LEIDSCH DAGBLAD,
WOENSDAG 21 AUGUSTUS. - TWEEDE BLAD.
Anno rov
PERSOVERZICHT»
Feuilleton.
Een opvoedster.
No. 12727
Een vakman schryft aan De Standaard:
Indien men mocht meenen, dat sedert de
'invoering der nieuwe Boterwefc de
JcnoeierUen In den boterhandei
'Voorgoed tot het verleden behooren en een
afdoende regeling is bewerkstelligd, dan toont
men niet op de hoogte te zyn van den feito-
ïyken toestand, welke nog allesbehalve roos
kleurig kan worden genoemd. Ten eerste
•)ieeft de Boter wet velen teleurgosteld, en
ten tweede staat deze wet machteloos tegen
over het bedrog, dat thans meer en meer
geschiedt op wetenschappelijke wyze.
Tot staving mijner beweringen wil ik
eerst wijzen op de voorloopige uitkomsten
dezer wet, op de naleving er van door win
keliers en handelaren en op het toozicht op
die naleving door de betrokken ambtenaren.
Wanneer ik nu ga wijzen op de groote
verwarring, welke thans in den boterhandei
valt te constateeren, dan kunnen de voor
loopige uitkomsten niet zeer bemoedigend
worden genoemd.
Dezo verwarring is al dadelijk teweegge
bracht door het herhaaldelijk uitstel in zake
de overgangsbepaling, welke eerst zou gelden
tot 16 blei, vervolgens tot I Oct. en nu weer
tot 1 Jan. a. s. Voorts worden de winkeliers
op verschillende wijzen ingelicht. Van de ge-
meente-politie vernemen zy deze, van do visi
teurs gene uitlegging dor voorschriften, zoodat
menige winkeher niet meer weet waaraan
h\j zich heeft te houden.
Voorts ia verwarring verwekt doordien
thans de margarine onder allerlei benamingen
wordt verhandeld, zoodat we te dezen opzichte
van den regen in den drop zijn gekomen.
Het woord surrogaat" moest, als te veel
verwarring stichtend, verdwijnen, doch in ruil
daarvoor worden nu heelwat meer benamin
gen gebruikt Tot heden ontdekte ik reeds:
Albada, Solo, Fritura, Vitello, Mikado en
Natura, doch wie zal zeggen welke benamin
gen wfj nog meer te aanschouwen krijgen?
Wel is waar komt ook het merk margarine"
op de verpakking voor, doch de bedoelde
merken (fabrieksmerken?) en de daarbij ge
bezigde reclame spolen de eerste viool, zoodat
het eigenlijke verplichte merk op den achter
grond treodt.
Is deze toestand te vereenigen met het
geen aanvankelijk door den wetgever was
bedoeld, nl. „dat margarine zou worden ver
handeld onder haar eigen naam?"
Betreffende de naleving der wet zy ver
meld, dat er zich reeds meerdere moeilijk
heden hebben voorgedaan en dat deze wet
reodB op weg is zich „gehaat" te maken.
De Nederlander schrijft onder het hoofd
„Noodelooze verontwaardiging":
Het Vaderland vergast ons op het volgende
stukje:
„Dubbele moraal.
Een journalist, zegt De Nederlander, is heel
iets anders dan een Kameriid. Wanneer
dr. Schaepman niet zelden afweek van
het Eoomsche paadje, dan deed hy dit, omdat
2iJn eed hem voorschreef te stemmen naar
plicht en geweten. Maar dit ontneemt hem
volstrekt niet de bevoegdheid thans deregee-
ring8gezinde pers aan te manen zich van
conflicten te onthouden en braaf ministerieel
te zijn.
Want, zoo redeneert klaarblijkelijk het vry-
anti-revolutionair orgaan, een krant 6taat niet
onder eede en mag het daarom met plicht
on geweten wel wat losser nemen dan oen
volksvertegenwoordiger, die, anders stem
mende dan strookte met zijn innig gevoolen,
zyn» eed schenden zou.
Wy hebben er van staan kyken en nog
eens goed gelezen, of niet iets anders bedoeld
kon zijn. Maar aan wat daar te lezen stond
een anderen zin te hechten, bleek ondoenlijk
„De pers kan gemakkelijker zulk een conflict
vermijden dan een Kamerlid."
Maar zij kan dit dan toch alleen als ten
gelieve van het Kabinet ze haar dissonanten
terughoudt om in het wonderschoon harmo
nieuze koor dor rechterzijde geen wanklank
to mengen.
Het is niet aan te nemen, dat de Roomsche
pers dezen raad liever zal slikken dan dien
van dr. Schaepman, die een zoo weinig
enthu8iaste ontvangst vond.
In den grond wordt hetzelfde geadviseerd,
maar de vorm la hier onbehaaglijker. De
Roomsoht doctor wist met een aardigheidje
en In prettigen styi zijn boozen raad van ver
kroppen en iD8chikkelijk-zijn aan den man te
brengen. Maar De Nederlander haalt brutaal
weg plicht en geweten voor den dag voorde
Kamerleden, doch als een goedje, waaraan de
journalist minder behoefte heeft.
Hot is in den mond van een dagblad zelf
geen kleinigheid, zoo iets te durven beweren,
zoo oprecht don raad te durven geven niet al
te oprecht te zijn. Maar staat niet geschreven
„Weest niet al te rechtvaardigwaarom zoudt
gij verwoesting over u brengen?""
Eerlijk gezegd, wy hadden ons het blad
snuggerder voorgesteld dan het blykt te zijn.
„Nog eens goed gelezen" nog wel.
Wy dachten anders, dat onze woorden even
duideiyk waren als onze bedoeling.
Niet van tweeërlei moraal is sprake, maar
van tweeërlei roeping.
Indien de pers haar oordeel uitspreekt,
La zy even gebonden als het Kamerlid.
Maar vaak kan de pers zwijgen; zy kan
haar oordeel opschorten, totdat zy volledig is
ingelicht; zy bohoeft niet, zoodra zy moont
hot niet eens te zyn mot de Regeering, deze
te bedillen; allerminst, wanneer zy weet, dat
aan de overzy wel voldoende voor critiek zal
worden gezorgdzy mag niet goedpraten wat
verkeerd is, maar behoeft ook niet alles te
zeggen, wat haar op het hart ligt. Toute véritó
n'est pas bonne dire. „Het hart eens wyzen
zal tyd en wyze weten", ia ook een woord
van den Prediker.
"Wy stelden ons dr. Schaepman tot voorbeeld.
Laat ons dit nog eenmaal doen. Toen dat
Kamerlid moest stemmen over persoonlijken
dienstplicht en leerplicht, deed hy dat naar
plicht en geweten. Maar zoolang hy niet be
hoefde te beslissen, meed hy in de pers de
discussie en trachtte zelfs, in 1897, den steen
dea aanstoots te verwyderen.
Een pers, dio meent steeds vóórop te moeten
gaan en in allee het eerste en het hoogste
woord te moeten spreken, kan natuuriyk ons
advies niet volgen.
Maar hot was niet tot die „wyze" pers, dat
wy ons richtten. Zy was nimmer ons ideaal.
Het Centrum zegt:
Onder de Katholieken beneden den
M o o r d y k valt in den laatsten tyd een
onmiskenbaar streven op te merken, om zich
liefst door eigen gewestgenooten in de
Tweede Kamer te doen vertegenwoordigen.
Deze voorkeur is gansch natuuriyk, zoolang
zy maar niet exclusief wordt.
Hetgeen men evengoed diclitby kan vinden,
zoekt men niet in de verte.
Wanneer dus byv. in Noord-Brabant zelf
katholieke mannen worden aangetroffen, uit
muntend door geschiktheid voor het Kamer
lidmaatschap, dan ligt het voor de hand, dat
men bón, en geen anderen, tot den gowichtl-
gen post van volksvertegenwoordiger roept.
In hot verleden waren juist Noord-Braban-
ters als Luyben, Van Son, Borret, enz. de
sieraden niet alleen, maar ook de steunpilaren
dor katholieke party in ons Parlement.
Maar iets bedenkelyka krygt deze voorkeur,
wanneer zy exclusief te werk zoude gaan.
D. w. z. wannoor iemand minder waardig
gekeurd wordt om een Kamerzetel in te nemen,
alloen reeds omdat hU geen eigen gewestgo-
noot is, en achtergesteld by een of andere
plaatselyke grootheid, van wien het te vreezen
staat, dat hU op het Binnenhof, zooal niet zyn
room overleven, dan toch zeker het aantal der
sleeping-partners om met dr. Nolens
te spreken zal vermeerderen.
Immers, in de Tweede Kamer zyn geen
provinciale belangen te bohartigen, maar
vertegenwoordigt leder afgevaardigde volgens
de Grondwet goh eel het Nederlandsche volk.
En waar nu de Katholieken boven den
Moerdyk, die verreweg de meerderheid vor
men, by lange na niet een billy ke evenredige
vertegenwoordiging in ons Parlement vinden,
daar biyft het altoos zóór gewenscht, dat
althans eenigermato door hun geloofs- on
partygenooten in hot Zuiden dit betreurens
waardig tekort worde aangevuld.
De belangen der Nederlandsche Katholieken
zyn so lid air, en onje Kamerleden staan als
óén man voor dezelfde goede zaak.
Daarom letto men voortaan by de keuze
van nieuwe volksvertegenwoordigers vóór alles
op de vraag, welke candidaat de meeste blij
ken gaf van staatkundige geschiktheid en
openbaren yver.
En eerst wanneer de waarborgen, die ver
schillende candidaten van hun persooniyke
bekwaamheid geven, ongeveer geiyk staan,
mag de voorkeur zich tot oen gewest gerust
bepalen.
Mot de keuzo van katholieke afgevaardigden
zyn het belang en de eer van geheel onze
party, zoowel beneden als boven den Moer
dyk, ten nauwste gemoeid.
En "vooral nu wy een der regeerlngspartyen
uitmaken, komt het byzonder aan op een
meerderheid, sterk niet alleen door het aantal,
maar tevens door intensieve werkkracht
van haar leden.
Zonder iemand bepaaldeiyk op het oog te
hebben of persooniyk te willen kwetsen, ach
ten wy het niet overbodig, deze belangryko
waarheid nog eens in het licht te stellen.
Dat zy nimmer of nooit door andore over
wegingen worde verduisterd, Is onze oprechte
wensch.
Dr. J. Th. do Visser schryft onder den
titel 0Kroniek8chryver ook Staatsman" In
Het Nederlatidsche Dagblad het volgende:
Tal van Christolyk-Historischon zullen met
verlangen naar het Augustua-nommor van
de Stemmen hebben uitgezien. Daarin toch
zou dr. Bronsveld zeker myn artikelen
aan een principieel© critiek onderwerpen en
zyn standpunt tegenover het myno uiteen
zetten. Want hoe men over myn stukkon
moge oordeelen, niemand zal ontkennen, dat
ik van uit een bepaald beginsel handelde en
do consequentie daarvan my tot de door dr.
Bronsveld gewraakte uitkomst voerde. Ook
hadden zyn aanhangers in enger en zin
er recht op, dat hy hun een houvast in
handen gaf.
En wat zegt nu de laatste Kroniek?
Zeker zy handelt over bovengenoemde
zaak. Ook bestrijdt dr. Bronsveld my.
Maar hoe?
Met een onjuistheid.
Met een citaat.
Met een gerucht.
Kan krachtiger bewys van eigen zwakheid
worden gegeven?
Met een onjuistheid. „Naar wy ver
nemen verliest Het Nederlandsche Dagblad
een groot aantal abonnó's", schryft de
Kroniekschryver. Maar dat is geheel mis. Ik
heb my verbiyd over het geringe aantal, dat
bodankto, en niet minder my er in verheugd,
dat verschillende personen zich nu voor het
eerst abonneerden. Geiyk vóór de verkiezingen
hebben wy op dit oogenblik tusschon de 2800
en 2400 abonnó's. Zoo staat de zaak. En de
quaestle of de uitgave van het blad, in al of
niet gewyzigden vorm, zal worden voort
gezet, is geheel onafhankeiyk van het be
staande politieke verschil. Als do genoemde
zinsnede dus heeft moeten dienen, om den
volke de zwakheid onzer positie te toonen,
dan heeft dr. Bronsveld, door my de ge
legenheid tot deze toelichting te geven, het
tegenovergestelde van hetgeen hy beoogde
bereikt.
Met oen citaat. De Arnhemsche Courant,
onder hoofdredactie van mr. Van Gilse, don
bekenden Yryzinnig Democraat, had vóór een
paar weken de zwakheid van zyn bestryding
gepoogd te temporen door do opmerking, dat
myn zaak niet gunstig scheen te staan, nu
ik zoovele woorden te barer verdediging had
gebruikt. Dr. Bronsveld schryft dit met een
kleine verandering over. „Hot is een veeg
teeken, dat dr. De V. zooveel woorden noodig
lieeft, om hetgeen geschied is in het rechte
licht te 6toilen". Die zin mist dus zelfs de
eer van oorspronkeiyk te zyn. Maar wat Ik
erger vind, is, dat dr. Bronsveld zyn vrienden
tegenover do wapenen, die lk gebruikte, niet
anders dan hot houten sabeltje van „de lengte
myner stukken" in handen geeft.
Eerbied voor eigen aanhangers bewyst dit
zeker niet.
Mot oen gerucht. „Hom" - zoo schryft
dr. Bronsveld „zyn ovaties gebracht door
6tudenten van de Vrye Universiteit en door
bestuurders van Roomsche kiesvereeniglngen
en zyn geweten beantwoorde de vraag, of dat
do vrucht is van trouw aan de beginselen,
die ten grondslag liggen aan den Chr.-Hiat.
Kiezersbond, die mede op zyn initiatief la
opgericht/' Ik zou kunnen vragen of de hulde,
die de Kroniekschryver ontvangt van vry-
zlnnig-democraten of van jongelui type-Van
Dam, die dr. Bronsveld nu roemen, maar nooit
toetraden tot den Bond, waarvan hy hoofd
bestuurder is, veel trouw aan diezelfde
Ohriflteiyk-Historische begin
selen by myn ambtgenoot verraadt. Maar
liever dan dat, noodig ik hem uit, die my
onbekende bestuurders van Roomsche kies-
vereenigingen eens te noemen. Als daarom
trent de volgende Kroniek geen inlichting
geeft, zal ik dr. Bronsveld persooniyk op de
Bondsvergadering in September opheldering
vragen. Zyn antwoord publiceer ik dan in
dit blad.
Zietdaar, geachte lezers, nu hot antwoord
van een man als dr. Bronsveld op al wat ik,
naar overtuiging en met al den ernst myns
harten, schreef. Tot dusverre kon ik niet
gelooven, wat meermalen gezegd ongeschreven
ls, dat de politiek van den Utrechtschen
Doctor slechts op persooniyke antipathieën
berustte en hy daarom allerlei liberalen
idealiseerde en steunde. Daarom ook plaatste
lk hem nog kort geleden naast Van der
Brugghen en Gratama en toonde lk in myn
artikelenreeks duideiyk aan, in welk opzicht
ik geheel met hem medoga. Maar wanneer
de Kroniekschryver nu werkeiyk in een debat,
zooals ik het voorde, niets ten antwoord
geeft dan een onjuistheid, een citaat, een
gerucht, dan moet ik wel tot de slotsom
komen, dat het hem óf aan de macht óf aan
don wil ontbreekt, om do staatkundige ver
houdingen te zien, zooals 'zy zyn. "Wy hebben
onzerzyds loyaal „de godsdienstige liberalen",
zooals dr. Br. ze noemde, gesteund, maar
tevens de andere liberalen en radicalen achter
gesteld by de anti revolutionairen. Dat is nu
onze zonde t Maar zoo paste het aan leden
van den Ohristeiyk-Historischen
Kiezersbond. In die richting heb ik
altyd gestuurd. Op deze wyze is het alleen
mogeiyk het ideaal naby te komen, dat ik by
de oprichtlDg onzer party voor oogen had:
de vestiging in ons vaderland van een flinke,
Christoiyk-Nationale Centrum-
party.
De Stichtsche Courant is nogal in een hoop
volle stemming, als zy let op de ontvangst,
die het nleuwo Kabinet genietdoch
zy voorziet hoe kan het anders? - stryd.
„Dat het Kabinet zich zal hebben toe te
rusten tot ernstigen stryd, staat natuuriyk
vast, zoo vervolgt dan het blad. Mannen
als Drucker, Lely en Goeman Borgesius, om
van zoovele anderen niet te spreken, zyn ge
duchte kampioenen, die niet zullen nalaten
de nieuwe ministers, als zy er kans toe zien,
in het nauw te dry ven. Menig interessant
parlementair steekspel staat ona zeker nog
te wachten.
Maar al verwachten noch vragen wy, dat
zy liet nieuwe Kabinet zullen sparen, toch
mag or op gerekend worden, dat daarby de
perken oener loyale oppositie niet zullen
worden overschreden.
Immers, reeds meer dan een orgaan der
liberalen en vryzinnig-democraten raadde aan
om met het nleuwo Kabinet een „eerlyke
proef" te nemen.
By alle critiek, scherpe critiek desnoods,
die ons van die zyde over het regeerlngs-
boleid te wachten staat, mag dus verwacht
worden, dat alles, wat naar noodelooze bo-
moeilyking der Regeering, laat staan naar
obstructionisms zweemt, streng zal blyven
geweord.
Dit verblydt ons zeer en doet ons de hoop
voeden, dat ook van socialistische zyde even
eens zoo zal worden gehandeld. "Wy weten
wel, dat de toonaard, waaruit Het Volk in do
laatste dagen speelt, nu juist niet bemoedi
gend is in dit opzicht, doch wy hebben goeden
moed, dat de nieuw gekozen socialistische
leden, evenals met het viertal, dat op dit
oogonblik in de Kamer nog zitting heeft,
reeds ia geschied, zich zullen voegen naar
onze parlementaire zodon en dat zy het voor
beeld hunner Belgische partygonooton, die
tot obstructionismo hun toevlucht nameD,
om ongewen8chto wetten te weren, nooit zullen
navolgen. Zy zouden trouwens ten slotte er
hun eigen zaak het meest mede schaden."
Of de hoopvolle stemming van do Stichtsche
geheel gegrond is, mag nog wel de vraag
heeten, zegt De Standaard. Vooral wanneor
mon let op den eersten aanval, dien men op
het Kabinet heeft gericht. Kleinzioliger begin
van bestryding dan met dien zoogenaamden
„Zondagsarbeid" hebben we wel nimmer
gezien, en toch werd er door heel de liborale
pers, op een onkele uitzondering na, gretig
gebruik van gemaakt.
Als d&t ten minste het soort middelen
toekent, waarmee men „werken" gaat, ziet
het er treurig uit. Doch wy hopon op beter
schap.
De Standaard schryft:
Het maakt geen verheffenden Indruk dat
zelfs een orgaan als do Middelburgsche Courant
er zich toe leende, om het praatje van Zon
dagschennis tegen het Kabinet to explol-
teereu.
Zyn hot zulk soort „kleine middelen", waar
mee men van liberale zyde het vuur opent?
Of schreef niet de Middelburgsche reeds van
„een slecht begin".
Toch is de gegeven voorstelhug geheel be-
zyden de waarheid.
Die voorstelling toch doet het voorkomen,
alsof dr. Kuyper, om een dag vroeger weg
te komen, zyn bureaux op Zondag had laten
werken.
Al wat dr. K. zelf afdoen kon, was Zater
dagavond afgedaan, en het zou niets aan de
zaak veranderd hebben, ook al ware by tot
Woensdag op het departement gebleven.
Hot zat 'in dan ook ganeckelyk niet in
dr. K.'s vertrek, maar alleen in de nood-
zakoiykheld, om uitoriyk Maandagmiddag de
totalen der begrooting by Financiën te doen
inkomen; iets, wat niet later kon, zou de 1
begrooting op tyd by den Raad van State
worden Ingediend.
Zoolang de termynen van de kieswet
oorzaak zullen zyn, dat by mlnisterieele crisis 1
de overdracht zoo laat plac'.d grypt, zal me"i
etoeda voor dezelfde moeiiykheid staan.
Dat nu het opmaken der totalen van de
begrooting Zaterdagavond niet kon afloopen,
is iets, waarvan dr. K. hoegenaamd niets wist.
Indien er dus al op Zondag aan het opmaken
dier totalen gewerkt is, zoo is dit geschied
zonder zyn order, geheel bulten zyn voor
kennis, en in die mate tegen zyn bedoeling,
dat hy het etelllg verboden zou hebben, indien
hy er van verwittigd waro geweest.
Terecht merkt dan ook De Tijd op, dat
zulke mededeellngen in de pers niet voegen.
Niet alsof ambtenaren niet klagen mochten,
maar een ambtenaar, die te klagen heeft,
moet beginnen met zyn klacht ln te dienen
niet in de pers, maar by zyn chef. En eerst
zoo daar geen gehoor is te vinden, kan het
uemen van verdere maatregelen geoorloofd zyn.
Zelfs de Middelburgsche Courant moet dit,
dunkt ons, met ons eens zyn.
Omtrent hetgeen de Zutfensche Courant op
merkte (zie vorig Overzicht) naar aanleiding*"
van het feestoiyk herdenken door de Utrecht-
sche katholieken van den vyfligsten gedenk
dag van het herstel der bisschoppe-
lyke hlorarchie in Nederland zegt Het
Centrum:
De bedoeling van dit stukje, dat door ver
schillende liberale organen gretig wordt over-
gonomen, is duideiyk.
De katholieken moeten worden herinnerd
aan hun verplichting jegens de liberalen en
tevens oen weinig in het harnas gejaagd tegen
de anti-revolutionairen.
Wy gelooven echter niet, dat velen van dit
spelletje dupe zullen worden.
De mannen der April-beweging zouden zlcv
in de anti-revolutionaire party, zooals wy die
sinds tal van jaren kennen, al zeer slecht op
hun plaats hebben gevoeld.
Veeleer behoorden zy tot hen, die nog Ui/
onzen tyd het antl-papisme als hoofdmotief
van hun politieke actie bezigen on wier hulp
aan do stembus van 1897 en 1901 niet werd
versmaad.... door de liberalen!
Laat men toch eindeiyk de feiten eens be
schouwen ln het juiste licht.
Dr. Bronsveld is niet onze bondgenoot,
maar die der liberalen, en het waren lieden
van zyn richting, die een halve eeuw geleden
het land in rep en roer brachten.
Wy willen hiermede geenszins zeggen, dat
de liberalon thans onverdraagzamer zyn ge-
worden dan in 1863 en aan zulk een beweging
zoudon wenschen mede te doen.
Maar voor hot geven van lesjes in de ver-
draagzaamheld aan do anti revolutionairen en
de katholieken bestaat toch allerminst reden.
STOMPWIJK. Ondortrouwd; P. Loos jm.
28 j. en M. v. d. Zijden 29 j.
B o v a 11 n: J. de Jong geb. van Leeuwen D.
E. M. M. van ltyswyk geb. van Kuik rL II.
Onderwater, geb. PeDnings Z.
Overleden: J. P. Enze Z. 7 dagen.
VEUR. Bevallen: M. van Bohoemen geb.
Ruygrok D.
85:
Nelly schreef dit dadoiyk aan Theo, waarop
dezo reeds des~ Vrydagsavonds thuis kwam.
Hy was zeer veranderd ln zyn manier van
doen, nog zenuwachtiger dan anders, en een
kalm, gezellig gesprok was ditmaal onmogelyk.
De komst van Paimpol scheen al zyn denken
in beslag te nemen. Hy werd nu weer ge
kweld door den angst, dat deze, pas van een
ziekte hersteld, geen lust zou hebben over
zaken te spreken. En Paimpol was - na al
het gebeurde zyn reddingsanker geworden.
Thuis vond hy geen der zynen. De weduwe
eloog tegenwoordig geen enkele invitatie af;
zy was het aan haar firma verschuldigd,
overal te verschynon en een zorgeloos gezicht
te toonener werd al zooveel achter haar rug
gemompeld!
Thoo had dus geen gelegenheid om mot
zyn mama te spreken; maar de moeite van
den tocht naar het Westend werd beloond:
hy vond ook daar een telegram van Paimpol,
die den volgenden morgen om halfelf by hem
wilde komen.
Theo had wel luid kunnen juichen.
„Bestel ook Poggerlink," las hy vorder ln
het telegram. Dit beviel Thoo minder; doch
na eenig aarzelen schreef hy een paar regeltjes
aan den ouden heer. Als hy onder een of
ander voorwendsel Poggerlink thuis liet, zou
Paimpol argwaan kunnen krygen.
Tot laat in den nacht werkte Theo aan de
plannen, die hy den Hollander wilde voor-
hy liet ep de kamer zjjner moedor
een briefje brengen, om haar van het bezoek
te verwittigen.
Na een korte ru9t zat Theo den volgenden
raorgon al om acht uren aan zyn schryftafel,
toen een knecht kwam zeggen, dat Poggerlink
er was.
De jonge man schrikte, maar herstelde zich
spoedig en zoi joviaal: „Ha, myn oude vriend I
Laat hem maar gauw hiert"
De „uitvinder" was op zyn Zondagsch, om
waardig te verschynen voor den hoogen be
gunstiger, en misschien ook voor „mevrouw",
die nu eindelyk, eindeiyk overtuigd zou worden,
dat hy geen ydele plannenmaker was.
Theo ontving hem met gemaakte vroo-
lykheld.
„Wel, oudeheer, wat zeg je er van? Zoo
aanstonds komt Paimpol, en we gaan met
z'n drieën lekkertjes déjeuneeren. En dan zullen
we de zaak eens fijn opknappen. Bon je niet
ln je schik?"
„Zeker, meneer Farland," zei do oude man,
wiens stem beefde. „En ook dat andere, dat
andere."
„Wat andere?" vroeg Theo, die hem den
rug had toegekeerd, om iets uit een kast te
nemen.
„Maar weet u het dan nog niet, meneer?
Het patent is verleend. Ik heb het gelezen in
den „Reichsanzeiger"hier, hier!"
Hy haalde het blad, dat de sporen droeg
herhaaldoiyk geopend en weer toegevouwen te
zyn, uit z(jn zak en hield het zegevierend op.
Theo knikte werktuigiyk.
„Hm Izoo ja, het patent
Maardatdoet my toch niet zoo'n
buitengewoon plelzier."
„Waarom niet, meneer?" vroeg de schei
kundige ontsteld.
„Och, die ambtenaren hebben een domheid
begaanen dat spyt myom u."
Poggerlink stotterde: „Hoe bedoelt u.
om, my?"
„Ja; want wat moot iL^nu wel van my
denken? Door oen mal misverstand ls het
dbg op myn naam ingeschreven."
De oude begon harteiyk te lachen.
„Als 'tander8 niet is, meneer Farland 1 Wy
worden immers compagnons, en dan hindert
het niet, op wions naam het patent staat
En u heeft toch ook de onkosten voorge
schoten."
„O, dat la niet de moeite waard om van
te sprekenl Weet je, ik vind het ook zoo lam
tegenover Paimpol. 'tis net, of ik de geschie
denis in myn voordeel wil explolteeren I"
„Maar dat zal Immers niemand durven
denken I" riep Poggerlink met eerlyke ver
ontwaardiging.
„Ja, ja, een vreemde, die niet weet hoe wy
met elkaar staan I... Weet je, wat het beste
is? Als do lui er naar vragen, zoggen wo
maar doodeenvoudig, dat ik u de uitvinding
heb afgekochtvoor een vyf on zeventig
mille by voorbeeld,en dat u vyf en twintig
percent aandeel ln de winst krygt. Wat
dunkt u?"
Poggerlink's gezicht straalde.
„Och, meneer, dat kan ik niet aannemen i
dat is to veell"
Theo was grootmoedig. Beschermend klopte
hy hem op den schouder.
„Neem het maar; het ls verdiendl Men
moet zyn licht niet onder de korenmaat zetten l"
„God zegene u, meneer 1" zoi de oude, tot
tranen geroerd. „Ach, als uw vader dat nog
had mogon beleven 1 Wat zou die een vreugde
aan u gehad hebben l"
Theo had moeite, zich goed to houden,
speelde zelf don ontroerde en gaf hem toen
zyn instructies voor do samenkomst met
Paimpol. Daarvan hing alles af.
Thoo bestelde een rytuig, om hem van zyn
bureau in de stad naar het Westend te brengen.
Poggerlink, verlegen in zyn ouderwetsche Zon-
dagscho kleoren, geheel onder den indruk van
het oogenblik, zat zwygond tegenover hem.
En Theo verbrak dat zwygen niet; het zou
hem moeite gekost hebben, onbevangen te
spreken; van het uur, dat hun wachtte, hing
zyn bestaan af. Hy gevoelde voetlichtkoorts
als een beginnend tooneelspeler.
xn.
In liet huis van mevrouw Farlau l werden
toebereidselen gemaakt voor een ontbijt mot
champagne. Theo had zyn oude vroolijkheid
teruggekregen; hy maakte grapjes metKarla,
terwyi hy de tafel inspecteerde, en was tevreden
met zyn moeder, die van den nood een deugd
maakte en aan het spel meedeed, wyi ze wist,
dat nu geen terugkeer mogeiyk was. Ze had
al zooveel voor haar jongen gewaagd, dat het
waanzin zou goweest zyn, b het laatste oogen
blik zyn spel te bederven.
Zoodra het rytuig van Paimpol kwam
men had Poggerlink kalm achter een glaasje
wyn gezet ging Theo naar buiten, en helder
klonk zyn lach, terwyi hy den dikken vriend
begrootte.
In do voorkamer ontvingen hem de vrouw
des huizes en Karla. Paimpol begon dadeiyk
duizend excuses te maken, dat de uitspraak
der jury over het beeld door zyn ziekte zoo
lang vertraagd was.
„Ik kan het heusch niet helpen, mevrouw.
Ik wou zoo graag, dat men het buiten my
afdeed, maar meneer Schlleben wil met alle
geweld een Salomonsoordeel van myi"
Karla mengde zich vrypostig in het gesprok.
„O, monoer, u stemt toch vóór Mizzi, niet
waar? Zy heeft zooveel vyanden en zo is
toch zoo hemelsch Hof 1"
Paimpol mompelde:
„Lief is ze; maar op haar kunst hob ik
toch niet zoo'n by ster vortrouwen. En die
oene meneer... heet hy geen Pracht?....
kwam in de vergadering toch zoo scherp
tegen haar op
„Ha, ha, hal Prachtl" lachte Karla. „Hebben
ze u dan niet verteld, dat de concurrente
van mevrouw Pollinger zyn meisje is?"
„Neen; dat dient ook meo te tellen. Och,
ik zal er myn hoofd maar niot meo breken;
ik stom als uw mama!"
Bravo I bravo 1" jubelde het meisje.
Nu werd Poggerlink voorgesteld. Paimpol
6tak hom de hand too, on liet groote moment,
in zyn leven was gokomen. Hier stond hy,
In het mooiste vertrek dor FarLuids: mevrouw
Stéphanio had oen gunstig lachje voor hem
over, Karla knikte hein vriendelijk too, en
Thoo stelde hem aan aen-grooten Hollander
voor. Hoe jammer, dat Lisa van al die lieer-
lykheid niets kon zien!
Hy raaakto een styvo buiging on stotterde
eonigo woorden van dank.
Toon nam men plaats, on Paimpol vroeg'
Theo terstond naar zyn vriendin Van der
Kerken en haar dochters.
Het was voor het oerst, dat Slóphanie over
die familie hoorde spreken; daar do Hollander
haar echter vertrouweiyk toewenkte, dacht zy
er het hare van. Zy had zooveel tact, geen
verrassing te toonen, om Theo tegenover
Paimpol niet bloot to stellen, en lachto zoor
minzaam.
(Wordt vervolgd).