Gevolgen der maagziekten. MENGELWERK. lingen dor kweekscholen niet slagen en meest al druipen xeer vele candidaten der nor maallessen. De voorbereiding en de aanleg zyn dan ook te zeer ongeluk. En toch blijft die o. i. onhoudbare toestand voortbestaan. Telken jare worden er leer lingen van vele normaallessen in grooten getale afgewezen. Met een enkel woord wonschen we er op ,te wfjzen, dat we in het bovenstaande do Rijksinrichtingen op het oog hadden. Bij de bijzondere kweekscholen en normaal lessen is het verschil in opleiding vaak zeer gering en hangt het soms van allerlei omstan digheden af, dat de normaallessen niet in kweekscholen worden veranderd. De Nederlander zegt inzage te hebben gehad van een particuliore correspondentie, die het blad aanleiding geeft tot de behande ling van de vraag: of er inderdaad gevaar bestaat voor kerkolijke overheer- ac h i n gT Bedoelde briefschrijver was daar wel degelijk bang voor. Hij achtte het verkeerd om, „zooals hy de laatste stemming geschiod is, uit anti- liberalisme den weg to banen voor de heer schappij van het clericalisme van de Room- schen en van Kuyper". Nog betwisten Cal vinisten en Katholioken elkaar den buit. Maar als een van beiden de schrijver denkt met name aan de Roomschen sterk genoeg zal zijn geworden en zonder hulp der Protestant- Bchö Christenen zal kunnen regeoren, dan is hot met de gewetensvrijheid uit. Dan kunnen zij ook de Grondwet naar hun geest herzien. Aldus in hoofdtrekken do vrees van dezen briefschrijver. De Nederlander stelt voorop, dat ook zy tot geen prijs eenige belemmering op het gobïed van godsdienst of Kerk van Overheids wege wenscht, terwijl zij anderzijds erkent, dat do Roomsch-Katliolieken krachtons hun beginselen geen enkele Kerk dan de hunne als de Kerk kunnon beschouwen, en dat alle andore Kerken op den naam van Christe lijke Kerk zelfs geen aanspraak kunnen maken. Maar, vraagt zy, hoe kan nu de samen werking van twee op dit punt togen elkaar ingaando groepen ooit leiden tot de opperheerschappij van ééne Kerk? De eene houdt noodzakelijk do andere in toom en aldus wordt kerkelijke suprematie onmogelijk. Maar als do Roomsch Katholieken eens de meerderheid hadden in beide Kamers der Staton- Generaal? Dan zou De Nederlander nog niet ongerust zijn, „omdat de feiten leeren, om welke reden dan ook, dat do Roomsch Katholieke overheid feitoiyk niet altijd gobruik maakt van een numerieke meerderheid ter onderdrukking van Protestanten". In BelgiO is op dit punt, ondanks de zege van de „clericalen", de too- 6tand dezelfde gebleven als voorheen. Bovendien bedenko men, dat de beginselen van hot Protestantsche Staatsrecht vastgelegd ztjn in een geschreven Grondwet, wier wijzi ging met de bekende waarborgen omringd is, en vrage zich dan af, of in onafzienbareu tijd zulk een omkeering mogelijk is? Geenszins besluit De Nederlander zijn wij blind voor het feit, dat de kerkelijke voor gangers, zoowel Protestantsche als Roomsch- Katholleke, zich meor kunnen bemoeien mot de politieke leiding des lands, dan lietzü voor de Kerk, hetzij voor 's lands bestuur wensche- li)k is. Mogelijk is het, dat gansch verkeer delijk godsdienstige leuzen worden aangeheven, om zich van tegenstanders te ontdoen. Dat achten ook wy allerjammeriijkst. Maar dat kan ook nu, dat kan ten allen tijde geschie den. Het is de taak van alle oprechte Chris tenen daartogen krachtig te waken. Maar mot samenwerking en mot de opperheerschappij van eenige Kerk heeft dit niets uit te staan. Daarom blijven wij van oordeel, dat, wat mon ook donken moge van hot optreden van het tegonwoordig Kabinet en van de partijen, die hot steunon, het govaar, waarvan de brief schrijver gewaagt, volmaakt denkbeeldig is. Het bestaat alleen in de gedachten van hen, die zich geen klare voorstolhng maken van onze staatsrechtelijke verhoudingen, en zich te vaak hebben laten meeslepen door het angst- goschrei der liberalon, die natuurlijk, ter hand having va» hun minderheid, de „vrees voor Rome" gaarne bezigdon om hun tegenstanders te verlammen. Wij zeggen niet, dat er, van Protestantsch standpunt gezien, geen „vrees voor Romo" behoeft te bestaan, en de beschouwingen over Rome's toekomst, die wij in enkele „anti revolutionaire" bladen wel eens aantroffen, hebben ons te dien opzichte volstrekt niet gerustgesteld. Maar dat Rome's macht en invloed voor het Protestantisme in ons land gevaarlijker worden door samenwerking op politiek gebied met de Roomsch-Katholieken, kunnen wij niet inzien. Zeker is het, dat hot liberaal bestuur de macht van de Roomsch- Katholioke Kerk niet heeft gebreideld, on dat deze intogendeel onder dat bestuur is toe genomen. De Nieuwe Courant, even torugkomend op den Zondagsarbeid aan Binnenlandscho Zaken, merkt op, dat De Standaard op do gegeven toelichting liet volgen: „Terecht merkt dan ook De Tijd op, dat zulke mededeelingen in de pers niet voegen. Niot alsof ambtenaren niet klagen mochten, maar een ambtenaar, die te klagen beeft, moot beginnen met zyn klacht in te dienen niet in de pors, maar bij zijn chef. En oerst zoo daar geon gehoor is to vindon, kan hot nemen van vordere maatregelen geoorloofd zyn". Daarvan zegt De Nieuwe: Het komt ons voor, dat deze opmerking van Tijd en Standaard aan het adres dor ambtenaren „In casu" volkomen ongegrond is. Zy zou waarde hebben als bet hier een ingezonden stuk of een „mededeoling in de pers" van een ambtenaar gold. Maar daarvan was geon sprake. Denkt men, dat als eenige tientallen men- sclien aan een Departement op een buiten gewonen tijd worden samengeroepen, dit een geheim blyflf Meent men, dat als de een of ander dier ambtenaren dit aan zyn vrouw, of zyn broer, of zyn vriend, of zyn kennis vertelt, hy daar- moe iots onbehooriyks doet? Gelooft men, dat als een journalist, wien het curieuze geval ter oore komt, het in ée (Courant zet, hy buiten zyn boekje gaat? En verwacht men dit in verband met zekere zenuwachtigheid, welke thans binnen de muren van het Departement moet hoer- schen dat zelfs het strengste onderzook den weg, waarlangs zoo'n gerucht naar de pers kwam, ooit zou kunnen nasporen; of dat het vorstandig zon zijn daarvoor een ambtenaar verantwoordeiyk te stellen of te straffen Do sop is eigonlyk do kool niet waard. Maar in elk geval is hior hoegenaamd geen reden tot verwyt aan eenig ambtenaar of aan „de ambtenaren" in hot algemeen. De schuld van don Zondagsarbeid draagt. do Kieswet. De schuld van hot berichtjede pers. De heer P. L. Tak schryft in De Kroniek: Dr. Kuyper van 1893 was sterker in de l(jn van zyn program dan die van 1901. Hy heeft het pad der democratie vorlaten on zich nu met elementen van straf behoud tot regee- ren vorbondon. Maar do democratische staart van zyn party zal zich gaan roeren. Er komt met den dag meer prikkel voor het arbeiders belang, om zich te doen golden, zoowel in dien kring als in andere. Maar zyn mede regeerders? Als dr. Kuyper den Baron Yan Tocklenburg te visite vraagt met Kater, dan breekt er wat in huis. En toch is hy noch van den een, noch van den ander los.... Er is natuurlijk wol een program to maken. Wat peutoren aan de school, het in orde maken van het administratief recht, invoer rechten, misschion wat zorg voor de Wost- Indische koloniën, en een paar makke arbeids wetten, daar komt mon de vier jaar wel mee door. Maar wat in gegeven omstandigheden toch moet ontbreken, is de óéne grooto daad in Kuyper's eigen lyn. En omdat hij eon buitengewoon man is, volgt dan in zyn eigen kring de neerslag der tolourstelhng. Komt het zoo ver, dan is er voor een politiek man van dit gehalte in het midden geen plaats. Hy grypt naar de domocratie of naar do dictatuur. Misschion naar boido te gelyk. Of moet zoo sterke aanloop in de platheid van een zuiver burgerlyk regeoren terechtkomen? En de reus krenten gaan wegen? In het Sociaal Weekblad wordt or op ge wezen, dat Nederland zoowat hot eenige ryk in Europa is, waar do Regeering aan de ge meentebesturen hoegenaamd geen verplich tingen heeft opgelogd om voor zieke inwonors te zorgen en nog voel minder om te hunnen behoeve oen ziekenhuis op te richten. Wel is waar bobben do meeste besturen des niettegenstaande die verplichting op zich go- nomon en is ook de verpleging van zieken in gomeontelyke ziekenhuizen niot onbekend, doch dit laatste betreft hier te lande alleen de groote steden; in do kleinere gemeenten bestaat als regol niets, wat dien naam ver dient. Eldors is dit anders; by verschillende wetten in hot buitenland is vastgesteld waar en onder welke omstandigheden in sommige ge meenten ziekonhuizen moeten worden opge richt on onder welke voorwaarden de opne ming van zieken kan en moet geschiodon. Enkele maanden geleden (9 Maart 1901) zyn ton bohoove van kleine gomeonten door de regeering van Mecklenburg Schwerin uitvoe rige plannen ontworpen, waarnaar togen den pry8 van ongeveer f 16,000 overal oon een voudige, doch doelmatige en aan de eischon der hygiëne voldoende ziekeninrichting kan worden gebouwd, borekend op drie beddon por duizend inwonors en waarby afzonderiyko gelegenheid bestaat tot hot afzonderen van ïyders aan bosmettelyke ziekten. Wat dit laatste botreft, de vorplichting daartoe kan Yolgons de epidemie-wet ook in Nederland aan de gemeentebesturen worden opgelegd, doch ieder, die in sommige gemeenten de ge legenheid kent, die tot verpleging van Ïyders aan besmettciyke ziekten is aangewezen, kan zich gemakkeiyk voorstellen hoe ongenoigd do bevolking is, om haar zieken daarin te laten opnemen. Het zou zoker van groot nut kunnen zyn aldus besluit hot Weekblad do plan- toekoning uit Mocklenburg Schwerin aan onze gemeentebesturen tor ernstige overwoging en navolging voor te leggen. Het Ncderlandsche Dagblad roemt hot eon morkwaardig toekon des tyds, dat de vryzinnig-democraton en de sociaal democraten te zamen 16 loden tellen in de Tweede Kamer. Hot blad meent nu, dat de toekomst is aan de beide uiterstenbeslist christelijk of socialist. Zelfs do radicale party is geheel verdwenen en de vryzinnig-democraten zyn daarvoor in de plaats gekomen. Voor de Christelyke partyen is het beter zoo. Tegenstanders, die zoo ver mogeiyk van haar afstaan, kunnon 6lechts haar macht bestendigen. Hoe minder matiging links, hoe meer macht rechts zal worden ontwikkeld. Zoo de Christelyke partyen thans beleidvol en gematigd optreden, met hart en ziel den vooruitgang dienon, maar zich hooden voor radicalisme, hebben zy een schoono toekomst voor zich. Het Noderland- scho volk ia te kalm en te bezadigd dan dat ooit de domocraten en do socialisten het gezag zouden veroveren.. Verder dan een krachtige oppositie party zullen zy hot niot brengen. Als het gevaar dreigt, zal al wat gematigd op do Christelyke candidaten stemmen. Die zullen beschouwd wordon als de redders van het land on daardoor voor een groot deel aan hun felste tegenstanders het grootste succes te dankon hebben. Wat werkeiyk uitvoerbaar is op het gobied van sociale wetgeving kan ook door de Christelyke partyen worden tot stand gebracht. Nedorland zal ervaren, dat het daarvoor de dure linkerzyde niet noodig heeft, en daarmoe is dus die linkerzyde haar hoogste troef uit do hand geslagen. Aan de linkerzyde zal op dat gobied geon monopolio gelaten worden, terwyl de rechtorzyde altyd het monopolie hebben zal in die wetten, die niet alleen de stoffeiyke, maar ook de hoogere belangen des volks raken. Het goode van links kan ook rechts worden gevonden, maar niet omgekeerd, en dat is voor de rechtorzyde een groote kracht. Wy deelden mede, hoe Bet Vaderland go- dacht had, dat de De Nederlander een „dub bele moraal" predikte: oen voor een Kamer lid, een andere voor den journalist; tevens^ hoe De Nederlander hot Haagsche blad weder op het rechte spoor trachtte to brengen door oon verduidelijking van haar bedoeling. Bet Vaderland geeft daarop deze dupliek: „Dat ziet er wezeniyk wat anders uit, maar of hot in den grond iets anders is? Een wyze ingetogenheid bl(jft De Nederlander voor de Pors raadzaam achten, wel te ver staan voor do ministerieelo. De andere mag kakelen naar hartelust. De raad heeft alleen b6teokenis voor gevallen, waarin do gedragsiyn van het ministerie door de Roomsche journa listiek wordt afgekeurd. Dan heeft zy te ver kroppen wat haar hindert, want niets is er, dat haar dwingt tot partykiezon, zooals dit met een Kamerlid het geval i3, dat stemmen moot. Wie zwygt, stemt toe. Do Roomsche Pers zal, handelend als wordt aanbevolen door dr. Schaepman en mr. Lohman's orgaan, ontwyfelbaar den indruk maken mot het Kabinet volmaakt het eens te zyn. Zelve zal dio Pers moeten woten in hoe verre dit met oeriykheld en goede trouw bestaanbaar is. Maar er is redon om te verwachten, dat zy zich niet in den stillen hoek zal laten zetten, omdat dr. Schaepman haar daar gaarne ziet.". De Standaard bevat onder het hoofd „D e heer Borgesius aan het woord" het volgende: Men weet, dat de oud-Minister Borgesius de pen voert als do Haagsche correspondent van de Zutfcnsche Courant, een feit, dat alge- meon bekend is. Gezegde correspondent heeft nu onlangs zyn meening doen hooien over het nieuwe Kabinet in oen zeer uitvoerige correspondentie, waarin de heer Borgosius op ongeveer dezelfde wyze schryft over zyn op volger als de oud-Minister Van Houten het placht te doen over Minister Borgesius. De Hollander wyst nu op den brief van don pas afgetreden Ministor, waarvan de inhoud in het kort aldus door het blad wordt weergegeven: „Aan de liberale pers neemt hy (de heer Borgesius) het hoogst kwalyk, dat zy op waardeerende wyze over dr. Kuyper sprak. Aanstollery noemt hy het in de bladen opge nomen schryven van dr. Kuyper aan don Journalistenkring, waaromtrent de Haagsche Courant den heer Goeman Borgesius op ver diende wyze terecht wyst. Mr. Lohman van wion de heer Borgesius vroeger nooit oen groot bewonderaar is geweest, om er maar niet moor van te zoggen wordt thans in de hoogte gestoken ala groot tacticus, torwyi aan dr. Kuyper alle tact ontzegd wordt Dr. Schaepman wordt tegen het Kabinet- Kuyper uitgespeold. En zoo gaat de schryver voort, denigreorend en verkleinend de talenten van dr. Kuyper als staatsman." De Hollander betreurt het dan, dat hot kwade voorbeeld, door den heer Van Houten gegeven, nu reeds door mr. Borgesius wordt nagevolgd, om meer dan óón reden. Door aldus op te treden, boierft men al meer onze politieke toestanden. „Eon Ministerie als hot nu opgotrodene, zegt De Hollander verder, dat in overeen stemming met de goude parlementaire on constitutionoolo gebruiken is opgetreden, heeft bohoefte aan oon principieel© oppositie, geleid door oen bekwaam, maar kalm staats man, dio wars van persoonlykhoden alleen de boginsolen, door do oppositie beleden, op bet oog heeft. Meos, Goekoop en Tydeman missen daartoe de noodige geestdrift en veer kracht wat in de laatste jaren gonoeg is gobleken. Borgesius zou, zoo dachten wy, na de ervaring door zijn Ministorschap opgedaan, en nu kopstukken als Kerdyk en Voegens niet in de nieuwe Kamer zitting zullen hebben, de man zyn, de leider van do oppositie. Helaas, nu de afgetreden Minister de kracht en de beteekenis van zyn oppositie tegen hot nieuwe Ministerie gaat zoeken in kleine mid delen, in persoonlykhedon tegenover den Pro mier, durven wy wol te veronderstellen, dat die oppositie op niots zal uitloopen, en dat de parlementaire stryd, die ons nu wacht, weinig verheffend zal zyn, maar afmattend voor het publiek, onaangenaam voor de Regeo- ring en alle goedgezinde Kamerlodon on nadeolig voor do belangen des lands." Onze Haagsche collega hoopt op beterschap van den Haagschen correspondent van de Zuiphensche. Nu, wy ook; maar onze hoop is zwak. RECLAMES. 40 Cents per regol. Do maag is voor het menscheiyk lichaam wat do citadel is voor een versterkte stad. Als ton gevolge van verschillende ongevallen, dit orgaan vorzwakt ia in de voornaamste ge- deolton, ondervindt hot geheele lichaam don terugstoot dier aandoeningen. Do spysvor- tering ia zoo moeiiyk, dat ln de meeste ge vallen de maag het voodsel weder uitwerpt. Men ondervindt hevige pynen en krampen, de onthouding van voedsel wordt aledan de natuuriyke oorzaak der algemeene verzwak king, die de bloedarmoede veroorzaakt. De heer B. van Roozendaal, te Made, N. Brabant schryft ons: „Tot myn groot genoe gen kan ik U modedoelen, dat lk gedurende roemdo Pink-Pillen ben ik volkomen genezen. Ik gevoel geen pyn meer en hot slapen gaat ook goed. Maakt myn schryven gorust bekend, opdat er geen menschen meor gevonden zul len wordon, die lyden zooals ik leed, want z|) moeten zich tot U wenden." Prys f 1.76 de doos; f 9.— per 6 doozen. Verkrygbaar by J. H. i. Snabilié, Steiger 27, Rotterdam, hoofddepothouder voor Nederland, en apotheken. Franco toezending tegen postwissel. Ook echt verkrygbaar voor Leiden en Om streken by Rf.yst <fc Krak, Drogeryen, Bees tenmarkt Wyk 6 No. 41, en J. H. Dijkhuis, drogeryen, Hoogstraat No. 5. 7553 73 Wacht U evenwel voor de namaaksels, ver schaft V de echle Pink-Pillen alleen bij den heer Snabilié, te Botterdam, of bij de depot houders, die onder de attesten m de couranten zijn aangegeven. Alle andere personen verkoopen goedkoopere zoogenaamde Pink-Pillenzulks is slechts, om het publiek te bedriegen. Onze ver slaggever vernam op verschillende plaatsen in Nederlandhoe de personen er ingeloopen zijn en hoegenaamd niet de minste uitwerking dezer nagemaakte Pink-Pillen ondervonden hadden onnoodig te zeggendat deze personen spoedig met het gebruik der echte Pink-Pillen weder zijn begonnen. Het namaaksel der Pink-Pillen heeft nog nooit iemand genezen. -btviuies 'SS Hiernevens afbeelding der (cstóuj la/ doöa mot de echte Pink- De heer B. YAN ROOZENDAAL, yolgons portret ruim een Jaar aan een maagkwaal heb ge leden, waardoor ik varschrikkeiyk leed, zoo erg dat ik 's nachts niet kon slapen, doch na het gebruik yan drie dooajei Uwer b» De pliilippine. Het ulan en-regiment vierde den verjaardag van zyn chef en als altyd had het officiers- korps zich aan een feestdisch in de prachtig versierde zalen van het casino vereonigd. Het middelpunt van het vroolyke gezelschap vormde freule Edith von Schölor, de negentienjarige dochtor van den commandant, die door don regimentsadjudant, don heer von Petlow, tor tafel geleid werd. Freule Edith werd niot alleen door de gezamonlyko luitenants, maar ook door al de vaandrigs het hof gemaakt. Haar grootste vereerder echter was beslist de heer von Petlow. Om door de kameraden niet geplaagd te worden, verzekerde hy aanhoudend, dat hy alleen d4£rom niet van freule Edith's zyde weck, omdat het in zekeron zin tot zyn dionstzaken behoorde zich mot de dochter van zyn commandant bezig te houden. Allen deden, alsof zy hem geloofden; in werkoiyk- heid wisten zy ochter heel goed, -dat de heer von Petlow tot ovor de ooren op de moolo Edith verliefd was. Ook vandaag streefde hy met al de regelen der kunst naar de gunst van zyn tafeldamo, maar hy wist niet hoe het kwam hy kwam by haar geon stap verder. „"VVil u een Philippine met my oten?" vroeg zy plotseling en hield hom de beide amandelen voor, die zy in een schaal gevonden had. „Maar natuurlijk, freule, mot het grootste genosgon", gaf h|J ton antwoord, „maar ik houd hot voor myn plicht, xx or op attent te maken, dat ik in myn leven reeds volo Philippines gegoten, maar nog geon enkele verloren heb." „Dan gaat hot u precies als my," antwoordde zy vrooiyk; „ik heb dozijnen bloemen vazen en dergeiyke dingen, die my er aan herinneren, dat ik stoeds overwinnares bleof; nu ben ik benieuwd, wie ditmaal zal verliezen. Wat ia hot teoken? „Goeden morgen, Philippine", of „J'y pense". „Als het u goed is, dan het laatste", ver zocht hy; „ik kan in dionst zeer dikwyis in een toestand komen, dat ik u wel zie, maar- toch buiten staat ben, u oen „goeden morgen" toe to roepen, want een soldaat heeft aan het front zyn mond te houden." Zy stemde toe. „Dan dus „J'y pense" en wie verliest.../' „Die betaalt natuuriyk", viel hy haar in de rode, „en daar het klaarblykelyk lang zal duren, tot de Philippine beslist is, omdat het een ongewoon warme stryd zal zyn, moet het loon, dat den overwinnaar wacht, ook buitengewoon zyn. Moet ik verliezen, dan be loof ik, u goen bloemenvaas te schonken, en u moet my beloven my geen aschbakje te vermaken, daar ik by myn vele en groote dougden, die u my, naar ik hoop, niet be- stryden zult, de groote ondeugd bezit thuis tusschen myn vior muren de asch steeds op den grond te gooien." „Dan moet uw jonggozellenhuis er toch mooi uitzien", antwoordde zy, „overigens echter brengt uw onbescheidenheid my in eenige verlegenheid. Wat eischt u dan als prys?" Hy zag haar met zyn groote, diepbruine oogen hartstochteiyk aan, zoodat zy niet kon beletten, dat baar wangen zich kleurden, en zei toen: „Wilt u hot aan mU overlaten dat te bepalen? Als hot zoo vor is, zal ik zeggen, wat ik begeer, en u zal m|J geven, wat ik verlang." Slechts met moeite beheerschte zy haar opgewondenheid; toen ochter zeide zy gelaten „Qui vivra, verra; ik geloof niet, dat u ooit in de verleiding zult komen, iets van my te verzoeken." Byna op hetzelfde oogenblik stond de majoor met zyn tafeldame op en de overigon volgden zyn voorbeeld. Men begaf zich naar de zyzaal, waar koffie, likeur en sigaren voorgediend werden, terwyi een deel der ordonnansen de eetkamer voor den dans gereed maakten. Want gedanst moest er worden, dat was de uitdrukkeiyke wensch van mevrouw von Schöler, de bominnelyke commandantsvrouw, en dat deed alle klachten verstommen, zooals hot ln de „Trompetor von S&ckingon" heet. De regimentsadjudant dan6to met freule Edith: op de vele bals waren zy zoo dén in dans geworden, dat het voor allen een genot was hen te zien: een mooier en eleganter paar kon men zich niet denken. In tegenstel ling met de anderen namen zy er goen ge noegen moe, eenmaal rond te dansen, maar altyd en altyd weer walsten zy door de zaal, totdat Edith eindeiyk zei: „Zoo, nu is het echter werkeiyk genoeg, mynheer von Petlow, ik dank u, ik kan niet meer." HU geleidde baar naar haar plaats terug. „Ik zou gaarno nog wat langer mot u gedanst hebben, freule," sprak hy, „wie weet, of er van avond voor my nog wel gelegenheid voor een tweede wals is; de plicht roept, ik heb nog wat op hot rogimentsburoau te doen Byna verschrikt zag zy hom aan. „Werko- 1 Uk Dat doet my oprecht leed; u weet, dat ik het liefst met u dans." Hy streek behaagiyk zyn dichten snor op. „Dat is ten minste een vriendoiyk woord van u in den loop van den geheelen avond; ziet u, daar komt reeds een ordonnans om my te halen. Ik kom torug, zoodra ik maar kan en vergeet u nietl J'y pense." „Wees onbezorgd," zei zy, „ook ik denk er aan." De sporen tegen elkaar slaande, nam de hoer von Petlow afscheid en Edith werd dade- lyk daarop door een anderen luitenant voor oen dans geëDgageerd. Na een half uur trad oen lange pauze In.' Edith zat uitgeput op een stoel en luisterde mot een half oor naar liet gebabbel van haar heer, die zich de grootste moeite gaf om niot alloen bominneiyk, maar ook geestig te zyu. „Zeker, ja", stemde zy nu in met een opmerking zynerzyds, „maar niotwaar, vaan drig, pardon, mynheer von Holtzen, u is wel zoo goed my een glas bowl of 'vs een glas selters te bezorgen, ik Yersuiii lt. De vaandrig sprong op ori wenkte eon ordonnans, dio in een goed klcedend blauwe en roode livrei, do kleuren van hot regiment, daar bediende, en riep: „Een glas bowl voor de freule 1" De ordonnans zotte hot zware blad, dat hy in de handen hield, op een tafel en presen teerde het glas in de hand. „Haal alsjeblieft eerst een bakje," beval de vaandrig den ondorgoschikto, „dat is werkelijk oen bedienen, dat allo beschryving tart," eu tot Edith gewond, voegde hy or by„Pardon, wil u even zoolang wachten, freule?" Maar Edith had het glas roods in de hand; „Laat het maar good wezon zoo, mynheer von Holtzon", kalmeerde zy haar heer. „De hoofdzaak is toch maar, dat men wat te drinken krygt." Zy bracht het glas aan de lippen, maa^' op hetzelfde oogenblik gebeurde er iets onver wachts. Mot luide stem zeide de in strakke^ houding voor haar staande ordonnans plotse ling: „J'y pense; ziet u, freule, nu hoeft toch verloren." Mot oon zachten kreet liet Edith het glas op don grond vallen. Strak keok zy den i ordonnans aan en nu herkende zy in hom don heer von Petlow, die zyn uniform met de livrei had verwisseld en zich zelfs z|jn' zwaren snor had laten afscheren. Edith's oogen vulden ^ich met tranen. Zy ergerde zich nu, toch in list te zyn over troffen, on toornig stampte zy met don kleinen voet op den grond. „Pardon, vaandrig, doe my het genoegen spoorloos te verdwynen," verzocht hy, en toen hy met Edith alleen was, zeide hy: „Het is het toeken, daar is niets aan te doen. De stryd is uit, ik ben 'de overwinnaar en vraag om myn loon." Onwillekeurig verbleekte zy en trad een echrede terug. „En waarin moet dat bestaan vroeg zy. „Ik. heb u roods gezegd, freule, dat ik veel van u zou vragen", gaf hy ten antwoord, „maar dat vele is toch zoo klein, dat het heel gemakkeiyk in deze groote hand een plaats vindt. Wil_ uw hand, freule, hierin leggen^] maar laat haar daar ook, niet voor seconden, maar voor altyd. Doo my als 't u blieft dat ge-,' noegen, deze enkele maal maar." Met gloeiende wangen stond zy tegenovei hem, torwyl zy hem mot schitterende oogen aanzag. „Dus toch nog", zei zy eindeiyk, „weet u wel, dat ik lang op dit woord van u heb gewacht. Ik dacht reeds, dat gy in het geheel niot meor zoudk komen en daarom was ik den laatsten tyd eigeniyk heel boos op u/' Hartstochtoiyk greep hy haar hand. „Êditli,- lieve, kleine Edith, ia het werkeiyk waar, heb je m|j reeds lang lief?" Zy knikte hem vol geluk too en toen op difi oogenblik de muziek opnieuw begon, stormde hy, haar hartstochteiyk tegen zich aan drukkend, in razenden galop met haar voort, tot opeens op een wenk van den commandant de muziek verstomde, „om don plotseling gek geworden casino ordonnans, die het waagde met de dochter van het regiment te dansen, uit de zaal te verwyderen." Maar de ordonnans bloef desondanks in de zaal en nog denzelfden avond gaf de cnman? dant zyn toestemming tot de verlo\. w. Me N.-Z.-A. S.-M. De verwachtingen, opgewekt door het fit ons vorig nommer opgenomen Reuter-telegram over het aan de Nederlandscho Zuidafrikaan- sche Spmy. gewyde hoofdartikel der „Times", worden, zegt de „N. R. 0.", by het lozen niot verwezenlykt. Uit politiek oogpunt ia het natuuriyk van beteekenis, dat de „Times" uitdrukkelyk tej verstaan geeft wat eonerzyds de obligatie houders en anderzyd8 do aandeelhouders der; spoorwegmaat3chappy te verwachten hebben van de Engelsche regeering. Maar do uiteen-; Z9tting der redenen waarom wat de o b 1 i g a- t i n betreft de regeering bereid is dezelfde gedragsiyn te volgen als zy ten aanzien van de staatsleeningen der Republiek huldigt, doch ten opzichte van de aandeolon alle aan spraken der houders ontkent op iots anders dan op een goedgunstigiyk door haar zelve te bepalen som, in die uiteenzetting komt feite- ïyk niots niouws voor. Hot is het oud® praatje: de obligatiehoudors kondon op de handelingen van de directie der Spmy. goen invoed oefenen; wat or geschiod is tydon» den oorlog, is niet hun schuld. Do aandeel houders daarentegen, do mede eigenaren van de onderneming, die recht en mogelykheid hadden om rechtstreeks kennis te nemen van het beleid niet alleen, maar daarop ook hun boslissenden invloed hadden kannen doen gel-' den, verdienen niet andors dan de gevolgen van- dat beleid mede te ondervinden. Zy mogen ten slotte nog biyde zyn, dat de regeering hun j overeenkomstig het advies der commissie voor de schadeloosstellingen goedgunstigiyk, niet geheel met leege handen naar hui3 wil sturen.'

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1901 | | pagina 6