Ko. 12748 LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 14 SEPTEMBER. - TWEEDE BLAD? Anno 190!.
PERSOVERZIOHT.
Feuilleton.
YVONNE.
Dc lezers van hot Persoverzioht in het
}Lcidsch Dagblad zullon nog wel niet verge
ten zijn dc artikelenreeks van d r. Do ViB*
Be r in het eind van Juli in Ret Nederland-
êche Dagblad ter verklaring van de houding,
door een deel der Christelijk-Historischen
aangenomen bij de stembus van 1901. In zijn
„Kroniek" van het Augustu6-nummor der
Stemmen voor Waarheid en Vredemaakte
dr. Bronsveld eenige opmerkingen be-
treffende die artikelen en hun schrijver,
waarop dr. De Viseer diendo van repliek.
Een en ander deelden wij mede en zoo hebben
■wij thans ook te vermelden de dupliek van
dr. Bronsveld in het Septembcr-nummer der
Stemmen. Hij verklaart, dat hij liever het
zwjjgcn bewaard zou hebben, wegens de ban
den, die hom vroeger met dr. De Visser ver
bonden, maar hij ziet in diens aanval iets
persoonlijks, dat hij moet afweren, wil hij
„niet den schijn op (zich) laden van het met
de waarheid niet eerlijk to me enen."
Daarna 6chrijft dr. Bronsveld het volgen
de:
„Dr i e dingen voert dr. Do Visser tegen
mij aan. Het eerste geldt de vermindering
van het aantal abonné's op Ret Ned. Dag
blad. Ik had dat aantal groot" genoemd,
afgaande op berichten, die tot mij kwamen.
Het blijkt echter kleiner te zijn, dan ik dacht;
althans op 't oogcnblik. Ik moet dr. Do Vis
ser daarin gelijk geven. Zijn tweede grief
•betreft mijn opmerking, dat zijn artikelen
in Ret Ned. Dagbladter verdediging van
zijn coalitie met onze vijanden, zoo breed
waren cn dat ik daarin (natuurlijk uit
psychologisch oogpunt) een veeg teeken zag.
Dr. De Visser wijst er mij op, dat de vrijzin
nige democraat mr. Van Gilse dat ook al
bad opgemerkt en dat mij op dit punt zelfs
de lof der oorspronkelijkheid moet ontzegd
worden. Zie, eerst was dr. Do Visser breed
nu i6 hij b o o 8. 't Laatste is erger dan het
eerste.
Een d e rd c punt: Ik had gewaagd van
ovaties, dr. De Visser gebracht door studen
ten van do Vrije Universiteit en bestuurders
yan Roomsche Kicsverecnigingen. Van die
studenten zwijgt hij en dat wordt dus door
hem erkend; maar hij dagvaardt mij voor do
algemccne vergadering van den Chr.-Hist.
Kiczersbond, om die bestuurders van Room-
scho Kiesvereenigingen tc noemen.
Welnu, iemand, die mij nog altijd zeer ge
loofwaardig toeschijnt, heeft mij meegedeeld,
dat op den avond van den dag der verkie
zing van dr. De Visser een bestuurslid der
Boomsche Kiesverecniging hem is komen ge-
lukwenschen en dat do heeren met een glas
champagno elkander hebben toegeklonken.
Ik heb te goeder trouw dat verhaal geloofd,
en het vermeld als kenschetsend de nieuwe
verhoudingen, wolke uit het inslaan van „de
nieuwe koers" waren voortgevloeid.
Is dit verhaal onwaar, dan ben ik terstond
bereid het te herroepen, met de ootmoedige
belijdenis, dat mij wederom een legende in
plaats van geschiedenis is meegedeeld.
Maar waarom schijnt dr. Do Visser dat
bezoek van een Roomsch medestander zoo
bedenkelijk to vinden? Heeft men dan te Am-
etcrclam niet met de Roomschen' samenge
werkt? Vóór mij ligt een schrijven, dat ik,
na de verkiezing van dr. Dc Visser, ontving
van studenten aan do Vrije Universiteit
en van Roomsch-Katholieke studenten aan
de Stedelijke Universiteit te Amsterdam. De
ze jongelieden spreken daarin de hoop uit,
dat ik, „.getroffen door het voorbeeld van
mijn achtenswaardigen ambtgenoot dr. Dc
Vissor, partij zal trekken vóór de christenen
en tegen het ongeloof, tegen deliberalen."
Dr. De Visser kan daaruit zien, wie hem
nu tot hun bondgenoot rekenen. Dat feit
blijft, ook al kwam geen Roomsch-Katholick
hem geluk wenschen met zijn verkiezing.
Boven zijn artikel plaatste dr. De Visser
vragenderwijs do woorden: Kroniekschrij
ver ook Staatsman?"
Ach, welk een ongelukkig figuur maakte
'dc Kroniek van Augustus tegenover do arti
kelenreeks in Ret Ncd. Dagbladf Sprak da&r
een „Staatsman" uit? Dat heb ik niet te be-
joordeelcn. Voor mij is het de vraag: Bleef dr.
De Visser trouw aan don Christ.-Hist. Kie-
zersbond, dien wo samen hebben opgericht?
8)
„Mama," vroeg zy bevend, „u begrijpt wel,
dat het thans onmogelijk is, iets voor my te
.verzwijgen. U moet mij alles zeggen, alles.
Hoe vreeseiyk onze toestand ook moge zijn,
u moogt niets voor mij verbergen."
Zoo sprekende boog zij zich over de weduwe,
die, sprakeloos van schrik, met starende oogen
'in den leunstoel zat.
„Mijn lief moedertje, antwoord my. U hebt
mij or juist aan herinnerd, dat ik twee en
twintig jaar ben. Ik ben dus oud genoeg om
alles te vernemen."
Die zachtzinnige woorden hadden met de
gewenschte uitwerking.
„Oud genoeg om alles te vernemen? Wat
denk je dan wel, dat ik je te vertellen heb,
dwaas kind?" klonk het heftig.
Yvonne voelde zich gekrenkt nog meer door
den toon dan door de woorden van mevrouw
De Kerhouarn. Zy kwam tot de overtuiging,
dat, wat zy ook mocht doen, het hart barer
moeder voor haar gesloten zou biyven.
Zy brak daarom het onderhoud af, zeggende
„Mama, ik verlang niets meer te hooren en
verzoek u, mynheer Brusló te doen weten,
dat alles my verkiesiyk Bchynt boven de eer,
zyn vrouw te worden."
Zonder eenig antwoord af te wachten ver
liet Yvonne het salon.
Na dit pyniyk onderhoud had zy behoefte,
haar hart tegenover haar pleegzuster uit te
storten.
tWeU" riep Marie-Jeanne haar toe, toen zy
Ik was niet geroepen; tegenover zijn besohou-
wingen, dio hfl nu ten beste gaf, andere to
stellen. Zijn zonde is, dat hij, geheel onver
wacht, met antirevolutionairen en met room
schen heeft samengewerkt.
Van dit zijn voornemen bleek niets ter ver
gadering van het hoofdbestuur van den
Christelijk-Historischen Kiezerebond; niets
(veeleor het tegendeel 1) op een conferentie
met vertegenwoordigers van andere groepen;
niets op do algemeeno vergadering van den
Bond, toen de gedragslijn bij de verkiezin
gen werd vastgesteld. Ik heb mijn oogen niet
kunnen gelooven, ik ben er ten diepste door
ontsteld en verontwaardigd goworden, toen
ik las wat te Amsterdam voorviel.
Dr. De Visser spreekt van een ideaal, dat
hij bij de oprichting onzer partij voor oogen'
had. Wij hebben uaarvan tot kort voor de
Kamerverkiezing nooit iets ontdekt. Ik
dacht, dat wij hetzelfde ideaal hadden, en ik
ben mij bewust daaraan getrouw te zijn ge
bleven.
Ik constateer dat als kroniekschrijver, dr.
De Visser weet zeer wel, dat ik nooit als
„Staatsman" heb geposeerd, maar aan een
politiek program, door mij ontworpen, heeft
hij trouw beloofd. Koopt men den naam
van Staatsman," door in het aangezicht
van' een verkiezing rechtsomkeer te maken,
dab zou ik voor dien naam evenzeer vreezen,
als ik er mij bewust van ben, hem nooit te heb
ben begeerd. Mijn taak als kroniekschrijver
heb ik steeds opgevat als oen zijstuk van
mijn ambt als evangelieprediker, en' leeraar
in den dienst der Ned.-Hcrv. Kerk.
Te Utrecht in de algemecne vergadering
van den Chr.-Hist. Bond verklaarde dr. De
Visser met grooten nadruk, dat zijn ambt als
prediker bij hem ging boven een zetel in de
Kamer, en dat hij als Kamerlid aftrad, wan
neer, er naast hem een vertegenwoordiger
van onze beginselen gekozen werd.
Wij moeten het er nu voor houden, dat dr.
Do Visser alleen zijn standpunt representeert
een standpunt, dat niet het onze is.
Wij schrijven dit met diepen weemoed ne
der, en hopen dat dr. De Visser eonigermate
althans in ons eerbiedigen wil die gevoelens,
welke zijn handelwijze, gelijk hij wel weet,
bij ons heeft opgewekt."
In dc Nieuwe Hotterdamsche Courant
plaatste dr. De Visser het volgende ingezon
den stuk:
Het ligt in den aard der zaak, dat door
U uit de September-Kroniek van Dr. Brons
veld een en ander is overgenomen. Kaar daar
Gij er zeker, evenals ik, een afkeer van hebt,
dat onwaarheden worden verbreid, zult Gij
wèl zoo goed willen zijn hot volgende op te
nemen.
In de Kroniek van Augustus had de
Utrechtsche doctor beweerd, dat mij ovaties
waren gebracht door „Bestuurders van'
Roomsche Kiesvereenigingen". Ik eischte
daarop, dat dit door don schrijver zou wor
den waargemaakt. Dr. Bronsveld komt nu in
do September-Kroniek op do zaak terug.
Maar hoe? „De Bestuurders van Roomsche
Kiesvereenigingen" zijn reeds ingekrompen
tot „één bestuurslid van éóne Roomsche kies-
vereeniging", met wien ik een glas champag
ne op de behaalde overwinning zou hebben
gedronken. Welnu 1 ook dit is onwaar. De
Kroniekschrijver heeft het doet mij leed
dit te moeten zeggen zijn kracht gezocht in
het oprape nvan lasterpraatjes, waardoor
zijn zwakheid te beter in het licht treedt. Hoe
de avond mijner verkiezing in mijn huis is
doorleefd, onderzooko dr. Bronsveld eens bij
verschillenden mijner ambtgenootcn in do hei
lige bediening, die toen tegenwoordig waren
en waaronder goede vrienden van ons bei
den zijn..
UEd. dv. Dienaar,
J. Th. DE VISSER.
De Werkmansbode, orgaan van het Alge
meen Nederlandseh Werklieden-Verbond,
gaat na wat er van de nieuwe Rege^
ring is te verwachten. Uit de bladen van
Christelijke richting en uit ds. Talma's rede
in Patrimonium blijkt wel, dat er zooveel
van wat de kleine luyden hoopten, althans
niet zoo spoedig zal worden verwezenlijkt,
en dat er van het aan de orde stellen van het
kiesrechtvraag8tuk zeker niets komen zal.
Het blad vreest voorts, dat, wat er op het
Yvonne bleek en ontsteld zag binnenkomen,
„ls uw moeder weer aan don gang geweest?"
„Zwyg, ge moogt op dien toon niet van
mama spreken."
„Ik zie het wel, gy wilt u goed houden,
maar ik durf wedden, dat zy het u weer lastig
gemaakt beeft. Ik begryp heel goed, wat zy
in haar schild voert. Zy wil u uithuweiyken,
nietwaarik geloof, dat ik wel weet, aan wien."
Freule Do Kerhouarn sprak niet tegen, maar
de trek van verbazing, die zich op haar ge
laat vertoonde, bewees, dat haar pleegzuster
goed geraden had.
„Ja," hernam deze, „ik ken dien candidaat
naar uw hand en uw vermogen, 't Is Bruslé,
de notarJs, de grootste schurk der geheele
provincie. Ge ziet wel, dat ik goed op de
hoogte ben en ik geen ongeiyk had, met uw
moeder te beschuldigen."
„Zwyg," zei Yvonne. „Jy hebt minder dan
iemand het recht myn moeder to veroordeelen;
je moest bedenken, wat al woldaden zy je
bewezen heeft."
„My weldaden bewezen? Zy? Denkt ge,
dat ik niet weet, dat ik alleen aan u en uw
vader myn opvoeding te danken heb? Ontken
het niet, ik ben goed ingelicht. Gy hebt myn
onderwys bekostigd. Slechts den dierbaren
overledene en u ben ik dankbaarheid ver
schuldigd, aan niemand anders."
Yvonne wist, dat, wanneer Marie-Jeanne
een harer driftige buien had, er niet veel met
haar te beginnen was.
Zonder te antwoorden, liet zy haar pleeg
zuster, die zioh vry willig met de zorg voor
de melkery en de kippen belast had, naar den
tuin gaan en spoedde zich naar haar kamer.
Daar viel zy afgemat op een stoel neer en
b&TBtte in zenuwachtig snikken uit.
De kamer van Yvonne was in veleopzich-
gebied van sociale wetgeving zal worden voor
gesteld, weinig zal beduiden. Er zal wel geen
ontkomen aan zijn de invaliditcita- en ouder-
domsverzekering aan de orde te stellen. Te
voorzien is echter, dat het voor de werklieden
dure verzekering zal worden, waarvoor zij
ten slotte kon hot zijn, liever zullen bedanken.
Wij denken hierbij nog niet zoozeer aan
de premiën, door de patroons en de werklie
den te zamen te betalen, die misschien nog
vrij hoog kunnen worden. Waar wij meer
aan denken is aan do onvermijdelijke staats-
bijdrage, in ieder geval noodig in den over
gangstoestand, voor de tegenwoordige ouden
of die binnen hot tijdperk van ongeveer 50
jaar oud of invalide zullen worden; wij den
ken aan deze bijdrage, die, wil de verzekering
een beetje aan de verwachtingen voldoen,
gedurende ten minste 75 jaar ongeveer 6 mil-
lioen per jaar zal dionen te zijn.
Uit welke bronnen zal deze bijdrage wor
den gevonden? En deze millioenen zijn de
eenige noodige nog niet. Denken weom van
nieuwe wetgevende voorzieningen, die noo
dig zijn, nog maar niet Bpreken Aan de
ongevallenwet, de gezondheids- en woning
wetten, de z. g. kinderwetten, wier werkelij
ke in- of uitvoering met verlangen wordt
verbeid die alle vorderen mede groote uit
gaven, voor welke te kunnen doen versterking
van do middelen of inkomsten noodig is.
In wolke richting zal die versterking wor
den gezocht? Moet invaliditoits- en ouder-
domsverzekering verkregen worden ten kos
te van duur brood en andere eerste levensbe
hoeften, waarin de arbeider niet alleen véél,
maar onevenredig veel, meer dan het dub
bele zal hebben te betalen dan van do vermo
genden wordt gevorderd, dan zullen zij, vrij
zeker, liever voor zulk een weldaad bedan
ken.
En nu zijn van antirevolutionaire zijde de
graanrechten wel op zij gezet, maar indien
d9 graanprijzen belangrijg dalen kunnen zij
wel weer te voorschijn komen, vooral ook ter
wille van de katholieken. De vele millioenen
meer voor sociale wetgeving, onderwijs, enz.
zullen haast niet alleen te vinden zijn uit
heffingen of hoogere heffingen van bewerk
te goederen. Zal het bovendien mogelijk zijn
beschermende rechten in. te voeren zonder den
landbouw of dc grondeigenaars, in wier zak
ken de voordeelen der bescherming ten slot
te vloeien, een aandeel in den buit toe te ken
nen? Mon denko er wel aan, dat die grond
bezitters niet het minst sterk vertegenwoor
digd zijn in de Staten-Generaal.
Het blad is dus allesbehalve gerust ge
stemd, maar mocht het meevallen, dan wil
het gaarne de Regeering steunen in plannen
van voorzorg in het belang van den kleinen
man.
In elk geval moet dit vierjarig tijdperk
door sterke organisatie worden gebruikt, om
te bevorderen, dat er con andere regeering
kome, vrij van kerkelijke invloeden en on
zijdig. Het Werkliedenverbond verwachte
echter niet, dat het zal komen tot één groote
algemeeno vrijzinnige partij, want de vrijzin-
zinnige partij, dio zijn leden kan bevredigen,
kan er alleen een zijn in democratische rich
ting. Dat zoo'n partij in vier jaar de algemee-
ne kan worden, is ondenkbaar, en niet to wen
schen, want zij zou er al tc verwaterd uitzien.
Do werkliedonverbonders organiseeren zich
echter in de richting, door de vijzinnig-de-
mocratischc partij aangewezen. Dat is voor
de vrijzinnige, niet socialistische werklie
den, deaangewezen politieke organisatie.
In de Provinciale Groninger Courant
kwam een artikel voor over de „taak der o p-
p o 8 i t i e" in het Parlement in de komende
vierjarige periode, aan welk artikel wij het
volgende ontleenen:
„Neen: wat do liberale minderheid in deze
parlementaire campagno te doen heeft en,
naar vurig mag gehoopt worden ,doen zal, is
niet: te trachten hoe eerder hoe liever van
dit kabinet te worden verlost, maar zichzel-
ve te herzien zich ernstig rekenschap te ge
ven van de beginselen van het liberalisme cn
van de banen, waarin het zich voor de toe
komst heeft te bewegen'. Yan de gedragslijn,
die de oppositie thans volgen zal, is het af
hankelijk, of de liberale partij slechts voor
een korten tijd zal geslagen zijn om verjongd
en met nieuwe levenskracht toegerust het ter
rein te herwinnen, dan of zij voor lang zal
ten de best gelegen en derhalve ook de
prettigste kamer van het geheele huis. Van
het terras, dat zich aan den noordkant uit
strekte, had men een mooi uitzicht op de
omliggende plaatsen.
Eensklaps sprong Yvonne van haar stoel
op en yide naar het terras.
Uit de verte deed zich het regelmatig ge
trappel van een paard vernemen en terwyl
het meisje haar verdrieteiykheden vergat,
staarde zy vol verwachting naar buiten.
Daar verscheen de ruiter aan het begin van
den weg; langzaam kwam hy nader en reed
stapvoets voorby.
Een hooge blos overtoog Yvonne's lief ge
laat Ondanks den grooten afstand, had zy
gezien, dat de ruiter had omgekeken naar het
kasteel, en 't was haar voorgekomen, of hy
zyn gang vertraagde.
„Alweer hy," mompelde zy halfluid. „Maar
kom, laat ik toch niet zoo mal zyn en my
aan dergelyke droomeryen overgeven."
Geleund tegen de yzeren balustrade van het
terras, luisterde zy naar het geluid van den
hoefslag, dat langzaam wegstierf. Een nooit
gekende zoete aandoening doortrilde haar en
ontlokte een traan aan haar oog.
Zoo uit zich by gevoelige naturen de eerste
gewaarwording van liefde.
Plotseling tot bezinning komende, verweet
Yvonne zich haar dwaasheid en onwillekeurig
dacht zy aan hetgeen haar moeder zooeven
gezegd had, namelyk, dat in onze dagen van
berekening en zelfzucht, een meisje zonder
bruidsschat niet mocht hopen haar ideaal tot
man te krygen en dat het by gevolg het beste
was, zich geen illusies te maken.
De man, dien zy had ontmoet en die haar
had aangezien mot een blik vol sympathie,
moest als alle anderen een koel-berekenend
hebben afgedaan, misschien vernietigd zal
zijn voorgoed.
Tegenover dit kabinet, naar recht en rede
voortgekomen uit don stembusstrijd, moet
haar houding een „loyale" zijn; van af
wachten en controleeren; van berusten en
steunen, voor zoover het door sociale hervor
ming en verbetering van het rechtswezen
stuurt in liberale lijn, van protesteeren en
voor haar aandeel tegenhouden, voor zoo
ver het op vernietiging van vrijheden en
rechten of van groote beginselen, zooals daar
zijn' vrijheid van handel en scheiding van
Kerk en Staat, mocht willen aansturen. Ter
wijl zij op dio wijs aan verdere verbetering
van sociale toestanden en meerdere leniging
van nooden, indien deze regeering, waaraan
wel niet to twijfelen valt, daarop haar actie
mocht richten, den weg mede helpt banen en
zich schrap zet tegenover elke aanranding
van onze constitutioneele vrijheden en klei-
noodiën,heeft zij in eigen boezem een onein
dig gewichtigercn arbeid te verrichten, dien
der scherpe beginsclenomlijning en nauwkeu
rige afbakening van de middelen, waardoor
volkswelvaart vermeerderd en de democra
tie verder ontwikkeld worden kan."
Scherp positie nemen tegenover de so
ciaal-democraten wenscht het blad; juist dat
dit niet geschiedde is oorzaak van den val van
het liberalisme geweest.
„Zal van de liberale partij niewe kracht uit
gaan, dan moet zij in de eereto plaats scherp
tegenover de sociaal-democratie haar be
ginsel formuleeren en vervolgens krachtig
zich bewust worden van het doel, dat zij als
politieke partij heeft to verwezenlijken. Dat
zij daarbij door geen andere dan democra
tische aspiraties kan worden bestuurd,
spreekt krachtens haar verleden vanzelf.
Juist daarom heeft de splitsing tusschen li
beralen en vrijzinnig-demooraten geen zin
cn haar daaanaar nooit moeten worden ge
stuurd. Mocht het gelukken op die scheiding
terug te komen en ,door schade geleerd, de
herceniging der uit elkaar gescheurde dee-
len tot stand te brengen, dan zoude hiermede
de brug gelegd zijn voor een nieuwen, hel
deren daagoraad voor de thans in rouw ver
zonken partij.
Misschien is het nog to vroeg voor het aan
roeren van dezo snaar. Maar niet to vroeg is
het voor het aanheffen, van liberalen kant,
van deze drievoudige leus: tegenover ka
binet en anti-liberale meerderheid op post
voor de bewaring en handhaving van de
constitutioneele vrijheden en rechten; tegen
over de sociaal-democratie scherpe scheiding
en aanbinding van den strijd over beginse
len en ijdele oischen; tegenover dc natie ont
vouwing van het doel van het liberalisme als
politiek beginsel, doel, dat in onze dagen
noodwendig zich richt óp het bedachtzaam
verder ontwikkelen van de democratie en do
meerdere gelijkmaking voor allen van de
voorwaarden van leven en bestaan.
Dit artikol vindt instemming bij De Tijd,
die het echter jammer vindt, dat deze beschou
wing zoo laat komt. Eon pooslang vóór de
verkiezingen tot gemeengoed van het liberale
kiezersvolk gemaakt, hadden zij meent De
Tijd allicht kunnen bijdragen om in som
mige districten, waar nu dc sociaal-democra
ten de zege bevochten, aan een man van de
tegenwoordige regeeringspartij de meerder
heid tc bezorgen.
„Het krijgt er" zoo vervolgt De Tijd
„nu zoo den schijn van, alsof meer een ge
voel van Bpijt over het falen eener te voren
gemaakte berekening dan wel een heilige
ijver voor de geschondctf of verwaarloosd
beginsel de liberale partij er toe drijft, zich
tegenover de sociaal-democraten schrap te
gaan zetten 1 Vroeger en in' sommige krin
gen ook nog nu heetten de sociaal-demo-
craton „van do familie"; nu men bemerkt,
dat men zich door hun gezelschap, noode-
loos misschien, en zeker zonder nut, gecom
promitteerd heeft, wijst men hun do deur. 't
Mag verklaarbaar wezen, erg consequent is
het niet 1
En daarbij is het ook zeer de vraag, of de
taak, welke de schrijver in de ProvGr on.
Ct. aan de „liberale pioniers in de Kamer"
of daarbuiten oplegt, niet rijkeb'jk zwaar zal
wezen voor hun schouders. Wij voor ons ach
ten haar eenvoudig onuitvoerbaar. Waarom?
Omdat de sociaal-democraten wel degelijk
mensch zyn. En bovendien, zy kende hem
niet, zy wist niets van zyn leven, dan wat zy
uit de omtrent hem looperide geruchten ver
nomen had.
Wat bekommerde zy zich toch om iemand,
dien zy niet kende, dien zy slechts een paar
malen ontmoet had?
Zy nam zich voor, zooveel mogeiyk de ge
legenheid te myden, die haar met Henri Guyon
in aanraking kon brengen.
Die zorg was echter overbodig.
De bewoner van het witte kasteel vertoonde
zich niet meer op haar weg en vermeed zelfs,
in den omtrek van „Liefdeoord" te komen.
't Was winter geworden, Kerstmis stond voor
de deur. Na Nieuwjaar zou Guyon op zyn
jacht „De Meeuw" Binic verlaten, om een dier
geheimzinnige tochten to ondernemen, die tot
zooveel dwaze lasterpraatjes aanleiding hadden
gegeven. Daar zyn vertrek op handen was en
zyn afwezigheid zeven k acht maanden i.ou
duren, was het te denken, dat Yvonne de
gedachte aan hem uit het hoofd zou zotten.
Een onverwachte gebeurtenis zou spoedig
bewyzen, dat, al maakte zy het zichzelve wys,
zulks geenszins het geval was.
Op zekeren avond kwam mevrouw Raingault,
die, tydens haar langdurig verbiyf te Binic,
byna geen dag liet voorbygaan, zonder even
by Marie-Jeanne aan te loopen, met van
vreugde stralend gelaat haar gewoon bezoek
aüeggen.
Marie-Jeanne was juist bezig met een bor
duurwerk, waaraan zy haar pleegzuster yverig
hielp.
„Zal ik u eens goed nieuws vertellen?"
riep mevrouw Raingault uit. Armandis terug."
Marie-Jeanne liet naald en draad vallen en
stond op, om de oude Parisienne te omhelzen.
,0, dan komt hy mo zeker vragen," riep
„van dc familie" der liberalen zijn. Men wil
een scheidingslijn en acht het tot-stand-ko-
men or van de eerste voorwaarde tot het her
leven der liberale partij. Zonder eenige aan
spraak op profetengave, kunnen wij veilig
voorspellen, dat zulk een scheidingslijn niet
zal worden gevonden.
Professor Van der Vlugt heeft net in zijn
artikel moeten toegeven: de scheidingslijn der
beginselen voor het leven der gemeenschap
ligt aangegeven in het dilemma: ,,Is het recht
meester over 'Bmenscher. wil. of is 's men-
schen wil meester over het recht?" M. a. w.:
Berust do maatschappelijke orde louter op
een menschel ijk goedvinden, op een onder
linge overeenkomst, die op dezelfde wijze,
waarop zij ontstond, ook wederom kan wor
den vernietigd, is zij het werk enkel der
menschelijke rede, die, zonder noodwendige
inwerking eener hoogero macht, in volle vrij
heid beoordeelt en beslist omtrent waarheid
of leugen, omtrent goed of kwaad? Of wel:
Is die orde gebonden aan, immers het uit
vloeisel van een oppcrmachtigen Wil, dio
buiten cn boven het menschelijk kunnen Zijn
wetten stelt, Zijn voorschriften geeft, tegen
welk elk verzet misdadig, eik pogen ijdclhcid
is cn verderf
Dédr, ddar alleen ligt dc scheidingslijn,
door den schrijver in dcProu. Gron. Ct. be
geerd. Wat men er voor in de plaats zou wil
len stellen, is enkel een vraag van „meer of
minder" hoe veel heid, niet van hoe danig-
heid. Een toestand, die een dagelijksch lo
ven en bieden tusschen u en de sociaal-demo
craten tot gevolg heeft, maar waarbij ten slot
te de sociaal-democratie aan het langste eind
trekt.
In een asterisk „Van z'n vrienden" zegt
De Standaard:
Het Werklieden-verbond, waarvan de heer
Heldt voorzitter is, begint ongedurig en on
geduldig te worden over den langen weg,
dien de O ng e v a 11 e n -w e t heeft te nemen.
Dit blijkt uit zijn adres aan de Koningin
Al mag er wel eens de aandacht op gevestigd
worden, dat een sociale wet van ingrijpenden
aard zoo maar niet op stel en sprong is in te
voeren, en dat men wijs zal doen om voortaan
daarmede rekening te houden, toch kun
nen we het ongeduld, dat zich allengs van
vele werklieden over de vertraging van de
invoering der Ongevallen-wet meester maakt,
best verstaan.
Reeds in het voorjaar van 1897 werd het
desbetreffende wetsontwerp onder het Minis
terie-Roei 1-Van Houten bij de Tweede Kamer
ingediend. Na de optreding van het Kabinet-
Pierson werd het, op enkele ondergcschiklo
punten gewijzigd, opnieuw bij do Tweede
Kamer aanhangig gemaakt. Na veel getob
nam de Tweedo Kamer het aan, doch werd
het door de Eerste Kamer verworpen. Daar
na opnieuw behandeld door de beido Kamers.
't Was cën tobberij.
En wat wel in staat is de belanghebben
den te ontstemmen, het betreft de bepaling,
dat eerst wanneer bij afzonderlijke wet het
beroep is geregeld, de ongevallen-verzekering
in werking zal kunnen treden.
Die afxonderlijko wet, onder minister Lely
nog ingediend, bevalt nu weer niet aan het
Werklieden-verbond van Heldt, gelijk blijkt
uit het voor don socialen arbeid van het af
getreden Kabinet niet zeer vleiend adres.
Inderdaad hot Ministerie-Pieison is niet
zeer gelukkig geweest met de sociale hervor
mingen. Het had, gelijk men weet, groote
plannen; maar als de Woning- en de Ge
zondheidswetten worden uitgezonderd, dan
mag toch gevraagd worden, wat cr van ai dio
plannen is terecht gekomen.
De Ongevallen-wet was overgenomen uit
de nalatenschap van het vorige Kabinet; en
toen het Ministerie-Pierson aftrad, was cr
nog geen denken aan invoering der Ongeval
lenverzekering.
Van de Rustwet is niets terecht gekomen.
Geen wonder, dat al meer blijkt de teleur
stelling onder do werklieden ever do vruch
ten van den socialen arbeid van dat Kabi
net; een teleurstelling, dio kwalijk kan we
den vergoed door wat de vermaardo Leer
plichtwet gaf.
Nu versta men ons wel.
We wijzen op dit alles volstrekt niet, om
iets af te dingen op den lof, die terecht ge
bracht is aan de bekwaamheid en den ijver
zy onnadenkend uit, niet minder verheugd dan
haar aanstaande schoonmoeder.
Hl.
De terugkeer van Guyon, een op zichzelf
onbeduidende gebeurtenis, tracht evenwol een.',
groote verandering in de leefwijze en gewoonton
op het kasteel.
Marie-Jeanno was bijna mot meer thuia te
vinden; schier dagelijks maakte zy eon uit
stapje naar Binic, om haar verloofde en diens
moeder to bezoeken.
Mevrouw Do Kerhouarn had zich eerst ge
houden, of zy niets van de verhouding tusschen
Marie-Jeanne en Arraand Raingault afwist.
Geen stap had men tot haar gedaan, geen
voorstolling had er plaats gehad. Derhalve
vleide zy zich nog, naar willekour to kunnen
beschikken over het lot v:-n haar, die zy ten
onrechte heur „bescberme'jngo" noemde.
't Stond nu eenmaal b'J haar vast: Marie-
Joanne moest de wereld vaarwel zoggen.
Steeds was het haar een doorn in hot oog
geweest, dat het vissohersmeisje door toedoen
van haar echtgenoot een opvooding boven
haar stand had genoten; het eenige middel,
om de meerdere ontwikkeling en beschaving,
waardoor Jeanne zich zoo gunstig van haar
gelyken onderscheidde, niet tot haar recht te
doen komen, was, zoo meende zy in baar
verwatenheid en dwaze minachting voor liet
kloosterleven, het meisjo in een kloostor
te doem
Wordt vervolgd).