LEIDSCH DAGBLAD, WOENSDAG 31 JULI. TWEEDE BLAD^ Anno 1901. 1
PER8QVERZI0HTé
feuilleton.
Een opvoedster.
rHo. 12709
f Thans moeten wy nog melding maken van
het volgend ingezonden stuk in De Standaard
Mijnheer de Redacteur!
1Zooals te verwachten was heeft de hoog-
Jeeraar Tichelaar geantwoord op mijn schrijven
'in De Standaard van 16 Juli.
Laat ik u, M. de R. I nog één keer mogen
lastig vallen met een stukje ter plaatsing.
De hoer T, beroemt er zich op, feiten tot
iljn dienst te hebben, en noemt dan het een
en ander. Ik beken met eenige verbazing ken-
i nis genomen te hebben van de voorstelling
van die feiteD. Myn inlichtingen daaromtrent
1 zijn precies andersom.
Veel hangt hier af van de wijze, waarop
een geval wordt voorgesteld, en welken indruk
men er door teweegbrengt.
Om nu duidolUk te maken op wat manier
do heer T. met zoo iets te werk gaat, geef
ik het volgende:
De heer Tichelaar vertelt in zyn schrijven:
'^dat de heer P. na do rede van den heer
Levy gebruik gemaakt heeft van de gelegen
heid tot debat, dat zijn geheele oppositie
bestond, naast zijn afkeuring in het algemeen,
hierin, dat hy den naam clericalen voor zyn
party verwierp en na eenige woorden te
'hebben gesproken verwyderde de heer P. zich
'Ijlings zonder het antwoord van den heer
Levy af te wachten. Aldus handelende ver
liest men zyn recht van spreken.''
En nu de toedracht der zaak,
Mr. Levy is opgetreden met De Standaard
▼an dien dag (11 Juni) in de hand, der ver
gadering moedeelonde, dat De Standaard in
de laatste dagen moeite deed om den naam
clericaal van zich te werpen; zoo ook in het
nommor van heden, waarin een beroep werd
gedaan op Prof. Spruyt, dat men aan de woor-
,den van iemand wel zekere uitlegging kon
geven, doch dat dit aan het feit niets veran-
derde; dat de antirev. party is een clericale
1 party en omdat zy is een clericale party moet
;zy bestreden worden.
arondsUg der rede was het clerica-
lisme der antirev. party.
Natuurlyk was dit een geschikt mikpunt
▼oor het geval, waarin mr. Levy hier in Leiden
verkeerde. Gedeeld als de Liberalen in Leiden
stonden, moest hy zich verre houden van een
bepaalde liberale politiek. Hy moest twee
liberale candidaten aanbevelen, de heeren
y. d. Kaay en Drucker.
Toon er onmiddeliyk na de rede gelegen
heid gegeven werd tot debat, was ik de eenige,
die het woord vroeg.
Ik heb toen gezegd: dat de heer Levy zyn
naam als bekwaam redenaar volkomen had
gehandhaafd (zonder te spreken over de
manier, waarop die bekwaamheid hedenavond
gebruikt was);
dat ik de eer van mr. Levy onaangetast
wou laten, maar dan ook niet met hem in
debat kon treden ter wille van de wyze, waarop
do zaken hedenavond behandeld waren;die
wyze van behandeling geheel voor zu'n rekening
latende
dat ik het my echter ten plicht rekende,
de vergad^ng in te lichten omtrent den
inhoud van het stuk in De Standaard, door
mr. Levy in het begin zyner rede genoemd;
dat in een driestar aldaar modedeeling werd
gedaan van het oordeel van drie in het libe
rale kamp gevierde mannen, omtrent het
j clericale van de anti-revolutionaire party
dat Prof. Spruyt schreef: „De naam van
cloricalen is voor onze anti-revolutionairen
ongeveer even passend, als die van visch voor
zwaluw zou zyn. Grooter bestryders van den
invloed van den clerus kent de geschiedenis
niet, dan onze stoere en onverzetteiyke Cal
vinisten
Mr. P. v. Bemmelen liet zich aldus hooren
„In don boezem van het hedondaagsche
Calvinisme kan oen orthodoxe beweging op
religieus en sociaal-politisch gebied, niet uit
sluitend van de geesteiyken of liever predi
kers uitgaan, noch hun belang of
hunne hoersc happy dienen. De
Nederlandsche anti-revolutionaire party kan
dan ook niet de Protestantsche clericale party
worden genoemd, zonder den naam on
hot spraakgebruik geweld aau
te doen.
Mr. Mees erkende nog onlangs in Rotter
dam, „dat de naam clericaal op de anti revo
lutionaire party niet toepasselyk is.".
Ik ging daarop volgenderwyze voort:
Ik acht het mogeiyk, dat deze inlichting
voor de vergadering van beteekenis kan zyn,
ten minste als men naar waarheid vraagt, en
dit neem ik aan.
Het zou toch kunnen zyn, dat men aan het
oordeel van drie zoo vertrouwde mannen uit
het liberale kamp meer waarde hecht dan
aan dat van Mr. Levy, wetende, dat deze
zich kan vergissen; waaruit dan volgt, dat
er van de rede des heeren Levy, uitgaande
van de stelling, dat de anti-rov. party is een
cloricale party, voor zoover zy deze party
aangaat, niets overbiyft.
Hierop werd een korte pauze gegeven.
Omdat ik my van alle persooniyk betoog
en oordeelvelling onthouden had, enkel door
my oen mededeeling was gedaan, kon ik het
my moeilyk ten plicht rekenen langer te
biyven om de onhebbelykheden, die gedebi
teerd werden, aan te hooren; en een myner
kennissen van buiten do stad, dien ik nog
even spreken wilde, ziende vertrekken, ben
ik heengegaan. De heer T. zegt, dat dit
„ylings" geschied is; 't is mogeiyk, dat ik
myn voeten naar het oordeel van den heer T.
wat te vlug verzet heb, doch in elk geval
reden om door oen vlug vertrek het antwoord
van den heer Levy te ontgaan was er niet;
als gezegd: 't was pauze.
Hoe Mr. Levy zyn standpunt voor de ver
gadering tegenover het oordeel van de hoeren
Spruyt, v. Bemmelen en Mees zou trachten
waar te maken, na alles wat gehoord
was, kon by my geen belangstelling meer
wokken.
Wanneer in een vergadering de gewone
vormen van wolvoeglykheid tegenover zyn
tegenparty met voeten getreden worden, kan
alleen een hooghartigheid zich nog vormeten
om die tegenparty op haar verplichting te
wy'zen.
De lezer oordeele nu over de juistheid van
de mededeolingen van den heor T. en make
zelf de gevolgtrekkingen. Na alleen nog opge
merkt te hebben, dat de heer Tichelaar geen
antwoord geeft op myn vraag aangaando dat
fatale gerucht, eindig ik, M. de R.! met dank
aan u voor de opname van dit stuk.
Hoogachtend,
Uw dn.
Leiden, 25 Juli 1901.' W. Pera.
In het Medisch Weekblad wyet de heer
Bruinsma op het ongeoorloofde van de waar
neming der geneeskundige praktyk door een
s e m i - a r 18.
„Het kan' nuttig zyn" schryft "hy
„nogmaals te herhalen, dat zulk eon waar
nemer van do praktyk strafbaar is by do
wet; do aanstaande artsen, met het grootste
deel hunner examens achter don rug, mogen
het onaangenaam en onbiliyk vinden, het is
niet anders, de wet laat geen twyfei dien
aangaande.
Do burgemeester, een marechaussee of ge
meenteveldwachter heeft by ieder ziekenbezoek
het recht proces-verbaal op te maken en niet
het minst dreigt er gevaar langs een andere
zyde. Niet één semi-arts zal het denkoiyk
wagen met zyn eigen naam een biljet van
ovorlydon te onderteekonon of aangifte eener
besmettelijke ziekte te doen, veel minder een
verklaring van doodschouw af te goven, en
mocht liy daar too overgaan, dan zal noch de
ambtenaar van den Burgerlykon Stand noch
de inspecteur daarmee, als afkomstig van
eon onbevoegde, genoegen nemengewoonlijk
teekent daarom de geneeskundige, wien de
waarneming goldt, vooraf eenige briefjes en
verklaringen in blanco, waarop dan door den
semi-arts de doodsoorzaak en wat verder
noodig mocht zyn wordt ingevuld.
Hoewel deze praktijken niet onbekend zyn,
herinner ik my niet, dat tot hedon iemand
byzonder ernstige gevolgen heeft ondervonden
van deze ongeoorloofde handelingen en is ook
by vervolging telkens slechts een geringe
boete opgelegd, doch de kruik gaat zoolang
te water tot zy breekt; wanneer openlykhet
waarnemen der praktyk door semi artsen
wordt aangeboden of gevraagd en het daar
door duideiyk wordt, dat het niet meer geldt
een eenvoudig, zeer tydolyk hulpbetoon, e9n
collegialen dienst of een handoling te goeder
trouw, maar een bewuste wetsovertreding
naar een vooraf overgelegd plan en met be-
hoorlyke salarieering, dan zou hot wol eens
kunnen zyn, dat oen rechter zulke over
tredingen minder lankmoedig ging beoordeelen
en zulke valscheiyk opgemaakte verklaringen
14)
Heinz zag haar aan met by na komische
verbazing.
r „Wie? Mevrouw Farland?"
„Ja, de schoone Stóphanie, die jo vriendin
Is geweest."
„Lieve hemel! Zy is myn vriendin, zoo
lang my heugt. Zy was al gelukkige echtgo-
noote on moeder, toen ik nog als student op
1 de banken der Kunstacademie zat en eigenlyk
nog oen groene jongen wasl"
„En heb jo altyd veel van haar gehouden?"
„Zeker, Dagraar; want in haar woning vond
Ik oen tehuis, dat by ons ontbrak. Myn moeder
had ik al verloren, toen ik zes jaar was; zy
Btierf kort na de geboorte van myn broertje.
Het was erg stil in huis, en by de Farlands
was geluk en zonneschyn, vooral toen de oude
heer nog leefde, de vador van een handelsraad,
die getrouwd was met een vroolyke Ryn-
landsche, uit Keulen. Ik was hier als kind
van den huize, en toen de kinderen, Theo en
Gudrun en de veol jongere Karla, opgroeiden,
behoorde ik om zoo te zoggen tot het huisraad."
Dagmar had bewegingloos geluisterd.
„En heb je nooit er aan gedacht, mot.^.?
haar te trouwen?"
i „Trouwen..., ik..;, en Stóphanie?!" Hy
barstte In een ongehuicheld lachen uit. „Neen,
lieve, daaraan heb ik nooit gedacht. Ik bad
toch, als een veertiger, die zich nog jong ge
voelt, niet de stiefvader van den twee-en-
twintigjarigen Theo kunnen worden? O,
Dagmar, het is komisch.!*
Zy zag hem. lang en vorschend aan.
„Maar mevrouw Farland heeft er aan ge
dacht, on haar kennissen hebben er over ge
sproken, dat zy met professor Pracht zou
trouwen. Het zal haar veol leed gedaan hebben,
dat je na de reis niet bent gekomen om haar
te vragen."
Pracht rees nu ontsteld overeind.
„Dat is oen verschrikkoiyke dwaling 1
Dagmar, wie heeft je dat verteld?.... Och,
je zult verkeerd verstaan hebben 1"
Zy schudde het hoofd, antwoordend:
„Neen, neon, al spreek ik het Duitsch niet
goed, ik versta het wel, ook wat mevrouw
Pollinger heeft gezegd, 't Was haar doel zeker
niet, my pyn te doen; maar elk woord van
haar was voor my een speldeprik."
Nu ging den professor een licht op. Stóphanie
had dus werkoiyk geloofdMaar dat was
onmogelyk, onzinnig 1
Al vragende, vernam hy nu al wat er in
Karla's by'zyn was verhandeld. Het suisde in
zyn hoofd. Had mevrouw Pollinger slechts
overgebracht, wat de menschen babbelden, of
zou zy door Stóphanie in vertrouwen ge
nomen zyn?
Dan dacht hy weer aan Karla's wilde, on
verklaarbare houding dezen namiddag. Hy
vroeg zich af, of het halfwassen meisje soms
zich gekrenkt voelde in haar moeder. Want
als een diepe krenking moest Stóphanie wel
zyn verloving opnemen, als zy zelve een aan
zoek had verwacht.
En nu viel het hem in, dat ook de eigen
aardige verandering van meening ten opzichte
van de bewuste speculatie misschien aan
jaloezie toe te schryven was. Doch even snel
verwierp hy die gedachte weer. Want hy wilde
zelfs met geen gedachte het beeld der ideale
vrouw ontwjjdeifc
als een minder onschuldige zaak door een
ernstige straf van den overtreder in het ver
volg trachtte tegen te gaan. Nu biykbaar
deze waarnoming zulk een omvang en karakter
heeft aangenomen, meendo ik, dat een ernstige
waarschuwing velen welkom kan zyn/'
Een Duitsch hoofdofficier, von Keiler, heeft
een studie geschreven over koloniale
troepen, die door de zorg van de Voreeni-
ging ter beoefening van de krygswetenschap"
ook in het Nederlandsch is openbaar gemaakt.
Daarin staat onder meer het volgende:
„Do ligging, de grootte en de vruchtbaar
heid der Nederlandsche bezittingen hebben
veel bekoring voor de begeeriykheid van
andere mogendheden. Maar evenals zy slechts
een overbiyfsel zyn van het wereldomvattende
koloniaal bezit, dat weleer een krachtige
nationalo wil, een sterk leger en een over
machtige vloot voor Nederland verwierven,
zoo is dat ook het geval met de krachten,
die heden de rest moeten behouden, in verge-
lyking met die, welke het geheel tot stand
brachten. Haar onschendbaarheid berust op
de zwakke gronden van tolerantie en naijver
dor grooto mogendheden; een veroveraar, die
de Nederlandsche kolonién hobbon wil, zal
daarvan ook meester worden."
„Deze woorden", zegt Het Nederlandsche
Dagblad, „mogen we niet onopgemerkt voorbij
gaan. Reeds vooraf heeft de schryver meege
deeld, dat het Nederlandsche koloniale leger
nauwelyks bestand is tegen een ernstigen
opstand, en dat het z$>u blyken volkomen
onvoldoende te zyn, wanneer een sterke zoe-
en koloniale mogendheid de hand naar de
Nederlandsche bezittingen uitstrekte. Aan de
versterking van dat leger moet dus met
kracht worden gearbeid. Het beginsel van
den algemeenen en persoonlijken dienstplicht
moet 'op allo Nederlanders in Indiö worden
toegepast en in geval van opstand op alle
Europeanen.
Aan de Inlanders of desnoods alleen aan de
Indo's (Inlandsche moeder en Europeesche
vader) moet ruimschoots gelegenheid worden
geschonken om tot officier op te klimmen,
werven en wapenfabrieken moeten in Indiö
worden gevestigd en het Nederlandsche gezag
moot zoo heilzaam zyn voor den Inlander,
dat hy vreemde aanvallers niet als bevrijders,
maar als vyandon beschouwt, die met alle
macht bestréden moeten worden.
„Moge het nieuwe ministerie ook hier nieuw
leven brengen en nieuwe wegen inslaan 1"
De heer J. J. B. Fanoy, to Hilversum,
Indisch officier, spreekt in het Christelijk
Militair Blad, orgaan van de Nationale Christen-
Ofiicierenvereeniging, zyn blydschap uit oyer
den uitslag der verkiezingen en
schryft verder o. a:
„Dankbaarheid vervult ook de harten van
allen, die hot wèl meenen met Neerlands
krygsmacht, die inzien, dat der Nederlanders
plicht om het eigen volksbestaan te handhaven,
niet kan worden vervuld, zond or in het bezit
te zyn van een voldoend krachtig leger en
een voldoend sterke vloot," en kenschetsend
is het wel, dat zelfs door volbloed liberale
officieren een hartelyk „Goddank" werd uit
geroepen, toen deze zagen, dat aan hot liberaal
bewind in leger- en vlootzaken dra een einde
zou worden gemaakt.
Hebben de liberalen het dan zoo slecht met
's lands defensie gemeend? Dat zy verrel
De liberalen hebben alleenlyk met de zorg
voor de landsverdediging mot boter gekund.
En waarom niet? Omdat de theorieön, diezy
in toepassiDg meenden te moeten brengen,
onvermydelyk uitloopen: eerst op de verkrach
ting van het „Recht", en daarna op de
omverwerping van allo „Gezag". "Want, ook
in de krygsmacht van den Staat werd, nadat
het godsdienstig en zedolyk beginsel opge
offerd was aan do vermeerdering van kennis,
het recht ondergeschikt gomaakt aan het nut.
En nu kon geen zorg voor meerder personeel,
nóch zorg voor betere forten of schepen, nóch
uitbreiding van leerprogramma's voor officieren
en kader, nóch wyziging in de opleiding van
soidaten en matrozen^ ook maar in het minst
de fatale uitwerking tegenhouden van de
grondfouten, die gemaakt werden tegen het
militaire recht, dat in zyn ietwat ruw omhulsel
een kern bevat van het zuiverste goud.
De geest van materialisme, het „ruim op,
wat u in don weg staat" en het „laat vallen,
wat niet staan kan" verving den geost van
kameraadschap, die leerde, dat de krygslieden
Doch hy kon dat afschuweiyk vermoeden
niet van zich af zetten.
„Ja, als het waar is, workeiyk waar is,
dat zy onze vriendschap slechts als een voor
spel heeft beschouwd, ja, dan zou ik de onge
lukkige diep vernederd hebben, toen ik haar
onlangs myn geheim toevertrouwde
Hy had echter nooit iets gezegd, wat
Stóphanie in dien zin kon uitleggen; hy be
hoefde zich dus niets te verwyten. Toch hin
derde het hem vreeselyk, dat zy door hem,
die niets vermoedde, zoo wreed beleedigd was.
En welk een stryd moest het haar gekost
hebben, Dagmar by zich in huls te nemen I
Heinz stond lang in gedachten; toen sprak
hy vrymoedig tot de geliefde:
„Dagmar, laat my nu niet halverwege staan.
Nu moet hot ys tusschen ons gebroken; nu
moeten wy vry tegenover elkander staan. ïn
het eerste uur na myn terugkomst heb ik
mevrouw Farland opgezocht, om aan haar,
myn oude, oprechte vriendin, toe te ver
trouwen, datdat ik jou liefheb, Dagmar l
Dat je van my een ander mensch hebt ge
maakt, en dat ik zonder jou niot leven kan.
Yry sprak ik tot haar; want door haarwilde
ik myn eenigen twyfei hooren weerspreken:
de bedenking, dat ik misschien te oud was
voor myn bloeiende, lachende, kleine Dagmar I"
De Deensche was opgesprongen. Zy beefde,
diep ontroerd, en bedekte haar oogen met de
handen.
„Dagmar, met die bekentenis heb ik dus
een vrouw, die my eon trouwe, goede vriendin
geweest is, gekrenkt en bedroefd.
Spreek zelve nu het vonnis over my uit...
Kan je my genoeg liefhebbenvoor een
heel leven?"
Hy trok met zachten dwang haar handen
weg. Nu sloeg zy de groote oogen op, en
elkanders wèl moesten betrachten. Aan de
behartiging van de belangen der promotie
werd, onder de schoone leuzen van zorg voor
een jeugdig korps hoofdofficieren en bevordering
van de geschiktsten by keuze, het schrome-
ïykste onrecht gepleegd, en de geost van
wantrouwen gezaaid jegens de chefs, die als
de natuuriyke beschermers hunner onderge
schikten behoorden te worden beschouwd,
doch nu maar al te vaak als hun verborgen
vyanden worden aangezien. In de plaats van
de zorg voor de minderen, op godsdienstig,
zedeiyk en stoffeiyk gebied, trad een nalatig
heid, die zóó ver ging, dat tegenwoordig
jongelui tot officier bevorderd worden, die
niet eens konden antwoorden op do vraag:
welke plichten de officieren tegenover hun
ondergeschikten hebben te vervullen?"
In De Maasbode lezen wy:
Heb Sociaal Weekblad verzekerde, zooals
men weet, dat heb maken van een reisje wel
degeiyk tob de geoorloofde redenen van
schoolverzuim mag gerekend worden.
Deze verzekering steunb op een verklaring
der Regeering in haar tweede memorie van
antwoord, dat in bedoeld geval de vyfde para
graaf van art. 12 der leerplichtwet: „Geldige
redenen van tydelijk schoolverzuim zynonge
steldheid van het kind, vervulling van gods
dienstplichten of andore ernstige omstandig
heden", toepasselyk kan zyn.
Wanneer een kind met zyn vader of moeder
buiten den vacantietyd een pleizierreisje maakt
waartoe alleen de meer gefortuneerden in staat
zyn beeft het dus geldige reden van school
verzuim.
Ons goed, schryft Eet Huisgezin.
„Maar wanneer een vader van buiten zyn
kind mee naar de markt in de stad neemt
om een varken te koopen, of wanneer eon
vader uit de stad met zyn kind een dagje
naar buiten gaat, zyn dit dan ook geldige
redenen van schoolverzuim?
Wy zouden meenon, dat hierop moeilyk neon
kan worden geantwoord.
Want als oen meer gefortuneerd kind om
een pleizierroisjo acht of veertien dagen mag
verzuimen, waarom zou dan een arme stakker
niet eens een enkel dagjo een verzet mogen
hebben?
Toch weten we, dat onlangs een moeder
voor do commissie tot wering van school
verzuim moest verschynen, omdat ze haar
jongen mee naar de stad had genomen om
een varkon te gaan koopen, en zo deswege
door don voorzitter zeer plechtigljjk werd
vermaand.
Dat zal voortaan uit moeten zyn: gelyke
monniken, gelyke kappen."
In het Sociaal Weekblad komt het volgende
ingezonden stukje voor:
„U bepleit do opvatting, dat wel degeiyk
ouders met hun kinderen een badplaats als
Scbeveningen, enz. kunnen bezoeken en voor
hun leerplichtige kinderen ten minste
niot thuis behoeven te biyven.
De arbeider echtor, die, door broodsgobrek
genoodzaakt, zyn kind voor luttolo guldens
uit koe-hoeden of aardappel-rooien moet zon
den (of ook wel omdat de boer hem anders
geen werk wil geven) mag dit niet doen ten
gevolge van de Leerplichtwet, behalve go-
durende een korten termyn; en hy heeft ook
geen recht op schadevergoeding.
Zie, Mynheer de Redacteur, zoo wordt „het
recht" opgevat: de burgerman, die vryaf wil
nemen, mag met zyn kind op reis gaan
zoolang hy slechts verkiest; de
arbeider, die werken wil, wordt gedwongen
met zyn kind honger te ïyden.
Of, is Uw wotsuitlegging ten opzichte van
dien arbeider een andere?
Is het te verwonderen, dat de arbeider, die
een stukje als het Uwe over „die arme Leer
plichtwet" leest, zyn bloed voelt koken?
Waarlyk, de heeren sociaal-theoretici moch
ten wol eerst losjes gaan nemen in do volle
maatschappy l"
Dit stukje Is afkomstig van den inzender
W. C. de Jonge uit het „Volkshuis", te
Maastricht.
Het Sociaal Weekblad tracht een veront
schuldiging te vinden door te wyzen op hot
bolang der kinderen, dat èn te Scheveningen
èn op het aardappelenveld den doorslag geeft.
Of doze verontschuldiging van het meten met
twee maten door de wot den lieden uit het
„Volkshuis" wel ooit onder do muts zal
een weeke, warme blik trof don pjrofessor.
Een verlogen, lief lachje kwam ovor haar gelaat.
„Nu spyt het my, dat ik zoo slecht Duitsch
spreek. Je zoudt my vorkoerd kunnen ver
staan, en dat zou eon groote smart voor my
zyn, voor heel myn volgond leven.''
Heinz had haar teedor omarmd.
„Spreek dan in je moedertaal, lieve, kleine
Dagmar. Ik wed, dat ik je wol verstaan zal 1"
„lag olskar deil" fluisterde zy.
Met een langen kus verzekerde de professor
haar, dat hy genoeg Deensch verstond, om
deze bekentenis harer liefde te begrypen.
In het vortrouweiyk gesprek, dat nu volgde,
herinnerde zy hem aan de oogenblikken, toon
reeds beiden gevoelden, dat de liefdo in hun
harten word geboren, on by lachte nu om
zyu schroom, die hem zoo lang weerhouden
had, haar te vragen.
Ze zaten prettig babbelend by elkaar, tot
het donker begon te worden.
„Nu moet ik jo wel wegjagen, professor!"
zei ze schalks. „Ik moet nog naar mevrouw
Farland on haar vragen, of ze niet boos zal
zyn, als ik haar verlaat, wat toch beter ie."
Heinz zag haar verrast aan. Hy had voor
een oogenblik al dat andere vergoten.
„Je bobt geiyk," zei hy; „hier kan jo
moeilyk biyven. Je moogt niemand een doorn
in het oog zyn. Kom morgen naar myn vader
daar kan je biyvon. Ik zal ergens in de stad
kamers nemen, tot we ons eigen huis be
trekken, ons huis, Dagmar l Vader zal je met
open armen ontvangen: wees oen goede
dochter voor hem, lieve, kleine Dagmar I"
Zy reikte hem belde handen.
„Nu zou ik je wel weer willen kussen,
professor, om je te beloven, dat ik je vader zoo
lief zal hebben, of hy myn eigen vader was."
Met tranen in de oogen kuste zy hem;
komen, waagt De Tijd te betwyfelen, mot
het oog op het scherpe contrast in de ge
spatieerde woorden. De vollo maatschappy ia
helaas voor do meeste sociaal theoretici eon
besloten kring.
Omtrent de taak der anti-revolutionaire pera
ten opzichte van het komende bewind
schreef de Stichtsche Courant
De taak onzer pers zal onder oen bevriend
ministerie uit den aard dor zaak mooilyker
worden dan tot dusver.
Aan de eone zyde is het baar plicht, om
het Kabinet tegen eventueele aanvallen van
liboralo of socialistische zyde te verdedigen.
Maar aan de andere zijde is het evenzeer
haar roepiDg, om rusteloos de beginselen
onzer party, onafhankelyk van hetgeen do
Regoering doet of nalaat, voor te staan en
te verbreiden.
Verzuimt ze het eerste, dan schiet zy
tekort in haar roeping, maar laat ze hot
andere na, dan vervult zo evenmin haar taak.
Maar nu dreigt van twoeörlei kant gevaar.
De verdediging van hot ministerie stelt i
haar aan gevaar bloot, om iets Yan haar
beginsel prys te geven.
Het opkomen voor de beginselen brengt
het gevaar met zich, dat de positio van
het Kabinet, dat natuurlyk niet uitsluitend
uit mannen onzer richting kon bestaan, wordt
verzwakt.
Zy hot onze pers gegeven, om tusschen
dio beide klippen door steeds den juisten
koers to Yolgon.
Het Nederlandsche Dagblad zegt wat het
verwacht van hot niouwoministorie.
In de eerste plaats voltooiing dor reorga
nisatie van°het leger. De nieuw aangenomen
wetten moeten worden uitgevoerd. De land-
stormwot moet worden ontworpen, voor de
verdediging dor koloniön moet behooriyk wor
den gezorgd on er moet een behooriyk plan
van landsverdediging worden ontworpen. By
die landstormwet moet het beginsel van plaat
selijke oefening buiten do kazerno \oor ieder
weerbaar man, die niet tot het leger of de
landweer behoort, op den voorgrond staan.
In do tweede plaats hoopt het, dat het land
nu eindelyk verlost zal worden van do treu
rige en vervelende onderwys quaestio. Ook
binnen de grenzen der bestaande grondwet
is flnancieele gelijkheid tusschen openbaar en
byzonder onderwys mogolyk.
In de derdo plaats hoopt het, dat nu ein
delyk de administratieve rechtspraak tot stand
zal komen. Tegen flink voorwaarts schryden
op den weg der socialo wetgeving heeft het
geen bezwaar, mits elk radicalisme vermeden
worde. Het is blyde, verlost to zyn „van het
dryven van mr. Borgesius en zyn vrienden",
maar indien dat dry ven nu wordt voortgezet,
zal men tot de slotsom komen, dat het niot
de moeite waard was van regeering to ver
anderen. Wat Nederland nu vóór alles noodig -
heeft, is een krachtige, eerljjke, maar vooral
gematigde staatkunde, die do wolvaart niet
bedreigt en het eigendomsrecht niet aantast.
De socialo quaesties moeten worden opgelost,
maar niet in den geest der socialisten.
Voorts wacht hot blad mot spanning af,
wat hot nieuwe ministerie voor de Boeren
doen zal. Het meent, dat de Regeering dadelyk
don uitvoer van paarden bohoort te verbieden j
en verder in den geest van den heer Stead
op een beschaafde wyze van krygvooren zou
kunnen aandringen.
Ten slotte zegt het:
„De taak, die op de nieuwe ministers rust>
en op de Christelyke partyen in het algemeen,
zal niet licht zyn. Zy moeten toonen, dat
oensgezindheid en homogeniteit van do rech-
terzyde mogeiyk zyn, dat ook do rechtorzyde
bekwamo mannen heeft en dat ook zonder
hulp van de liberalen alles goed kan gaan,
De liberalen zyn altyd nog van gevoelen, dat
men zonder hen niets vermag, dat zy over
vier iaar woderom als redder in don nood
zullen worden teruggeroepen, zooals Lodewyk
XVI Necker terugriep, toen zyn opvolger niet
voldeed. Zy rekenen op groote fouten en groote
teleurstellingen. Nodorland is zoolang liberaal
geregeerd, dat de macht van de sleur thans1
ton bate van de liberalen werkt, en vele niet-
liberalen toch ook nog de meening doelen,
dat men de liberalen niet missen kan. Dat
vooroordeel moet worden vernietigd. Neder- i
land moet niet alleen do mogeiykheid, maar
ook de tastbare voordooien eener Christelyke
regeering aanschouwen. Over vier jaar mooten
toen ging Heinz hoen. Het jonge liofdesgoluk
deed zyn hart sneller kloppen, en toch voelde
hy een diepe smart, toen hy het woonhuis
passeerde, waar Stóphanie was.
Hy kon hot nog niet begrypen, dat hy in
hetzolfde uur zooveel gewonnen en toch ook
zoo onzogbaar veel verloren badl
V.
't Was nogen uren, toen de professor thuis
kwam. De oude heer was reeds te bed; 1b.
do fabriek was alles stil; slocbts do vlanimeiv.
die als roodo tongen onophoudoiyk opstogen
uit den lioogon fabrieksschoorsteen, verrieden,
dat er nog leven was.
Heinz vond zyn brooder nog bezig aan zyn
lessenaar in hot kantoor. Karl Maria zag tor«
stond aan hot gezicht van Heinz, dat diens
zending in het Westend niet gelukt was.
„Nu, hoe staat hot?" vroog hy bezorgd.
De professor haaldo de schouders op.
„Zo hebben je op do Beurs de zuivoro waar
heid verteld. Do jonge Holston hoeft, nadak
vader hem had afgewezen, terstond met The®
onderhandeld. Dio reisde hom na en vandaag
was do zaak al beklonken."
„Ja, maardo hoofdzaakKooft movrouw
Farland hom gesteund?"
„'t Contract is zelfs officieel door de firma
gesloten."
Karl Maria ontving dezo tydicg als een
onaangename vorrassing.
„Heb je baar zelf gesproken?" vroeg hy.
„Neen, alleen Gudrun. Maar die had mot
haar moeder uitvoerig er over gepraat/'
Wordt vervolgd.)