LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 22 JUftSI. - TWEEDE BLAD.
PERSOVERZICHT.
F'euilieton.
No. 12676
Omtrent de quaestie, wie na het bedanken
Van don heer Gleicbman voorzitter der
jcweede Kamer is, schryft De Standaard:
„Nu mr. Gleicbman zyn ontslag als lid van
jde Tweede Kamer nam, is deze feitelijk zon
der voorzitter.
De Grondwet toch kent slechts één voor
zitter, die door do Kroon benoemd moet zijn.
En noch mr. Yeegens, noch baron Michiels
Van Yerduynen is in het bezit van zulk een
benoeming.
Wat het reglement der Kamer bepaalt
omtrent de waarneming van het voorzitter
schap by tijdelijke verhindering van den voor
zitter, komt ons daarom voor, thans niet van
kracht te kunnen zyn.
1 De vraag is daarom niot te ontwaken of
Ideze toestand een kleine drie maanden kan
voortduren.
Onzerzijds beantwoorden we deze vraag
jniet, maar achten hot toch van belang haar
te stellen."
Bedriegen wij ons niet, dan komt de Kamer
nog slechts éénmaal, on wel tot sluiting der
Zitting, bijeen, ais wanneer de voorzitter der
Bersto Kamer de leiding der vergadering
heeft, zegt het ütrechtsch Dagblad.
Of wenscht de schr. in Dc Standaard, dat
jinmiddels de Tweede Kamer nog gedurende
©enigen tijd zal vergaderen?
Het Handelsblad denkt er over als laatst
genoemd blad en, ha opgemerkt te hebben,
dat het reglement van orde niet spreekt van
!„tydsiyke verhindering" van den voorzitter,
'maar van „ontstentenis", zegt het:
„Is het nu noodig, dat de Kamer, die op
15 Mei „tot nadere bijeenroeping" is uiteen
gegaan, mot het voornemen om niet meer
vóór den dag van het sluiten bijeen te komen,
buitengewoon worde opgeroepen om een voor
dracht op te maken?
Het komt ons voor, dat hiertoe geen vol
doende aanleiding bestaat. De bijeenroeping
^ou enkel moeten dienen om een voorzitter
te doen benoemen voor een korten tyd, ge-
'durende welken de Kamer toch geen zit-ting
houdt. De leden zoudon dan terstond weder
voorgoed uiteengaan, want wegens den loop
jder verkiezingen zou de Kamer stellig niet
■geneigd zijn haar werkzaamheden voort to
•zetten. Mocht er een buitengewone aanleiding
opkomen, dio haar samenkomst noodig maakt,
dan kan immers nog altijd begonnen worden
mot het opmaken der voordracht en de aan
bieding aan H. M., wat In één dag kan
ftfloopen, terwijl de Kamer intusschen onder
voorzitterschap van een der drie tijdelijk be
voegd verklaarden wettig vergaderen kao."
Ten slotte merkt schr. op, dat indien het
'wenscheiyk mocht worden geacht een voor
zitter to benoemen om H. M. de Koningin van
'advies te dienen bij de a, s. mini6tercrims, er
geen enkel wettelijk voorschrift is, dat zulk
:©en advies voorschrijft. H. M. kan raadplegen
'wien Zij wil, en er is- dus niot het geringste
bezwaar togen, dat Zy, desverkiezendet „den
heer Gleicbman" raadpleegt, evenzeer als ook
„een of meer der aangewezen plaatsvervan
gers van den outbrekenden „voorzitter", van
!Wio éón ongetwijfeld, indien de Kamer nog
Intusschen bijeen mocht komen, als No. 1 op
do voordracht zou verschijnen."
tn antwoord op dit oordeel van hot Handels
blad zegt De Standaard
Is de quaostie hiermede van tafel?
De Grondwet spreekt van het Reglement
van orde niet in verband met het Voor
zitterschap. De redactie doelt op Art. 111, en
daar is uitslui'eud sprake van het onderzoek
der ingediende wetsvoorstellen. Dat zegt dus
niets. Er kan hoogstens alleen uit afgeleid,
dat volgens de Grondwet do Kamer een Regle
ment van orde bezitten moet. Yerband tus-
schen Art. 88 en Art. Ill is niet gelegd.
Toch spreekt het vanzelf, dat de door do
Koningin te benoemen of benoemde Voor
zitter er öf nog niet kan zijn, öf verhinderd
kan zijn, öf kan zijn weggevallen, en dat
hierin het Regl. van Orde moot voorzien. De
Grondwet bepaalt hieromtrent niets en laat
de Kamer vrij.
We gaan dus mee met de conclusie van
het blad, dat, voor zooveel aangaat de leiding
der vergaderingen, er geen behoefto is aan
een nieuwe voordracht, zoolang de Kamer
geen vergadering houdt.
De vraag blijft echter, of het voorzitter
schap van de Eerste en Tweede Kamer niet
nog een andere beteekenis heeft, dan die voor
de leiding der vergaderingen.
Kort gezegd, of dit Voorzitterschap alleen
ad Intra of ook ad extra zijnbeduidenls
heeft. En die vraag wordt door het usueele
recht niet alleen hier, maar ook elders, in
bevestigenden zin beantwoord. De Voorzitters
der beide Kamer rekenen onder de hoofddigui-
tarissen van hot land. Bi] alle offlcieele ge
legenheden treden ze als zoodanig op. Do
buitenlandsche diplomatie bezoekt hen in
qualiteit. En ook, een geval, waarop de re
dactie zelve wees, is het gewoonte, dat ze bij
Kabinetscrisis geraadpleegd worden.
Dit alles geldt intusschen alleen van den
Voorzitter, die benoemd is volgens Art. 88
der Grondwet. Alleen deze is Voorzitter ad
extra.
De redactie zelve vat het evenzoo op. Zo
is toch niet van oordeel, dat de Kroon dit
maal met den heer Veegens zou hebben te
raadplegen.
Zo wjjst op den heer Gleichman.
Maar met dezen kan niet meer geraad
pleegd worden in qualiteit, en op de
qualiteit komt het hier aan.
We kunnen daarom niot inzien, dat de zaak
opgolost is, tenzy men alleen met het ge
schreven recht rekene en over het usueele
recht heenstappe.
De heer A. R. Freem, architect te Arnhem,
deelt in het Bouwkundig Weekblad het vol
gende mede:
„Verleden week is door de arrond.-rechtbank
in een der hoofdsteden van ons land in een
gevoerde procedure een beslissing genomen,
die naar ik vermoed, alle vaklieden zal verkazen.
Naar aanleiding van een verschil over u i t-
stekende luifeltjes in een niet ge-
meenon scheidingsmuur, nam de
rechtbank de beslissing, dat de strook gronds,
gelegen boven de buitenste versnijdingen van
dien muur, eigendom was van den eigenaar
van het betreffende perceel, en alzoo de schei
ding der erven niet gevormd werd door do
opgaande gevellijn, doch door de lijn, gaande
over den voorkant der genoemde versnijdingen.
Het is zeer zeker bevreemdend, dat zonder
voorlichtingJ van deskundigen een dergelijke
beslissing is gevallen, die in strijd is met do
heersohende gewoonte in bijna alle steden
van ons land. Indien men de buitenwaartsche
versnijdingen van niet gemeene muren op
eigen terrein liet metselen, zouden alle huizen
met eigen muren tweemaal den sprong dior
vorsnjjdingen van elkaar staan, en in de nieuwe
wijken openingen tusscben de perceelen blijven,
die aesthetisch en hygiënisch niet te verdedi
gen zijn.
Trouwens, elke eersto bouwer zou met het
vorkoopen van de gemeenschap zijns muurs,
waarvan de versnijdingen op eigon grond lagen,
aan den buurman een mooi voordeeltje aan
huisbreedte bezorgen.
Met zeer hooge uitzonderingen worden
de vorsnijdingen aan de buitenzijde van een
muur steeds gelegd op buurmans grond, en
steeds wordt do opgaande lijn van den govel
als scheiding aangenomen, tenzjj titels in de
koopakte of bepaaldo maten dit anders be
schrijven".
Het Nederlandsche Dagblad schrijft:
In Engeland ls het inkomon der
Kroon verhoogd. Men begrijpt daar
nog, dat de troon met luister moet zijn
omgeven, daar anderB het gezag wordt
ondermijnd. De uitdrukking „civiele lijst" is
niet geheel juist. Jhr. mr. De Savornin
Lobman heeft dat nog onlangs aangetoond
in zijn belangrijk werk over „Onze Constitutie."
Do uitgaven voor het Hof staan niet meer
op de lijst der uitgaven voor het civiele
gouvernement, waaronder ook de trakte
menten der rechters, enz. De woorden hebben
echter de beteekenis, die bet spraakgebruik
er aan geeft (verba valent usu), al ls die be
teekenis ook historisch onjuist. Iedereen weet,
dat met „civiele lijst" het inkomen der Kroon
bedoeld wordt, en aan die uitdrukking zullen
wij ons dus ook maar houden.
Engeland heeft thans aan Nederland een
goed voorbeeld gegeven, ofschoon overigens
op dit oogenblik van Engeland niet veel te
leeren valt. Wij waardeeren dan ook ten
hoogste de fierheid, waarmede prof. Chantepie
protosteeren tegen een handelwijze, die vele
Nederlanders met mi) hoogst laakbaar zullen
vinden.
Door aldus in tegenwoordigheid van onze
Koningin te handelen, hebt gjj, sprekender
wijze, onze Koningin ook dit dankgebed doen
zeggen, want u zult zeker wel gedankt
hebben uit naam van de onder uw gehoor
zijnde gemeente, ofschoon verondersteld mag
worden, dat niemand en allerminst onze
Koningin u daartoe volmacht had gegeven.
U hebt door aldus te handelen onze Koningin
gehaald in een strijd, waarbuiten Zy beslist
staat en gehouden moet worden.
Bovendien hebt gy door uw handelwijze
er den Bchijn aan gegeven, alsof onze Koningin
uiting wilde geven aan Hare dankbaarheid
Jegens God voor den afloop der verkiezingen,
die, hoe deze ook is, altijd voor Haar moet
zijn „de wil van het volk". (Cf de afloop van
een verkiezing werkelijk de wil van het volk
weergeeft, valt evenwel sterk te betwijfelen,
maar doet hier niets ter zake af).
In de tweedo plaats, Weleerwaarde Zeergel.
Heer, gebruik ik deze gelegenheid om u, op
denzelfden grond als ik dit zou doen aan een
dobbelaar, die, na by het hazardspel gewonnen
te hebben, God ging danken, het recht te
ontzeggen, God te danken voor den afloop der
verkiezingen.
Want als ik naga op welke wyze door de
kerkeiyke partyen de afloop der verkiezingen
ia verkregon, dan zien wy het ruilen van
stemmon tegen stemmen, het byeenbrengen
van de meest uiteenloopendo godsdienstbe-
lyders en het aldus op zuiver menscheiyke
wyze maken van berekeningen, waardoor een
uitslag wordt verkregen, waarmedo God niets
te maken hoeft gehad, maar waarby de
begeerte naar macht en aanzien heeft voorge
zeten.
Bovendien, Weleerwaarde Zeergel. Heer,
lykt my uw dankbaarheid voor den afloop
der verkiezingen gevaariyk voor uw gemeente,
met het oog op de samenwerking met de
katholieken, die stellig met tot de uitbreiding
en bloei van de Hervormde Kerk zullen mede
werken."
D8. O. Hattink plaatste in de Nieuwe
RotUrdamsche Courant met verzoek aan
de Nieuwe Arnhemschc en andere bladen het
ook op te nemen het volgende ingezon
den stuk:
Apeldoorn, 19 Juni 1901,
Geachte Redactie,
Naar aanleiding van het bericht in uw
blad overgenomen uit de N. Am. Cf.
als zou ik Zondag-morgen in de godsdienst
oefening, bygowoond door H. M. de Koningia
en Z. K. H. den Prins der Nederlanden, myn
dankbaarheid hebben uitgesproken ovor den
afloop der verkiezingen", heb ik de eer u mede
te dooien, dat dit bericht onjuist is.
Ik heb gebeden, „dat God de beslissing,
die by de verkiezingen gevallen ls, wilde laten
strekken tot zegen van het Nederlandsche
volk, do Vaderlandsche Kerk en het Konink-
lyk Huis".
Hoogachtond,
Uw dw. dn.,
C. HATTINK.
Do heer J. C. v. d. Most zond aan de Nieuwe
Rotterdamsche Courant het volgende:
Aan den Hoofdredacteur der N. R. Ct.
Ik seinde zoo juist ds. Hattink, predikant
Apeldoorn: Wanneer rectificatie bericht N. Am
Courant in „Rotterdammer" juist is, be
schouw dan myn Open Brief als niet ge
schreven."
Plaats dit zoo noodig als ingezonden.
J. C. v. d. MOST,
's Gravenhage, 20 JunL
Het Centrum protesteert tegen do bewering,
o. m. door hot Handelsblad geuit, dat van de
tot Kamerlid gekozen katholieken en anti-revo
lutionairen het meerendeel zeer behoudend zou
zyn, on dat een geprononceerd her-
vormings-ministerie, geiyk uit een
deol der anti revolutionairen en eokele katho
lieken zou to vormen zyn, by de nieuwe meer
derheid heel wat tegenstand zou ontmoeten.
In de katholieke party zullen volksvertegen
woordigers als dr. Schaepman, mr. Kolkman,
dr. Nolens, Passtoors allicht ook mr. Aal-
borse en anderen waariyk geen mannen zyn,
betoogt Het Centrum dio voor kloeke
stappen op hot gebied der sociale wetgeving
terugdeinzen. By de anti-rev. verdienen demo-
Anno 1901.
cratische stuwkrachten als dr. Kuyper, De
Waal Malefljt, P. van Vliet, en nog zoovelen
meer, evenmin tot de achterbiy vers te worden
gerekend.
Met zulke volksmannen aan de spits, kan
het vaderland gerust zyn, dat de zaak van hot
volk, diens tegenwoordige noodon en behoef
ten geenszins worden veronachtzaamd. Dat
het schip van Staat niot zal vastraken op eon
zandbank of in een moeras, maar onder Gods
zegen voorwaarts zal stevenen in do volle,
open zee der hedendaagsche beweging.
't Is maar alleen de vraag, of de linkerzyde,
als mlndorheld, tegenover het Gveutueele
Kabinet dezelfde Joyauteit en tegemoetkoming
zal betrachten, als waarvan haar derochter-
zyde sinds 1897 zulk een loffeiyk voorbeeld gaf.
Wat ons, katholieken, betreft, wy hebben op
dit stuk, in hot naaste verleden, waariyk niet
zooveel reden tot bezorgdheid gegeven.
Slechts zelden had een onzer goloofsgenoo-
ten het voorrecht, een plaats in te nemen aan
de groene tafel Waren zy soms mannon van
„reactie" en, stilstand?"
Bergansl as dorst als minister van oorlog wel
vierkant'den persoonlijken dienstplicht aan
voor hem in de gegeven omstandigheden een
reuzenwerk. Ruys van Beerenbrouck leverde
als minister van justitie de wet op den vrouwen-
en kinderarbeid, wat toen een baanbrekende
schrede was. Zelfs mr. Troelstra moest aan de
voortvarend beid van dezen katholieken minis
ter hulde brengen. Want in zyn op 3 April
1900 te Amsterdam gehouden rede verklaarde
hy openiyk voor zyn socialistische partygenoo-
ten: „Het ra van den kath. Ruys van Beeren
brouck, dat wy nog de beste sociale wet ge-
kregen hebben."
Zulk oen onverdachte lof is alleen meer
waard dan het afgeven van nög zooveel liberale
bladen op de „reactie", die van een Regeering
der rechterzyde zou te vreezen zyn.
Of nu de herstemming op 27 Juni oen
„working majority" zal brengen, zoodat inder
daad een Kabinet van Christeiyke mannen de
regeeringstaak kan aanvaarden? Zoo ja, dan
vreezen wy allerminst. Maar dan zyn wy vol
hoop en verwachting.
Dat de rechterzyde weldra schitterend de
ongunstige voorspellingen harer tegenstanders
belichamen zal. Dat zy door een reeks vrucht
bare daden zal toonen, hoe ernstig het ge
meend was, toen zoowel de katholieke als de
anti rev. party, de éóno onafhankeiyk van de
andere, op haar program de sociale wetgeving
nummer één plaatsten. En dat ten slotto elk
onbevooroordeeld tegenstander zal moeten
erkennen, hoezeer het eigeniyk toch maar
verkletneerlng en hal veering van het Neder
landsche volk ie, om aan een „deukend deel
der natie" te gelooven, dat het monopolio van
vooruitgang bezitten zou.
De Nederlander behandelt de vraag, hoe
de keuze moet zyn, ale in eenig district als
te Leeuwarden of in Amsterdam III, de be
slissing tus8chen eon liberaal en een sociaal
democraat ligt b(j de Christelijke partyen.
Het blad meent, dat de keuze niet twyfei-
achtig kan zyn.
Vooreerst al, zegt het, onjdat, naar w(J
meenen, tegon do socialisten zich alle partyen
moeten vereonigen, daar zy, in onderscheiding
van alle andere partyen, den klassenstryd
prediken en tegen hot Oranjehuis zyn, d. w. z.
van tweo zyden do éénheid van ons volk
aanvallen.
Maar bovendien: het is niet onmogeiyk,
dat in de aanstaande vierjarige periode ook
de Bchoolquaostie aan de orde komt. En nu
herinnere men zich toch de uitnemende, zee**
conclllante rede, die onlangs by het Subsidie-
ontwerp gehouden werd door den heer Pyt-
ter8en, het aftredend lid voor Leeuwaruou, en
daartegenover de fel onverdraagzame reaction-
naire stellingon, die nog niet zoo lang geleden
in zake do echoolquaostie gepubliceerd werden
door de socialistische onderwijzersvereniging.
Al gaat do heer Den Hartog (Amsterdam
III) misschien niet zoo ver als de heer Pyt-
tersen, die zich viywel op het standpunt van
mr. Hubrecht plaatste, ook van hem zyn op
dit gebied zeer bevredigende verklaringen
vernomen. t
Zou het dan niet een diep betreurenswaa1--
dige vergissing zyn, wanneer men in deze
districten naliet zyn invloed te doen gelden?
Moet men niet, wil men met moed en
geloof de nieuwe toekomst tegengaan, nr
menscholyk Inzicht alles gedaan hebben om
die toekomst zoo goed mogeiyk te verzekeren?
Een bibliothecaris van deo ouden stempel
i)
Wie mocht willen beweren, dat in onzen
tjjd van stoom en electriciteit al het oorspron-
keiyke uit het maatschappeiyk leven ver-
dwenon is, dien noodigen wy uit tot een be
zoek aan do universiteitsstad met haar
republiek van geleerden. Misschien verandert
hy dan wel van meening, misschien komt hy
tot de bevinding, dat hier nog karakters en
origineelen bewaard zyn gebleven, die anders
in het haastige leven der groote steden geen
plaats meer vinden
Zie, daarginds wandelt hy, een menscho-
Ujko ruïne, een oude, gebogen, zonderlinge
man, een vertegenwoordiger van het men-
schelyk geslacht, zooals er nog maar weinig
te vinden zyn. Het lange, sneeuwwitte haar
golft tot ver over de schouders neer en vormt
met den borsteligen baard een soort van
manen, waartusschen het gerimpelde voor
hoofd, do kleine neus en de door ouderdom
zwak geworden, doch vriendeiyke oogen schier
verdwynen. Het gekromde boveniyf steekt in
een kleedingstuk, dat voorheen een zwart
lakensche jas geweest is, maar er nu noch
zwart, noch grys, noch bruin uitziet. Dat de
onbeschryfeiyke jas een kraag heeft, kunnen
we slechts vermoeden, want de witte manen
bedekken weldadig het van vet glimmende
bovengedeelte. Wy zien daarentegen duideiyk,
dat op de plaats, waar by gewone menschen-
kinderen de jassen beneden eindigeD, by deze
jas nog niet aan een gewoon eiDde te denken
Sfihildarscli^g san Mkde^ge-
deelte, geiyk de slapste van alle slappe franjes,
eonige afhangende strookjes voering, die zich
van de verborgenheid hunner gelyken hebben
vrijgemaakt en brutaal voor den dag komen
kyken.
Doch de Jas met haar vryheidlievende voe
ring is nog een aristocraat, vergeleken by do
plebejische beenbedekking, die, blinkend van
vet en verschoten, om de dunne beenen van
den ouden heer zwabbert. De eene broekspijp
is korter dan de andere, hetzy ten gevolge
van een gebrek by de geboorte, aan de
broek n.l., niet aan het been hetzy ten
gevolge van een latere verwonding, idem
aan de broek; dit is moeiiyk uit te maken.
Beide echter zyn zoo kort, dat ze een paar
laarzen, waarby zelfs de schamele pantalon
nog eon kostbaarheid is, slechts ternauwernood
tot aan den enkel bedekken. De kroon van
alle kaalheid echter spant het rossige, ge
builde, eigenaardige ding, dat als een scheevo
toren over het manenhoofd van den ouden
heor gestulpt ls. De bezitter loeft In hot volle,
zalige geloof, dat dit ding een hooge zyden
hoed is. Menschen met normale oogen daaren
tegen beweren, dat het iets dergeiyks vóór
oude, oude tyden geweest i3 en thans nog
slechts de carlcatuur van een fatsoeniyken
hoed genoemd mag worden.
De oude heer lacht over zulke beweringen.
Hy laat de lui praten en bevindt zich thuis
ln zyn kale, hem als het ware heilig geworden
kleeren. Ook zyn medeburgers want byna
iedereen kent hem hebben zich allengs
aan die schamele kleeding gewend. Zy kunnen
zich den ouden heer niet anders meer dan in
dat landloopersachtig gewaad voorstellen, en
als hy eensklaps op de gedachte mocht komen,
zich van top tot teen in 't nieuw te steken,
d*fl ifluriéB <de goed# burger# zich zeker met
de la 8aussaye de eervolle onderscheiding,
hem door een Engeleche Universiteit toege
kend, van de hand heeft gewezen. Nederlanders
kunnen nu niet uit Engelache banden eer-
bewyzen aannemen, al zyn die eerbewyzen
wellicht een stilzwygende erkentenis van be
dreven onrecht en een zwakke poging van
iets goed te maken; maar, waar Nederland
op ander gebied uit Engeland een les ont
vangt, moet die Ingang vinden. De vrijgevig
heid van het Engeleche parlement steekt
scherp af by de schrielheid, door de Neder
landsche Regeering by het huweiyk der
Koningin getoond, en wy kunnen nog maar
niet gelooven, dat die Rogeering toen in den
geest des volks heeft gehandeld. Ook toen
heeft het radicalisme zich doen gelden, dat
de monarchaio idee ondermynt en daarmee
een der grondzuilen, waarop het welzijn van
land en volk is gebouwd.
De Nieuwe Courant acht het geen wonder,
dat van den breeden middenzoom van het
kiezerskorps een al grooter deol naar
rechts afvloeide. De verdeeldheid, door een
krachtig groepje radicalen verwekt, deed al
meerderen wrevelig vragen of dan die libe
ralen zelf wel wi6ten wat ze wilden. En al
is in geen enkel district, waar naast den
liberalen candidaat een vryz.-dem. candidaat
gesteld was, do vryzinnige richting van de
herstemming uitgesloten, dit neemt niet weg,
dat de wyze, waarop de nieuwe Bond tegen
de liberalen is opgetreden, oen aantal kiezers
zoo niet in de armen der tegenparty gedreven,
dan toch den lust benomen heeft om voor
het behoud van den status quo een vin
te verroeren.
Men wenschte bovendien den invloed der
kleine sociaal-dein. groep op een deol der
liberale meerderheid niet te zien voortduren
en verwachtte, terecht waarscbyniyk, dat de
verbonden partijen der rechterzyde zich daaraan
zouden weten te onttrekken.
Verder heeft het geiyken-tred-houden der
ryzing van de staatsuitgaven met de wassende
inkomsten de vraag doen ryzen, waar het
geld voor de uitvoering van nieuwe wetten
moest van daan komen, indien niet uit ver
hooging der directe belastingen; vooral de
middenstand, reeds zwaar belast, vroeg zich
dat af.
Dan werd het platteland met de leerplicht
wet, niet overal handig toegepast, bewerkt.
Friesland, van liberaal soc.-democratisch
geworden, schynt op weg van het socialisme
naar de anti revolutionairen over te gaan. Dit
is op zichzelf geen ongunstig teeken; eenigo
wolvaart schynt langzaam terug te keeren
in het Noorden en daar kan het socialisme
niet tegen.
En eindeiyk heeft de Boerenoorlog den Calvi
nisten goed gedaan, een oorlog, waarin dr.
Kuypor*zyn apotheose gevierd heeft.
Wy lazen in De{n) Nederlander:
Een onzer lezers vraagt ons, wat beteekent
„do politiek van den geldzak".
Gaarne geven wy hierop het antwoord.
De politiek van den geldzak is die politiek,
die alle hoogere belangen, zoowel de zedeiyke
en geesteiyke alsook de algemeen vaderland
sche van stoffeiyken aard," achterstelt by per-
aoonlyk, financieel eigenbelang.
Haar leua is: „Hebben is hebben en krijgen
is de kunst."
Zy wordt in ons land alleen gehuldigd
eenerzyds door de socialisten, die dan meer
don nadruk leggen op het „krygen is do
kunst", anderzyds door enkele conservatisti-
sche kringen of personen, die dan meer letten op
bot „heboon is hebben." Eeo bepaalde party,
die de laatste soort „politiek van den geld
zak" aanhangt, bestaat in ons land niet. Wel
hier en daar in het buitenland.
De heer Joh. O. v. d. Most, te 's Graven
hage, heeft door middel van de Nieuwe
Rotterdamsche Courant den volgendon Open
Brief gericht aan da. 0. Hattink, Hervormd
predikant te Apeldoorn:
„Weleerwaarde Zeergel. Heerl
Volgens een bericht in de Nieuwe Am-
hemsche Courant hebt u jl. Zondag in uw
dankgebed na de godsdienstoefening, welke
Werd bygewoond door de Koningin en Prins
Hendrik, uw dankbaarheid uitgesproken voor
den afloop der verkiezingen.
Vergun my, Weleerwaarde Zeergel. Heer,
u daarover in het openbaar een brief te
schryven om in de eersto plaats ernstig te
een ernstig gezicht tegen hun voorhoofd tikken
en elkaqder toefluisteren: „Zeg, by dien ls
het niet pluis meer; hy heeft zich nieuwe
kleeren aangeschaft."
Wie den ouden heer niet nader kent, die
houdt hem wegens zyn in lompen gehuld
uiteriyk voor oen vagebond. De bewoners der
universiteitsstad echter bejegenen hem met
alle achting, van alle kanten wordt hy ge
groet, hier door oen burger, ginds door een
student, en zelfs menige professor neemt voor
hem den hoed af en noemt hem zeer beleefd
heer doctor. Hy weet waarom. Want do oude,
armoedig gekleede heer is dr. Menke, universi-
teits-blbliothecaris; zyn brein is een wandelende
catalogus, waarin vele duizenden boeken met
onuitwl8ckbaar schrift zyn opgeteekend, en
als het er op aan komt, een benoodigd boek
terstond te vinden, wendt zich de professor
zoowel als de student tot den allemanshelper,
doctor Menke.
De oude bibliothecaris is jegens iodereen
oven gedienstig, maar ook even kort en
brommig. Van veol praten is hy een vyand;
met één knik van het bemaande hoofd spreekt
hy een geheelen "Zin, en strykt hy éénmaal
over zyn witten baard, dan gaan in den
zelfden tyd honderd titels van boeken door
zyn afgericht brein. Doch terwyi de uitwendige
mensch koel en armzalig lykt, klopt daar
binnen een warm hart en leeft een veelom
vattend gemoed. Een schepsel kwaad doen,
is hem onmogoiyk. Elk wormpje, dat over
den weg kruipt, ontwykt hy zorgvuldig. Ia
de winterachtige borst van den grysaard leeft
een zonnig, kinderiyk gemoed, en do oude
man stapt door het leven als door een vriende-
lyken tuin. De bloemen in dien tuin zyn voor
hem de vele duizenden boeken, die in de
bibliotheek staan.
Dr. Menke heeft vrouw noch kinderen;
geen familiegeluk lacht hem toe, maar ook
geen familieverdriot heeft hy te duchteQ. Een
voudig eu kalm leeft hy als vry gezel voort,
on ofschoon hy een flinke bozoldiging goniet,
hoeft hy nog nooit schatten verzameld. Hy
geeft weinig gold voor zichzolven uit, maar
voel voor zyn vrienden. Die vrienden zyn de
armen en behoeftigen, die don ouden Menke
als een god in armoedige kleeding vereoron,
alsook de vrooiyke, kweelende vogels, die zich
's zomers en 's winters vóór zyn gastvry
vonstor verzamelen en den ouden hoer met
hot lange zilveren haar zeker eveneens voor
oen goede Voorzienigheid aanzien. Hy koopt
zich geen jas, maar hy schenkt een zwaar
wichtig goudstuk aan de arme zieke moeder,
die geen brood voor haar kinderen hoeft. Hy
loopt op gelapte laarzen met halfsleetsche
zolen, maar wanneor die zolen de plek der
armoede betreden, neemt de helpende Voor
zienigheid daar haar intrek. Hy loopt ln ver
sleten kleedy, als de minste arbeider, maar
geiyk anders in kostbare kleeren vaak ellende
lingen steken, zoo steekt hier ln ellendige
kleeren een kostbaar exemplaar van het
menschdom.
En zyn ellendige kleeding bevalt hem. Toen
eens in het logement, waar hy zyn middag
maal ploegt te gebruiken, zyn veeljarige disch-
genooten een poging deden om zyn afgedragen
hoed die zelfs dezen ouden kennissen af
schuw inboezemde mot een nieuwen van
dezelfde grootte te verruilen, betoonde Menke
zich ten hoogste verontwaardigd. Men had
den ouden hoed van den kapstok genomen
en den nieuwen in de plaats gehangen. Daar
doctor Menke voor alles, wat kleeding heet,
zeer onverschillig is, koesterde men de hoop,
dat hy den nieuwen hoed met de geiykmoe-
digheid van een grooten geest op zyn grys
denkershoofd zou zetten, om daarmee zonder
verder nadenken door de wereld te gaan. Men
had zich echter misrekend. Mot een opge
wondenheid, die niomand ooit by den oude
bespeurd had, eischte hy zyn eerbiedwaardig'
hoofddeksel terug, on toen dit niet dadelyk
weer voor den dag werd gehaald, dreigde hy
met politie en rechtbank. Eindelyk word de
oude ruïne van een hoed weer op zyn plaats
gebracht, en hy troonde nog lang op den
levenden catalogus van den ouden boekenwurm.
Eens echter maar 't is al jaren geleden
zou doctor Menke toch ondervinden, dat de
kleeren don man maken. Dat ging zooIedoren'
zomer, wanneer in de vacantio de groote
volksverhuizing van ambtenaren Uh studec i
begint, word ook onze bibliothecaris naar verre
streken gedreven, naar zyn geboorteplra-s,
waar zyn vader en moeder in de koele aardu
rusten. Een met bloomen prykend houveltje
overdekt hun laatste rustplaats, en ieder jaar
toog de oude zoon ter bedevaart naar hot graf
zyner overleden ouders, om op hun begraaf
plaats een gebed te storten en eonige bloemon
te plukken, die hy dan later tusschen de
bladen van een boek droogde en bowaarde.
Geiyk al het nieuwe, haatte hy ook don
spoortrein. Hy trok te voet, golijk hy als
student gedaan had, en strompolde op zyn
gemak voort, zich aan de booiiyke natuur
verkwikkend. Kwam hy eiken dag twee of
drie uur gaans vorder, dan bereikte hy in
een week het doel zyner reis; dat wist hy
uit jarenlange ondervinding.
(Werll vervolgd4