No. 126G7 LEIDSCH DAGBLAD, WOENSDAG 12 JUNI. - TWEEDE BLAD.P Anno 1901. PERSOVERZICHT. Burgerlijke Stand. Een verslaggever van hot Handelsblad heeft iflen vry-anti -revolutionairen lei der ondervraagd over zyn oordeel omtrent den algomeenen politieken toe stand. BVergelekon met dien in '97", zeide de heer Do Savornln Lohman, „is er veel minder opgewektheid onder het kiezersvolk. „Waaraan schrijft u dat mindere animo toe?" vroeg ik. „Wel, aan het gebrek aan snydendo ge schilpunten. Natuurlijk blijft het verschil in partij standpunt bestaan, maar dat is niet 'voldoende om de kiezers in beweging te brengen. Een vreemdeling in ons midden zou ?op goeden grond zich kunnen voorstellen, dat w|j het eigenlijk allon vrijwel eens zijn. Over de urgentie wordt weinig meer gesproken. 'Om dr. Kuyper's terminologie te bezigen: •0zi) smolt weg". Goed- of duurkoop brood is niet aan do orde, en het clericale spook, ge flankeerd door oen zwarUn dominee en een nog zwarter aangekleeden pastoor, is slechts 'hier en daar zichtbaar en gesignaleerd. Bi) 'de herstemmingen, als het met de liberalen mis gaat, zullen wij daar nog veel meer van hooren. Voorloopig hebben wij deleuzo: vóór, langs, om of tegen hot ministerie". ,Wat, denkt u, zal de toekomst ons geven een liberale of een anti liberale meerderheid?" „Hierop moet ik u antwoorden", zeide do beer De Savornin Lohman, „met de woorden van Beets: In wolken en sterren te lezen Is boven mijn wil en macht. Zoo is liet ook met de verkiezingen. Om te zeggen, wat er in do hoofden van de kiozcr8 omgaat, is my niet mogelijk. Deze vraag doet mi) denkon aan hetgeen bjj een belangrijke familiegebeurtenis gevraagd wordt: Zal liet een jongetje of een meisje zijn? Bedriegen de voorteekenen echter niet, dan staan wy niet slecht. Wy hebben kans om in Friesland te winnen en misschien in enkele districten en waarschyniyk weinig te verliezen. Den invloed der sociaal-democraten kan ik rmot nagaan. Do uitbreiding van het stern- vocht doet ons geen kwaad." „En in '97 dan, toon hoeft uw party en haar bondgenooton het toch verloren?" „Dit is zoo, maar do stryd werd toenmaals onzuiver gemaakt. Nu staan wy op oen ander terrein, en ik herhaal dan ook, dat wy van een stemrechtuitbi eiding tot dusver geen nadeel ondervonden hebben. Men moet niet vergeten, dat ons volk voor liet grootsto ge deelte godsdienstig is. Noem byv. het huwe- ïyk in dozo als criteriumdo meesten onzer landgenoolen zullen dit als eon goddelijke in- stolling beschouwen. Dit belet hun echter niet om in hot. practische loven liberaal te zün in dien zin, dat zp economische zaken van reli gieuze onderworpen weton to onderscheiden. Dozo twee stroomingen zyn onze geheele historie door in ons volksleven waar te nemen, en wio nauwkeurig onderzoekt en oplet, zal gowaarworden, dat de meest liberale Neder lander in vroeger tyden en somg. ook nu nog op zyn manier theologiseert. Dit religieuze zit er eenmaal in, en daarom voorzie ik, nu do stryd met eeriyker wapenen dan in '97.gevoord wordt, een anti-liberale meerderheid." I Nadat de heer Savornin Lohman hieromtrent nog het een en ander had aangevoerd, kwam het gesprek als vanzelf op de groolo quaeslie, die voor een niet onbelangryk deel den poli tieken toestand van hetoogenblik beheerscht: ik bedoel do vraag, of met de verbonden anti liberalen, ingeval zy de meerderheid verkrygen, ook eon anti liberaal Kabinet zal optredon. De oud-minister verzekerde, dat een opdracht aan iemand uit de meerderheid wel niet zal uitblyvon. „Hebben wy do meerderheid „Met uw verlof", viel ik in de rede, „wat moot onder do „meerderheid" verstaan wor den: sterker dan do gezameniyke liberalen of meer dan 50 zetels?" „Natuurlyk meer dan 50 afgevaardigden. Alleen in d&t geval kan er sprake zyn van een antiliberale kabinetsformatie. Ik geef echter toe, dat dit een kort woord, maar een lange zaak. is. Uit de polemiek, over deze quaeslio door De Nederlander mot de Nieuwe Rotlerdamsche Courant gevoerd, is dit reeds voldoende gebleken. Het is waar, dat wy aan onzen kant geen overvloed van regeerings materiaal bezitten. Er zyn wel personen van onzo richting, die even kundig en bekwaam als de liberalen zyn, maar zy zyn weinig in de gelegenheid geweest om politieke ervaring op to doen. Toon ik minister was, heb ik op dit punt een verrassende ervaring opgedaan. Soms heb ik wol eens voor bonoemingon personen voor gedragen buiten de voordracht om van den ,Commisr...ris der Koningin, en dikwyis zelfs tegen hun zin in. Na myn aftreden had ik echter het genoegen meer dan eens van enkelo dezer heeren to vernemen, dat myn kouzo veelal niet verkeerd was uitgevallen. Zoo zal het ook wel nu nog gosteld zyn. De geschikte personen zyn wel te vinden, maar zy hebben weinig ervaring. Maar om regeoringservaring op to doen, moet men toch eenmaal beginnen. In dit opzicht zyn wy ongelwyfeld by de liberalen ton achter. Wy-zyn byna altyd in de oppositie geweest, en dr. Kuyper is als oppositieleider onovortroffen. Of hy ook als regeeringsman, aan de groene tafel gezeten, eóó zal voldoon, is een vraag, die do toek*omst moet oplossen." Mr. S. van Houten heeft den laatston van zyn reeks Nieuwe Staatkundige Brieven in het licht gezonden. Deze handelt over vragen, gedaan aan do Kamercandidaten door den Bond van Nedorlandsche Onderwyzers. „Ik kan" zegt hy „te geruster deze uitgaven et-aken, omdat de beginselen der kieswet van 1890, trots alle aanvallen, thans voorgoed zyn gevestigd. Do poging van de leden der Kerdyk-club, om in stryd met de beloften, by de verkiezingen van 1897 door do „Liberale Unie" gedaan, op grond waarvan zy grootendeels hun zetels verkregen hebben, door dit parlement de kieswet te doen om- worpen, heeft een treurig fiasco gemaakt. Ety de stembus is het fiasco der vrjjzüuiig- democraten reeds bezegeld. Voor zulk een grootsche onderneming, als zy op touw heb ben gezet, sal het vendeltje, dat na de ver kiezingen gemonsterd zal kunnen worden, al heel klein zyn. En tevens moreel zwak, om dat de vryzinnig-domocratische candidaten al van te voren te verstaan geven, dat zy, als de vereischte meerderheid niet verkregen wordt wat zeker al muurvast staat kalmpjes zullen voortgaan met den gewonen arbeid, alsof ln hun oog aan de nieuwe Kamer geen vice d'o r 1 g i n e kleefde. Zeiven hinken ze op twee gedachten. Met zulke Grondwetsherzieners zal elke liberale Regeering het wel kunnen vinden, zonder Grondwet of kieswet aan te roeren." No. 8 van dr. S o h a e p m a n 's Chronica (Tweede Reeks) wordt grootendeels ln beslag genomen door een verweer tegen eenige op den 8chryver gemunte hoofdartikelen in De Tijd. Wy citeeren alleen de passage, waar dr. 8. wyst op het tendentieus aanhalen van zyn vlugschrift: „Een Katholieke Party. Proeve van een Program." In zyn Chronica zegt dr. S. „4o. In 1883 doed ik by den uitgever dezer Chronica versclrjnen oon vlugschrift, getiteld „Een Katholieke Party. Proeve van een Pro gram." Dit boekje werd door dagbladen van allerlei richting besproken, ook door tyd- schriften, o. a. door mr. W. H. do Beaufort in De Gids. Eén blad bewaarde in hoogheid het stilzwygen: De Tijd. In den laatsten tyd heeft dit geschrift voor De Tijd een byzondere waarde. In den laatsten tyd, want lang bleef het der Redactie onbe kend. By een verschil van meening tusschen De Tijd en my betreffende het stemmen over begrootingen bleek het, dat Do Tijd van den inhoud nog onkundig was. Nu, nu wordt het gebezigd tegen my. Natuurlijk om my met myzelven in tegen spraak te brengen. Ik acht dit een zeer ge oorloofd wapen, maar men moet het niet te dikwerf bezigen.' Dan krygt het den schyn, alsof men Iemand tot lederen prys als onbe trouwbaar, wispelturig en onberekenbaar wil voorstellen. Ik acht het wapen in myn geval niet doel- treiFend, want ik zie niot, dat ik iets te her roepen heb van hetgeen ik vroeger schroef, ter wille van hetgeen ik nu zeide. Als men maar goed lozen en goed hooren wil. Ook acht ik het wapen gevaariyk. Maar hier eindig ik. Ik had hier willen herinneren aan eenïge dingen uit het verleden; ik laat ze rusten. Wat is het ook anders dan opjagen van stof? Na deze uiteenzetting eindig Ik voor eens en voorgoed alle persoonlyke polemiek met De Tijd. Ik meen het ernstig met de éénheid en zal dus verder alles over my laten gaan. Ik heb ook de eer onzer Katholieke zaak, die De Tijd en ik toch evenzeer verdedigen, to lief en zy schynt my door dergelyko polemiek niet te winnen". In eon asterisk C1 e r I c a l e n zegt De Standaard To schryven, dat de Antirevolutionairen C 1 e r i c a 1 e n zyn, is biyk van eigen domheid geven, bewys leveren, dat men do historie niot kent, zwart op wit declareeren, dat men hot eeisto a-b-c van het Calvinismo niet verstaat. C1 e r i c a a 1 komt van C1 o r u 8. Waar geen C1 e r u 8 is, kan dus ook geen Clericaal zyn. En nu weet elk kenner van historie on toe standen, dat er wel een Clerus bestaat ln de Roomsche en in de Gneksche Kerk, maar dat de Calvinisten van meet af, onverdroten, tegen het bestaansrecht van zulk een Clerus -zyn opgekomen, en geheel hun kerkinrichting juist op de uitsluiting van zulk een Clerus gegrond is. Met iemand, die dat nuchtere feit ontken nen mocht, spreekt men niet meor. Met zoo iemand debatteert men niot meer. Dien zendt men naar school terug, om historie te leeren. Herhaaldeiyk hebben dan ook eerlyke liberalen, zoo met name de onlangs over leden boogleoraar Spruyt, in naam van goede trouw en eeriykheid, tegen dat toepassen van den naam Clericaal op de Antirevo lutionairen geprotesteerd. Wel bobben anderen daarop geantwoord, dat ze Clericaal in broederen zin ver stonden, als een groep, die de Kerk over den Staat wil laten heerschen, maar ook hiermede bezeilen ze geen land. Rome bezit een Clerus, en de Clerus doet uitspraken, waaraan h. i. ook de Over heid zich heeft te onderwerpen. Wy, Calvi nisten, daarentegen, betwisten dit. We binden niemand, en ook de Overheid niet, aan iets anders dan aan het Woord van God, en zeggen or- steeds uitdrukkeiyk by, dat de Overheidspersonen aan deze openbaring van Gods wil niet naar de uitspraak van eenige Kerk gebonden zyn, maar alleen in hun eigen consciëntie, d. i. naar huu eigen over tuiging en inzicht. Dit ons protest, dat by elke stembus uit ging, moot ook ditmaal herhaald worden. En we zullen het zoolang horhalen, tot de liberale pers ten slotte van dit misbruik van een valsch gekozen term aflaat. Dat „Clericaal" is niets anders dan een schimpwoord, uit de Franscho politiek over- genomon. Het is oen term, die in geen Nederlandsch orgaan, toegepast op Calvinisten, thuis hoort. Wie dien term toch alzoo bezigt, schendt den roem van zyn eigen vaderlandsche historie. Naar aanleiding van de indiening van het wetsontwerp tot regeling van de rechtspraak van de Ongevallenwet, en waarin wordt voorgesteld een administratief gerechtshof op te richten, klaagt De Standaarddat in dat Hof alleen benoembaar zullen zyn de zoodanigen, die gepromoveerd zyn aan de R y k s u n i- versiteiten en aan do gemeente lijke universiteit van Amsterdam. Alzoo ook hier weer dezelfde pressie op de opleiding uitgeoefend, zegt het blad. Er wordt niet voorgesteld, candidaten, die zich aanmolden, op voet van gelijkheid te doen examineeren van Staatswege, zoodat c«n ieder kan meedingen. Neen, men moet gediplomeerd ifin aan een Overheldahoogeschool. Van tweeën één dus: Men moet óf gaan studeeren, waar mon krachtens zyn beginsel niet zyn mag. Of wel, ook dit gerechtshof biyft weer ten einde toe voor onze geestver wanten gesloten. En dat, let wel, waar sprake ls van een administratief gerechtshof, d. w. z. van een Hof, waar telkens belangen van allerlei soort Ingezetenen, by conflict juist met de Overheid, hun beslissing zullen vinden. Het oude stelsel van monopolie wordt dus ook nu nog consequent doorgezet. „Nul n'aura de l'esprit que nous et nos amis." De Nieuwe Courant vestigt de aandacht op hot al te Bummier arrest, door De Standaard aanstonds, voordat nog de tyd tot gezette overweging en ryper nadenken te vinden was, over de pas ingediende Armenwet gevold (zie vorig Overzicht). 't Is zegt zo „de Vryheid der Kerken", die door deze wetsvoordracht wordt aange rand I Al wat ook maar in de verte naar zoodanige aanranding zweemt, wordt uit het ontwerp byeengezocht en, zonder toelichting, zonder motiveering, saamgeregen tot een requisitoir. De Minister moge al betoogen, dat by de vryheid der diaconieün eerbiedigt, zoo ver als maar even het algemeen belang ge doogt; hy moge niet slechts zeggen, maar ook bewyzen, dat hy afkeerlg is van bindender bepalingen dan strikt onmisbaar zyn; hy moge by elk onderdeel naar een oplossing gezocht hebben, die te geiyk de practische moeilykheid metterdaad oploste en niet onaannemelyk. ook voor kerkelyken mocht worden geacht;.... van dat alles wordt zelfs in het vonnis der Standaard niet bywege van verzachtende omstandigheden gerept. „De Vryheid der Kerken ia aangerand1', zoo luidt de alarmkreet, en dus moot tegen deze regeling reeds nu allo man in het geweer geroepen l 't Treft pyniyk in do korte driestar, die een zoo haastig verdict over dit ontwerp Armenwet velt, uitsluitend op die „Vryheid der Kerken" den nadruk te zien gelegd. Van het algemeen belang wordt niet gesproken; van de eischen eener rationeel© armenzorg wordt met geen woord gewag gemaakt, i't Gaat al om de vryheid der Kerken, en wat die vryheid scliynt aan te randen, is reeds deswege veroordeeld. Waarom w(j, vóór de verkiezingen, alsnog over dit ontwerp ons oordeol opschortend, aanstonds dit Standaardebnnis releveeren? Omdat het juist in deze dagen nuttig is nog eens met de stukken te doen zien, wat een- zydige maatstaf van clericale zydo aan sociale ontwerpen pleegt te worden aangelegd, waar het belang der Kerken ook maar eenigszins by de regeling betrokken schynt. In naam van een zoo betwistbaar en dubbelzinnig be ginsel als „de Vryheid der Korken" wordt op staanden voet zonder nader onderzoek en zonder zelfs de flauwste proeve van objectieve waardeering de banvloek geslingerd over een regeling, die enkel van do leer uitgaat, dat wat de Kerk doet op hot economisch en sociaal terrein van hot armwezen -niet geheel kan geschieden buiten allo verband met de overheid, tot een voorwerp van welker voor durende zorg hot armbestuur door de Grondwet is verklaard. 't Wordt opnieuw daardoor duideiyk wat men te wachten heeft van de wetgeving, indien ooit een regeering aan het roer mocht komen, welker ministerieel orgaan De Standaard zyn zou. Elk ontwerp zou wilde 't voor dit blad aannemeiyk zyn de „Vry heid der Kerken" boven het belang der zaak mooten stellen. Tegen een dergeiyke opvatting van wat het algemeen belang vordert, zal welhaast by do stembus opnieuw met kracht moeten worden getuigd. Intussclien is De Standaard eon uitvoeriger bèschouwing aan dit onderwerp gaan wijden en drukt daarin de volgende meoningen uit: „De Kerk van Christus bestaat in haar institutie naar Goddeiyk recht. Haar Dienst der Barmhartigheid bezit een geheel eigen aardig karakter. Ze rust in door Christus ingestelde ambten. Ze verzamelt in zyn naam, en deelt niet namens de leden der Kerk, maar namens Christus, den Koning der Kerk, uit. Haar diaconale dienst is alzoo een heilige dienst. Een dienst op hot gewyde erf. En doswege oen dienst, dio aan geen ander toe zicht dan aan dat van de Kerk zelve onder worpen kan zyn. Dit belet natuurlyk niot, dat de Kerken, op verzoek, medodeeliDgen aan de Overheid kunnen doen, voor zoover deze mededeelingen het zelfstandig karakter dor Diaconie niet aantasten. De Overheid verleent bescherming, en heeft dus aanspraak op voorkomende en welwillende bejegening; maar nooit mag een dienst in de Kerk van Christus onder het dwingend recht van den Staat komen. Geven do Kerken dit op één punt toe, dan heeft do Overheid den vinger en neemt straks heel do hand. In het vaststellen van haar statuut of regle ment zal do Kerk niet meer vry zyn. De onderwerpen der regeling worden door do Overheid bepaald. Kyk-in-de potten, met den naam van inspecteurs, zullen haar Diaconalen dienst komen bespiedon. De diaconieön zullen omtrent zaken en feiten confidentieel© bloot legging moeten doen. En zoo blootlegging ook omtrent bedeelde personen en verleende hulp; alsmede omtrent het financieel beheer; zelfs omtrent collecten. 'tls de phllanthropie der wereld, die zich hier tegenover de kerkelyke diaconieën, onder leiding van de Overheid, organiseert, en de Kerk van Christus dwingen komt, om haar Dienst der Barmhartigheid nu reeds voor oen deel in deze organisatie te doen opnemen. Dat dit gepaard kan gaan met andere goede voorstellen, wordt niet ontkend. Er zyn in dit ontwerp ook treffelyko denkbeelden be lichaamd. Maar dat maakt het kwaad niet ongedaan, dat haar dreigen komt. Natuurlyk is ook de Overheid vry, om ten behoeve der behoefcigen te doen, wat ze acht, dat op haar weg ligt. En dan is hetpryslyk, dat er aansluiting en verstandhouding tus schen wat zy doet en den Dienst der Barm hartigheid in Christus' Kerk worde gezocht. Alleen maar, deze aansluiting kan nooit anders dan met vrye bewilliging der Kerken tot stand komen, en elke poging, om ten deze de Korken met Staatsmacht te dwingen, dient volhardend te worden weerstaan." Een onder- en bovenstrooming. De „onderstrooming" noemt De Nederlander dat deel van het volk, dat de ongeletterden vormt on waarvan de groote meerderheid „Christeiyk" is, dat wel voor gezette studie van wetten, enz. geen tyd heeft, maar dat toch „zoodra men diepe en gewichtige vraag stukken, waarmee elk denkend mensch zich bezighoudt", aanroert, van veel beter begrip biykt te zyn, dan de niet-Chri6telyke groepen. De „bovenstrooming" van do Christelyko partyen is dat deel, dat zich bezig heeft te houden met de uitvoering dor wetten. Daarby nu komt bekwaamheid in de eerste plaats in aanmerking en daarby kan zeer veel verschil van meening zyn. Immers erkent het blad „vele vraagstukken houden met die begin- solen geen direct, zelfs geen indirect verband. Moet of kan ons land worden verdedigd, en zoo ja, hoe? Moeten do lasten anders worden verdeeld dan thans? Is vryhandel wenscheiyk of protectie? Moet de Zuiderzee worden droog gemaakt of niet? Is pensionneering wenscheiyk of rechtvaardig? Hoe moet het kiesrecht wor den geregeld? enz. „Ziedaar tal van vragen, waaromtrent Gods Woord geen uitsluitsol geeft en verschil van gevoelen vaak met godsdienstige overtuiging niot samenhangt. Wel zal ook by deze vragen, evenals by tal van andere, telkens het paslood van Gods Woord moeten worden gebezigd, opdatr niet scheef worde gebouwdmaar toch is voor de beantwoording dor vragen zelve vóór alles kennis en juiste waardeering der feiten noodig. En dio kennis is niet in de eerste plaats by de groote massa te zoeken." Ten opzichte van de Christeiyke grondslagen, waarop het land bestuurd moet worden, is geen verschil van meening tusschen de Chria- teiyke partyen mogeiyk en in dat opzicht kunnen zy ook daarom zoo gemakkeiyk samen gaan, omdat zy alleen maar do Kamerleden hebben te verkiezen, en de Kamer bestuurt niet, doch controleert slechts. Hierby is ook geen onderscheid tusschen Katholieken en Protestanten en hun samen gaan verdedigt het blad tegen de Nieuwe Rotterdam-sche Courant, „wier pogingen om de Chriateiyke partyen tegen elkaar op te hitsen" De Nederlander vermaken, in het bijzonder en tegen allo liberalen in het algemeen. Wèl acht De Nederlander den naam cleri- calen voor haar partygenooten onbiliyk: „Het verschil is zoo groot, dat, Indien de R.-Katholiekon de consequenties van hun beginselen ten onzent in practyk wilden brengen, zy geen feller tegenstanders zouden ontmoetendan do protestantsche Christenen. Maar zoolang zy dat niet willen en niot kunne n, omdat do Grondwet zelve het niet toelaat, is er geen reden om op staat kundig gebied zich vóór alles tegen hen over te stellen. Integendeel. Ook zy willen hier te lande de Christoiyke instellingen handhaven zooals deze onder de werking van het protes tantisme geworden zyn; zy willen niet, tón minste nu niet, daarin verandering brengen. Van daar, dat in de Staten-Generaal, waar hetgeen ons van-de r.-k. scheidt byna nimmer meor ter sprake komt, tusschen de leden der recliterzyde steeds groote eenstemmigheid be staat, zoodra datgene wordt bedreigd, wat met de Christelyke instellingen en beginselen ver band houdt." Evenals De Standaard dezer dagen deed, verdiept ook dit Christeiyk blad zich reeds in do vraag, wat er gebeuren moet, wanneer de stembus hun gunstig ia. Aan een geheel tor hand nemen van het roer denkt De Nederlander niet. Want: ook met andere dingen moet gerekend worden by hot samenstellon van het kabinet. „Wel zal, gestold de christeiyk-historischo partyon hadden de overhand, geen regoering kunnen optreden, die met de christeiyk-his- torischo elementen niet rekent; die byv. ons do neutraio volksschool weer zou willen op dringen of het vrye huwelyk invoeren of den huwelyksband willen verzwakken. Zelfs in 1897 was dit reeds onmogelyk. Maar zeer wel zou zy, al behoorden haar leden niet tot die partyen, een program kunnen uitvoeren, dat een deel der leden van de Christelyko en een deel der leden van de andore partyon bevredigde. Het is byna niet meer denkbaar, dat dit anders zou kunnen geschieden, zooals ook de historie der laatste jaren geleerd heeft". Iets vroeger zeide het blad reeds: „Zeer wel zou een kabinet van anti-revolutionairen, r.-katholieken en liberalen een werkpro gram kunnen vaststellen en uitvoeren. Een veertigjarig feest. II. Tor voortzetting van de feestviering van het 40-jarig bestaan der Leidsche Jongehnga-ver- eeniging „Pred. XIIla" waren gisternamid dag om 3 uren do deuren van hot lokaal der Voreeniging weder geopend. In de keurig versierde zaal, waar o. a. ook do buste van Koningin Wilhelmina prijkte, en in den ruimen tuin bewoog zich een groep jongelingen en mannen ten getale van ih 175 personen. Hoogst aangenaam was hier de toon, waar zooveel oudledon, die elkaar in geen jaren gezien hadden, onder het gobruik van een kop thee, elkaar nu ontmoetten. Mannen van allerlei stand en rang vonden hier oude beste vrienden terug, die nu over het land verspreid in verschillende posities werkzaam zyn. Deze kennismaking duurde tot precies 4 uur, toen de president met een krachtigen hamer slag don aanwezigen beduidde, dat de vergade ring aanving. Met het zingen van een Psalm vers on na gebed werd de vergadering go- opond, waarna do leiding van dezen feestdag door den president den heer van Hooidonk ovej gedragen werd aan het oud-lid don hoor J. de Nie, die zich deze benoeming liet wel gevallen en onmiddeliyk do presidentaplaats innam. Naar aanleiding van eenige bybelvorzen •telde hy den aanwezigen het program van orde voor in een korte, maar keurige toe spraak en aan dat program van orde hebben de feestvierenden zich uitstekend gehouden want de leiding is gebleken ln goede handen geweest te zUn. Onmiddeliyk benoemde de heer De Nie een commissie van 5 oud-leden om met hem do orde te handhaven maar eigeniyk is deze commissie overbodig geweest immers elk voor zich heeft zich stipt aan het door den heer De Nie voorgeschreven program gehouden. Precies om halfvyf kwam een muziekkor in den tuin, dat zich opstelde en waarachte. alle leden on oud-leden zich aansloten om onder een opgewekten marsch zich aan boord te begeven van de in de Oude-Yest gereed liggende stoomboot. Even halfvyf waren allen aan boord en ving do boottocht aan. Onder schoone koraalmuziek voer men af langs Oude Vest ei. Haven ln de richting van Leiderdorp. Even voor Leider dorp had zich op verzoek van eenige oud-leden de heer Goedeljee opgesteld met zyn photo- graphietoestel en nam by twee ^nainen van de boot met de bemanning, waarna de boot den tocht voortzette over 's Molenaars, Wou- brugge, het Braassemermeer langs ceZyiweer- naar Leiden, om to even h Jfnegen in de Oude Vest terug te komen. Met muziek aan het hoofd begaf de feestvierende vereoniglng zich weder naar het lokaal ln de Janvossonsteeg. De feesteiyke boottocht had zich gekenmerkt door een byzonder aangename stemming. By het terugkomen ln het lokaal waren de feestvierenden spoedig aangezeten aan eon keurig souper. Der feestcommissie hiervoor komt een woord van byzonderen lof toe, ook wat betreft de zeer ordeiyke wyze van ronddienen der ver schillende gerechten. Dit souper duurde van ruim aogen tot éér» uur. Het behoeft geen betoog dat, nadat mer eenigen tyd had aangezeten, de eeno toespraak op de andere volgde. Een der oprichters der Yereeniglng, do heoi J. Burger, hoewel reeds bejaard maar or nog jeugdig uitziende, en een opgewekt oud-vriond. van jongelingen, hield een aangename rede op een toon zooals men cat van vriend Burgor gewoon was. Aan het slot vertelde hy, hoe hy met nog vier oud-leden een commissie gevormd had om den jongen leden een geschenk aan te bieden. Met stoelen of zoo iets bemoeide deze commissie zich niet en daarom gaf hy namens eeplge oud-leden maar geld. Met geld tocli kon men koopen wat mon alzoo noodig had en daarom telde hy hun f 184.75 voor, het saldo na aftrek van onvermydeiyke onkosten der ingekomen gelden. Hierby was gevoegd een hoogst eenvoudig, in keurig schoonschrift geschreven album, meldende de namen der deelnemers en vorvaardigd door het oud-lld den heer J. v. Weizen. Nadat de heer Burger van de Vereeniging, het woord gevoerd had, verkreeg de heor G. H. Lens het woord, om uiting te geven aan het gevoel van waardeering, dat hy voor deze jongelingsvereeniging had. Hy overhan digde namens eenige vriendinnen en vriendcf* der Vereeniging de som van f 100 voor schuld delging van het bouwfonds. Geen wonder, dat deze beide toespraken, waaronder ook die van den heer G. H. Lens, op byzonder humoristische wyze was uitge sproken, werden toegejuicht, on de voorzitter dank zeide aaD de deelnemers. Hierna werd door een zeer goed bekend oud-lid een in druk verschenen gedicht voor gedragen, dat om zyn schoonen vorm byzondere aandacht trok. Ten slotte zy nog vermeld, dat ook door don ouden heer Renslnk eenige hartelyke woorden werden uitgesproken. Te ruim éón uur was dit uitstekend deel van het programma afgeloopen en was er eea kleine pauze. Men begaf zich in den tuin en van deze gelegenheid maakten sommige oud-leden van elders gebruik om te vertrekken. Na de puuze kwam men weder in do zaal en werden er vele toespraken gehouden, afge wisseld door zang enz., waarna dit feest door den oerevoorzittor werd gesloten. 't Zou te veel plaatsruimte eischen allege beschryven wat gesproken en geschied is, maar dit is zeker: er is een feest gevierd, door de Leidsche Jongelingsvereeniging „Pred. XIIla", dat byzonder geslaagd is. Paarden uit Holland voor Z.-Afrlka* Men leest in „Onze Paarden": De van de Hollandsche markten welbekende Fransche paardenhandelaren Hubloth en Leoy hebben voor de Engelsche Regeering 4000 paarden te leveren voor Transvaal. Genoemde hoeren Hubloth on Leoy zijn tlians in ons land om paarden te koopen voor de Engelsche soldaten in de Transvaal. Op verschillende plaatsen in Üroningon en Gelderland en andere provinciën worden monsterdagen gehouden en aankoopon ge-laan. De paarden moeten voldoen aan do vol gende eischen: van 5 12 jaar, van 1.52 158 ongeveer hoog en hoogsteus voor f 350 te koop. Wy hebben een vqftigtal der in Groningen aangekochte paarden bezien en beklagen de Engelsche soldaten, die op zulko paardec zich in het oorlogsveld moeten wageri. De paarden zyn door hun gebrek aan bloed, gebrek aan voorbereiding en gebrek aan geschikten bouw totaal ongeschikt om als rypaard te dienen. HAARLEMMERMEER. 13 o vallen: M E. Kuperu3 geb. Klomp Z. M. Michel gcb. Van der Wal D. A, Pieters gvb. Hakker D. D. van Splunter gel). Van der V» clie Z. J. Verver geb. Tulen Z. A. C. Kroezen geb. Van Darome M. M. Schalk gcb. De Kool:6r Z. \V. bontje geb. Grootcman Z. C. Iroanse geb. Baart- man Z. W. Kwaak geb. Viaoor D. Ondertrouwd: J. Elsckot en P. Vonk. H. de Kooker en I. den Butler. Gehuwd: G. Huurman en M. Duwol. P. J, Beers en T. beemsterboer. K. Verst on P- Nugteren. H. Putman on J. M. G.':auïg<".. J. Van Klaveren en \V. Koodzant. P. Saadifort en A. van den boogaard- J. van den Berg cd C. van Lammeren. Overleden: P, J. Zandborgen, 4 m. H. J. Onos geb. Van Noord 07 j. VV. Standaard 5 j. H. Joron 1 j. J. bierhaus lj. N. lielz geb. Vender 07 j. U. Byma 27 j.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1901 | | pagina 5