No. 126G7
LEIDSCH DAGBLAD, WOENSDAG 12 JUNI. - TWEEDE BLAD.P
Anno 1901.
PERSOVERZICHT.
Burgerlijke Stand.
Een verslaggever van hot Handelsblad heeft
iflen vry-anti -revolutionairen lei
der ondervraagd over zyn oordeel omtrent
den algomeenen politieken toe
stand.
BVergelekon met dien in '97", zeide de
heer Do Savornln Lohman, „is er veel minder
opgewektheid onder het kiezersvolk.
„Waaraan schrijft u dat mindere animo
toe?" vroeg ik.
„Wel, aan het gebrek aan snydendo ge
schilpunten. Natuurlijk blijft het verschil in
partij standpunt bestaan, maar dat is niet
'voldoende om de kiezers in beweging te
brengen. Een vreemdeling in ons midden zou
?op goeden grond zich kunnen voorstellen, dat
w|j het eigenlijk allon vrijwel eens zijn. Over
de urgentie wordt weinig meer gesproken.
'Om dr. Kuyper's terminologie te bezigen:
•0zi) smolt weg". Goed- of duurkoop brood is
niet aan do orde, en het clericale spook, ge
flankeerd door oen zwarUn dominee en een
nog zwarter aangekleeden pastoor, is slechts
'hier en daar zichtbaar en gesignaleerd. Bi)
'de herstemmingen, als het met de liberalen
mis gaat, zullen wij daar nog veel meer van
hooren. Voorloopig hebben wij deleuzo: vóór,
langs, om of tegen hot ministerie".
,Wat, denkt u, zal de toekomst ons geven
een liberale of een anti liberale meerderheid?"
„Hierop moet ik u antwoorden", zeide do
beer De Savornin Lohman, „met de woorden
van Beets:
In wolken en sterren te lezen
Is boven mijn wil en macht.
Zoo is liet ook met de verkiezingen. Om
te zeggen, wat er in do hoofden van de
kiozcr8 omgaat, is my niet mogelijk. Deze
vraag doet mi) denkon aan hetgeen bjj een
belangrijke familiegebeurtenis gevraagd wordt:
Zal liet een jongetje of een meisje zijn?
Bedriegen de voorteekenen echter niet, dan
staan wy niet slecht. Wy hebben kans om
in Friesland te winnen en misschien in enkele
districten en waarschyniyk weinig te verliezen.
Den invloed der sociaal-democraten kan ik
rmot nagaan. Do uitbreiding van het stern-
vocht doet ons geen kwaad."
„En in '97 dan, toon hoeft uw party en
haar bondgenooton het toch verloren?"
„Dit is zoo, maar do stryd werd toenmaals
onzuiver gemaakt. Nu staan wy op oen ander
terrein, en ik herhaal dan ook, dat wy van
een stemrechtuitbi eiding tot dusver geen
nadeel ondervonden hebben. Men moet niet
vergeten, dat ons volk voor liet grootsto ge
deelte godsdienstig is. Noem byv. het huwe-
ïyk in dozo als criteriumdo meesten onzer
landgenoolen zullen dit als eon goddelijke in-
stolling beschouwen. Dit belet hun echter niet
om in hot. practische loven liberaal te zün in
dien zin, dat zp economische zaken van reli
gieuze onderworpen weton to onderscheiden.
Dozo twee stroomingen zyn onze geheele
historie door in ons volksleven waar te nemen,
en wio nauwkeurig onderzoekt en oplet, zal
gowaarworden, dat de meest liberale Neder
lander in vroeger tyden en somg. ook nu nog
op zyn manier theologiseert. Dit religieuze zit
er eenmaal in, en daarom voorzie ik, nu do
stryd met eeriyker wapenen dan in '97.gevoord
wordt, een anti-liberale meerderheid."
I Nadat de heer Savornin Lohman hieromtrent
nog het een en ander had aangevoerd, kwam
het gesprek als vanzelf op de groolo quaeslie,
die voor een niet onbelangryk deel den poli
tieken toestand van hetoogenblik beheerscht:
ik bedoel do vraag, of met de verbonden anti
liberalen, ingeval zy de meerderheid verkrygen,
ook eon anti liberaal Kabinet zal optredon.
De oud-minister verzekerde, dat een opdracht
aan iemand uit de meerderheid wel niet zal
uitblyvon. „Hebben wy do meerderheid
„Met uw verlof", viel ik in de rede, „wat
moot onder do „meerderheid" verstaan wor
den: sterker dan do gezameniyke liberalen of
meer dan 50 zetels?"
„Natuurlyk meer dan 50 afgevaardigden.
Alleen in d&t geval kan er sprake zyn van
een antiliberale kabinetsformatie. Ik geef
echter toe, dat dit een kort woord, maar een
lange zaak. is. Uit de polemiek, over deze
quaeslio door De Nederlander mot de Nieuwe
Rotlerdamsche Courant gevoerd, is dit reeds
voldoende gebleken. Het is waar, dat wy aan
onzen kant geen overvloed van regeerings
materiaal bezitten. Er zyn wel personen van
onzo richting, die even kundig en bekwaam
als de liberalen zyn, maar zy zyn weinig in
de gelegenheid geweest om politieke ervaring
op to doen.
Toon ik minister was, heb ik op dit punt
een verrassende ervaring opgedaan. Soms heb
ik wol eens voor bonoemingon personen voor
gedragen buiten de voordracht om van den
,Commisr...ris der Koningin, en dikwyis zelfs
tegen hun zin in. Na myn aftreden had ik
echter het genoegen meer dan eens van enkelo
dezer heeren to vernemen, dat myn kouzo
veelal niet verkeerd was uitgevallen. Zoo zal
het ook wel nu nog gosteld zyn. De geschikte
personen zyn wel te vinden, maar zy hebben
weinig ervaring. Maar om regeoringservaring
op to doen, moet men toch eenmaal beginnen.
In dit opzicht zyn wy ongelwyfeld by de
liberalen ton achter. Wy-zyn byna altyd in
de oppositie geweest, en dr. Kuyper is als
oppositieleider onovortroffen. Of hy ook als
regeeringsman, aan de groene tafel gezeten,
eóó zal voldoon, is een vraag, die do toek*omst
moet oplossen."
Mr. S. van Houten heeft den laatston
van zyn reeks Nieuwe Staatkundige Brieven
in het licht gezonden. Deze handelt over
vragen, gedaan aan do Kamercandidaten door
den Bond van Nedorlandsche Onderwyzers.
„Ik kan" zegt hy „te geruster deze
uitgaven et-aken, omdat de beginselen der
kieswet van 1890, trots alle aanvallen, thans
voorgoed zyn gevestigd. Do poging van de
leden der Kerdyk-club, om in stryd met de
beloften, by de verkiezingen van 1897 door
do „Liberale Unie" gedaan, op grond waarvan
zy grootendeels hun zetels verkregen hebben,
door dit parlement de kieswet te doen om-
worpen, heeft een treurig fiasco gemaakt.
Ety de stembus is het fiasco der vrjjzüuiig-
democraten reeds bezegeld. Voor zulk een
grootsche onderneming, als zy op touw heb
ben gezet, sal het vendeltje, dat na de ver
kiezingen gemonsterd zal kunnen worden, al
heel klein zyn. En tevens moreel zwak, om
dat de vryzinnig-domocratische candidaten al
van te voren te verstaan geven, dat zy, als
de vereischte meerderheid niet verkregen wordt
wat zeker al muurvast staat kalmpjes
zullen voortgaan met den gewonen arbeid, alsof
ln hun oog aan de nieuwe Kamer geen vice
d'o r 1 g i n e kleefde. Zeiven hinken ze op twee
gedachten. Met zulke Grondwetsherzieners zal
elke liberale Regeering het wel kunnen vinden,
zonder Grondwet of kieswet aan te roeren."
No. 8 van dr. S o h a e p m a n 's Chronica
(Tweede Reeks) wordt grootendeels ln beslag
genomen door een verweer tegen eenige op
den 8chryver gemunte hoofdartikelen in
De Tijd.
Wy citeeren alleen de passage, waar dr. 8.
wyst op het tendentieus aanhalen van zyn
vlugschrift: „Een Katholieke Party. Proeve
van een Program."
In zyn Chronica zegt dr. S.
„4o. In 1883 doed ik by den uitgever dezer
Chronica versclrjnen oon vlugschrift, getiteld
„Een Katholieke Party. Proeve van een Pro
gram." Dit boekje werd door dagbladen van
allerlei richting besproken, ook door tyd-
schriften, o. a. door mr. W. H. do Beaufort in
De Gids. Eén blad bewaarde in hoogheid het
stilzwygen: De Tijd.
In den laatsten tyd heeft dit geschrift voor
De Tijd een byzondere waarde. In den laatsten
tyd, want lang bleef het der Redactie onbe
kend. By een verschil van meening tusschen
De Tijd en my betreffende het stemmen over
begrootingen bleek het, dat Do Tijd van den
inhoud nog onkundig was.
Nu, nu wordt het gebezigd tegen my.
Natuurlijk om my met myzelven in tegen
spraak te brengen. Ik acht dit een zeer ge
oorloofd wapen, maar men moet het niet te
dikwerf bezigen.' Dan krygt het den schyn,
alsof men Iemand tot lederen prys als onbe
trouwbaar, wispelturig en onberekenbaar wil
voorstellen.
Ik acht het wapen in myn geval niet doel-
treiFend, want ik zie niot, dat ik iets te her
roepen heb van hetgeen ik vroeger schroef,
ter wille van hetgeen ik nu zeide. Als men
maar goed lozen en goed hooren wil.
Ook acht ik het wapen gevaariyk. Maar
hier eindig ik. Ik had hier willen herinneren
aan eenïge dingen uit het verleden; ik laat
ze rusten. Wat is het ook anders dan opjagen
van stof?
Na deze uiteenzetting eindig Ik voor eens
en voorgoed alle persoonlyke polemiek met
De Tijd. Ik meen het ernstig met de éénheid
en zal dus verder alles over my laten gaan.
Ik heb ook de eer onzer Katholieke zaak, die
De Tijd en ik toch evenzeer verdedigen, to
lief en zy schynt my door dergelyko polemiek
niet te winnen".
In eon asterisk C1 e r I c a l e n zegt De
Standaard
To schryven, dat de Antirevolutionairen
C 1 e r i c a 1 e n zyn, is biyk van eigen domheid
geven, bewys leveren, dat men do historie
niot kent, zwart op wit declareeren, dat men
hot eeisto a-b-c van het Calvinismo niet
verstaat.
C1 e r i c a a 1 komt van C1 o r u 8. Waar geen
C1 e r u 8 is, kan dus ook geen Clericaal zyn.
En nu weet elk kenner van historie on toe
standen, dat er wel een Clerus bestaat ln
de Roomsche en in de Gneksche Kerk, maar
dat de Calvinisten van meet af, onverdroten,
tegen het bestaansrecht van zulk een Clerus
-zyn opgekomen, en geheel hun kerkinrichting
juist op de uitsluiting van zulk een Clerus
gegrond is.
Met iemand, die dat nuchtere feit ontken
nen mocht, spreekt men niet meor. Met zoo
iemand debatteert men niot meer. Dien zendt
men naar school terug, om historie te leeren.
Herhaaldeiyk hebben dan ook eerlyke
liberalen, zoo met name de onlangs over
leden boogleoraar Spruyt, in naam van goede
trouw en eeriykheid, tegen dat toepassen
van den naam Clericaal op de Antirevo
lutionairen geprotesteerd.
Wel bobben anderen daarop geantwoord,
dat ze Clericaal in broederen zin ver
stonden, als een groep, die de Kerk over den
Staat wil laten heerschen, maar ook hiermede
bezeilen ze geen land.
Rome bezit een Clerus, en de Clerus
doet uitspraken, waaraan h. i. ook de Over
heid zich heeft te onderwerpen. Wy, Calvi
nisten, daarentegen, betwisten dit. We binden
niemand, en ook de Overheid niet, aan iets
anders dan aan het Woord van God, en
zeggen or- steeds uitdrukkeiyk by, dat de
Overheidspersonen aan deze openbaring van
Gods wil niet naar de uitspraak van eenige
Kerk gebonden zyn, maar alleen in hun
eigen consciëntie, d. i. naar huu eigen over
tuiging en inzicht.
Dit ons protest, dat by elke stembus uit
ging, moot ook ditmaal herhaald worden.
En we zullen het zoolang horhalen, tot
de liberale pers ten slotte van dit misbruik
van een valsch gekozen term aflaat.
Dat „Clericaal" is niets anders dan een
schimpwoord, uit de Franscho politiek over-
genomon.
Het is oen term, die in geen Nederlandsch
orgaan, toegepast op Calvinisten, thuis hoort.
Wie dien term toch alzoo bezigt, schendt
den roem van zyn eigen vaderlandsche
historie.
Naar aanleiding van de indiening van het
wetsontwerp tot regeling van de rechtspraak
van de Ongevallenwet, en waarin wordt
voorgesteld een administratief gerechtshof op
te richten, klaagt De Standaarddat in dat
Hof alleen benoembaar zullen zyn de zoodanigen,
die gepromoveerd zyn aan de R y k s u n i-
versiteiten en aan do gemeente
lijke universiteit van Amsterdam.
Alzoo ook hier weer dezelfde pressie op
de opleiding uitgeoefend, zegt het blad.
Er wordt niet voorgesteld, candidaten, die
zich aanmolden, op voet van gelijkheid te
doen examineeren van Staatswege, zoodat
c«n ieder kan meedingen.
Neen, men moet gediplomeerd ifin aan een
Overheldahoogeschool.
Van tweeën één dus: Men moet óf gaan
studeeren, waar mon krachtens zyn beginsel
niet zyn mag. Of wel, ook dit gerechtshof
biyft weer ten einde toe voor onze geestver
wanten gesloten.
En dat, let wel, waar sprake ls van een
administratief gerechtshof, d. w. z. van een
Hof, waar telkens belangen van allerlei soort
Ingezetenen, by conflict juist met de Overheid,
hun beslissing zullen vinden.
Het oude stelsel van monopolie wordt dus
ook nu nog consequent doorgezet.
„Nul n'aura de l'esprit que nous et nos amis."
De Nieuwe Courant vestigt de aandacht op
hot al te Bummier arrest, door De Standaard
aanstonds, voordat nog de tyd tot gezette
overweging en ryper nadenken te vinden was,
over de pas ingediende Armenwet gevold
(zie vorig Overzicht).
't Is zegt zo „de Vryheid der Kerken",
die door deze wetsvoordracht wordt aange
rand I Al wat ook maar in de verte naar
zoodanige aanranding zweemt, wordt uit het
ontwerp byeengezocht en, zonder toelichting,
zonder motiveering, saamgeregen tot een
requisitoir. De Minister moge al betoogen, dat
by de vryheid der diaconieün eerbiedigt, zoo
ver als maar even het algemeen belang ge
doogt; hy moge niet slechts zeggen, maar
ook bewyzen, dat hy afkeerlg is van bindender
bepalingen dan strikt onmisbaar zyn; hy moge
by elk onderdeel naar een oplossing gezocht
hebben, die te geiyk de practische moeilykheid
metterdaad oploste en niet onaannemelyk. ook
voor kerkelyken mocht worden geacht;....
van dat alles wordt zelfs in het vonnis der
Standaard niet bywege van verzachtende
omstandigheden gerept. „De Vryheid der Kerken
ia aangerand1', zoo luidt de alarmkreet, en
dus moot tegen deze regeling reeds nu allo
man in het geweer geroepen l
't Treft pyniyk in do korte driestar, die een
zoo haastig verdict over dit ontwerp Armenwet
velt, uitsluitend op die „Vryheid der Kerken"
den nadruk te zien gelegd. Van het algemeen
belang wordt niet gesproken; van de eischen
eener rationeel© armenzorg wordt met geen
woord gewag gemaakt, i't Gaat al om de
vryheid der Kerken, en wat die vryheid scliynt
aan te randen, is reeds deswege veroordeeld.
Waarom w(j, vóór de verkiezingen, alsnog
over dit ontwerp ons oordeol opschortend,
aanstonds dit Standaardebnnis releveeren?
Omdat het juist in deze dagen nuttig is nog
eens met de stukken te doen zien, wat een-
zydige maatstaf van clericale zydo aan sociale
ontwerpen pleegt te worden aangelegd, waar
het belang der Kerken ook maar eenigszins
by de regeling betrokken schynt. In naam
van een zoo betwistbaar en dubbelzinnig be
ginsel als „de Vryheid der Korken" wordt op
staanden voet zonder nader onderzoek en
zonder zelfs de flauwste proeve van objectieve
waardeering de banvloek geslingerd over een
regeling, die enkel van do leer uitgaat, dat
wat de Kerk doet op hot economisch en
sociaal terrein van hot armwezen -niet geheel
kan geschieden buiten allo verband met de
overheid, tot een voorwerp van welker voor
durende zorg hot armbestuur door de Grondwet
is verklaard.
't Wordt opnieuw daardoor duideiyk wat
men te wachten heeft van de wetgeving,
indien ooit een regeering aan het roer mocht
komen, welker ministerieel orgaan De
Standaard zyn zou. Elk ontwerp zou wilde
't voor dit blad aannemeiyk zyn de „Vry
heid der Kerken" boven het belang der zaak
mooten stellen. Tegen een dergeiyke opvatting
van wat het algemeen belang vordert, zal
welhaast by do stembus opnieuw met kracht
moeten worden getuigd.
Intussclien is De Standaard eon uitvoeriger
bèschouwing aan dit onderwerp gaan wijden
en drukt daarin de volgende meoningen uit:
„De Kerk van Christus bestaat in haar
institutie naar Goddeiyk recht. Haar Dienst
der Barmhartigheid bezit een geheel eigen
aardig karakter. Ze rust in door Christus
ingestelde ambten. Ze verzamelt in zyn naam,
en deelt niet namens de leden der Kerk, maar
namens Christus, den Koning der Kerk, uit.
Haar diaconale dienst is alzoo een heilige
dienst. Een dienst op hot gewyde erf. En
doswege oen dienst, dio aan geen ander toe
zicht dan aan dat van de Kerk zelve onder
worpen kan zyn.
Dit belet natuurlyk niot, dat de Kerken,
op verzoek, medodeeliDgen aan de Overheid
kunnen doen, voor zoover deze mededeelingen
het zelfstandig karakter dor Diaconie niet
aantasten. De Overheid verleent bescherming,
en heeft dus aanspraak op voorkomende en
welwillende bejegening; maar nooit mag een
dienst in de Kerk van Christus onder het
dwingend recht van den Staat komen.
Geven do Kerken dit op één punt toe, dan
heeft do Overheid den vinger en neemt straks
heel do hand.
In het vaststellen van haar statuut of regle
ment zal do Kerk niet meer vry zyn. De
onderwerpen der regeling worden door do
Overheid bepaald. Kyk-in-de potten, met den
naam van inspecteurs, zullen haar Diaconalen
dienst komen bespiedon. De diaconieön zullen
omtrent zaken en feiten confidentieel© bloot
legging moeten doen. En zoo blootlegging
ook omtrent bedeelde personen en verleende
hulp; alsmede omtrent het financieel beheer;
zelfs omtrent collecten.
'tls de phllanthropie der wereld, die zich
hier tegenover de kerkelyke diaconieën, onder
leiding van de Overheid, organiseert, en de
Kerk van Christus dwingen komt, om haar
Dienst der Barmhartigheid nu reeds voor oen
deel in deze organisatie te doen opnemen.
Dat dit gepaard kan gaan met andere goede
voorstellen, wordt niet ontkend. Er zyn in
dit ontwerp ook treffelyko denkbeelden be
lichaamd.
Maar dat maakt het kwaad niet ongedaan,
dat haar dreigen komt.
Natuurlyk is ook de Overheid vry, om ten
behoeve der behoefcigen te doen, wat ze acht,
dat op haar weg ligt. En dan is hetpryslyk,
dat er aansluiting en verstandhouding tus
schen wat zy doet en den Dienst der Barm
hartigheid in Christus' Kerk worde gezocht.
Alleen maar, deze aansluiting kan nooit
anders dan met vrye bewilliging der Kerken
tot stand komen, en elke poging, om ten
deze de Korken met Staatsmacht te dwingen,
dient volhardend te worden weerstaan."
Een onder- en bovenstrooming.
De „onderstrooming" noemt De Nederlander
dat deel van het volk, dat de ongeletterden
vormt on waarvan de groote meerderheid
„Christeiyk" is, dat wel voor gezette studie
van wetten, enz. geen tyd heeft, maar dat
toch „zoodra men diepe en gewichtige vraag
stukken, waarmee elk denkend mensch zich
bezighoudt", aanroert, van veel beter begrip
biykt te zyn, dan de niet-Chri6telyke groepen.
De „bovenstrooming" van do Christelyko
partyen is dat deel, dat zich bezig heeft te
houden met de uitvoering dor wetten. Daarby
nu komt bekwaamheid in de eerste plaats in
aanmerking en daarby kan zeer veel verschil
van meening zyn. Immers erkent het blad
„vele vraagstukken houden met die begin-
solen geen direct, zelfs geen indirect verband.
Moet of kan ons land worden verdedigd, en
zoo ja, hoe? Moeten do lasten anders worden
verdeeld dan thans? Is vryhandel wenscheiyk
of protectie? Moet de Zuiderzee worden droog
gemaakt of niet? Is pensionneering wenscheiyk
of rechtvaardig? Hoe moet het kiesrecht wor
den geregeld? enz.
„Ziedaar tal van vragen, waaromtrent Gods
Woord geen uitsluitsol geeft en verschil van
gevoelen vaak met godsdienstige overtuiging
niot samenhangt. Wel zal ook by deze vragen,
evenals by tal van andere, telkens het paslood
van Gods Woord moeten worden gebezigd,
opdatr niet scheef worde gebouwdmaar toch
is voor de beantwoording dor vragen zelve
vóór alles kennis en juiste waardeering der
feiten noodig. En dio kennis is niet in de
eerste plaats by de groote massa te zoeken."
Ten opzichte van de Christeiyke grondslagen,
waarop het land bestuurd moet worden, is
geen verschil van meening tusschen de Chria-
teiyke partyen mogeiyk en in dat opzicht
kunnen zy ook daarom zoo gemakkeiyk samen
gaan, omdat zy alleen maar do Kamerleden
hebben te verkiezen, en de Kamer bestuurt
niet, doch controleert slechts.
Hierby is ook geen onderscheid tusschen
Katholieken en Protestanten en hun samen
gaan verdedigt het blad tegen de Nieuwe
Rotterdam-sche Courant, „wier pogingen om
de Chriateiyke partyen tegen elkaar op te
hitsen" De Nederlander vermaken, in het
bijzonder en tegen allo liberalen in het
algemeen.
Wèl acht De Nederlander den naam cleri-
calen voor haar partygenooten onbiliyk:
„Het verschil is zoo groot, dat, Indien de
R.-Katholiekon de consequenties van
hun beginselen ten onzent in practyk wilden
brengen, zy geen feller tegenstanders zouden
ontmoetendan do protestantsche Christenen.
Maar zoolang zy dat niet willen en niot
kunne n, omdat do Grondwet zelve het
niet toelaat, is er geen reden om op staat
kundig gebied zich vóór alles tegen hen over
te stellen. Integendeel. Ook zy willen hier
te lande de Christoiyke instellingen handhaven
zooals deze onder de werking van het protes
tantisme geworden zyn; zy willen niet, tón
minste nu niet, daarin verandering brengen.
Van daar, dat in de Staten-Generaal, waar
hetgeen ons van-de r.-k. scheidt byna nimmer
meor ter sprake komt, tusschen de leden der
recliterzyde steeds groote eenstemmigheid be
staat, zoodra datgene wordt bedreigd, wat met
de Christelyke instellingen en beginselen ver
band houdt."
Evenals De Standaard dezer dagen deed,
verdiept ook dit Christeiyk blad zich reeds in
do vraag, wat er gebeuren moet, wanneer de
stembus hun gunstig ia.
Aan een geheel tor hand nemen van het
roer denkt De Nederlander niet. Want: ook
met andere dingen moet gerekend worden
by hot samenstellon van het kabinet.
„Wel zal, gestold de christeiyk-historischo
partyon hadden de overhand, geen regoering
kunnen optreden, die met de christeiyk-his-
torischo elementen niet rekent; die byv. ons
do neutraio volksschool weer zou willen op
dringen of het vrye huwelyk invoeren of den
huwelyksband willen verzwakken. Zelfs in
1897 was dit reeds onmogelyk. Maar zeer wel
zou zy, al behoorden haar leden niet tot die
partyen, een program kunnen uitvoeren, dat
een deel der leden van de Christelyko en
een deel der leden van de andore partyon
bevredigde. Het is byna niet meer denkbaar,
dat dit anders zou kunnen geschieden, zooals
ook de historie der laatste jaren geleerd heeft".
Iets vroeger zeide het blad reeds: „Zeer
wel zou een kabinet van anti-revolutionairen,
r.-katholieken en liberalen een werkpro
gram kunnen vaststellen en uitvoeren.
Een veertigjarig feest.
II.
Tor voortzetting van de feestviering van het
40-jarig bestaan der Leidsche Jongehnga-ver-
eeniging „Pred. XIIla" waren gisternamid
dag om 3 uren do deuren van hot lokaal der
Voreeniging weder geopend.
In de keurig versierde zaal, waar o. a. ook
do buste van Koningin Wilhelmina prijkte,
en in den ruimen tuin bewoog zich een groep
jongelingen en mannen ten getale van ih 175
personen. Hoogst aangenaam was hier de
toon, waar zooveel oudledon, die elkaar in
geen jaren gezien hadden, onder het gobruik
van een kop thee, elkaar nu ontmoetten.
Mannen van allerlei stand en rang vonden
hier oude beste vrienden terug, die nu over
het land verspreid in verschillende posities
werkzaam zyn.
Deze kennismaking duurde tot precies 4 uur,
toen de president met een krachtigen hamer
slag don aanwezigen beduidde, dat de vergade
ring aanving. Met het zingen van een Psalm
vers on na gebed werd de vergadering go-
opond, waarna do leiding van dezen feestdag
door den president den heer van Hooidonk
ovej gedragen werd aan het oud-lid don hoor
J. de Nie, die zich deze benoeming liet wel
gevallen en onmiddeliyk do presidentaplaats
innam.
Naar aanleiding van eenige bybelvorzen
•telde hy den aanwezigen het program van
orde voor in een korte, maar keurige toe
spraak en aan dat program van orde hebben
de feestvierenden zich uitstekend gehouden
want de leiding is gebleken ln goede handen
geweest te zUn.
Onmiddeliyk benoemde de heer De Nie een
commissie van 5 oud-leden om met hem do
orde te handhaven maar eigeniyk is deze
commissie overbodig geweest immers elk
voor zich heeft zich stipt aan het door den heer
De Nie voorgeschreven program gehouden.
Precies om halfvyf kwam een muziekkor
in den tuin, dat zich opstelde en waarachte.
alle leden on oud-leden zich aansloten om
onder een opgewekten marsch zich aan boord
te begeven van de in de Oude-Yest gereed
liggende stoomboot.
Even halfvyf waren allen aan boord en ving
do boottocht aan. Onder schoone koraalmuziek
voer men af langs Oude Vest ei. Haven ln
de richting van Leiderdorp. Even voor Leider
dorp had zich op verzoek van eenige oud-leden
de heer Goedeljee opgesteld met zyn photo-
graphietoestel en nam by twee ^nainen van
de boot met de bemanning, waarna de boot
den tocht voortzette over 's Molenaars, Wou-
brugge, het Braassemermeer langs ceZyiweer-
naar Leiden, om to even h Jfnegen in de
Oude Vest terug te komen. Met muziek aan het
hoofd begaf de feestvierende vereoniglng zich
weder naar het lokaal ln de Janvossonsteeg.
De feesteiyke boottocht had zich gekenmerkt
door een byzonder aangename stemming.
By het terugkomen ln het lokaal waren de
feestvierenden spoedig aangezeten aan eon
keurig souper.
Der feestcommissie hiervoor komt een woord
van byzonderen lof toe, ook wat betreft de
zeer ordeiyke wyze van ronddienen der ver
schillende gerechten.
Dit souper duurde van ruim aogen tot éér»
uur. Het behoeft geen betoog dat, nadat mer
eenigen tyd had aangezeten, de eeno toespraak
op de andere volgde.
Een der oprichters der Yereeniglng, do heoi
J. Burger, hoewel reeds bejaard maar or nog
jeugdig uitziende, en een opgewekt oud-vriond.
van jongelingen, hield een aangename rede op
een toon zooals men cat van vriend Burgor
gewoon was.
Aan het slot vertelde hy, hoe hy met nog
vier oud-leden een commissie gevormd had
om den jongen leden een geschenk aan te
bieden.
Met stoelen of zoo iets bemoeide deze
commissie zich niet en daarom gaf hy namens
eeplge oud-leden maar geld. Met geld tocli
kon men koopen wat mon alzoo noodig had
en daarom telde hy hun f 184.75 voor, het
saldo na aftrek van onvermydeiyke onkosten
der ingekomen gelden. Hierby was gevoegd
een hoogst eenvoudig, in keurig schoonschrift
geschreven album, meldende de namen der
deelnemers en vorvaardigd door het oud-lld
den heer J. v. Weizen.
Nadat de heer Burger van de Vereeniging,
het woord gevoerd had, verkreeg de heor G.
H. Lens het woord, om uiting te geven aan
het gevoel van waardeering, dat hy voor
deze jongelingsvereeniging had. Hy overhan
digde namens eenige vriendinnen en vriendcf*
der Vereeniging de som van f 100 voor schuld
delging van het bouwfonds.
Geen wonder, dat deze beide toespraken,
waaronder ook die van den heer G. H. Lens,
op byzonder humoristische wyze was uitge
sproken, werden toegejuicht, on de voorzitter
dank zeide aaD de deelnemers.
Hierna werd door een zeer goed bekend
oud-lid een in druk verschenen gedicht voor
gedragen, dat om zyn schoonen vorm byzondere
aandacht trok.
Ten slotte zy nog vermeld, dat ook door
don ouden heer Renslnk eenige hartelyke
woorden werden uitgesproken.
Te ruim éón uur was dit uitstekend deel
van het programma afgeloopen en was er
eea kleine pauze. Men begaf zich in den tuin
en van deze gelegenheid maakten sommige
oud-leden van elders gebruik om te vertrekken.
Na de puuze kwam men weder in do zaal
en werden er vele toespraken gehouden, afge
wisseld door zang enz., waarna dit feest door
den oerevoorzittor werd gesloten.
't Zou te veel plaatsruimte eischen allege
beschryven wat gesproken en geschied is,
maar dit is zeker: er is een feest gevierd,
door de Leidsche Jongelingsvereeniging
„Pred. XIIla", dat byzonder geslaagd is.
Paarden uit Holland voor Z.-Afrlka*
Men leest in „Onze Paarden": De van de
Hollandsche markten welbekende Fransche
paardenhandelaren Hubloth en Leoy hebben
voor de Engelsche Regeering 4000 paarden
te leveren voor Transvaal.
Genoemde hoeren Hubloth on Leoy zijn
tlians in ons land om paarden te koopen
voor de Engelsche soldaten in de Transvaal.
Op verschillende plaatsen in Üroningon
en Gelderland en andere provinciën worden
monsterdagen gehouden en aankoopon ge-laan.
De paarden moeten voldoen aan do vol
gende eischen: van 5 12 jaar, van 1.52
158 ongeveer hoog en hoogsteus voor f 350
te koop.
Wy hebben een vqftigtal der in Groningen
aangekochte paarden bezien en beklagen de
Engelsche soldaten, die op zulko paardec
zich in het oorlogsveld moeten wageri.
De paarden zyn door hun gebrek aan
bloed, gebrek aan voorbereiding en gebrek
aan geschikten bouw totaal ongeschikt om
als rypaard te dienen.
HAARLEMMERMEER. 13 o vallen: M E.
Kuperu3 geb. Klomp Z. M. Michel gcb. Van
der Wal D. A, Pieters gvb. Hakker D. D.
van Splunter gel). Van der V» clie Z. J. Verver
geb. Tulen Z. A. C. Kroezen geb. Van Darome
M. M. Schalk gcb. De Kool:6r Z. \V.
bontje geb. Grootcman Z. C. Iroanse geb. Baart-
man Z. W. Kwaak geb. Viaoor D.
Ondertrouwd: J. Elsckot en P. Vonk.
H. de Kooker en I. den Butler.
Gehuwd: G. Huurman en M. Duwol. P. J,
Beers en T. beemsterboer. K. Verst on P-
Nugteren. H. Putman on J. M. G.':auïg<"..
J. Van Klaveren en \V. Koodzant. P. Saadifort
en A. van den boogaard- J. van den Berg cd
C. van Lammeren.
Overleden: P, J. Zandborgen, 4 m. H. J.
Onos geb. Van Noord 07 j. VV. Standaard 5 j.
H. Joron 1 j. J. bierhaus lj. N. lielz geb.
Vender 07 j. U. Byma 27 j.