcn steun. Intus-
schen, juist omdat dit erkend wordt, vindt
'Het Vaderland zijn artikel niet geheel bevre-
digend.
Terecht zegt het blad is opgemerkt,
'dat de Hollandscho Linie reeds daarom on
mogelijk is, omdat zij een overvloed van be
zettingstroepen zou eischen, die ons leger ge~
heel onlblooten zou. „Maar niet is onder do
oogen gezien de vraag, of ook niet de stolling
van Amsterdam een bezetting eischen zou,
'die ver boven onze krachten gaat. Generaal
Schneider neemt ten aanzien van do inrich
ting dezer stolling velerlei aan als onder des
kundigen vaststaande, wat zeker nog wel eens
critisch mag bekeken worden."
Doch Het Vaderland wil thans daarop niet
nader ingaan. Het wilde slechts in 't alge-
meen zijn instemming betuigen met de koofd-
strekking van hei; artikel, als een mceniüg,
die door Rcgcering en Kamerleden ernstig
overwogen verdient te worden.
D^Limburger Koerier dringt er bij de nieu
we Regeering op aan. dat nu spoedig zal be-
gonnen worden met dc ontginning dor k o-
i 1 e n m ij n e n, waartoe haar voorgangster
den weg gebaand heeft.
Het blad drukt dit belang vooral op het
hart aan den heer Nolens en de andero Lim-
burgscha afgevaardigden, daar de belangstel
ling voor een spoedige ontginning van dio
Limburgsche „goudvelden" nog niet recht te
vertrouwen is. De Limb. Koerier vraagt ook:
„Zou het niet billijk zijn, dat het geld, 't
welk de Staat bij eventueel© ontginning gaat
verdienen, voor een gedeelte althans, besteed
werd aan de verbetering van verschillende
gebrekkige Limburgsche toestanden, met na
me de verboloring der kranke Maas?"
Een winstgevend baantje noemt
De Nieuwe Sprokkelaar voor een werkman
liet Kamerlidmaatschap. Een werk
man, hoe bekwaam ook in zijn vak, heeft maar
hoogst zelden meer inkomen dan 1000 en
zelfs moeten velen, die geen werkman on meer
ontwikkeld zijn, met zooveel cn vaak met nog"
minder zien rond te komen
„Wordt dus een werkman tot Kamerlid
verheven cn tot meer „meneer' gemaakt met
een jaarlijks inkomen van 2000, dan kan
hij wel zeggen: Ben ik het of ben ik hot nietl
En als hij dan verstandig handelt, dan legt
hij ieder jaar duizend gul-en ter besparing
op zijde met het oog op eventueel© niet-her-
kiezing. In hooge kringen behoeft hij niet
te converseeren; daar wordt hij, al is hij
Kamerlid, toch niet toegelaten; hij zou er ook
slechts een onbeholpen figuur Eijn."
Het blad becijfert, dat do heer Heldt op
die manier een kapitaal van f 1G,000 zou kun
nen hebben overgelegd en dus voor den ouden
dag bezorgd zijn.
„Mag hier dan geen sprake zijn van een
winstgevend baantje Menig kantoorbedien
de van meer ontwikkeling en beschaving dan
een werkman zou er met vinger on duim
naar likken.
En dat baantje schijnt voor een werkman
hoe langer zoo meer in de mode te komen;
er zijn er nu reeds vijf, of zes, of zeven.
10 -
De pastoor stond op. Zyn hoogo gestalte
was indrukwekkend, zyn witto haren vormden
als het ware een stralenkrans om zyn breed
voorhoofd.
Yvonne heeft oen beroep gedaan op myn
vriondschap, mevrouw," antwoordde hij, „want
met recht boschouwt zy my, dio de vriend
en vertrouweling baars vaders, do trooster
van den verlaten echtgenoot geweest bon,
geenszins als vreemdeling."
Mevrouw De Kerhouarn werd vreeseiyk
bleek.
„Meneer pastoor, u beleodigt my 1" gilde zy.
„Neen, mevrouw, 't ligt niet in m\)n bedoe
ling u te beleedigen," hernam de priester
„en zoo mijn woorden u krenken, dat komt,
wyl ze den spijker op den kop slaan.
Wat zyt gy geweest in dit huis, waarvan
gy beweert de meesteres te zyn? Aja
meesteres, dat zyt gy, dat Btem ik toe, in
den engen, despotischen zin van het woord,
zooals in Parys holaas zoovele vrouwen zyn,
die haar kinderen als speelgoed, haar mannen
als onmisbare cavaliers beschouwen, die in
haar ondergeschikten slaven zien, veroordeeld
om hun brood te verdienen, ten koste van
vernedering en boleediglngem Deze woning,
waarin geslachten van odellieden geleefd heb
ben, geacht en bemind door groot en klein,
hebt gy gemaakt tot een oord van balling-
Bchap voor uw man, voor uw kind.
Toon hy was heengegaan, zyt gy verscho-
fcaa, ©ia uw s%c& te handhaven, tot groot
Wij kunnen het creceren van dat nieuwe
baantje niet bewonderen. Een Kamerlid be
hoort o.i. veelzij'digontwikkeld en een man
van beschaving te zijn; daarenboven ook een
man van het woord, waarmede wij nictbe-
doelcn, dat hij steeds over een vloed van
woorden moet kunnen beschikken, want zoo-'n,
vloed van woorden doet is des regol slechte
dienst om armoe aan gedachten to bedekken..
Ih eijn woord moet hij toonen het onderwerp
meester te zijn; hij moet zijn gedachten be
knopt, juist en in beschaafden vorm' kun
nen uitspreken. Daartoe ontbreekt het- och-*
ter, tenzij bij zeldzame uitzondering, den
werkman aan do vcreischte mate van ont
wikkeling. In zijn kring kan een werkman
soms een „kraan" wezen en daar invloed uit
oefenen, maar in hooger kring zinkt dezelfde
man meestal in zijn schoenen, 't Gaat daar
mede gelijk de Franschman zoo juist zegt:
Tel qui brille au second, s'éclipse au pre
mier*). Hij mist ook de noodigo onafhanke
lijkheid."
Daarbij vraagt het blad of dat, wat de heer
Heldfc in al dien tijd, dat hij Kamerlid was,
heeft gedaan, wel zooveel geld waard is. Er
zijn ook uit hooger stand in regeeringscol-
lcges van wie dit gevraagd kan worden, maar
ook die moesten niet gekozen worden.
„Maar is het dan verstandig om het Ka
merlidmaatschap langs den besproken weg
tot een winstgevend baantje te gaan maken f
Heldt is er nu misschien voorgoed door
geholpen; maar hco, als niet-herkiezing,
spoedig invalt? Is dan zoo'n ex-Kamerlid
niet te beklagen? Want dan weer naar do
schaafbank of naar het aanbeeld terug te
keeren, een Amerikaan moge zich daarin
kunnen schikken, een Hollander kan het niet.
En uit barmhartigheid aan zoo'n man zijn
stem te geven, cn dit gebeurt dit is toch
ook weinig in orde; het gaat om het belang
van Land en Volk. Heldt heeft nu misschien,
als hij wat overgelegd heeft, een mooi bij-
haantje; daarenboven heeft hij recht op de
hulp der neo-malthusianenmaar niet ieder
werkman is in 't een of ander zoo'n speciali
teit Heldt kan nu „meneer" blijven; maar
het gaat niet iedereen zoo in dergelijk geval.
De roeping van een Kamerlid stelt eisohen,
waaraan een werkman in den regel niet vol
doen kan. Een Kamerlid behoort in kennis
en ontwikkeling ook in beschaving een
aristocraat te zijn; met minder gehalte in
kennis, ontwikkeling en beschaving deugd
men voor Kamerlid niet; dan loopt men z'n<
carrière mis.
Daarom het Kamerlidmaatschap niet tot
een baantje verlaagd."
Zoo mem'goen schittert in lageren rang, dio
in den hoogston rang niet wordt opgemerkt.
In Het Vaderland kwam verleden weck
een ingezonden hoofdartikel voor, waarin
de schrijver het denkbeeld van de invoering
van stemplicht bepleitte. Ieder kiesbe-
voegde moet dan stemmen.
De schrijver meent, dat van de circa 159,246
kiezers, die in Juni niet opkwamen, er on
geveer 143,000 „onverschilligen" zijn, dio
bij dan bij do liberalen indeelt, en op dien
„hechten" grond rekent hij uit, dat do hui
dige regeering steunt op de „minderheid"
van het kiezerskorps.
Daaraan moet een eind komen, en daar
de schrijver wel voorziet, dat een wettolijke be
paling tot invoering van den stemplicht niet
te wachten is, oppert hij het denkbeeld om
voor dit doel een Vereeniging op te richten,,
waarvan alle politieke partijen lid kunnend
worden
De schrijver heeft voor die Vereeniging-
reeds corycepfc-statuten ontworpen; ziehier^
eenigo artikelen uit die statuten:
„6. De vereeniging doet bij iedere stembus
voor Tweede Kamer, Prov. Staten of Ge
meenteraden door vertrouwde personen aan-
tcekenen wie gestemd hebben. Omtrent hen,
die niet gestemd hebben, worden door het
bestuur der Vereeniging inlichtingen inge
wonnen tot verklaring dor oorzaak van het
verzuim.
7. De namen van hen, die niet door ziekte-
of afwezigheid zijn weggebleven, worden aan
de leden der Vereeniging medegedeeld.
8. De leden der Vereeniging verbinden zich
alle relafcièn met de genoemden af te breken,
ongeluk voor degenen, die u omringen. Ik zal
méér zeggen. Gy zyt hier tegon wil en dank,
gedwongen, teruggekomen, wyi het u ontbrak
aan middeleD om uw lichtzinnig, om niet te
zoggen losbandig leven daar ginds voort te
zetten, en deze woning hebt gy tot pand ge
steld voor uw verkwistingen.
Meent gy, dat de eigeniyko dryfveer van
uw gedrag my ontgaat en Ik niet begryp, dat
do sluwe man, die steeds den gedienstige heeft
gespeeld, u thans het mes op de keel zet en
u de keuze laat tusschen het ongeluk van uw
eigen kind en uw eigen ondergang?"
Mevrouw De Kerhouarn was als vernietigd;
de wrekende woorden van den priester klon
ken haar in de ooren als de bazuin van den
jongsten dag.
Abt Karnel meende ongetwyfeld, dat hy de
beklagenswaardige vrouw genoeg gezegd had.
Misschien zou haar geweten het overige doen
en haar tot inkeer brengen.
„Dag, mevrouw," zelde hy, terwyi hy zyn
hoed nam, „ik heb u gezegd, wat ik u moost
zoggen; als u er over nadenkt, zult u bo-
grypen, dat ik zulks met een goede bedoeliug,
uit oprechte vriendschap gedaan heb. Dit
huwelyk mag niet tot stand komen. Welke
de rechten van mynheer Brualé ook zyn, uw
▼ryheid kunnen ze niet aan banden leggen,
en zoo zelfs het behoud uwer vryheid uw
ondergang zou zyn, dan moogt ge niet aar
zelen, om alles ten offer te brengen. Armoede
ia beter dan schande."
Hy groette en liep naar de deur. Zich om
beerend, zag hy hoe de arme vrouw als ver
nietigd was van smart. „Kom, mevrouw",
sprak hy, „een weinig moed en wilskracht.
Men schreit niet, als men De Kerhouarn heet."
Toen hy de deur achter zich sloot, verloor
de gravin alle zelfbeheenwhing en barstte in
hen uit alle gezelschappen te weren, geen
zaken met hen le doen.
9. De bepaling sub 8. wordt opgeheven
door een boete ten voordecle der algemeone
armen, of door een schriftelijke verklaring
van den betrokkene voortaan to zullen stem
men.
10. De vereeniging tracht wettelijke bepa
lingen omtrent stemplicht bot stand te bren
gen.
Op dit artikel vestigt Het Centrum de aan
dacht onder het nu juis$ niet zeer waardeo-
rond opschrift: „Stroohklmen", en het blad
Iaat, na den hoofdinhoud van het artikel te
hebben gegeven, volgen:
„Is het niet M te naïef? De eertijds opper
machtige liberale partij zoo wordt door G.
volmondig erkend heeft geen voldoende
drijfkracht meer, om haar kiezers naar de
stembus te krijgen. Zij verzinkt in het moeras
van onverschilligheid, of in den wasaenden
vloed der sociaal-demooratie, indien zij niet
door stevigo kurken van stemplicht boven
water gehouden wordt Zij „kan er niet bui
ten 1"
Hebben wij geori reden, om van' „sfcroo-
lialmen" te spreken, waaraan de liberale
partij, in haar gevoel van reddeloosheid, zich
gaat vastklampen? Want dit wanhopige red
dingsplan is niet het éénige, dat in het brein
der mannen van Het Vaderland opkomt
Dezer dagen nog maakten wij gewag van
een opstel in hetzelfde Haagsche orgaan, dat
do wenscholijkheid bepleitte, om bij gemeen
teraadsverkiezingen de politiek zooveel mo
gelijk buiten te sluiten en veeleer op be
kwaamheid te letten. De liberalen, die vroe
ger op hun tegenstanders een soort ostracis
me uitoefenden, maar aan wie tegenwoordig^
helaas de meerderheid ontzinkt, zoeken nu i
hun heil in een anderen maatstaf dan de
overmacht van het getal: de geschiktheid der
candidaten, dienatuurlijk wol het meest bij
hèn zal gevonden worden 1"
Het blad is voorts van oordeel, dat ook
het middel van stemplicht de „wegkwijnen
de liberale partij" niet op de been zal houden.
Wij moeten in deze rubriek nog melding
maken van een artikel in De Nederlandschc-
Sport naar aanleiding van do rijwielongeluk
ken bij de laatste wielerwedstrijden
op de Amsterdamsche baan, waarover Dc
Tijd een artikel gaf.
De Ned. Sport zegt naar aanleiding hier
van:
„Een paar buitelingen op de wielerbaan
te Amsterdam bij de laatste wielorwedslrij-
dan geven eenigen dagbladen aanleiding om
in allerlei beschouwingen to treden, die soms
niet vrij te pleiten zijn van overdrevenheid,,
en waarbij men zaken van verschillenden
aard tracht samen te voegen. Zoo bijvoor-^
beeld De Tijd. Dit blad heeft een artikel over
sport gegeven, waartegen heb noodig is op
te komen, omdat er zaken met elkander in
verband worden gebracht, die niets met elk
-ander» gemeen hebben.
Do aanvang van dit artikel begint natuur
lijk met de zoetsappige opmerking, dat ,,he£~!
blad geen vijand is van die sport, welke een 1
gezonde lichaamsbeweging geeft, zenuwen on
spieren sterkt on van koffiehuisbezoek en
van drinkgewoonten afkeerig maakt." Door
dit neder to schrijven erkent De Tijd dus te
recht, dat het wielrijdcn werkelijk tot deze
deugden leidt. Doch nu komt het:
De Tijd komt echter op tegen sport, welke'
tal van ongelukken doet ontstaan, zooals op..
de wielerbaan te Amsterdam voorkwamen en
dan wcnscht het blad ook krachtiger bcpa*
lingen omtrent het rijden met fietsen en
automobielen langs den openbaren weg.
Hoe het mogelijk ia om zoo iets te schrij
ven, begrijpen wij niet goed. Hoe toch ie het
te rijmen, die ongelukken op een wielerbaan!,
die het wenschelijk maken om krachtiger be
palingen in het leven te roepen voor het
rijden met fietsen en automobielen langs
den openbaren weg?"
In het vervolg van het artikel zegt De Ned.
Sport o. a.:
„Ten een e male bestrijden wig de uitdruk
king van „schadelijke uitwassen van sport",
een term, die De Tijd voor wielerwedstrijden
gelieft te bezigen.
Wielrennen is sport, mits niet overdreven
tranen uit „Och", snikte zy handenwringend,
„armoede is beter dan schande 1 Maar hier kan
de armoede ons niet voor schande behoeden.
Hy weet dat niet.... hoe zou hy dat ook
weten 1 De ander houdt my gebondon, van
hom ben ik afhankeiyk."
Werktuigiyk stond zy op. Er klonken voet
stappen in de gang. Haastig wischte mevrouw
Do Kerhouarn haar oogen af en schikte haar
kapsel wat terecht. De aangeboren coquetterie
verloochende zich nooit by haar; zelfs als haar
oogen door tranen beneveld waren, sloeg zy
nog, nu en dan, een blik in den spiegel.
Mot groote passen schreed zy door het salon,
bloef even voor don spiegel stilstaan en met
een theatraal gebaar schreeuwde zy:
„Neon, er is niets aan te doenl Dit huwe
lyk is de eenigo redding. Het moet tot stand
komen. Ik hob Yvonne verkeerd ingelicht.
Als zy de volledige waarheid wist, zou zy niet
weigeren het óffer te brengen, dat haar arme
moeder redden kan. Hoe pynlijk ook do
bekentenis voor my is, ik moet on zal het
ook doen."
Driftig groep haar hand naar het schello-
koord. De kamenier verscheen.
„Zeg aan froule Yvonne, dat zy onmiddoliyk
hier komt; ik wacht haar."
Yvonne was niet ver te zookon. Zy had
het gesprek haror moedor met den abt be
luisterd. Zy meende daartoo het recht te
hebben, omdat hot haar zaak gold. Nochtans,
toen mevrouw Do Korhouarn haar vroeg of
zy iets gehoord had, antwoordde zy ontwakend.
Het gevoel van kinderlykon eerbied gaf haar
dit leugentje in.
Zy wilde niet doen blyken, dat zy getuige
was geweest van de vernedering barer moeder.
„In dit geval," zei de gravin, „hebt ge my
een nieuws smart bespaard. Abt Karnel is
wordt; voor 24-uur8-races en 6-daagsche wed
strijden zijn wij ook niet, doch een ongeluk
tijdens een wedstrijd kan de sport, qua sport,
niet veroordeelen. In het bewuste sportarti
kel komen nog een paar bemerkingen voor,
die met 6port niets te maken hebben en dio
wij dus laten voor wat zij zijn, als bijv. „wie
deze wedstrijden geregeld bijwonen", ..het ge
halte van do eerste rijen van dó tribunes",
enz.
ïn de ontboezemingen over hot wedstrijd-
wezen zien wij in het artikel van De Tijd min
der een bestrijding van dc wielerwedstrijden,
als wel een verkapten aanval op de schending
van de zoogenaamde Zondagsrust cn een aan
hitsen van bevoegde autoriteiten ora een ein
de aan dezo wielerwedstrijden op Zon
dagen te doen maken."
De Ned. Spen t eindigt haar artikel met de
volgende ontboezeming:
„Werkelijk, het artikel in De Tijd is zoo
eenzijdig, overdreven cn verraadt maar al
tc duidelijk, waar men eigenlijk heen wil, dat
een verdere bestrijding overbodig wordt. La
ten wiy den schrijver den raad geven, ceret
eens te Iecren wielrijden, dan kan hij proef
ondervindelijk medepraten over de houding
van het publiek in vele gevallen tegenover
wielrijdars; laat hij dan eens een paar jaar
geregeld verslag maken van wielerwedstrij
den; dan begint hij ook daar eens het een en
ander van te begrijpen; daarna valt hij mis
schien in de termen om aanvankelijk kleine
tochtjes per automobiel te kunnen gaan ma
ken. Wij twijfelen of hij dan een sportartikel
schrijven zou als nu in Dc Tijd is opgeno
men.
In Vox Mcdicorum werd omtrent het sa
natorium „Oranje-Nassau's-Oord", de
stichting van H. M. de Koningin-Moeder,
de opmerking gemaakt, dat de inrichting
eigenlijk voor ,,meergegocden" bestemd zou
rijn; en zulks in strijd met de bedoeling der
koninklijke stichtsters.
In het Handelsblad weerspreekt thans do
heer S. M. S. Da Ran it/., voorzitter van
„Oranje-Nassau'a-Oord", deze meening, of
schoon hij niet ontkent, dat een verblijf van
drie maanden ook aan minvermogenden een
som van f 300 zal kosten.
„Verondersteld (zegt hij), dat wij onze pa-
tiénben kosteloos opnamen, en dat ieder ver
pleegde nan do stichting kostte 900 per
jaar, - wat te weinig is berekend, dan
zouden wij roor 100 Lijders noodig hebben
een kapitaal van ruim twee millioen om de
kosten te bestrijden. Ongelukkig is dit kapi
taal er niotr noch geheel, noch ten deele; voor
exploitatiekosten hebben wij geen geldon be
schikbaar, het Sanatorium zelf moet daarin
voorzien, en de patiënten zullen, voorloopig
althans, moeten vergoeden wat zij ongeveer
aan de stichting kosten. Dit nu moge te be
treuren zijn, het kan niet anders. Het is hot
gewone verschijnsel in alle dergelijke zieken-
inrichtingen voor minvermogenden."
Eyenwel hoopt men, dat van particuliere
zijde genoegzame steun wordt geboden, om de
verpleging van on vermogen den mogelijk te
maken.
Door het voorloopig bestuur der stiohting
isgovormd een afzonderlijk fonds, onder den
naam van „Etnma-fonds der stichting Oran
je-Nassau's-Oord," van welk fonds de ren
ten uitsluitend zullen worden bestemd ter
tegemoetkoming in' de vcrpleegkosten van
on- en minvermogenden.
Over de anarchistische aansla
gen schrijvend, zegt het Handelsblad in een
Van-Dag-tot-Dag"-artikfil
„Maar strikt noodig schijnt ons de toepao-
«fhg der wet, die bedreiging met ophitsing
tot moord en vergoelijking or van in ver
gaderingen en geschriften streng straft
Door straffeloos moord te laten prediken
brengt men onwetenden tot de overtuiging
of meening, dat er geen kwaad in steekt dus
op te hitsen dat moord zoo erg niet is..«.
dat lichtzinnig sproken over moord als een
middel tot hervormen geoorloofd is.
De beschaafde maatschappij heeft een zeer
beslist belang bij de onderdrukking van deze
uitbarstingen van woeste wetteloosheid, en
drukpersvrijheid wordt in geen enkel opzicht
bedreigd of geknot als men ophitsing tot of
goedkeuring van moord gestreng bestraft.
meer dan hard tegen my geweest. Hy heeft
zich onrechtvaardig en zelfs grof betoond."
Yvonne gaf geen antwoord.
„Dat is nu de man, dien gy je tot je ver
trouwde gokozon hebt," ging mevrouw Do
Kerhouarn voort. „Ik wil je niet onder hot
oog brengen, hoe loeiyk hot is, dat Je my
by hom beschuldigd hebt. Alleen wil lk je
maar zeggen, dat ik my tegenover hem niet
heb kunnen verdedigen, daar ik, om zulks te
kunnen doen, hom geheimen had moeten
meedeelon, die ik hem niot zeggen kon, maar
die ik je moet toovertrouwon. Als gy ze kent,
kunt ge beter over den toestand oordoelen
en misschien zult go dan op je besluit terug
komen. Gy alloen kunt myn gevangenneming
voorkomen."
„Hoe bedoel je dat. wat wilt u daarmede
zoggen?" vroeg het meisje ontdaan. „Is er
dan een misslag, een ernstige misslag In het
spel
„Ja," klonk hot hee6ch van mevrouw De
Kerhouarns lippeu.
Het meisje wankelde en word doodsbleek.
Zy leunde tegen een stoel en maakte een
afwerend gebaar.
„O, mama, spreek my niet moor daarvan;
ik bid u; ik wil hot niet hooron."
„Het moet, kind, 't is noodig, dat ge alios
weet, opdat go moogt Inzion, dat ik goen
slechte moedor ben, dat ik u niot opoffer,
om aan een gril to voldoen. Gy moet uzoivc
overtuigen, dat dit offer de redding u .ver
moeder is."
„Spaar my, moedor, spreek er niot
smeekte het meisje.
„Het moot, zeg ik Je," vervolgde movrouw
De Korhouarn. „Do bekontenis van myn mis
slag zal myn boete en tegelykertyd myn
absolutie zyn. Gy kunt my redden. Het huwe-
In een asterisk: „Ornne nimium nocet" zegt
De Standaard
Na dc bc— .liging der Ministers -Soest-
dïjk, b'.j de sluiting der Kauiem.'.ing te
's-Gravenhage, en nu weer na de opcu'ng «Ier
nieuwe Kamerzitting, gingen uit de. verza
melde menigte uitingen van sympa
thie voor de nieuwe Ministers op.
Zulke spontane uitingen toonen hart, on
zijn in zooverre op prijs te stellen.
Toch merkte De Residentiebode zeer juist
op, dat dit by éénmaal blyven moet.
"We vereenigen ons hiermede geheel.
Publieke demonstraties voor Ministers zyn
hier te lando ongewoon, en liet zou in poli-
tieken zin verkeerd zyn, ze in te Yoeren.
Actio wekt en wettigt zoo Jicht reactio.
Het doet ons veol genoegen, zogt Het
Nederlandschc Dagb'ad dat de Christelijke
partijen te Rotterdam geprotesteerd hebben
tegen de goedkeuring der geloofsbrieven
van den heer De Klerk. Van do vruchte
loosheid dier poging waren wy by voorbaat
overtuigd, maar toch moest zy gewaagd wor
den. De heer De Klerk moet zich nog steeds
zuiveren van do blaam, die op hom rust. Van
verschillende zydon 13 van hem een ruiter-
ïyke verklaring geöischt, dat het misbruiken
van het manifest van 1897, van don Christe
lijk-Historischon Kiezersbond, buiten hem
om en tegen zyn zin was geschied, maar
dio verklaring is achterwege gebleven. Wy
zyn dus zoo vry het tegenovergestelde te
donken. De heer Do Klerk is thans het lot'
van den heer Heldt ontgaan. Zyn loven als
Kamerlid is nog met 4 jaar verlengd, maar
als hy zich in 1905 wederom aan een ver
kiezing moet onderwerpen, zal Rotterdam zeker
niet vergeton op welke wyze on door welke
middelen do heer De Klerk in 1901 in de
Kamer is gebleven.
Het Vaderland schryft:
Het trekt de aandacht, dat in de Staats
courant van Woensdag 18 September onmid-
dellyk onder elkaar voorkomen twee beschik
kingen van den minister van waterstaat,
handel en ny verheid, waarvan do eerste be
treft de uitvoering van het Kon. besluit van
18 Mei 1900 (Stsbl. No. 74), betreffende de
arbeidsinspectie, de tweede de uitvoe
ring der wet op depaardenfokkery en
van het daarop gegronde besluit van 14 Aug.
1901 (Stsbl. No. 204). Alzoo neemt hier qo
heer De Marez Oyens zoowel den arbeid als
den landbouw voor zyn rekening, ofschoon
arbeid naar Binnenlandsche Zaken is overge
gaan en landbouw naar Waterstaat.
Men weet, dit is geschied „voorbehoudena
wetteiyke regeling", en de wettelijke regeling
is er nog niet. Zoo is het begrypeiyk, dat,
waar in het besluit tot regeling van den
werkkring en de bevoegdheden der arbeids
inspecteurs, een algemeeno maatregel van be
stuur, gevorderd door art. 12 der Arbeidswet
en art. 9 der Veiligheidswet, do minister
van waterstaat, handel en ny verheid uitdruk-
keiyk genoemd is als chef dier ambtenaren,
de minister van binnenlandsche zaken zich
nog niet gerechtigd acht eenige beschikking
te nemen, door dat besluit gevorderd.
Maar hoe is het dan te verklaren, dat wel
de minister van waterstaat en niet die van
binnenlandsche zaken de plaatsen en tijdstip
pen der hengstonkeuringon vastsLolt, ofschoon
art. 6 der wet op de paardenfokkerij die taak
opdraagt aan den minister van binnenlandsche
zaken, en het daarop gegrond Kon. besluit,
ook een algemeene maatregel van bestuur,
telkens den minister van biimenlandsche zaken
aanwyst?
Ons dunkt, één van beide: óf de heeren
achten zich door het simpele besluit, het
cbassez croisez van arbeid en landbouw voor
schrijvende, voldoende gedekt om nu maarte
doen alsof er geen wetten on algemeone maat
regelen zyn, beider bevoegdheden bopalonde,
maar dan had onder het eerste besluit Kuyper
moeten staan; W zy zyn van oordeol, dat
genoemd besluit Bleclits effect kan sorteoren
na langs wettelyken weg aangebrachte wyri-
gingen in de bedoelde wetten en algomeone
maatregelen, maar dan had het twoodo besluit
geteekend moeten zyn Kuyper. In wat ui?
geschied is, steekt geen systeem.
Het Handelsblad merkt op, dat een groot
aantal wetsvoorstellen, in do vorige
Kamerzitting onafgedaan, door de nieuwe
ïyk, dat lk voor je op nel. moet mjj
vry waren van de gev.v
„Van de govangoni- o Yvonne's
stom als oen echo. Eu naar haar
moeder en greep haar beide huiden. „U hebt
geiyk," zelde zy, „dat u my alios zogt. Misschien
kan het gevaar nog afgewond worden."
Movrouw De Kerhouarn keek haar dochter
aan on een straal van hoop blonk in haar oog.
„lk zal je de rodon van myn aanhouden
verklaren. Ik mag evenmin als gy dien notaris
lyden. Maar er bestaat tusschen bom en my
oen zodoiyke medeplichtigheid aan een misslag,
dien ik onbewust bedreven heb, waardoor lk
aan hem overgeleverd bon."
Yvonno horademdo; zy vooldo zich verlicht'
Haar moeder was niot schuldig meor in haar
oog, 't kon niet anders, dacht zy, of zy moest
een slachtoffor, misschien een martelares zyn.
Hoe ontzottond het geheim ook mocht wezen,
dat zy ging vernemen, gevoelde zy zich ge
lukkig by de gedachte, dat boar mooder haar
liefde en achting nog waardig was. In een
opwelling van teederhoid sloot zy haar moeder
in haar armon en kuste haar op het voor
hoofd. Op dit oogenblik word er aan de doar
geklopt.
„Mynheer Honrl Guyon vraagt of mevrouw
do gravin hem kan ontvangon?"
„Mynhoor Guyon?" vroeg movrouw De
Kerhouarn verwonderd. Die naam kwam haar
onbekend voor.
Ho zich hevig blozende af, tor-
v. iie huisknecht uitlogde:
\:?r.";or Guy n, mevrouw weet wel, de
...cnaar v.m het witte kastool on van hot
stoomjacht „Do Meeuw", dat gisLoravo&d terug-
j gakeerd is?"
j [Wordt vcrvotyilï