No. 12700 LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 20 JULI. - TWEEDE BLAD. Anno 1901. PER8OVERZIOHT4 Femlleton. Een opvoedster. w-i Mr. P. L. Tak schreef In De Kroniek'. Voor niemand ia de Zuidafrikaansche oorlog gelegener gekomen dan voor Dr. Kuyper, die scherper dan wellicht iemand andera ln Nederland zijn wog ziet, en zyn gelegenheid iweet te gebruiken. Het nationalisme, voor alle vertraging der vooruitstreverlgheid en—zoo noodig ook voor het Inleiden der reactie zoor bruikbaar, zal hem redden. Do Boeren, ide Nederlandsche stam, hot Alg. Ned. Verbond, ija zelfs etraks dat povere Noord- en Zuid- Nederlandach Letterkundig Congres, de inva lids, die nu ook al dien kant uit moet draven dat is de combinatie, die altijd gereed Is, als er nood komt in de nu aanstaande politiek. :Militatrisme wordt dan troef, en als dit alles wat goed wordt aangedreven met de kans van buitenlandsche verwikkeling er by, dan is er iwel een poos lang aan do belofte van binnen- 'landsche hervormingen te ontkomen. Dezo achterdeur is al een hoeion tyd ge ileden op een kier gezet, en staat sedert de ,'behandeling der Legerwet geheel open. Op den 'grondslag van het militarisme is ook voor .Kuyper een draaglijke verhouding met het Hof te vostigen, een probleem, dat anders moeilijk .genoeg is op te lossen. Want men houdt hem daar voor een revolutionair, en misschien niet iten onrechte: dat hangt van de gelegenheid af. Er komt een groote hartstocht los in dit nieuwe regeeren, zeker maar gedeeltelijk in Itoom te houden door het bijzonder intellect van den man. Of het intellect ook sterk ge- inoeg zal zijn om do aangekondigde nieuwe juridioko vormen voor het kapitalisme te vin den? Waarschijnlijk niet. Maar als dit mislukt 'en er een uitweg moot worden gezocht, dan I gaan wy naar het militairistisch nationalisme, I of naar de democratie. Ook dit laatste ls mogelijk. In elk geval een mooie tijd, zoowel voor politieke als voor psychologische waarneming." Een inzender vraagt aan De Nederlander 'hoeveel leden de vry-antir. partij ln de j nieuwe Kamer zal tellen. De bladen zijn, zegt hi), het daarover niet eens: met name niet i over de politieke richting der heeron Mackay en Van Veon. Het blad antwoordt hierop het volgende: i Do vry-antir. achten de organisatie een .nuttig ding, maar zjj achten de organisatie 1 niet de party. Of iemand aangesloten is by 'de organisatie, beslist dus voor hom niet over <zyn richting. i De hoer Mackay is vry-antir., daar hy zich steeds los heeft betoond van een partyparool en de antir. lynen van Groen van Prinsterer volgt. Dit zyn do beide elementen van het begrip vry antirevolutionair. Ook hot laatste, iwant anders zou byv. ook de onafhankelyke jmr. T. de Vries vry-antir. zyn. 01 de oprichting vaneen afzonderlykeorga- i nisatie gewenscht ie, is een vraag van tactiek. Verschil hierover sluit gemoonschappelyke richting niet uit. De staatkunde van den heer Mackay is Toor elk vry-antir. volkomen be- trouwbaar. Wanneor allo antir. waren als hy, was de vry-antir. organisatie overbodig en nooit opgericht. Dit geldt ook voor anderen, byv. enkele leden ded Eerste Kamer. Ieder, die waariyk antir. ls en zich in de toepassing alleen laat f binden door eigen overtuiging, staat aan onze zyde, althans wy aan de zyne. Iedere vrye antir. is vry antir. Ten onrechte meenen sommigen, dat vry-antir. hetzelfdo is als ,Lohmaniaan." Wat mr. Van Veen aangaat, deze is boven- 1 dien porsooniyk tot do vry-antir. organisatie toegotreden. Twyfel is hier dus buitengesloten. De Frlesche bond van christ.-hist. heeft één i man van art. 36, in de oude beteekenis, en l één vry-antir. gecandideerd, wat ook biliyk 'is, daar vele Friesche christ.-hist. een der look elders bekenden is byv. het oud-Kamerlid L. W. de Vries eenvoudig vry antir. zyn ivan richting. I Het aantal nieuwe leden in de nieuwe Kamer is dus acht. Wy lezen het is De Tijd, die het ver meldt in het groeno weekblad De Amster dammer naar aanleiding der jongste maande- /'ïyksche kroniek van ds. Bronsveld .„Haat bezielt my niet, maar liefde voor i myn volk en myn Kerk", schreef Brons- 1 velden zoo werd het plicht ons een nauwkeurige voorstelling te vormen van dat lieve voorwerp, .Kerk" geheeten, waaraan 'a mans harte ls verpand. Welnu, die „Kerk" heet in hetzelfde stukje proza „onze Nederd.- Herv. Kerk". Dat Genootschap geniet dus BrODSvelds warme genegenheid. Maar hier komen wy te staan voor een raadsel. Immers, ds. Bronsveld is een zeer ernstig beginsel vast individuen de Nederd.-Herv. Kerk wel bekend, is het potsierlykste en beginsel- looste lichaam, dat ooit op deze aarde be langstelling heeft gevraagd. De Ned.-Herv. Kerk ls een verzameling van menschen, die, natuuriyk zonder aan de liefde te kort te doen, als geloovige en ongeloovlge Christenen elkaar gaarne uit de gemeenschap zouden werpen.... Bechts de rechtzlnnlgen, en links de .Godloochenaars" of .Godslasteraars", ln verschillende graden van hun euvel, maar allen te zamen leden van één zaligheids- Instituut, dat alleen tor wille van het Staatsgeld als oen eenheid wordt be waard. Werd er aan do ryksuitkeerlng van gelden voor predikanten, hooger onderwys, enz. heden een eind gemaakt, morgen zouden de broeders en zusters, die elkander evenmin haten als Bronsveld Kuyper, maar toch liever elkanders rug dan eikaars beminneiyk aan gezicht zien, elk huns weegs gaan on de Ned.-Herv. Kerk ware er voorgoed als zoo danig geweest De ziel van de ééne Ned.-Herv. Kork is sedert minstens veertig Jaren, zoo het geoor loofd ls baar stoffeiyk uit te beelden, niet anders geweest dan eengeldzak een betrekkelyk nogal wèlgevulde geldzak." Zooals men weet, ls de politloke hoofd redacteur van „de groene" aldus De Tijd de heer De Koo, die ook jaren lang het ambt van .dienaar des woords" vervulde in dezelfdo Kerk en dus spreken kan met eenlge onder vinding. Bet Nederlandsche Dagblad bevat het vol gende onder 't hoofd Nieuwe koers: Weled. Heer Redacteur. Nu de discussie tusschen de hoeren prof. Van Leeuwen, dr. Bronsveld en u zoodanige richting neemt als in Ret Ned. Dagblad van heden, kan ik het volgende woord niet achtor- houden, dat ik u beleefd verzoek op te nemen, ook al schaar lk my niet aan uw zyde. Indien De Vaderlander nog bestond, zou ik u niet lastig vallen. Afgezien van wat u mededeelen kan uit de bestuursvergadering van den C.-H. Bond d.d. i Maart 11., waarover lk (nlet-bestuurslid) natuuriyk niet spreken kau, ondersteun ik volkomen het gevoelen van de hoeren v. L. en B., dat de „nieuwe koers", waarvan u Bpreekt, niet van den Bond, maar van Eet Ned. Dagbl. is. Immers, ik blyf staande hou den, wat ik reeds meermalen in De Vaderl. uitsprak, dat op de alg. leden-vergadering van 22 April 11. met geen woord noch door u noch door iomand van onderhandelin gen mot de anti-revol. party is gespro ken. Er was niets, dat een „nieuwen koers" kon doen vermoedon. Men scheidde onder den Indruk, dat de lyn van 1897 in het algemeen zou worden voortgezet, uitgenomen misschien met betrekking totdevry-antl-revolutionairen. Ik maak my sterk, dat, indien iets van den „nieuwen koers" openbaar geworden was, er een motie van afkeuring in die vergade ring zou zyn aangenomen door hen nl., die noch van ds liberale noch van de anti-rev. party „slippendragers" wenBclien to zyn, die den Bond zichzelf wenschten te doen biyven. Maar dit ls een persoonlyke overtuiging, gegrond op de kennis van per sonen en de uiting van aanwezigen. Vast staan blyft echter, dat met goon woord van den „nieuwen koers" gerept is. Dit onaantastbaar feit bewyst voldoende, dat de Bond niets uit te staan heeft met den „nieuwen koers" van Eet Ned. Dagblad. De leden zyn niet in staat gesteld zich er over uit te spreken. Persoonlyk gevoel ik my dan ook geheel ontslagen van alle verant- woordeiykheid. Ik log er den nadruk op, dat ook uw can- didatuur te Meppel, gesteund door anti-revo- lutionairen, op dezelfde vergadering ln het geheel niot vermeld is. Zy was my daar ook volkomen onbekend. Dwaas vind ik het, dat thans do uitvlucht van De Standaard over genomen wordt, als zou het strooibiljet van dr. Bronsveld uw verkiezing daar hebben laten mislukken. Het mag zyn, datmlsBohlen teleurgesteldon ln Meppel zoo spreken. Wie teleurgesteld ls, noemt graag een plausibele oorzaak. De Nederlander, die het land blyk- baar beter kent dan Eet Nederl. Dagbl., zag er echter zeer terecht een loozen handel lu van de SiamJaard-party om voor zich Steen- wyk te bedingen tegen de sterke vesting van mr. Smeenge. En wie het district Meppel kent, geeft De Nederlander gelyk. Met den meeBten dank heb lk de oer te zyn, M. de R., -t - UEd. dw. dr. OJTO SOHRIEKE. Enschedee, 12 Juli 1901. N.B. Bladen, die de voorafgaande stukken aangaande den strijd ^ovor den „nieuwen koers" overnamen, wordt verzocht ook dit over te nemen of te vermelden. Het volgende wordt hierby aangoteekend De heer Schrleke ia ditmaal door zyn ge wone scherpzinnigheid ln den steek gelaten. Komende gebeurtenissen werpen hun schadu wen vooruit, maar die schaduwen heeft hy niet gezien. De zoogenaamde nieuwe koers is eenvoudig do koers, door dr. De Visser reeds sedert i jaar gevolgd, toen hy in de Kamer dadeiyk de zyde koos van Lohman en Kuyper, en iedereen heeft dat volkomen natuuriyk on correct gevonden. Bovendien heeft reeds ln 1899 prof. Muller in de algemeene vergadering van 19 Novem ber een rede gehouden, om te betoogen, dat er sedert 1897 niets was veranderden dat dus de gedrag8iyn dezelfde biyven moest. Hy zag de neiging tot verandering dus toen reeds aankomen en' trachtte bytyds het gevaar te bezweren. De waarheid is, dat reeds dadoiyk na 1897 byna ieder Christelyk-Historisch man gevoelde, dat als het by een volgende verkie zing weer zoo ging als in 1897 de Bond zyn eigen graf zou delven. Tot geen prys mocht al wat liberaal was wederom voorgetrokken worden boven al wat anti-revolutionair was. Een Christeiyke party mocht zich niet weer loenen tot het op het kussen brengen van een overheerschend radicaal ministerie en naarmate de daden van dat ministerie meer ergernis gaven, werd ook die overtuiging sterker. Wat dus nu gebeurd is, wa3 te voorzien en indien de heer Schrieke lid van het hoofd bestuur was geweest, zou hy het zeker voorzien hebben. Op de algemeene vergadering is noch over Meppel, noch over Amsterdam gesproken, dat ls waar, maar over de meeste andere districten evenmin en in het algemeen is de gedragsiyn door die vergadering niet scherp bepaald. De heer S. noemt den nieuwen koers dien van Eet Nederlandsche Dagblad, maar dat is geen ridderiyk argument. Om de waarheid moet het te doen zyn en niet om Hd Ned. Dagblad in discrediet te brengon. De heer S. weet opperbest, dat die zoogenaamde nieuwe koers de koers was van de afdeeling Amster dam, van de districten Meppel en Steenwyk en nog van tal van andere districten, en heeft dus volstrekt het recht niet te zeggen, dat Eet Ncd. Dagblad alleen dien koers heeft aangegeven. De Bond zelf heeft zich nog niet uitgesproken, maar als aan den Bond de vraag wordt voorgelegd: wilt gu nog langer liberalen, radicalen en socialisten helpen, om Rome en Dordt in den hoek te dringen, of wilt gy als Christeiyke party trachten u met de anti-revolutionairen te verzoenen, ten einde met hen ook het liboralisme principieel te bestryden, dan is hot niet waarschyniyk, dat de Bond met ds. Schrieke en dr. Bronsveld mee zal gaan. De overgroote massa der bondsleden is altyd beslist anti-liberaal geweest en zeer bevreesd om in liberale wateren te verzeilen. Ook de heer 9. zegt weer, dat de Bond zich zelf had moeten zyn, maar is hy dat dan goweest in Utrecht, in Haarlem en in Enschedee? Yan isolement was byna nergens sprake. Het was een neigen naar rechts of naar links en dan achten wy voor een Chrlstelyke party alleen een neiging naar rechts te verdedigen. De heer Schrieke heeft steeds zooveel hy kon voor het liberalisme ge werkt. Men denke slechts aan zyn arti kelen over leerplicht, aan zyn yveren tegen militaire uitgaven en aan zyn uiting, in eon der laatste nummers van Ds Vaderlander dat het nog geen tyd was om ondor het liberalisme uit te komen en dat do liberalen nog maar een tyd lang de regeering in handen moeten houden. Hy kan dus niet voor zelfstandigheid en isolement pleiten. Uit een Christeiyk en Ohristeiyk-Historlsch oogpunt ls bondgenootschap met de anti-revolutionairen eerder te verdedigen dan met de liberalen. De party van Groen is natuuriyk per se anti liberaal. Wie Groen beweert te volgen, moet er geen liberale sympathieën op nahouden. Wy begrypen dus niet best, hoe de heer Schrieke, die den Bond, in stryd mot zyn beginselen, steeds zooveel mogeiyk naar links heeft go- dreven, ons verwy t, dat wy hem, overeenkomstig zyn beginselen, naar rechts hebben trachten te sturen. Uit het oogpunt van zelfstandigheid en Isolement is de houding van dr. S. dan toch minstens even afkeurenswaardig als de onze. Voorts zy nog vermeld het volgende inge zonden stuk onder het hoofd „Een oplossing": Mignheer de Eedacteur l Uit verschillendo ingezonden stukken in uw blad (Het Nederlandsche Dagblad) biykt telkens, dat vele lezers, om hot zoo maar eens uit te drukken, nog in do war zyn met de nieuwe houding, die door een deel der Chr.-Hist. party thans is aangenomen. Men redeneert: De Chr.-Hist. party is by haar ontstaan in 1897 voor den dag gekomen met de leuze: Tegen Rome, en alles wat zich daarmee schynt te verbinden. Thans, in 1901, biykt een deel der party oon andere leuze voor te staan, en steunt door woord en daad diegenen, welke men 4 jaar geleden nog met alle krachten bestroden heeft. Conclusie: Wat toen Christelyk-Historisch heette, heeft, na do verandering, dus niet meer het recht dien naam te dragen. Waar ligt de fout in deze redoneering? My dunkt, in haar uitgangspunt; in hetgeen zy voorop zot. Do zaak is zeer eenvoudig. Wanneer men vooraf aanneemt: het optreden van 1897 was zuiver Christelyk-Hls- t o r i b c h, d. w. z. droeg het stempel van een Christeiyke staatkunde volgens historische traditiön, voorzeker, dan ligt de conclusie voor de hand, dat men thans van die beginselen is afgeweken, en den naam niet meer verdient. Maar daarin ligt juist de fout. Men moet dat niet voorop stollen. Integendeel, men kome hoe langer hoe meer tot de eeriyke bekentenis: de richting, die zich in 1897 voor Christelyk-Historisch uitgaf, was het eigeniyk niet; de gewijzigde van 1901 is het wel. De richting van 1897 kon het niet zyn. Zy was te recht of ten onrechte, hotzy hier in het midden gelaten een negatieve richtingde naam Christelyk-Histo risch echter sluit een positief beginsel en een positieve gedachte in. Het is als met den naam Protestantse h. Die naam is langzamerhand een passe-par-tout geworden voor alles, wat niot Roomsch is. Protestantsche winkels, Protestantsche candi- datenl Zyn het dan ook godloochenaars of boosdoeners van de ergste soort; of zyn het Israëlieten, desnoods Buddhisten of wat ook: duizenden worden binnengehaald onder do veilige hoede van de Protestantsche vlag. Maar eilievo, waar blyft zoo hot positief- Christoiyk karakter van dien Histo risch o n naam Protestantsch zoowel als Christe lyk-Historisch zyn namen, die ver tolken een p o s i t i o f beginsel, dat moet sterven of ontaarden, zoo het wordt afge sneden van zyn po9itief-goesteiyken wortel. L. DB GBBB JB. Losser b\j Oldenzaal, 16 Juli 1901. Wy zyn het gehool mot het bovenstaande eons, zegt de redactio van Het Nederlandsche Dagblad. Christelyk-Historisch is in de eerste plaats 3 Christelijk". Naar aanleiding van een polemiek, schryft De Nederlanderover provinciale sub sidies aan do kweekschool voor bewaarschoolhoudoresson te Leiden en aan een nieuw op te richten provinciaal krankzinnigengesticht, wat van antir. zyde waren genoemd „instellingen, die een bepaalde richting of levensbeschouwing voorstaan en dus niet voor alle lichtingen toegankeiyk zyn", schreef, zooals men weet, De Nieuwe Courant: „Dit ontbrak waariyk nog maar aan den partystryd, dat men ook al speciale krank zinnigengestichten gaat maken voor orthodoxe ïyders en speciale voor liberale lydors, en dat men bewaarschoolhouderessen kweokt, die by de kinderen reeds in hun prille jeugd de kiemen leggen voor soktegoost on onver draagzaamheid. Het zal ervbinnonkort gozelüg in onze samenleving gaan uitzien I" Is het denkbaar, meer politieke bekrompen heid, zielkundige onbewustheid en feiteiy'ko onkunde in dón zinnetje neer te leggen? Bewaarschoolhouderessen, die de kinderen tot den Hoer leiden on hun oen rykeren schat op den levensweg willen meegeven dan een dorre noutrahteit, loggen „roods in do prille jeugd de kiemen voor sektegeest en onver draagzaamheid". Krankzinnigheid, die by uitstek psychischo ziekte, heeft niet3 to makon met de hoogste roerselen van het menscheiyk gemoed. Om zelfs de krankzinnigenverpleging door het geloof te doen beheerschen, dit is iets fonkelnieuws, dat „nog maar aan don party stryd ontbrak". Blykbaar heeft de schrijver nooit gehoord van de roods wydvertakto chrlstelyke krankzinnigenverpleging, dit zoo byzonder ge zogend werk, dat reeds als baan breker en model heoft mogen dienst doen ook voor anderen. Blykbaar i3 hem ook ontgaan de stryd over het bewaarschoolwezen, reeds volo malen in allerlei ooileges gevoerd, o. a. in de Tweede Kamer in December '95 naar aanleiding van mr. Yan Houten's subsidie aan de Leidscho school. Wy zouden De Nieuwe Courant, vóór zy weer zulke stukjes schreef, willen raden eerst eens kennis te nemen van do zaken, waarover zy handelt. Polemiek over oon quaestle kan alleen d&n vruchtbaar zyn, wan neer men beidorzyds op de hoogte is van den stand van het geding. Zooals het blad nu schryft, ja, zoo werd op menig gebied gesproken een halve eeuw geleden. Met verschil van richting zag men „de gezelligheid in de samenleving" bedreigd. Een geestelijke uniformiteit als van het graf was voorwaarde van gezelligheid. Maar zóó denkt men er nu niet meer over. De vrye ontplooiing der geestelyke krachten heeft haar rechten hernomen. En aan de „gezelligheid" doet dit alleen tot zoolang afbreuk, als men langs kunstmatigen weg daartegen ingaat en door onverdraagzaamheid en bevoorrechting de vryheid zoekt te kort wieken. Ook dit hebben velen begrepen. Een geest van meerdere waardeering en welwil lendheid heeft zich daardoor baan gebroken; vooral juist op het gebied dor krankzinnigen verpleging En hierdoor is de „gezelligheid" verhoogd en zyn sommige zaken van alge meen nut aan het bittere van den „partystryd" onttrokken. Wake De Nieuwe Courantdat zy tegen die gezegende richting niet reageert l De Hollander, die bedoelde subsidies ter sprake bracht, zegt over de uitlating van De Nieuwe Courant Wat hiervan te zeggen? Ieder, die in de laatste jaren zyn courant geregeld gelezen heeft, hooger eisch behoeft niet te worden gesteld I zal over deze ont boezeming zyn schouders ophalen. Slechts een paar vragen. Weet de schryver ln De N. Courant dan waariyk niet van den stryd, die herhaaldeiyk ln de Tweede Kamer ls gevoerd over het subsidie aan de kweekschool van openbare (nlet-byzondere) bewaarschoolhouderessen in Leiden? Heeft hy nooit gehoord, dat tegen over die school door ds. Pierson en anderen kweekscholen voor christeiyke of byzondere bewaarschoolhouderessen zyn opgericht? Is het den schryver heelemaal uit de ge dachten gegaan, dat er wel degeiyk „speciale krankzinnige gestichten voor orthodoxe ljjders" zyn: Yeldwyk, Bloemendaal, Zuidlaren, om te zwygen van de r.-k. gestichten? Weet hy dat allemaal wel, maar hoe kan' hy dan zóó schryvenl Maar genoeg over het buitengowoon zonder ling stukje, waarvan we maar niet kunnen begrypen, dat het in een degeiyk blad als De N. Courant kan verdwaald raken. Men denke byv. aan den waardeerenden brief,1 xelfa door iemand als minister v. Houten destyds geschreven naar aanleiding der decoratie van prof. Lindeboom als voorzitter der „Vereeniging tot chriflt. verpleging van krankzinnigen". Ik zat daar ginds in da stille villa te Sande- fjord in do dagheldere nachten op het halkon on genoot van het heerlijk kleurenspel in do J wonderbaar schoone fjord; m(jn hart was tot 1 berstons vol, maar de pen, dat armzalige ln- strumont, wilde niot gehoorzamen, en daarom spaarde ik het maar op, tot ik weer net zoo vertrouwelijk als vroeger tegenover je zou zitten Hy wachtte even en streek mot do hand door het volle, blonde haar. I Stéphanie had den blik neergeslagen. Heot I gloeiden haar wangen, en de yskoudo vingers epeolden in oen ongewone, zenuwachtige ver- logenheid met een tafelkleedje. Zy viel hem l niet in de rede; haar keel was droog: ze voelde, dat ze diep bloosde, en wist, dat ze stamelen zou, als ze begon te spreken. Pracht vervolgde, een beetje kalmer: ,Ik schreef je de laatste maal uit Kopen hagen, geloof ik. 't Zal wel een raar mengel moes goweest zyn. Maar toon juichte en jubelde het al zoo in my, dat ik je een klein beetje van myn geluk verraden moeetl" Hy vatte de hand zyner vriendin en vroeg, heel zacht: „Je hadt het zeker al lang vermoed? Je wlBt het al, hé 7" Stéphanie knikte, zonder hem aan te zien. „En bon je niet boos, omdat lk je toen eerst schreef?" Eindeiyk dwong zy zichzelve, een paar woorden te zeggen. „Je moest wel zoo lang zwygenl" De professor stond nu op, liet de armen zinken, terwyl hy de handen vouwde, en vroeg trouwhartig: „En lach je my niet uit?Ach, lieve Stéphanie, doe dat niet I Ik schreef je immers „In uw handen leg ik myn lot; myn oerste gang na myn thuiskomst zal naar u zyn, om een vraag te doen, die voor myn geheels leven beslissend zal zyn" Stéphanie zag hem schuw aan, „En die vraag is?" „Nu, laat ik dan vryuit spreken. Je bent do moeder van eon meisje van negentien jaar. Geef my raad, help mg en zog my, of ik het recht heb Hy aarzelde en drukte de gevouwen handen nog vaster in eikaar. .Stéphanie, ze is maar een jaar ouder dan je dochter. Ze ls kunstenares, een Doen- eche. Schoon en onafh&nkelyk en een engel. Dagmar Ottensen heet ze. En alB jy, myn beste, eenlge vriendin, aU jy erbarming hebt, richt my dan op en zeg: „Ja, oude, dwaze jongen, ook voor jou ls er nog geluk 1 Houd het maar vast, nu het zich aanbiedt, haal het naar Je toe De aandoening werd hem te machtig; hy voelde tranen ln de oogon komen. Door zyn eigen ontroering bemerkte hy niet, dat de vrouw tegenover hem bevend, als uitgeput in den leunstoel was teruggezonken. De blos op Stéphanle's gelaat bad plaats gemaakt voor een vale kleur en wezenloos dwaalde haar blik in de verte. Met een beslist gebaar bedwong Heinz eindeiyk zyn ontroering. Hy trad naderbU en vatte weder haar hand. ,Ala je eens wist, wat er achter my ligtl Hoe ik my heb gekweld, net twyfel, met redeneering, om rayzelven de dwaasheid van myn verlangen duldeiyk te maken. Maar steeds weor werd do deftige professor oen jonge heethoofd, die zwoer, dat hy zyn geluk van den Hemel zou halen, al zou hy oorlog moeten voeren met een wereld van twyfel en be zwaren. Toe, Stéphanie, zeg één woord: hot reddende woord 1" .Maar wat kan ik je nu raden en helpen?" stamelde mevrouw Farland, nog altyd voor zich heen starend. „Wat je my raden kunt, Stéphanie?.... Ik log myn leven, myn geluk ln je hand 1 Nog geen sterveling heb ik het toevertrouwd, Karl Maria niet, vader niet. ZelfsDagmar weet het niet!" Een droeve tweestryd werd afgespeeld ln de ziel dier vrouw. Doch Stéphanie dwong een mat glimlachje op haar gelaat, nu bleek als marmer, en antwoordde met gemaakte hartelykheid ,Ik dank Je voor je vertrouwen, professor 1 Verstrooid streek zy de hand over haar voor hoofd en vervolgde, weemoedig zuchtend: „Ja, wie had dat deetyds kunnen denkenvóór je reiel" Heinz, die nog altyd niets merkte van haar foltering, zei op smeekenden toon: „Maar je zegt nog altyd niet, wat ik graag hooren wil, hooren moet, lieve vriendin I Je laat my staan als een smachtende „Wel, er valt Immers niets meer te zeggen, vriend 1" antwoordde zy met gedwongen vroo- ïykheld. „Je bemint een vreemde, die ik niet ken; je zegt, dat je ernstig met jezelven te rade bent gegaan. Wat valt er dus nog te doen?" De professor had vleiend belde haar handen in de zyne genomen. „Ben je boos, Stéphanie?" „Waarom zou ik boos zyn, professor?" lachte zy, gekunsteld. „Ik ben toch je... moeder niet, die jaloorsch zou kunnen zyn over het schoondochtortje, dat ln haar huis wordt gobracht." Hy lachte hartolyk. „O, dat ls weer je oude humor 1 Neen, myn moedertje ben je niet; maar wel myn zuster, kameraad... neon, duizendmaal meer: myn eenige vriendin bon jel En die moet my nu raden en helpen 1" En eteeds opgewekter voogde hy er by: „Ik hen verliefd, en je moet myn dwaas heden verontschuldigen. Want om geheel eerlyk te zyn ik verlang eigeniyk niets anders van je dan eencompliment. Ha, ha, hal Nu ga je my zekerdadeiyk uitlachen, hé? Ik hoopte in mün verwaandheid, dat je zeggen zou: „Wel, professor, Je bent nog een heel respectabele kerel, en wie zal er tegen hebben, als je de jeugd in huls haalt, de lachende, bloeiende jeugd?"" Zy had haar handen teruggetrokken en stond nu plotseling op, terwyl ze naar het venster wees. Ze waB ietwat vormeiyker ge worden; dat merkte nu ook de professor. „Wy spreken er later wel eens uitvoeriger over," zei ze. „Ik hoor het rytuig terugkomen, en do kinderen mogen zeker nog niet weten, dat je.... verliefd bont?" „Neen. alsjeblieft nietl Eerst als Dagmar hier is! „Komt de dameIJ1 ook naar Beriyn?" „Zy volgt my op den voet. Overmorgon komt zy van Kopenhagen hier aan." „En.... denkt zy hier te blyven?" Bracht blikte haar vol vertrouwon aan.' „Stéphaniemag ik myn hart geheel ontlasten, zonder onbescheiden te schynen? Ik heb nameiyk een veldtochtsplannetje opge maakt. Alles hangt er nog van af, of jy ge- neigd bent, haar oon voilige plaats te govon, haar je moederlykenneen, vriendschap- peiyken, zusterlyken steun te verzokoronl" Sléphanie'e etarre trokken plooiden zich na tot een hoffeiyk lachje. „In myn huiB bedoel je?" Heinz knikte door het venstor verstrooid tegen de beide meisjee, die naar de deur kwamen springen. Ja, in dit huis, waar ik sedert myn kinds heid zoo menigen gelukkigen dag mocht be leven?" zei hy fluisterend. Mevrouw Farland bleef ook nu do volmaakto vrouw van do wereld. „Natuuriyk etaat het tot je boBchikking I" j antwoordde zy. Het gesprek werd afgebroken door hot binnenstormen der meisjes. Karla snelde op den professor toe en draaide hom tweemaal mee in het rond. „Hoeral hy ls er weerl Wy hebben hem weerl Oom Heinz, bent u ook niet kolossaal biy, dat u i weer hier ls?" Hy gaf beiden dametjes oen arm en liep 1 vrooiyk mot haar het salon op en neor. „Zeker, deugnieton, ben Ik In myn echlk l"f „Maar nu laten we u ook niet weor gaan O, wo hobbon zoo'n verrassing voor u, oom 1"/ „Een verrassing?" i „Hó, weet u dat nog niet?" vroeg Gudrun, met oen Bnollsn blik op baar moeder. Deze schudde het hoofd en zei verlegen: f .Och, een kinderachtigheid!" „Neen, oom Heinz I" riep Karla, „geen kin- derachtigheid, oon mooi, groot, nieuw gebouw i achter In don tuin, met een prachtig uitzicht op de Sproo en het Grunewaldl" j OVordl vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1901 | | pagina 5