LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 22 JUftSI. - TWEEDE BLAD. PERSOVERZICHT. F'euilieton. No. 12676 Omtrent de quaestie, wie na het bedanken Van don heer Gleicbman voorzitter der jcweede Kamer is, schryft De Standaard: „Nu mr. Gleicbman zyn ontslag als lid van jde Tweede Kamer nam, is deze feitelijk zon der voorzitter. De Grondwet toch kent slechts één voor zitter, die door do Kroon benoemd moet zijn. En noch mr. Yeegens, noch baron Michiels Van Yerduynen is in het bezit van zulk een benoeming. Wat het reglement der Kamer bepaalt omtrent de waarneming van het voorzitter schap by tijdelijke verhindering van den voor zitter, komt ons daarom voor, thans niet van kracht te kunnen zyn. 1 De vraag is daarom niot te ontwaken of Ideze toestand een kleine drie maanden kan voortduren. Onzerzijds beantwoorden we deze vraag jniet, maar achten hot toch van belang haar te stellen." Bedriegen wij ons niet, dan komt de Kamer nog slechts éénmaal, on wel tot sluiting der Zitting, bijeen, ais wanneer de voorzitter der Bersto Kamer de leiding der vergadering heeft, zegt het ütrechtsch Dagblad. Of wenscht de schr. in Dc Standaard, dat jinmiddels de Tweede Kamer nog gedurende ©enigen tijd zal vergaderen? Het Handelsblad denkt er over als laatst genoemd blad en, ha opgemerkt te hebben, dat het reglement van orde niet spreekt van !„tydsiyke verhindering" van den voorzitter, 'maar van „ontstentenis", zegt het: „Is het nu noodig, dat de Kamer, die op 15 Mei „tot nadere bijeenroeping" is uiteen gegaan, mot het voornemen om niet meer vóór den dag van het sluiten bijeen te komen, buitengewoon worde opgeroepen om een voor dracht op te maken? Het komt ons voor, dat hiertoe geen vol doende aanleiding bestaat. De bijeenroeping ^ou enkel moeten dienen om een voorzitter te doen benoemen voor een korten tyd, ge- 'durende welken de Kamer toch geen zit-ting houdt. De leden zoudon dan terstond weder voorgoed uiteengaan, want wegens den loop jder verkiezingen zou de Kamer stellig niet ■geneigd zijn haar werkzaamheden voort to •zetten. Mocht er een buitengewone aanleiding opkomen, dio haar samenkomst noodig maakt, dan kan immers nog altijd begonnen worden mot het opmaken der voordracht en de aan bieding aan H. M., wat In één dag kan ftfloopen, terwijl de Kamer intusschen onder voorzitterschap van een der drie tijdelijk be voegd verklaarden wettig vergaderen kao." Ten slotte merkt schr. op, dat indien het 'wenscheiyk mocht worden geacht een voor zitter to benoemen om H. M. de Koningin van 'advies te dienen bij de a, s. mini6tercrims, er geen enkel wettelijk voorschrift is, dat zulk :©en advies voorschrijft. H. M. kan raadplegen 'wien Zij wil, en er is- dus niot het geringste bezwaar togen, dat Zy, desverkiezendet „den heer Gleicbman" raadpleegt, evenzeer als ook „een of meer der aangewezen plaatsvervan gers van den outbrekenden „voorzitter", van !Wio éón ongetwijfeld, indien de Kamer nog Intusschen bijeen mocht komen, als No. 1 op do voordracht zou verschijnen." tn antwoord op dit oordeel van hot Handels blad zegt De Standaard Is de quaostie hiermede van tafel? De Grondwet spreekt van het Reglement van orde niet in verband met het Voor zitterschap. De redactie doelt op Art. 111, en daar is uitslui'eud sprake van het onderzoek der ingediende wetsvoorstellen. Dat zegt dus niets. Er kan hoogstens alleen uit afgeleid, dat volgens de Grondwet do Kamer een Regle ment van orde bezitten moet. Yerband tus- schen Art. 88 en Art. Ill is niet gelegd. Toch spreekt het vanzelf, dat de door do Koningin te benoemen of benoemde Voor zitter er öf nog niet kan zijn, öf verhinderd kan zijn, öf kan zijn weggevallen, en dat hierin het Regl. van Orde moot voorzien. De Grondwet bepaalt hieromtrent niets en laat de Kamer vrij. We gaan dus mee met de conclusie van het blad, dat, voor zooveel aangaat de leiding der vergaderingen, er geen behoefto is aan een nieuwe voordracht, zoolang de Kamer geen vergadering houdt. De vraag blijft echter, of het voorzitter schap van de Eerste en Tweede Kamer niet nog een andere beteekenis heeft, dan die voor de leiding der vergaderingen. Kort gezegd, of dit Voorzitterschap alleen ad Intra of ook ad extra zijnbeduidenls heeft. En die vraag wordt door het usueele recht niet alleen hier, maar ook elders, in bevestigenden zin beantwoord. De Voorzitters der beide Kamer rekenen onder de hoofddigui- tarissen van hot land. Bi] alle offlcieele ge legenheden treden ze als zoodanig op. Do buitenlandsche diplomatie bezoekt hen in qualiteit. En ook, een geval, waarop de re dactie zelve wees, is het gewoonte, dat ze bij Kabinetscrisis geraadpleegd worden. Dit alles geldt intusschen alleen van den Voorzitter, die benoemd is volgens Art. 88 der Grondwet. Alleen deze is Voorzitter ad extra. De redactie zelve vat het evenzoo op. Zo is toch niet van oordeel, dat de Kroon dit maal met den heer Veegens zou hebben te raadplegen. Zo wjjst op den heer Gleichman. Maar met dezen kan niet meer geraad pleegd worden in qualiteit, en op de qualiteit komt het hier aan. We kunnen daarom niot inzien, dat de zaak opgolost is, tenzy men alleen met het ge schreven recht rekene en over het usueele recht heenstappe. De heer A. R. Freem, architect te Arnhem, deelt in het Bouwkundig Weekblad het vol gende mede: „Verleden week is door de arrond.-rechtbank in een der hoofdsteden van ons land in een gevoerde procedure een beslissing genomen, die naar ik vermoed, alle vaklieden zal verkazen. Naar aanleiding van een verschil over u i t- stekende luifeltjes in een niet ge- meenon scheidingsmuur, nam de rechtbank de beslissing, dat de strook gronds, gelegen boven de buitenste versnijdingen van dien muur, eigendom was van den eigenaar van het betreffende perceel, en alzoo de schei ding der erven niet gevormd werd door do opgaande gevellijn, doch door de lijn, gaande over den voorkant der genoemde versnijdingen. Het is zeer zeker bevreemdend, dat zonder voorlichtingJ van deskundigen een dergelijke beslissing is gevallen, die in strijd is met do heersohende gewoonte in bijna alle steden van ons land. Indien men de buitenwaartsche versnijdingen van niet gemeene muren op eigen terrein liet metselen, zouden alle huizen met eigen muren tweemaal den sprong dior vorsnjjdingen van elkaar staan, en in de nieuwe wijken openingen tusscben de perceelen blijven, die aesthetisch en hygiënisch niet te verdedi gen zijn. Trouwens, elke eersto bouwer zou met het vorkoopen van de gemeenschap zijns muurs, waarvan de versnijdingen op eigon grond lagen, aan den buurman een mooi voordeeltje aan huisbreedte bezorgen. Met zeer hooge uitzonderingen worden de vorsnijdingen aan de buitenzijde van een muur steeds gelegd op buurmans grond, en steeds wordt do opgaande lijn van den govel als scheiding aangenomen, tenzjj titels in de koopakte of bepaaldo maten dit anders be schrijven". Het Nederlandsche Dagblad schrijft: In Engeland ls het inkomon der Kroon verhoogd. Men begrijpt daar nog, dat de troon met luister moet zijn omgeven, daar anderB het gezag wordt ondermijnd. De uitdrukking „civiele lijst" is niet geheel juist. Jhr. mr. De Savornin Lobman heeft dat nog onlangs aangetoond in zijn belangrijk werk over „Onze Constitutie." Do uitgaven voor het Hof staan niet meer op de lijst der uitgaven voor het civiele gouvernement, waaronder ook de trakte menten der rechters, enz. De woorden hebben echter de beteekenis, die bet spraakgebruik er aan geeft (verba valent usu), al ls die be teekenis ook historisch onjuist. Iedereen weet, dat met „civiele lijst" het inkomen der Kroon bedoeld wordt, en aan die uitdrukking zullen wij ons dus ook maar houden. Engeland heeft thans aan Nederland een goed voorbeeld gegeven, ofschoon overigens op dit oogenblik van Engeland niet veel te leeren valt. Wij waardeeren dan ook ten hoogste de fierheid, waarmede prof. Chantepie protosteeren tegen een handelwijze, die vele Nederlanders met mi) hoogst laakbaar zullen vinden. Door aldus in tegenwoordigheid van onze Koningin te handelen, hebt gjj, sprekender wijze, onze Koningin ook dit dankgebed doen zeggen, want u zult zeker wel gedankt hebben uit naam van de onder uw gehoor zijnde gemeente, ofschoon verondersteld mag worden, dat niemand en allerminst onze Koningin u daartoe volmacht had gegeven. U hebt door aldus te handelen onze Koningin gehaald in een strijd, waarbuiten Zy beslist staat en gehouden moet worden. Bovendien hebt gy door uw handelwijze er den Bchijn aan gegeven, alsof onze Koningin uiting wilde geven aan Hare dankbaarheid Jegens God voor den afloop der verkiezingen, die, hoe deze ook is, altijd voor Haar moet zijn „de wil van het volk". (Cf de afloop van een verkiezing werkelijk de wil van het volk weergeeft, valt evenwel sterk te betwijfelen, maar doet hier niets ter zake af). In de tweedo plaats, Weleerwaarde Zeergel. Heer, gebruik ik deze gelegenheid om u, op denzelfden grond als ik dit zou doen aan een dobbelaar, die, na by het hazardspel gewonnen te hebben, God ging danken, het recht te ontzeggen, God te danken voor den afloop der verkiezingen. Want als ik naga op welke wyze door de kerkeiyke partyen de afloop der verkiezingen ia verkregon, dan zien wy het ruilen van stemmon tegen stemmen, het byeenbrengen van de meest uiteenloopendo godsdienstbe- lyders en het aldus op zuiver menscheiyke wyze maken van berekeningen, waardoor een uitslag wordt verkregen, waarmedo God niets te maken hoeft gehad, maar waarby de begeerte naar macht en aanzien heeft voorge zeten. Bovendien, Weleerwaarde Zeergel. Heer, lykt my uw dankbaarheid voor den afloop der verkiezingen gevaariyk voor uw gemeente, met het oog op de samenwerking met de katholieken, die stellig met tot de uitbreiding en bloei van de Hervormde Kerk zullen mede werken." D8. O. Hattink plaatste in de Nieuwe RotUrdamsche Courant met verzoek aan de Nieuwe Arnhemschc en andere bladen het ook op te nemen het volgende ingezon den stuk: Apeldoorn, 19 Juni 1901, Geachte Redactie, Naar aanleiding van het bericht in uw blad overgenomen uit de N. Am. Cf. als zou ik Zondag-morgen in de godsdienst oefening, bygowoond door H. M. de Koningia en Z. K. H. den Prins der Nederlanden, myn dankbaarheid hebben uitgesproken ovor den afloop der verkiezingen", heb ik de eer u mede te dooien, dat dit bericht onjuist is. Ik heb gebeden, „dat God de beslissing, die by de verkiezingen gevallen ls, wilde laten strekken tot zegen van het Nederlandsche volk, do Vaderlandsche Kerk en het Konink- lyk Huis". Hoogachtond, Uw dw. dn., C. HATTINK. Do heer J. C. v. d. Most zond aan de Nieuwe Rotterdamsche Courant het volgende: Aan den Hoofdredacteur der N. R. Ct. Ik seinde zoo juist ds. Hattink, predikant Apeldoorn: Wanneer rectificatie bericht N. Am Courant in „Rotterdammer" juist is, be schouw dan myn Open Brief als niet ge schreven." Plaats dit zoo noodig als ingezonden. J. C. v. d. MOST, 's Gravenhage, 20 JunL Het Centrum protesteert tegen do bewering, o. m. door hot Handelsblad geuit, dat van de tot Kamerlid gekozen katholieken en anti-revo lutionairen het meerendeel zeer behoudend zou zyn, on dat een geprononceerd her- vormings-ministerie, geiyk uit een deol der anti revolutionairen en eokele katho lieken zou to vormen zyn, by de nieuwe meer derheid heel wat tegenstand zou ontmoeten. In de katholieke party zullen volksvertegen woordigers als dr. Schaepman, mr. Kolkman, dr. Nolens, Passtoors allicht ook mr. Aal- borse en anderen waariyk geen mannen zyn, betoogt Het Centrum dio voor kloeke stappen op hot gebied der sociale wetgeving terugdeinzen. By de anti-rev. verdienen demo- Anno 1901. cratische stuwkrachten als dr. Kuyper, De Waal Malefljt, P. van Vliet, en nog zoovelen meer, evenmin tot de achterbiy vers te worden gerekend. Met zulke volksmannen aan de spits, kan het vaderland gerust zyn, dat de zaak van hot volk, diens tegenwoordige noodon en behoef ten geenszins worden veronachtzaamd. Dat het schip van Staat niot zal vastraken op eon zandbank of in een moeras, maar onder Gods zegen voorwaarts zal stevenen in do volle, open zee der hedendaagsche beweging. 't Is maar alleen de vraag, of de linkerzyde, als mlndorheld, tegenover het Gveutueele Kabinet dezelfde Joyauteit en tegemoetkoming zal betrachten, als waarvan haar derochter- zyde sinds 1897 zulk een loffeiyk voorbeeld gaf. Wat ons, katholieken, betreft, wy hebben op dit stuk, in hot naaste verleden, waariyk niet zooveel reden tot bezorgdheid gegeven. Slechts zelden had een onzer goloofsgenoo- ten het voorrecht, een plaats in te nemen aan de groene tafel Waren zy soms mannon van „reactie" en, stilstand?" Bergansl as dorst als minister van oorlog wel vierkant'den persoonlijken dienstplicht aan voor hem in de gegeven omstandigheden een reuzenwerk. Ruys van Beerenbrouck leverde als minister van justitie de wet op den vrouwen- en kinderarbeid, wat toen een baanbrekende schrede was. Zelfs mr. Troelstra moest aan de voortvarend beid van dezen katholieken minis ter hulde brengen. Want in zyn op 3 April 1900 te Amsterdam gehouden rede verklaarde hy openiyk voor zyn socialistische partygenoo- ten: „Het ra van den kath. Ruys van Beeren brouck, dat wy nog de beste sociale wet ge- kregen hebben." Zulk oen onverdachte lof is alleen meer waard dan het afgeven van nög zooveel liberale bladen op de „reactie", die van een Regeering der rechterzyde zou te vreezen zyn. Of nu de herstemming op 27 Juni oen „working majority" zal brengen, zoodat inder daad een Kabinet van Christeiyke mannen de regeeringstaak kan aanvaarden? Zoo ja, dan vreezen wy allerminst. Maar dan zyn wy vol hoop en verwachting. Dat de rechterzyde weldra schitterend de ongunstige voorspellingen harer tegenstanders belichamen zal. Dat zy door een reeks vrucht bare daden zal toonen, hoe ernstig het ge meend was, toen zoowel de katholieke als de anti rev. party, de éóno onafhankeiyk van de andere, op haar program de sociale wetgeving nummer één plaatsten. En dat ten slotto elk onbevooroordeeld tegenstander zal moeten erkennen, hoezeer het eigeniyk toch maar verkletneerlng en hal veering van het Neder landsche volk ie, om aan een „deukend deel der natie" te gelooven, dat het monopolio van vooruitgang bezitten zou. De Nederlander behandelt de vraag, hoe de keuze moet zyn, ale in eenig district als te Leeuwarden of in Amsterdam III, de be slissing tus8chen eon liberaal en een sociaal democraat ligt b(j de Christelijke partyen. Het blad meent, dat de keuze niet twyfei- achtig kan zyn. Vooreerst al, zegt het, onjdat, naar w(J meenen, tegon do socialisten zich alle partyen moeten vereonigen, daar zy, in onderscheiding van alle andere partyen, den klassenstryd prediken en tegen hot Oranjehuis zyn, d. w. z. van tweo zyden do éénheid van ons volk aanvallen. Maar bovendien: het is niet onmogeiyk, dat in de aanstaande vierjarige periode ook de Bchoolquaostie aan de orde komt. En nu herinnere men zich toch de uitnemende, zee** conclllante rede, die onlangs by het Subsidie- ontwerp gehouden werd door den heer Pyt- ter8en, het aftredend lid voor Leeuwaruou, en daartegenover de fel onverdraagzame reaction- naire stellingon, die nog niet zoo lang geleden in zake do echoolquaostie gepubliceerd werden door de socialistische onderwijzersvereniging. Al gaat do heer Den Hartog (Amsterdam III) misschien niet zoo ver als de heer Pyt- tersen, die zich viywel op het standpunt van mr. Hubrecht plaatste, ook van hem zyn op dit gebied zeer bevredigende verklaringen vernomen. t Zou het dan niet een diep betreurenswaa1-- dige vergissing zyn, wanneer men in deze districten naliet zyn invloed te doen gelden? Moet men niet, wil men met moed en geloof de nieuwe toekomst tegengaan, nr menscholyk Inzicht alles gedaan hebben om die toekomst zoo goed mogeiyk te verzekeren? Een bibliothecaris van deo ouden stempel i) Wie mocht willen beweren, dat in onzen tjjd van stoom en electriciteit al het oorspron- keiyke uit het maatschappeiyk leven ver- dwenon is, dien noodigen wy uit tot een be zoek aan do universiteitsstad met haar republiek van geleerden. Misschien verandert hy dan wel van meening, misschien komt hy tot de bevinding, dat hier nog karakters en origineelen bewaard zyn gebleven, die anders in het haastige leven der groote steden geen plaats meer vinden Zie, daarginds wandelt hy, een menscho- Ujko ruïne, een oude, gebogen, zonderlinge man, een vertegenwoordiger van het men- schelyk geslacht, zooals er nog maar weinig te vinden zyn. Het lange, sneeuwwitte haar golft tot ver over de schouders neer en vormt met den borsteligen baard een soort van manen, waartusschen het gerimpelde voor hoofd, do kleine neus en de door ouderdom zwak geworden, doch vriendeiyke oogen schier verdwynen. Het gekromde boveniyf steekt in een kleedingstuk, dat voorheen een zwart lakensche jas geweest is, maar er nu noch zwart, noch grys, noch bruin uitziet. Dat de onbeschryfeiyke jas een kraag heeft, kunnen we slechts vermoeden, want de witte manen bedekken weldadig het van vet glimmende bovengedeelte. Wy zien daarentegen duideiyk, dat op de plaats, waar by gewone menschen- kinderen de jassen beneden eindigeD, by deze jas nog niet aan een gewoon eiDde te denken Sfihildarscli^g san Mkde^ge- deelte, geiyk de slapste van alle slappe franjes, eonige afhangende strookjes voering, die zich van de verborgenheid hunner gelyken hebben vrijgemaakt en brutaal voor den dag komen kyken. Doch de Jas met haar vryheidlievende voe ring is nog een aristocraat, vergeleken by do plebejische beenbedekking, die, blinkend van vet en verschoten, om de dunne beenen van den ouden heer zwabbert. De eene broekspijp is korter dan de andere, hetzy ten gevolge van een gebrek by de geboorte, aan de broek n.l., niet aan het been hetzy ten gevolge van een latere verwonding, idem aan de broek; dit is moeiiyk uit te maken. Beide echter zyn zoo kort, dat ze een paar laarzen, waarby zelfs de schamele pantalon nog eon kostbaarheid is, slechts ternauwernood tot aan den enkel bedekken. De kroon van alle kaalheid echter spant het rossige, ge builde, eigenaardige ding, dat als een scheevo toren over het manenhoofd van den ouden heor gestulpt ls. De bezitter loeft In hot volle, zalige geloof, dat dit ding een hooge zyden hoed is. Menschen met normale oogen daaren tegen beweren, dat het iets dergeiyks vóór oude, oude tyden geweest i3 en thans nog slechts de carlcatuur van een fatsoeniyken hoed genoemd mag worden. De oude heer lacht over zulke beweringen. Hy laat de lui praten en bevindt zich thuis ln zyn kale, hem als het ware heilig geworden kleeren. Ook zyn medeburgers want byna iedereen kent hem hebben zich allengs aan die schamele kleeding gewend. Zy kunnen zich den ouden heer niet anders meer dan in dat landloopersachtig gewaad voorstellen, en als hy eensklaps op de gedachte mocht komen, zich van top tot teen in 't nieuw te steken, d*fl ifluriéB <de goed# burger# zich zeker met de la 8aussaye de eervolle onderscheiding, hem door een Engeleche Universiteit toege kend, van de hand heeft gewezen. Nederlanders kunnen nu niet uit Engelache banden eer- bewyzen aannemen, al zyn die eerbewyzen wellicht een stilzwygende erkentenis van be dreven onrecht en een zwakke poging van iets goed te maken; maar, waar Nederland op ander gebied uit Engeland een les ont vangt, moet die Ingang vinden. De vrijgevig heid van het Engeleche parlement steekt scherp af by de schrielheid, door de Neder landsche Regeering by het huweiyk der Koningin getoond, en wy kunnen nog maar niet gelooven, dat die Rogeering toen in den geest des volks heeft gehandeld. Ook toen heeft het radicalisme zich doen gelden, dat de monarchaio idee ondermynt en daarmee een der grondzuilen, waarop het welzijn van land en volk is gebouwd. De Nieuwe Courant acht het geen wonder, dat van den breeden middenzoom van het kiezerskorps een al grooter deol naar rechts afvloeide. De verdeeldheid, door een krachtig groepje radicalen verwekt, deed al meerderen wrevelig vragen of dan die libe ralen zelf wel wi6ten wat ze wilden. En al is in geen enkel district, waar naast den liberalen candidaat een vryz.-dem. candidaat gesteld was, do vryzinnige richting van de herstemming uitgesloten, dit neemt niet weg, dat de wyze, waarop de nieuwe Bond tegen de liberalen is opgetreden, oen aantal kiezers zoo niet in de armen der tegenparty gedreven, dan toch den lust benomen heeft om voor het behoud van den status quo een vin te verroeren. Men wenschte bovendien den invloed der kleine sociaal-dein. groep op een deol der liberale meerderheid niet te zien voortduren en verwachtte, terecht waarscbyniyk, dat de verbonden partijen der rechterzyde zich daaraan zouden weten te onttrekken. Verder heeft het geiyken-tred-houden der ryzing van de staatsuitgaven met de wassende inkomsten de vraag doen ryzen, waar het geld voor de uitvoering van nieuwe wetten moest van daan komen, indien niet uit ver hooging der directe belastingen; vooral de middenstand, reeds zwaar belast, vroeg zich dat af. Dan werd het platteland met de leerplicht wet, niet overal handig toegepast, bewerkt. Friesland, van liberaal soc.-democratisch geworden, schynt op weg van het socialisme naar de anti revolutionairen over te gaan. Dit is op zichzelf geen ongunstig teeken; eenigo wolvaart schynt langzaam terug te keeren in het Noorden en daar kan het socialisme niet tegen. En eindeiyk heeft de Boerenoorlog den Calvi nisten goed gedaan, een oorlog, waarin dr. Kuypor*zyn apotheose gevierd heeft. Wy lazen in De{n) Nederlander: Een onzer lezers vraagt ons, wat beteekent „do politiek van den geldzak". Gaarne geven wy hierop het antwoord. De politiek van den geldzak is die politiek, die alle hoogere belangen, zoowel de zedeiyke en geesteiyke alsook de algemeen vaderland sche van stoffeiyken aard," achterstelt by per- aoonlyk, financieel eigenbelang. Haar leua is: „Hebben is hebben en krijgen is de kunst." Zy wordt in ons land alleen gehuldigd eenerzyds door de socialisten, die dan meer don nadruk leggen op het „krygen is do kunst", anderzyds door enkele conservatisti- sche kringen of personen, die dan meer letten op bot „heboon is hebben." Eeo bepaalde party, die de laatste soort „politiek van den geld zak" aanhangt, bestaat in ons land niet. Wel hier en daar in het buitenland. De heer Joh. O. v. d. Most, te 's Graven hage, heeft door middel van de Nieuwe Rotterdamsche Courant den volgendon Open Brief gericht aan da. 0. Hattink, Hervormd predikant te Apeldoorn: „Weleerwaarde Zeergel. Heerl Volgens een bericht in de Nieuwe Am- hemsche Courant hebt u jl. Zondag in uw dankgebed na de godsdienstoefening, welke Werd bygewoond door de Koningin en Prins Hendrik, uw dankbaarheid uitgesproken voor den afloop der verkiezingen. Vergun my, Weleerwaarde Zeergel. Heer, u daarover in het openbaar een brief te schryven om in de eersto plaats ernstig te een ernstig gezicht tegen hun voorhoofd tikken en elkaqder toefluisteren: „Zeg, by dien ls het niet pluis meer; hy heeft zich nieuwe kleeren aangeschaft." Wie den ouden heer niet nader kent, die houdt hem wegens zyn in lompen gehuld uiteriyk voor oen vagebond. De bewoners der universiteitsstad echter bejegenen hem met alle achting, van alle kanten wordt hy ge groet, hier door oen burger, ginds door een student, en zelfs menige professor neemt voor hem den hoed af en noemt hem zeer beleefd heer doctor. Hy weet waarom. Want do oude, armoedig gekleede heer is dr. Menke, universi- teits-blbliothecaris; zyn brein is een wandelende catalogus, waarin vele duizenden boeken met onuitwl8ckbaar schrift zyn opgeteekend, en als het er op aan komt, een benoodigd boek terstond te vinden, wendt zich de professor zoowel als de student tot den allemanshelper, doctor Menke. De oude bibliothecaris is jegens iodereen oven gedienstig, maar ook even kort en brommig. Van veol praten is hy een vyand; met één knik van het bemaande hoofd spreekt hy een geheelen "Zin, en strykt hy éénmaal over zyn witten baard, dan gaan in den zelfden tyd honderd titels van boeken door zyn afgericht brein. Doch terwyi de uitwendige mensch koel en armzalig lykt, klopt daar binnen een warm hart en leeft een veelom vattend gemoed. Een schepsel kwaad doen, is hem onmogoiyk. Elk wormpje, dat over den weg kruipt, ontwykt hy zorgvuldig. Ia de winterachtige borst van den grysaard leeft een zonnig, kinderiyk gemoed, en do oude man stapt door het leven als door een vriende- lyken tuin. De bloemen in dien tuin zyn voor hem de vele duizenden boeken, die in de bibliotheek staan. Dr. Menke heeft vrouw noch kinderen; geen familiegeluk lacht hem toe, maar ook geen familieverdriot heeft hy te duchteQ. Een voudig eu kalm leeft hy als vry gezel voort, on ofschoon hy een flinke bozoldiging goniet, hoeft hy nog nooit schatten verzameld. Hy geeft weinig gold voor zichzolven uit, maar voel voor zyn vrienden. Die vrienden zyn de armen en behoeftigen, die don ouden Menke als een god in armoedige kleeding vereoron, alsook de vrooiyke, kweelende vogels, die zich 's zomers en 's winters vóór zyn gastvry vonstor verzamelen en den ouden hoer met hot lange zilveren haar zeker eveneens voor oen goede Voorzienigheid aanzien. Hy koopt zich geen jas, maar hy schenkt een zwaar wichtig goudstuk aan de arme zieke moeder, die geen brood voor haar kinderen hoeft. Hy loopt op gelapte laarzen met halfsleetsche zolen, maar wanneor die zolen de plek der armoede betreden, neemt de helpende Voor zienigheid daar haar intrek. Hy loopt ln ver sleten kleedy, als de minste arbeider, maar geiyk anders in kostbare kleeren vaak ellende lingen steken, zoo steekt hier ln ellendige kleeren een kostbaar exemplaar van het menschdom. En zyn ellendige kleeding bevalt hem. Toen eens in het logement, waar hy zyn middag maal ploegt te gebruiken, zyn veeljarige disch- genooten een poging deden om zyn afgedragen hoed die zelfs dezen ouden kennissen af schuw inboezemde mot een nieuwen van dezelfde grootte te verruilen, betoonde Menke zich ten hoogste verontwaardigd. Men had den ouden hoed van den kapstok genomen en den nieuwen in de plaats gehangen. Daar doctor Menke voor alles, wat kleeding heet, zeer onverschillig is, koesterde men de hoop, dat hy den nieuwen hoed met de geiykmoe- digheid van een grooten geest op zyn grys denkershoofd zou zetten, om daarmee zonder verder nadenken door de wereld te gaan. Men had zich echter misrekend. Mot een opge wondenheid, die niomand ooit by den oude bespeurd had, eischte hy zyn eerbiedwaardig' hoofddeksel terug, on toen dit niet dadelyk weer voor den dag werd gehaald, dreigde hy met politie en rechtbank. Eindelyk word de oude ruïne van een hoed weer op zyn plaats gebracht, en hy troonde nog lang op den levenden catalogus van den ouden boekenwurm. Eens echter maar 't is al jaren geleden zou doctor Menke toch ondervinden, dat de kleeren don man maken. Dat ging zooIedoren' zomer, wanneer in de vacantio de groote volksverhuizing van ambtenaren Uh studec i begint, word ook onze bibliothecaris naar verre streken gedreven, naar zyn geboorteplra-s, waar zyn vader en moeder in de koele aardu rusten. Een met bloomen prykend houveltje overdekt hun laatste rustplaats, en ieder jaar toog de oude zoon ter bedevaart naar hot graf zyner overleden ouders, om op hun begraaf plaats een gebed te storten en eonige bloemon te plukken, die hy dan later tusschen de bladen van een boek droogde en bowaarde. Geiyk al het nieuwe, haatte hy ook don spoortrein. Hy trok te voet, golijk hy als student gedaan had, en strompolde op zyn gemak voort, zich aan de booiiyke natuur verkwikkend. Kwam hy eiken dag twee of drie uur gaans vorder, dan bereikte hy in een week het doel zyner reis; dat wist hy uit jarenlange ondervinding. (Werll vervolgd4

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1901 | | pagina 5