LEIDSCH DAGBLAD, WOENSDAG 31 JULI. TWEEDE BLAD^ Anno 1901. 1 PER8QVERZI0HTé feuilleton. Een opvoedster. rHo. 12709 f Thans moeten wy nog melding maken van het volgend ingezonden stuk in De Standaard Mijnheer de Redacteur! 1Zooals te verwachten was heeft de hoog- Jeeraar Tichelaar geantwoord op mijn schrijven 'in De Standaard van 16 Juli. Laat ik u, M. de R. I nog één keer mogen lastig vallen met een stukje ter plaatsing. De hoer T, beroemt er zich op, feiten tot iljn dienst te hebben, en noemt dan het een en ander. Ik beken met eenige verbazing ken- i nis genomen te hebben van de voorstelling van die feiteD. Myn inlichtingen daaromtrent 1 zijn precies andersom. Veel hangt hier af van de wijze, waarop een geval wordt voorgesteld, en welken indruk men er door teweegbrengt. Om nu duidolUk te maken op wat manier do heer T. met zoo iets te werk gaat, geef ik het volgende: De heer Tichelaar vertelt in zyn schrijven: '^dat de heer P. na do rede van den heer Levy gebruik gemaakt heeft van de gelegen heid tot debat, dat zijn geheele oppositie bestond, naast zijn afkeuring in het algemeen, hierin, dat hy den naam clericalen voor zyn party verwierp en na eenige woorden te 'hebben gesproken verwyderde de heer P. zich 'Ijlings zonder het antwoord van den heer Levy af te wachten. Aldus handelende ver liest men zyn recht van spreken.'' En nu de toedracht der zaak, Mr. Levy is opgetreden met De Standaard ▼an dien dag (11 Juni) in de hand, der ver gadering moedeelonde, dat De Standaard in de laatste dagen moeite deed om den naam clericaal van zich te werpen; zoo ook in het nommor van heden, waarin een beroep werd gedaan op Prof. Spruyt, dat men aan de woor- ,den van iemand wel zekere uitlegging kon geven, doch dat dit aan het feit niets veran- derde; dat de antirev. party is een clericale 1 party en omdat zy is een clericale party moet ;zy bestreden worden. arondsUg der rede was het clerica- lisme der antirev. party. Natuurlyk was dit een geschikt mikpunt ▼oor het geval, waarin mr. Levy hier in Leiden verkeerde. Gedeeld als de Liberalen in Leiden stonden, moest hy zich verre houden van een bepaalde liberale politiek. Hy moest twee liberale candidaten aanbevelen, de heeren y. d. Kaay en Drucker. Toon er onmiddeliyk na de rede gelegen heid gegeven werd tot debat, was ik de eenige, die het woord vroeg. Ik heb toen gezegd: dat de heer Levy zyn naam als bekwaam redenaar volkomen had gehandhaafd (zonder te spreken over de manier, waarop die bekwaamheid hedenavond gebruikt was); dat ik de eer van mr. Levy onaangetast wou laten, maar dan ook niet met hem in debat kon treden ter wille van de wyze, waarop do zaken hedenavond behandeld waren;die wyze van behandeling geheel voor zu'n rekening latende dat ik het my echter ten plicht rekende, de vergad^ng in te lichten omtrent den inhoud van het stuk in De Standaard, door mr. Levy in het begin zyner rede genoemd; dat in een driestar aldaar modedeeling werd gedaan van het oordeel van drie in het libe rale kamp gevierde mannen, omtrent het j clericale van de anti-revolutionaire party dat Prof. Spruyt schreef: „De naam van cloricalen is voor onze anti-revolutionairen ongeveer even passend, als die van visch voor zwaluw zou zyn. Grooter bestryders van den invloed van den clerus kent de geschiedenis niet, dan onze stoere en onverzetteiyke Cal vinisten Mr. P. v. Bemmelen liet zich aldus hooren „In don boezem van het hedondaagsche Calvinisme kan oen orthodoxe beweging op religieus en sociaal-politisch gebied, niet uit sluitend van de geesteiyken of liever predi kers uitgaan, noch hun belang of hunne hoersc happy dienen. De Nederlandsche anti-revolutionaire party kan dan ook niet de Protestantsche clericale party worden genoemd, zonder den naam on hot spraakgebruik geweld aau te doen. Mr. Mees erkende nog onlangs in Rotter dam, „dat de naam clericaal op de anti revo lutionaire party niet toepasselyk is.". Ik ging daarop volgenderwyze voort: Ik acht het mogeiyk, dat deze inlichting voor de vergadering van beteekenis kan zyn, ten minste als men naar waarheid vraagt, en dit neem ik aan. Het zou toch kunnen zyn, dat men aan het oordeel van drie zoo vertrouwde mannen uit het liberale kamp meer waarde hecht dan aan dat van Mr. Levy, wetende, dat deze zich kan vergissen; waaruit dan volgt, dat er van de rede des heeren Levy, uitgaande van de stelling, dat de anti-rov. party is een cloricale party, voor zoover zy deze party aangaat, niets overbiyft. Hierop werd een korte pauze gegeven. Omdat ik my van alle persooniyk betoog en oordeelvelling onthouden had, enkel door my oen mededeeling was gedaan, kon ik het my moeilyk ten plicht rekenen langer te biyven om de onhebbelykheden, die gedebi teerd werden, aan te hooren; en een myner kennissen van buiten do stad, dien ik nog even spreken wilde, ziende vertrekken, ben ik heengegaan. De heer T. zegt, dat dit „ylings" geschied is; 't is mogeiyk, dat ik myn voeten naar het oordeel van den heer T. wat te vlug verzet heb, doch in elk geval reden om door oen vlug vertrek het antwoord van den heer Levy te ontgaan was er niet; als gezegd: 't was pauze. Hoe Mr. Levy zyn standpunt voor de ver gadering tegenover het oordeel van de hoeren Spruyt, v. Bemmelen en Mees zou trachten waar te maken, na alles wat gehoord was, kon by my geen belangstelling meer wokken. Wanneer in een vergadering de gewone vormen van wolvoeglykheid tegenover zyn tegenparty met voeten getreden worden, kan alleen een hooghartigheid zich nog vormeten om die tegenparty op haar verplichting te wy'zen. De lezer oordeele nu over de juistheid van de mededeolingen van den heor T. en make zelf de gevolgtrekkingen. Na alleen nog opge merkt te hebben, dat de heer Tichelaar geen antwoord geeft op myn vraag aangaando dat fatale gerucht, eindig ik, M. de R.! met dank aan u voor de opname van dit stuk. Hoogachtend, Uw dn. Leiden, 25 Juli 1901.' W. Pera. In het Medisch Weekblad wyet de heer Bruinsma op het ongeoorloofde van de waar neming der geneeskundige praktyk door een s e m i - a r 18. „Het kan' nuttig zyn" schryft "hy „nogmaals te herhalen, dat zulk eon waar nemer van do praktyk strafbaar is by do wet; do aanstaande artsen, met het grootste deel hunner examens achter don rug, mogen het onaangenaam en onbiliyk vinden, het is niet anders, de wet laat geen twyfei dien aangaande. Do burgemeester, een marechaussee of ge meenteveldwachter heeft by ieder ziekenbezoek het recht proces-verbaal op te maken en niet het minst dreigt er gevaar langs een andere zyde. Niet één semi-arts zal het denkoiyk wagen met zyn eigen naam een biljet van ovorlydon te onderteekonon of aangifte eener besmettelijke ziekte te doen, veel minder een verklaring van doodschouw af te goven, en mocht liy daar too overgaan, dan zal noch de ambtenaar van den Burgerlykon Stand noch de inspecteur daarmee, als afkomstig van eon onbevoegde, genoegen nemengewoonlijk teekent daarom de geneeskundige, wien de waarneming goldt, vooraf eenige briefjes en verklaringen in blanco, waarop dan door den semi-arts de doodsoorzaak en wat verder noodig mocht zyn wordt ingevuld. Hoewel deze praktijken niet onbekend zyn, herinner ik my niet, dat tot hedon iemand byzonder ernstige gevolgen heeft ondervonden van deze ongeoorloofde handelingen en is ook by vervolging telkens slechts een geringe boete opgelegd, doch de kruik gaat zoolang te water tot zy breekt; wanneer openlykhet waarnemen der praktyk door semi artsen wordt aangeboden of gevraagd en het daar door duideiyk wordt, dat het niet meer geldt een eenvoudig, zeer tydolyk hulpbetoon, e9n collegialen dienst of een handoling te goeder trouw, maar een bewuste wetsovertreding naar een vooraf overgelegd plan en met be- hoorlyke salarieering, dan zou hot wol eens kunnen zyn, dat oen rechter zulke over tredingen minder lankmoedig ging beoordeelen en zulke valscheiyk opgemaakte verklaringen 14) Heinz zag haar aan met by na komische verbazing. r „Wie? Mevrouw Farland?" „Ja, de schoone Stóphanie, die jo vriendin Is geweest." „Lieve hemel! Zy is myn vriendin, zoo lang my heugt. Zy was al gelukkige echtgo- noote on moeder, toen ik nog als student op 1 de banken der Kunstacademie zat en eigenlyk nog oen groene jongen wasl" „En heb jo altyd veel van haar gehouden?" „Zeker, Dagraar; want in haar woning vond Ik oen tehuis, dat by ons ontbrak. Myn moeder had ik al verloren, toen ik zes jaar was; zy Btierf kort na de geboorte van myn broertje. Het was erg stil in huis, en by de Farlands was geluk en zonneschyn, vooral toen de oude heer nog leefde, de vador van een handelsraad, die getrouwd was met een vroolyke Ryn- landsche, uit Keulen. Ik was hier als kind van den huize, en toen de kinderen, Theo en Gudrun en de veol jongere Karla, opgroeiden, behoorde ik om zoo te zoggen tot het huisraad." Dagmar had bewegingloos geluisterd. „En heb je nooit er aan gedacht, mot.^.? haar te trouwen?" i „Trouwen..., ik..;, en Stóphanie?!" Hy barstte In een ongehuicheld lachen uit. „Neen, lieve, daaraan heb ik nooit gedacht. Ik bad toch, als een veertiger, die zich nog jong ge voelt, niet de stiefvader van den twee-en- twintigjarigen Theo kunnen worden? O, Dagmar, het is komisch.!* Zy zag hem. lang en vorschend aan. „Maar mevrouw Farland heeft er aan ge dacht, on haar kennissen hebben er over ge sproken, dat zy met professor Pracht zou trouwen. Het zal haar veol leed gedaan hebben, dat je na de reis niet bent gekomen om haar te vragen." Pracht rees nu ontsteld overeind. „Dat is oen verschrikkoiyke dwaling 1 Dagmar, wie heeft je dat verteld?.... Och, je zult verkeerd verstaan hebben 1" Zy schudde het hoofd, antwoordend: „Neen, neon, al spreek ik het Duitsch niet goed, ik versta het wel, ook wat mevrouw Pollinger heeft gezegd, 't Was haar doel zeker niet, my pyn te doen; maar elk woord van haar was voor my een speldeprik." Nu ging den professor een licht op. Stóphanie had dus werkoiyk geloofdMaar dat was onmogelyk, onzinnig 1 Al vragende, vernam hy nu al wat er in Karla's by'zyn was verhandeld. Het suisde in zyn hoofd. Had mevrouw Pollinger slechts overgebracht, wat de menschen babbelden, of zou zy door Stóphanie in vertrouwen ge nomen zyn? Dan dacht hy weer aan Karla's wilde, on verklaarbare houding dezen namiddag. Hy vroeg zich af, of het halfwassen meisje soms zich gekrenkt voelde in haar moeder. Want als een diepe krenking moest Stóphanie wel zyn verloving opnemen, als zy zelve een aan zoek had verwacht. En nu viel het hem in, dat ook de eigen aardige verandering van meening ten opzichte van de bewuste speculatie misschien aan jaloezie toe te schryven was. Doch even snel verwierp hy die gedachte weer. Want hy wilde zelfs met geen gedachte het beeld der ideale vrouw ontwjjdeifc als een minder onschuldige zaak door een ernstige straf van den overtreder in het ver volg trachtte tegen te gaan. Nu biykbaar deze waarnoming zulk een omvang en karakter heeft aangenomen, meendo ik, dat een ernstige waarschuwing velen welkom kan zyn/' Een Duitsch hoofdofficier, von Keiler, heeft een studie geschreven over koloniale troepen, die door de zorg van de Voreeni- ging ter beoefening van de krygswetenschap" ook in het Nederlandsch is openbaar gemaakt. Daarin staat onder meer het volgende: „Do ligging, de grootte en de vruchtbaar heid der Nederlandsche bezittingen hebben veel bekoring voor de begeeriykheid van andere mogendheden. Maar evenals zy slechts een overbiyfsel zyn van het wereldomvattende koloniaal bezit, dat weleer een krachtige nationalo wil, een sterk leger en een over machtige vloot voor Nederland verwierven, zoo is dat ook het geval met de krachten, die heden de rest moeten behouden, in verge- lyking met die, welke het geheel tot stand brachten. Haar onschendbaarheid berust op de zwakke gronden van tolerantie en naijver dor grooto mogendheden; een veroveraar, die de Nederlandsche kolonién hobbon wil, zal daarvan ook meester worden." „Deze woorden", zegt Het Nederlandsche Dagblad, „mogen we niet onopgemerkt voorbij gaan. Reeds vooraf heeft de schryver meege deeld, dat het Nederlandsche koloniale leger nauwelyks bestand is tegen een ernstigen opstand, en dat het z$>u blyken volkomen onvoldoende te zyn, wanneer een sterke zoe- en koloniale mogendheid de hand naar de Nederlandsche bezittingen uitstrekte. Aan de versterking van dat leger moet dus met kracht worden gearbeid. Het beginsel van den algemeenen en persoonlijken dienstplicht moet 'op allo Nederlanders in Indiö worden toegepast en in geval van opstand op alle Europeanen. Aan de Inlanders of desnoods alleen aan de Indo's (Inlandsche moeder en Europeesche vader) moet ruimschoots gelegenheid worden geschonken om tot officier op te klimmen, werven en wapenfabrieken moeten in Indiö worden gevestigd en het Nederlandsche gezag moot zoo heilzaam zyn voor den Inlander, dat hy vreemde aanvallers niet als bevrijders, maar als vyandon beschouwt, die met alle macht bestréden moeten worden. „Moge het nieuwe ministerie ook hier nieuw leven brengen en nieuwe wegen inslaan 1" De heer J. J. B. Fanoy, to Hilversum, Indisch officier, spreekt in het Christelijk Militair Blad, orgaan van de Nationale Christen- Ofiicierenvereeniging, zyn blydschap uit oyer den uitslag der verkiezingen en schryft verder o. a: „Dankbaarheid vervult ook de harten van allen, die hot wèl meenen met Neerlands krygsmacht, die inzien, dat der Nederlanders plicht om het eigen volksbestaan te handhaven, niet kan worden vervuld, zond or in het bezit te zyn van een voldoend krachtig leger en een voldoend sterke vloot," en kenschetsend is het wel, dat zelfs door volbloed liberale officieren een hartelyk „Goddank" werd uit geroepen, toen deze zagen, dat aan hot liberaal bewind in leger- en vlootzaken dra een einde zou worden gemaakt. Hebben de liberalen het dan zoo slecht met 's lands defensie gemeend? Dat zy verrel De liberalen hebben alleenlyk met de zorg voor de landsverdediging mot boter gekund. En waarom niet? Omdat de theorieön, diezy in toepassiDg meenden te moeten brengen, onvermydelyk uitloopen: eerst op de verkrach ting van het „Recht", en daarna op de omverwerping van allo „Gezag". "Want, ook in de krygsmacht van den Staat werd, nadat het godsdienstig en zedolyk beginsel opge offerd was aan do vermeerdering van kennis, het recht ondergeschikt gomaakt aan het nut. En nu kon geen zorg voor meerder personeel, nóch zorg voor betere forten of schepen, nóch uitbreiding van leerprogramma's voor officieren en kader, nóch wyziging in de opleiding van soidaten en matrozen^ ook maar in het minst de fatale uitwerking tegenhouden van de grondfouten, die gemaakt werden tegen het militaire recht, dat in zyn ietwat ruw omhulsel een kern bevat van het zuiverste goud. De geest van materialisme, het „ruim op, wat u in don weg staat" en het „laat vallen, wat niet staan kan" verving den geost van kameraadschap, die leerde, dat de krygslieden Doch hy kon dat afschuweiyk vermoeden niet van zich af zetten. „Ja, als het waar is, workeiyk waar is, dat zy onze vriendschap slechts als een voor spel heeft beschouwd, ja, dan zou ik de onge lukkige diep vernederd hebben, toen ik haar onlangs myn geheim toevertrouwde Hy had echter nooit iets gezegd, wat Stóphanie in dien zin kon uitleggen; hy be hoefde zich dus niets te verwyten. Toch hin derde het hem vreeselyk, dat zy door hem, die niets vermoedde, zoo wreed beleedigd was. En welk een stryd moest het haar gekost hebben, Dagmar by zich in huls te nemen I Heinz stond lang in gedachten; toen sprak hy vrymoedig tot de geliefde: „Dagmar, laat my nu niet halverwege staan. Nu moet hot ys tusschen ons gebroken; nu moeten wy vry tegenover elkander staan. ïn het eerste uur na myn terugkomst heb ik mevrouw Farland opgezocht, om aan haar, myn oude, oprechte vriendin, toe te ver trouwen, datdat ik jou liefheb, Dagmar l Dat je van my een ander mensch hebt ge maakt, en dat ik zonder jou niot leven kan. Yry sprak ik tot haar; want door haarwilde ik myn eenigen twyfei hooren weerspreken: de bedenking, dat ik misschien te oud was voor myn bloeiende, lachende, kleine Dagmar I" De Deensche was opgesprongen. Zy beefde, diep ontroerd, en bedekte haar oogen met de handen. „Dagmar, met die bekentenis heb ik dus een vrouw, die my eon trouwe, goede vriendin geweest is, gekrenkt en bedroefd. Spreek zelve nu het vonnis over my uit... Kan je my genoeg liefhebbenvoor een heel leven?" Hy trok met zachten dwang haar handen weg. Nu sloeg zy de groote oogen op, en elkanders wèl moesten betrachten. Aan de behartiging van de belangen der promotie werd, onder de schoone leuzen van zorg voor een jeugdig korps hoofdofficieren en bevordering van de geschiktsten by keuze, het schrome- ïykste onrecht gepleegd, en de geost van wantrouwen gezaaid jegens de chefs, die als de natuuriyke beschermers hunner onderge schikten behoorden te worden beschouwd, doch nu maar al te vaak als hun verborgen vyanden worden aangezien. In de plaats van de zorg voor de minderen, op godsdienstig, zedeiyk en stoffeiyk gebied, trad een nalatig heid, die zóó ver ging, dat tegenwoordig jongelui tot officier bevorderd worden, die niet eens konden antwoorden op do vraag: welke plichten de officieren tegenover hun ondergeschikten hebben te vervullen?" In De Maasbode lezen wy: Heb Sociaal Weekblad verzekerde, zooals men weet, dat heb maken van een reisje wel degeiyk tob de geoorloofde redenen van schoolverzuim mag gerekend worden. Deze verzekering steunb op een verklaring der Regeering in haar tweede memorie van antwoord, dat in bedoeld geval de vyfde para graaf van art. 12 der leerplichtwet: „Geldige redenen van tydelijk schoolverzuim zynonge steldheid van het kind, vervulling van gods dienstplichten of andore ernstige omstandig heden", toepasselyk kan zyn. Wanneer een kind met zyn vader of moeder buiten den vacantietyd een pleizierreisje maakt waartoe alleen de meer gefortuneerden in staat zyn beeft het dus geldige reden van school verzuim. Ons goed, schryft Eet Huisgezin. „Maar wanneer een vader van buiten zyn kind mee naar de markt in de stad neemt om een varken te koopen, of wanneer eon vader uit de stad met zyn kind een dagje naar buiten gaat, zyn dit dan ook geldige redenen van schoolverzuim? Wy zouden meenon, dat hierop moeilyk neon kan worden geantwoord. Want als oen meer gefortuneerd kind om een pleizierroisjo acht of veertien dagen mag verzuimen, waarom zou dan een arme stakker niet eens een enkel dagjo een verzet mogen hebben? Toch weten we, dat onlangs een moeder voor do commissie tot wering van school verzuim moest verschynen, omdat ze haar jongen mee naar de stad had genomen om een varkon te gaan koopen, en zo deswege door don voorzitter zeer plechtigljjk werd vermaand. Dat zal voortaan uit moeten zyn: gelyke monniken, gelyke kappen." In het Sociaal Weekblad komt het volgende ingezonden stukje voor: „U bepleit do opvatting, dat wel degeiyk ouders met hun kinderen een badplaats als Scbeveningen, enz. kunnen bezoeken en voor hun leerplichtige kinderen ten minste niot thuis behoeven te biyven. De arbeider echtor, die, door broodsgobrek genoodzaakt, zyn kind voor luttolo guldens uit koe-hoeden of aardappel-rooien moet zon den (of ook wel omdat de boer hem anders geen werk wil geven) mag dit niet doen ten gevolge van de Leerplichtwet, behalve go- durende een korten termyn; en hy heeft ook geen recht op schadevergoeding. Zie, Mynheer de Redacteur, zoo wordt „het recht" opgevat: de burgerman, die vryaf wil nemen, mag met zyn kind op reis gaan zoolang hy slechts verkiest; de arbeider, die werken wil, wordt gedwongen met zyn kind honger te ïyden. Of, is Uw wotsuitlegging ten opzichte van dien arbeider een andere? Is het te verwonderen, dat de arbeider, die een stukje als het Uwe over „die arme Leer plichtwet" leest, zyn bloed voelt koken? Waarlyk, de heeren sociaal-theoretici moch ten wol eerst losjes gaan nemen in do volle maatschappy l" Dit stukje Is afkomstig van den inzender W. C. de Jonge uit het „Volkshuis", te Maastricht. Het Sociaal Weekblad tracht een veront schuldiging te vinden door te wyzen op hot bolang der kinderen, dat èn te Scheveningen èn op het aardappelenveld den doorslag geeft. Of doze verontschuldiging van het meten met twee maten door de wot den lieden uit het „Volkshuis" wel ooit onder do muts zal een weeke, warme blik trof don pjrofessor. Een verlogen, lief lachje kwam ovor haar gelaat. „Nu spyt het my, dat ik zoo slecht Duitsch spreek. Je zoudt my vorkoerd kunnen ver staan, en dat zou eon groote smart voor my zyn, voor heel myn volgond leven.'' Heinz had haar teedor omarmd. „Spreek dan in je moedertaal, lieve, kleine Dagmar. Ik wed, dat ik je wol verstaan zal 1" „lag olskar deil" fluisterde zy. Met een langen kus verzekerde de professor haar, dat hy genoeg Deensch verstond, om deze bekentenis harer liefde te begrypen. In het vortrouweiyk gesprek, dat nu volgde, herinnerde zy hem aan de oogenblikken, toon reeds beiden gevoelden, dat de liefdo in hun harten word geboren, on by lachte nu om zyu schroom, die hem zoo lang weerhouden had, haar te vragen. Ze zaten prettig babbelend by elkaar, tot het donker begon te worden. „Nu moet ik jo wel wegjagen, professor!" zei ze schalks. „Ik moet nog naar mevrouw Farland on haar vragen, of ze niet boos zal zyn, als ik haar verlaat, wat toch beter ie." Heinz zag haar verrast aan. Hy had voor een oogenblik al dat andere vergoten. „Je bobt geiyk," zei hy; „hier kan jo moeilyk biyven. Je moogt niemand een doorn in het oog zyn. Kom morgen naar myn vader daar kan je biyvon. Ik zal ergens in de stad kamers nemen, tot we ons eigen huis be trekken, ons huis, Dagmar l Vader zal je met open armen ontvangen: wees oen goede dochter voor hem, lieve, kleine Dagmar I" Zy reikte hem belde handen. „Nu zou ik je wel weer willen kussen, professor, om je te beloven, dat ik je vader zoo lief zal hebben, of hy myn eigen vader was." Met tranen in de oogen kuste zy hem; komen, waagt De Tijd te betwyfelen, mot het oog op het scherpe contrast in de ge spatieerde woorden. De vollo maatschappy ia helaas voor do meeste sociaal theoretici eon besloten kring. Omtrent de taak der anti-revolutionaire pera ten opzichte van het komende bewind schreef de Stichtsche Courant De taak onzer pers zal onder oen bevriend ministerie uit den aard dor zaak mooilyker worden dan tot dusver. Aan de eone zyde is het baar plicht, om het Kabinet tegen eventueele aanvallen van liboralo of socialistische zyde te verdedigen. Maar aan de andere zijde is het evenzeer haar roepiDg, om rusteloos de beginselen onzer party, onafhankelyk van hetgeen do Regoering doet of nalaat, voor te staan en te verbreiden. Verzuimt ze het eerste, dan schiet zy tekort in haar roeping, maar laat ze hot andere na, dan vervult zo evenmin haar taak. Maar nu dreigt van twoeörlei kant gevaar. De verdediging van hot ministerie stelt i haar aan gevaar bloot, om iets Yan haar beginsel prys te geven. Het opkomen voor de beginselen brengt het gevaar met zich, dat de positio van het Kabinet, dat natuurlyk niet uitsluitend uit mannen onzer richting kon bestaan, wordt verzwakt. Zy hot onze pers gegeven, om tusschen dio beide klippen door steeds den juisten koers to Yolgon. Het Nederlandsche Dagblad zegt wat het verwacht van hot niouwoministorie. In de eerste plaats voltooiing dor reorga nisatie van°het leger. De nieuw aangenomen wetten moeten worden uitgevoerd. De land- stormwot moet worden ontworpen, voor de verdediging dor koloniön moet behooriyk wor den gezorgd on er moet een behooriyk plan van landsverdediging worden ontworpen. By die landstormwet moet het beginsel van plaat selijke oefening buiten do kazerno \oor ieder weerbaar man, die niet tot het leger of de landweer behoort, op den voorgrond staan. In do tweede plaats hoopt het, dat het land nu eindelyk verlost zal worden van do treu rige en vervelende onderwys quaestio. Ook binnen de grenzen der bestaande grondwet is flnancieele gelijkheid tusschen openbaar en byzonder onderwys mogolyk. In de derdo plaats hoopt het, dat nu ein delyk de administratieve rechtspraak tot stand zal komen. Tegen flink voorwaarts schryden op den weg der socialo wetgeving heeft het geen bezwaar, mits elk radicalisme vermeden worde. Het is blyde, verlost to zyn „van het dryven van mr. Borgesius en zyn vrienden", maar indien dat dry ven nu wordt voortgezet, zal men tot de slotsom komen, dat het niot de moeite waard was van regeering to ver anderen. Wat Nederland nu vóór alles noodig - heeft, is een krachtige, eerljjke, maar vooral gematigde staatkunde, die do wolvaart niet bedreigt en het eigendomsrecht niet aantast. De socialo quaesties moeten worden opgelost, maar niet in den geest der socialisten. Voorts wacht hot blad mot spanning af, wat hot nieuwe ministerie voor de Boeren doen zal. Het meent, dat de Regeering dadelyk don uitvoer van paarden bohoort te verbieden j en verder in den geest van den heer Stead op een beschaafde wyze van krygvooren zou kunnen aandringen. Ten slotte zegt het: „De taak, die op de nieuwe ministers rust> en op de Christelyke partyen in het algemeen, zal niet licht zyn. Zy moeten toonen, dat oensgezindheid en homogeniteit van do rech- terzyde mogeiyk zyn, dat ook do rechtorzyde bekwamo mannen heeft en dat ook zonder hulp van de liberalen alles goed kan gaan, De liberalen zyn altyd nog van gevoelen, dat men zonder hen niets vermag, dat zy over vier iaar woderom als redder in don nood zullen worden teruggeroepen, zooals Lodewyk XVI Necker terugriep, toen zyn opvolger niet voldeed. Zy rekenen op groote fouten en groote teleurstellingen. Nodorland is zoolang liberaal geregeerd, dat de macht van de sleur thans1 ton bate van de liberalen werkt, en vele niet- liberalen toch ook nog de meening doelen, dat men de liberalen niet missen kan. Dat vooroordeel moet worden vernietigd. Neder- i land moet niet alleen do mogeiykheid, maar ook de tastbare voordooien eener Christelyke regeering aanschouwen. Over vier jaar mooten toen ging Heinz hoen. Het jonge liofdesgoluk deed zyn hart sneller kloppen, en toch voelde hy een diepe smart, toen hy het woonhuis passeerde, waar Stóphanie was. Hy kon hot nog niet begrypen, dat hy in hetzolfde uur zooveel gewonnen en toch ook zoo onzogbaar veel verloren badl V. 't Was nogen uren, toen de professor thuis kwam. De oude heer was reeds te bed; 1b. do fabriek was alles stil; slocbts do vlanimeiv. die als roodo tongen onophoudoiyk opstogen uit den lioogon fabrieksschoorsteen, verrieden, dat er nog leven was. Heinz vond zyn brooder nog bezig aan zyn lessenaar in hot kantoor. Karl Maria zag tor« stond aan hot gezicht van Heinz, dat diens zending in het Westend niet gelukt was. „Nu, hoe staat hot?" vroog hy bezorgd. De professor haaldo de schouders op. „Zo hebben je op do Beurs de zuivoro waar heid verteld. Do jonge Holston hoeft, nadak vader hem had afgewezen, terstond met The® onderhandeld. Dio reisde hom na en vandaag was do zaak al beklonken." „Ja, maardo hoofdzaakKooft movrouw Farland hom gesteund?" „'t Contract is zelfs officieel door de firma gesloten." Karl Maria ontving dezo tydicg als een onaangename vorrassing. „Heb je baar zelf gesproken?" vroeg hy. „Neen, alleen Gudrun. Maar die had mot haar moeder uitvoerig er over gepraat/' Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1901 | | pagina 5