Ko. 12748 LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 14 SEPTEMBER. - TWEEDE BLAD? Anno 190!. PERSOVERZIOHT. Feuilleton. YVONNE. Dc lezers van hot Persoverzioht in het }Lcidsch Dagblad zullon nog wel niet verge ten zijn dc artikelenreeks van d r. Do ViB* Be r in het eind van Juli in Ret Nederland- êche Dagblad ter verklaring van de houding, door een deel der Christelijk-Historischen aangenomen bij de stembus van 1901. In zijn „Kroniek" van het Augustu6-nummor der Stemmen voor Waarheid en Vredemaakte dr. Bronsveld eenige opmerkingen be- treffende die artikelen en hun schrijver, waarop dr. De Viseer diendo van repliek. Een en ander deelden wij mede en zoo hebben ■wij thans ook te vermelden de dupliek van dr. Bronsveld in het Septembcr-nummer der Stemmen. Hij verklaart, dat hij liever het zwjjgcn bewaard zou hebben, wegens de ban den, die hom vroeger met dr. De Visser ver bonden, maar hij ziet in diens aanval iets persoonlijks, dat hij moet afweren, wil hij „niet den schijn op (zich) laden van het met de waarheid niet eerlijk to me enen." Daarna 6chrijft dr. Bronsveld het volgen de: „Dr i e dingen voert dr. Do Visser tegen mij aan. Het eerste geldt de vermindering van het aantal abonné's op Ret Ned. Dag blad. Ik had dat aantal groot" genoemd, afgaande op berichten, die tot mij kwamen. Het blijkt echter kleiner te zijn, dan ik dacht; althans op 't oogcnblik. Ik moet dr. Do Vis ser daarin gelijk geven. Zijn tweede grief •betreft mijn opmerking, dat zijn artikelen in Ret Ned. Dagbladter verdediging van zijn coalitie met onze vijanden, zoo breed waren cn dat ik daarin (natuurlijk uit psychologisch oogpunt) een veeg teeken zag. Dr. De Visser wijst er mij op, dat de vrijzin nige democraat mr. Van Gilse dat ook al bad opgemerkt en dat mij op dit punt zelfs de lof der oorspronkelijkheid moet ontzegd worden. Zie, eerst was dr. Do Visser breed nu i6 hij b o o 8. 't Laatste is erger dan het eerste. Een d e rd c punt: Ik had gewaagd van ovaties, dr. De Visser gebracht door studen ten van do Vrije Universiteit en bestuurders yan Roomsche Kicsverecnigingen. Van die studenten zwijgt hij en dat wordt dus door hem erkend; maar hij dagvaardt mij voor do algemccne vergadering van den Chr.-Hist. Kiczersbond, om die bestuurders van Room- scho Kiesvereenigingen tc noemen. Welnu, iemand, die mij nog altijd zeer ge loofwaardig toeschijnt, heeft mij meegedeeld, dat op den avond van den dag der verkie zing van dr. De Visser een bestuurslid der Boomsche Kiesverecniging hem is komen ge- lukwenschen en dat do heeren met een glas champagno elkander hebben toegeklonken. Ik heb te goeder trouw dat verhaal geloofd, en het vermeld als kenschetsend de nieuwe verhoudingen, wolke uit het inslaan van „de nieuwe koers" waren voortgevloeid. Is dit verhaal onwaar, dan ben ik terstond bereid het te herroepen, met de ootmoedige belijdenis, dat mij wederom een legende in plaats van geschiedenis is meegedeeld. Maar waarom schijnt dr. Do Visser dat bezoek van een Roomsch medestander zoo bedenkelijk to vinden? Heeft men dan te Am- etcrclam niet met de Roomschen' samenge werkt? Vóór mij ligt een schrijven, dat ik, na de verkiezing van dr. Dc Visser, ontving van studenten aan do Vrije Universiteit en van Roomsch-Katholieke studenten aan de Stedelijke Universiteit te Amsterdam. De ze jongelieden spreken daarin de hoop uit, dat ik, „.getroffen door het voorbeeld van mijn achtenswaardigen ambtgenoot dr. Dc Vissor, partij zal trekken vóór de christenen en tegen het ongeloof, tegen deliberalen." Dr. De Visser kan daaruit zien, wie hem nu tot hun bondgenoot rekenen. Dat feit blijft, ook al kwam geen Roomsch-Katholick hem geluk wenschen met zijn verkiezing. Boven zijn artikel plaatste dr. De Visser vragenderwijs do woorden: Kroniekschrij ver ook Staatsman?" Ach, welk een ongelukkig figuur maakte 'dc Kroniek van Augustus tegenover do arti kelenreeks in Ret Ncd. Dagbladf Sprak da&r een „Staatsman" uit? Dat heb ik niet te be- joordeelcn. Voor mij is het de vraag: Bleef dr. De Visser trouw aan don Christ.-Hist. Kie- zersbond, dien wo samen hebben opgericht? 8) „Mama," vroeg zy bevend, „u begrijpt wel, dat het thans onmogelijk is, iets voor my te .verzwijgen. U moet mij alles zeggen, alles. Hoe vreeseiyk onze toestand ook moge zijn, u moogt niets voor mij verbergen." Zoo sprekende boog zij zich over de weduwe, die, sprakeloos van schrik, met starende oogen 'in den leunstoel zat. „Mijn lief moedertje, antwoord my. U hebt mij or juist aan herinnerd, dat ik twee en twintig jaar ben. Ik ben dus oud genoeg om alles te vernemen." Die zachtzinnige woorden hadden met de gewenschte uitwerking. „Oud genoeg om alles te vernemen? Wat denk je dan wel, dat ik je te vertellen heb, dwaas kind?" klonk het heftig. Yvonne voelde zich gekrenkt nog meer door den toon dan door de woorden van mevrouw De Kerhouarn. Zy kwam tot de overtuiging, dat, wat zy ook mocht doen, het hart barer moeder voor haar gesloten zou biyven. Zy brak daarom het onderhoud af, zeggende „Mama, ik verlang niets meer te hooren en verzoek u, mynheer Brusló te doen weten, dat alles my verkiesiyk Bchynt boven de eer, zyn vrouw te worden." Zonder eenig antwoord af te wachten ver liet Yvonne het salon. Na dit pyniyk onderhoud had zy behoefte, haar hart tegenover haar pleegzuster uit te storten. tWeU" riep Marie-Jeanne haar toe, toen zy Ik was niet geroepen; tegenover zijn besohou- wingen, dio hfl nu ten beste gaf, andere to stellen. Zijn zonde is, dat hij, geheel onver wacht, met antirevolutionairen en met room schen heeft samengewerkt. Van dit zijn voornemen bleek niets ter ver gadering van het hoofdbestuur van den Christelijk-Historischen Kiezerebond; niets (veeleor het tegendeel 1) op een conferentie met vertegenwoordigers van andere groepen; niets op do algemeeno vergadering van den Bond, toen de gedragslijn bij de verkiezin gen werd vastgesteld. Ik heb mijn oogen niet kunnen gelooven, ik ben er ten diepste door ontsteld en verontwaardigd goworden, toen ik las wat te Amsterdam voorviel. Dr. De Visser spreekt van een ideaal, dat hij bij de oprichting onzer partij voor oogen' had. Wij hebben uaarvan tot kort voor de Kamerverkiezing nooit iets ontdekt. Ik dacht, dat wij hetzelfde ideaal hadden, en ik ben mij bewust daaraan getrouw te zijn ge bleven. Ik constateer dat als kroniekschrijver, dr. De Visser weet zeer wel, dat ik nooit als „Staatsman" heb geposeerd, maar aan een politiek program, door mij ontworpen, heeft hij trouw beloofd. Koopt men den naam van Staatsman," door in het aangezicht van' een verkiezing rechtsomkeer te maken, dab zou ik voor dien naam evenzeer vreezen, als ik er mij bewust van ben, hem nooit te heb ben begeerd. Mijn taak als kroniekschrijver heb ik steeds opgevat als oen zijstuk van mijn ambt als evangelieprediker, en' leeraar in den dienst der Ned.-Hcrv. Kerk. Te Utrecht in de algemecne vergadering van den Chr.-Hist. Bond verklaarde dr. De Visser met grooten nadruk, dat zijn ambt als prediker bij hem ging boven een zetel in de Kamer, en dat hij als Kamerlid aftrad, wan neer, er naast hem een vertegenwoordiger van onze beginselen gekozen werd. Wij moeten het er nu voor houden, dat dr. Do Visser alleen zijn standpunt representeert een standpunt, dat niet het onze is. Wij schrijven dit met diepen weemoed ne der, en hopen dat dr. De Visser eonigermate althans in ons eerbiedigen wil die gevoelens, welke zijn handelwijze, gelijk hij wel weet, bij ons heeft opgewekt." In dc Nieuwe Hotterdamsche Courant plaatste dr. De Visser het volgende ingezon den stuk: Het ligt in den aard der zaak, dat door U uit de September-Kroniek van Dr. Brons veld een en ander is overgenomen. Kaar daar Gij er zeker, evenals ik, een afkeer van hebt, dat onwaarheden worden verbreid, zult Gij wèl zoo goed willen zijn hot volgende op te nemen. In de Kroniek van Augustus had de Utrechtsche doctor beweerd, dat mij ovaties waren gebracht door „Bestuurders van' Roomsche Kiesvereenigingen". Ik eischte daarop, dat dit door don schrijver zou wor den waargemaakt. Dr. Bronsveld komt nu in do September-Kroniek op do zaak terug. Maar hoe? „De Bestuurders van Roomsche Kiesvereenigingen" zijn reeds ingekrompen tot „één bestuurslid van éóne Roomsche kies- vereeniging", met wien ik een glas champag ne op de behaalde overwinning zou hebben gedronken. Welnu 1 ook dit is onwaar. De Kroniekschrijver heeft het doet mij leed dit te moeten zeggen zijn kracht gezocht in het oprape nvan lasterpraatjes, waardoor zijn zwakheid te beter in het licht treedt. Hoe de avond mijner verkiezing in mijn huis is doorleefd, onderzooko dr. Bronsveld eens bij verschillenden mijner ambtgenootcn in do hei lige bediening, die toen tegenwoordig waren en waaronder goede vrienden van ons bei den zijn.. UEd. dv. Dienaar, J. Th. DE VISSER. De Werkmansbode, orgaan van het Alge meen Nederlandseh Werklieden-Verbond, gaat na wat er van de nieuwe Rege^ ring is te verwachten. Uit de bladen van Christelijke richting en uit ds. Talma's rede in Patrimonium blijkt wel, dat er zooveel van wat de kleine luyden hoopten, althans niet zoo spoedig zal worden verwezenlijkt, en dat er van het aan de orde stellen van het kiesrechtvraag8tuk zeker niets komen zal. Het blad vreest voorts, dat, wat er op het Yvonne bleek en ontsteld zag binnenkomen, „ls uw moeder weer aan don gang geweest?" „Zwyg, ge moogt op dien toon niet van mama spreken." „Ik zie het wel, gy wilt u goed houden, maar ik durf wedden, dat zy het u weer lastig gemaakt beeft. Ik begryp heel goed, wat zy in haar schild voert. Zy wil u uithuweiyken, nietwaarik geloof, dat ik wel weet, aan wien." Freule Do Kerhouarn sprak niet tegen, maar de trek van verbazing, die zich op haar ge laat vertoonde, bewees, dat haar pleegzuster goed geraden had. „Ja," hernam deze, „ik ken dien candidaat naar uw hand en uw vermogen, 't Is Bruslé, de notarJs, de grootste schurk der geheele provincie. Ge ziet wel, dat ik goed op de hoogte ben en ik geen ongeiyk had, met uw moeder te beschuldigen." „Zwyg," zei Yvonne. „Jy hebt minder dan iemand het recht myn moeder to veroordeelen; je moest bedenken, wat al woldaden zy je bewezen heeft." „My weldaden bewezen? Zy? Denkt ge, dat ik niet weet, dat ik alleen aan u en uw vader myn opvoeding te danken heb? Ontken het niet, ik ben goed ingelicht. Gy hebt myn onderwys bekostigd. Slechts den dierbaren overledene en u ben ik dankbaarheid ver schuldigd, aan niemand anders." Yvonne wist, dat, wanneer Marie-Jeanne een harer driftige buien had, er niet veel met haar te beginnen was. Zonder te antwoorden, liet zy haar pleeg zuster, die zioh vry willig met de zorg voor de melkery en de kippen belast had, naar den tuin gaan en spoedde zich naar haar kamer. Daar viel zy afgemat op een stoel neer en b&TBtte in zenuwachtig snikken uit. De kamer van Yvonne was in veleopzich- gebied van sociale wetgeving zal worden voor gesteld, weinig zal beduiden. Er zal wel geen ontkomen aan zijn de invaliditcita- en ouder- domsverzekering aan de orde te stellen. Te voorzien is echter, dat het voor de werklieden dure verzekering zal worden, waarvoor zij ten slotte kon hot zijn, liever zullen bedanken. Wij denken hierbij nog niet zoozeer aan de premiën, door de patroons en de werklie den te zamen te betalen, die misschien nog vrij hoog kunnen worden. Waar wij meer aan denken is aan do onvermijdelijke staats- bijdrage, in ieder geval noodig in den over gangstoestand, voor de tegenwoordige ouden of die binnen hot tijdperk van ongeveer 50 jaar oud of invalide zullen worden; wij den ken aan deze bijdrage, die, wil de verzekering een beetje aan de verwachtingen voldoen, gedurende ten minste 75 jaar ongeveer 6 mil- lioen per jaar zal dionen te zijn. Uit welke bronnen zal deze bijdrage wor den gevonden? En deze millioenen zijn de eenige noodige nog niet. Denken weom van nieuwe wetgevende voorzieningen, die noo dig zijn, nog maar niet Bpreken Aan de ongevallenwet, de gezondheids- en woning wetten, de z. g. kinderwetten, wier werkelij ke in- of uitvoering met verlangen wordt verbeid die alle vorderen mede groote uit gaven, voor welke te kunnen doen versterking van do middelen of inkomsten noodig is. In wolke richting zal die versterking wor den gezocht? Moet invaliditoits- en ouder- domsverzekering verkregen worden ten kos te van duur brood en andere eerste levensbe hoeften, waarin de arbeider niet alleen véél, maar onevenredig veel, meer dan het dub bele zal hebben te betalen dan van do vermo genden wordt gevorderd, dan zullen zij, vrij zeker, liever voor zulk een weldaad bedan ken. En nu zijn van antirevolutionaire zijde de graanrechten wel op zij gezet, maar indien d9 graanprijzen belangrijg dalen kunnen zij wel weer te voorschijn komen, vooral ook ter wille van de katholieken. De vele millioenen meer voor sociale wetgeving, onderwijs, enz. zullen haast niet alleen te vinden zijn uit heffingen of hoogere heffingen van bewerk te goederen. Zal het bovendien mogelijk zijn beschermende rechten in. te voeren zonder den landbouw of dc grondeigenaars, in wier zak ken de voordeelen der bescherming ten slot te vloeien, een aandeel in den buit toe te ken nen? Mon denko er wel aan, dat die grond bezitters niet het minst sterk vertegenwoor digd zijn in de Staten-Generaal. Het blad is dus allesbehalve gerust ge stemd, maar mocht het meevallen, dan wil het gaarne de Regeering steunen in plannen van voorzorg in het belang van den kleinen man. In elk geval moet dit vierjarig tijdperk door sterke organisatie worden gebruikt, om te bevorderen, dat er con andere regeering kome, vrij van kerkelijke invloeden en on zijdig. Het Werkliedenverbond verwachte echter niet, dat het zal komen tot één groote algemeeno vrijzinnige partij, want de vrijzin- zinnige partij, dio zijn leden kan bevredigen, kan er alleen een zijn in democratische rich ting. Dat zoo'n partij in vier jaar de algemee- ne kan worden, is ondenkbaar, en niet to wen schen, want zij zou er al tc verwaterd uitzien. Do werkliedonverbonders organiseeren zich echter in de richting, door de vijzinnig-de- mocratischc partij aangewezen. Dat is voor de vrijzinnige, niet socialistische werklie den, deaangewezen politieke organisatie. In de Provinciale Groninger Courant kwam een artikel voor over de „taak der o p- p o 8 i t i e" in het Parlement in de komende vierjarige periode, aan welk artikel wij het volgende ontleenen: „Neen: wat do liberale minderheid in deze parlementaire campagno te doen heeft en, naar vurig mag gehoopt worden ,doen zal, is niet: te trachten hoe eerder hoe liever van dit kabinet te worden verlost, maar zichzel- ve te herzien zich ernstig rekenschap te ge ven van de beginselen van het liberalisme cn van de banen, waarin het zich voor de toe komst heeft te bewegen'. Yan de gedragslijn, die de oppositie thans volgen zal, is het af hankelijk, of de liberale partij slechts voor een korten tijd zal geslagen zijn om verjongd en met nieuwe levenskracht toegerust het ter rein te herwinnen, dan of zij voor lang zal ten de best gelegen en derhalve ook de prettigste kamer van het geheele huis. Van het terras, dat zich aan den noordkant uit strekte, had men een mooi uitzicht op de omliggende plaatsen. Eensklaps sprong Yvonne van haar stoel op en yide naar het terras. Uit de verte deed zich het regelmatig ge trappel van een paard vernemen en terwyl het meisje haar verdrieteiykheden vergat, staarde zy vol verwachting naar buiten. Daar verscheen de ruiter aan het begin van den weg; langzaam kwam hy nader en reed stapvoets voorby. Een hooge blos overtoog Yvonne's lief ge laat Ondanks den grooten afstand, had zy gezien, dat de ruiter had omgekeken naar het kasteel, en 't was haar voorgekomen, of hy zyn gang vertraagde. „Alweer hy," mompelde zy halfluid. „Maar kom, laat ik toch niet zoo mal zyn en my aan dergelyke droomeryen overgeven." Geleund tegen de yzeren balustrade van het terras, luisterde zy naar het geluid van den hoefslag, dat langzaam wegstierf. Een nooit gekende zoete aandoening doortrilde haar en ontlokte een traan aan haar oog. Zoo uit zich by gevoelige naturen de eerste gewaarwording van liefde. Plotseling tot bezinning komende, verweet Yvonne zich haar dwaasheid en onwillekeurig dacht zy aan hetgeen haar moeder zooeven gezegd had, namelyk, dat in onze dagen van berekening en zelfzucht, een meisje zonder bruidsschat niet mocht hopen haar ideaal tot man te krygen en dat het by gevolg het beste was, zich geen illusies te maken. De man, dien zy had ontmoet en die haar had aangezien mot een blik vol sympathie, moest als alle anderen een koel-berekenend hebben afgedaan, misschien vernietigd zal zijn voorgoed. Tegenover dit kabinet, naar recht en rede voortgekomen uit don stembusstrijd, moet haar houding een „loyale" zijn; van af wachten en controleeren; van berusten en steunen, voor zoover het door sociale hervor ming en verbetering van het rechtswezen stuurt in liberale lijn, van protesteeren en voor haar aandeel tegenhouden, voor zoo ver het op vernietiging van vrijheden en rechten of van groote beginselen, zooals daar zijn' vrijheid van handel en scheiding van Kerk en Staat, mocht willen aansturen. Ter wijl zij op dio wijs aan verdere verbetering van sociale toestanden en meerdere leniging van nooden, indien deze regeering, waaraan wel niet to twijfelen valt, daarop haar actie mocht richten, den weg mede helpt banen en zich schrap zet tegenover elke aanranding van onze constitutioneele vrijheden en klei- noodiën,heeft zij in eigen boezem een onein dig gewichtigercn arbeid te verrichten, dien der scherpe beginsclenomlijning en nauwkeu rige afbakening van de middelen, waardoor volkswelvaart vermeerderd en de democra tie verder ontwikkeld worden kan." Scherp positie nemen tegenover de so ciaal-democraten wenscht het blad; juist dat dit niet geschiedde is oorzaak van den val van het liberalisme geweest. „Zal van de liberale partij niewe kracht uit gaan, dan moet zij in de eereto plaats scherp tegenover de sociaal-democratie haar be ginsel formuleeren en vervolgens krachtig zich bewust worden van het doel, dat zij als politieke partij heeft to verwezenlijken. Dat zij daarbij door geen andere dan democra tische aspiraties kan worden bestuurd, spreekt krachtens haar verleden vanzelf. Juist daarom heeft de splitsing tusschen li beralen en vrijzinnig-demooraten geen zin cn haar daaanaar nooit moeten worden ge stuurd. Mocht het gelukken op die scheiding terug te komen en ,door schade geleerd, de herceniging der uit elkaar gescheurde dee- len tot stand te brengen, dan zoude hiermede de brug gelegd zijn voor een nieuwen, hel deren daagoraad voor de thans in rouw ver zonken partij. Misschien is het nog to vroeg voor het aan roeren van dezo snaar. Maar niet to vroeg is het voor het aanheffen, van liberalen kant, van deze drievoudige leus: tegenover ka binet en anti-liberale meerderheid op post voor de bewaring en handhaving van de constitutioneele vrijheden en rechten; tegen over de sociaal-democratie scherpe scheiding en aanbinding van den strijd over beginse len en ijdele oischen; tegenover dc natie ont vouwing van het doel van het liberalisme als politiek beginsel, doel, dat in onze dagen noodwendig zich richt óp het bedachtzaam verder ontwikkelen van de democratie en do meerdere gelijkmaking voor allen van de voorwaarden van leven en bestaan. Dit artikol vindt instemming bij De Tijd, die het echter jammer vindt, dat deze beschou wing zoo laat komt. Eon pooslang vóór de verkiezingen tot gemeengoed van het liberale kiezersvolk gemaakt, hadden zij meent De Tijd allicht kunnen bijdragen om in som mige districten, waar nu dc sociaal-democra ten de zege bevochten, aan een man van de tegenwoordige regeeringspartij de meerder heid tc bezorgen. „Het krijgt er" zoo vervolgt De Tijd „nu zoo den schijn van, alsof meer een ge voel van Bpijt over het falen eener te voren gemaakte berekening dan wel een heilige ijver voor de geschondctf of verwaarloosd beginsel de liberale partij er toe drijft, zich tegenover de sociaal-democraten schrap te gaan zetten 1 Vroeger en in' sommige krin gen ook nog nu heetten de sociaal-demo- craton „van do familie"; nu men bemerkt, dat men zich door hun gezelschap, noode- loos misschien, en zeker zonder nut, gecom promitteerd heeft, wijst men hun do deur. 't Mag verklaarbaar wezen, erg consequent is het niet 1 En daarbij is het ook zeer de vraag, of de taak, welke de schrijver in de ProvGr on. Ct. aan de „liberale pioniers in de Kamer" of daarbuiten oplegt, niet rijkeb'jk zwaar zal wezen voor hun schouders. Wij voor ons ach ten haar eenvoudig onuitvoerbaar. Waarom? Omdat de sociaal-democraten wel degelijk mensch zyn. En bovendien, zy kende hem niet, zy wist niets van zyn leven, dan wat zy uit de omtrent hem looperide geruchten ver nomen had. Wat bekommerde zy zich toch om iemand, dien zy niet kende, dien zy slechts een paar malen ontmoet had? Zy nam zich voor, zooveel mogeiyk de ge legenheid te myden, die haar met Henri Guyon in aanraking kon brengen. Die zorg was echter overbodig. De bewoner van het witte kasteel vertoonde zich niet meer op haar weg en vermeed zelfs, in den omtrek van „Liefdeoord" te komen. 't Was winter geworden, Kerstmis stond voor de deur. Na Nieuwjaar zou Guyon op zyn jacht „De Meeuw" Binic verlaten, om een dier geheimzinnige tochten to ondernemen, die tot zooveel dwaze lasterpraatjes aanleiding hadden gegeven. Daar zyn vertrek op handen was en zyn afwezigheid zeven k acht maanden i.ou duren, was het te denken, dat Yvonne de gedachte aan hem uit het hoofd zou zotten. Een onverwachte gebeurtenis zou spoedig bewyzen, dat, al maakte zy het zichzelve wys, zulks geenszins het geval was. Op zekeren avond kwam mevrouw Raingault, die, tydens haar langdurig verbiyf te Binic, byna geen dag liet voorbygaan, zonder even by Marie-Jeanne aan te loopen, met van vreugde stralend gelaat haar gewoon bezoek aüeggen. Marie-Jeanne was juist bezig met een bor duurwerk, waaraan zy haar pleegzuster yverig hielp. „Zal ik u eens goed nieuws vertellen?" riep mevrouw Raingault uit. Armandis terug." Marie-Jeanne liet naald en draad vallen en stond op, om de oude Parisienne te omhelzen. ,0, dan komt hy mo zeker vragen," riep „van dc familie" der liberalen zijn. Men wil een scheidingslijn en acht het tot-stand-ko- men or van de eerste voorwaarde tot het her leven der liberale partij. Zonder eenige aan spraak op profetengave, kunnen wij veilig voorspellen, dat zulk een scheidingslijn niet zal worden gevonden. Professor Van der Vlugt heeft net in zijn artikel moeten toegeven: de scheidingslijn der beginselen voor het leven der gemeenschap ligt aangegeven in het dilemma: ,,Is het recht meester over 'Bmenscher. wil. of is 's men- schen wil meester over het recht?" M. a. w.: Berust do maatschappelijke orde louter op een menschel ijk goedvinden, op een onder linge overeenkomst, die op dezelfde wijze, waarop zij ontstond, ook wederom kan wor den vernietigd, is zij het werk enkel der menschelijke rede, die, zonder noodwendige inwerking eener hoogero macht, in volle vrij heid beoordeelt en beslist omtrent waarheid of leugen, omtrent goed of kwaad? Of wel: Is die orde gebonden aan, immers het uit vloeisel van een oppcrmachtigen Wil, dio buiten cn boven het menschelijk kunnen Zijn wetten stelt, Zijn voorschriften geeft, tegen welk elk verzet misdadig, eik pogen ijdclhcid is cn verderf Dédr, ddar alleen ligt dc scheidingslijn, door den schrijver in dcProu. Gron. Ct. be geerd. Wat men er voor in de plaats zou wil len stellen, is enkel een vraag van „meer of minder" hoe veel heid, niet van hoe danig- heid. Een toestand, die een dagelijksch lo ven en bieden tusschen u en de sociaal-demo craten tot gevolg heeft, maar waarbij ten slot te de sociaal-democratie aan het langste eind trekt. In een asterisk „Van z'n vrienden" zegt De Standaard: Het Werklieden-verbond, waarvan de heer Heldt voorzitter is, begint ongedurig en on geduldig te worden over den langen weg, dien de O ng e v a 11 e n -w e t heeft te nemen. Dit blijkt uit zijn adres aan de Koningin Al mag er wel eens de aandacht op gevestigd worden, dat een sociale wet van ingrijpenden aard zoo maar niet op stel en sprong is in te voeren, en dat men wijs zal doen om voortaan daarmede rekening te houden, toch kun nen we het ongeduld, dat zich allengs van vele werklieden over de vertraging van de invoering der Ongevallen-wet meester maakt, best verstaan. Reeds in het voorjaar van 1897 werd het desbetreffende wetsontwerp onder het Minis terie-Roei 1-Van Houten bij de Tweede Kamer ingediend. Na de optreding van het Kabinet- Pierson werd het, op enkele ondergcschiklo punten gewijzigd, opnieuw bij do Tweede Kamer aanhangig gemaakt. Na veel getob nam de Tweedo Kamer het aan, doch werd het door de Eerste Kamer verworpen. Daar na opnieuw behandeld door de beido Kamers. 't Was cën tobberij. En wat wel in staat is de belanghebben den te ontstemmen, het betreft de bepaling, dat eerst wanneer bij afzonderlijke wet het beroep is geregeld, de ongevallen-verzekering in werking zal kunnen treden. Die afxonderlijko wet, onder minister Lely nog ingediend, bevalt nu weer niet aan het Werklieden-verbond van Heldt, gelijk blijkt uit het voor don socialen arbeid van het af getreden Kabinet niet zeer vleiend adres. Inderdaad hot Ministerie-Pieison is niet zeer gelukkig geweest met de sociale hervor mingen. Het had, gelijk men weet, groote plannen; maar als de Woning- en de Ge zondheidswetten worden uitgezonderd, dan mag toch gevraagd worden, wat cr van ai dio plannen is terecht gekomen. De Ongevallen-wet was overgenomen uit de nalatenschap van het vorige Kabinet; en toen het Ministerie-Pierson aftrad, was cr nog geen denken aan invoering der Ongeval lenverzekering. Van de Rustwet is niets terecht gekomen. Geen wonder, dat al meer blijkt de teleur stelling onder do werklieden ever do vruch ten van den socialen arbeid van dat Kabi net; een teleurstelling, dio kwalijk kan we den vergoed door wat de vermaardo Leer plichtwet gaf. Nu versta men ons wel. We wijzen op dit alles volstrekt niet, om iets af te dingen op den lof, die terecht ge bracht is aan de bekwaamheid en den ijver zy onnadenkend uit, niet minder verheugd dan haar aanstaande schoonmoeder. Hl. De terugkeer van Guyon, een op zichzelf onbeduidende gebeurtenis, tracht evenwol een.', groote verandering in de leefwijze en gewoonton op het kasteel. Marie-Jeanno was bijna mot meer thuia te vinden; schier dagelijks maakte zy eon uit stapje naar Binic, om haar verloofde en diens moeder to bezoeken. Mevrouw Do Kerhouarn had zich eerst ge houden, of zy niets van de verhouding tusschen Marie-Jeanne en Arraand Raingault afwist. Geen stap had men tot haar gedaan, geen voorstolling had er plaats gehad. Derhalve vleide zy zich nog, naar willekour to kunnen beschikken over het lot v:-n haar, die zy ten onrechte heur „bescberme'jngo" noemde. 't Stond nu eenmaal b'J haar vast: Marie- Joanne moest de wereld vaarwel zoggen. Steeds was het haar een doorn in hot oog geweest, dat het vissohersmeisje door toedoen van haar echtgenoot een opvooding boven haar stand had genoten; het eenige middel, om de meerdere ontwikkeling en beschaving, waardoor Jeanne zich zoo gunstig van haar gelyken onderscheidde, niet tot haar recht te doen komen, was, zoo meende zy in baar verwatenheid en dwaze minachting voor liet kloosterleven, het meisjo in een kloostor te doem Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1901 | | pagina 5