LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 8 JUNI. - TWEEDE BLAD.
PERSOVERZICHT.
i^euiiieton.
De Boos van Horton.
No. 12664
In een opstel over de voorbereiding
tot onze jongste arbeidswet
geving in het tijdschrift' Onze Eeuw schrift
jbr. mr. H. Sinissaert do aanvankelijke mis
lukking van onze Ongevallenwet en het
dreigende fiasco met de reeds twee jaren
geleden ingediende, maar nog niet door de
Tweede Kamer behandelde wet op de arbeids-
©n rusttijden, in hoofdzaak toe aan de opper
vlakkige voorbereiding. Wel neemt men hier
gaarne bfi zoodanige wetgeving Duitschland
tot model, maar niet wat betreft de degelijke
voorbereiding, welke dit Rijk aan zfin sociale
wetten laat voorafgaan. Als voorbeeld van
bedachtzame voorzichtigheid van den Duitschen
wetgever wordt gewezen op de ernstige voor
bereiding eener arbeidsduur regeling voor éón
enkel bedrijf. De Bundesrath heeft daar (4
Maart 1896) do verordening uitgevaardigd
omtrent de uitoefening van het bedrijf in
bakkerijen en Kon.ditoreien, nadat de
Commissie voor de Arboideisstatistiek niet
minder dan vier jaren bezig was geweest met
het verzamelen en verwerken van gegevens
om dat vraagstuk grondig te kunnen beoor-
deelên.
Ons ontwerp daarentegen regelt dearboids-
©n rusttijden in alle fabrieken en werkplaatsen,
©n uit de memorie van toelichting blijkt
niets omtrent de veranderingen, die eventueel
door die regeling in de uitoefening onzer
nijverheid zouden ontstaan, evenmin omtrent
de mogelijkheid, dat onze industrie trots zoo
danige beperking concurrenzf&higop
de wereldmarkt zou blijven.
Uit mets is gebleken, noch by de behande
ling van de Ongevallenwet, noch uit do voor
bereiding van het ontwerp op de arbeids en
rusttijden, dat onze Begeering, evenals de
Duitsche wetgever, doordrongen is van het
besef, dat de sociale wetgeving aan de indus
trie lasten oplegt, die zfi niet of niet geheel
op haar consumenten kan verhalen, dat deze
lasten voor de vaderlandsche ny verbeid te
drukkend kunnen worden, waar andere op de
wereldmarkt concurfeerende staten niet ge-
lyke „bruto kosten" opleggen, en derhalve by
de overweging van maatregelen van sociaal-
politieken aard reeds deswege met de draag
kracht der ny verheid rekening behoort te
worden gehouden.
Nader licht de schryver dit toe, door citaten
uit de tusschen de Begeering en de Kamer ge
wisselde stukken omtrent de Ongevallenwet.
In enkele woorden komt ook de Begeering ten
aanzien van de vraag, welke lasten door deze
wet aan de ny verheid worden opgelegd en of
de ny verheid die lasten kunnen dragen,
hierop neer: do ny verheid behoort als nood-
zakelyke productiekosten de schade wegens
bedrijfsongevallen te dragen; hoe groot die
kosten zullen zyn, weten wy niet en dus
kunnen wy evenmin nagaan, of de ny verheid
die kosten zal kunnen dragen; zy zal ze
moeten dragen, dat staat vaat l
Dit ia inderdaad een juist resumé van de
inzichten der Begeering.
Terwfil ander© landen, met name Duitsch
land, met grooten fiver kennis verzamelen
omtrent den feitelfikon toestand der industrie,
ook in verband met de Yraag of zfi in staat is
mede te dingen op de wereldmarkt, alvorens
op die industrie nieuwe sociale lasten te leggen,
meent onze Begeering ook zonder die kennisu
wol gerechtigd te zfin tot het voorstellen va®
ingrfipende wijzigingen in de bestaande arbeids
verhoudingen, van nieuwe lasteQ voor de
vaderlandsche industrie.
Te oenzfidig wordt gelet op de sociale
baten, die, naar de Begeering meent, uit haar
wetten voor den arbeider zullen voortvloeien,
en geen rekening gehouden met de sociale
lasten, die daartegenover staan voor den onder
nemer.
Het resultaat zou anders zfin, wanneer do
Regeering zich niet bepaalde tot een regeling,
die voor zoover zfi niet direct geïmpor
teerd is uitgedacht is in de bureaux, maar
wanneer zfi vooraf voeling hield met do
industrie, met de belanghebbenden. Thans is
veelal wat hier voor sociale wetgeving door
gaat werk zonder eigen stempel, zonder natio
nale keur, de belichaming eener van elders
ingevoerde theorie, die men zelfs niet getracht
heeft aan te passen aan wat ten onzent op
datzelfde gebied reeds bestaat en waarvan
men evenmin weet welke haar uitwerking
ten onzent zfin zall
De schrfiver komt tot de conclusie, dat
waar onze arbeidswetgeving onvoldoende wordt
voorbereid, verbetering daarin kan worden ge
bracht door een levendiger besef van de samen
gesteldheid der verschillende belangen, door
stelselmatige, voorafgaande raadpleging der
belanghebbenden (werkgevers en werklieden);
door nauwkeuriger kennis der bestaande toe
standen; door zorgvuldiger overwegen dor
te verwachten gevolgen op de productie, op
de prfizon, op het in staat-zfin mede te dingen
met het buitenland.
Die ernstiger vóór-studie der door een wet
te regelen materie behoeft niet zooveel tfid te
kosten. Met bekwamen spoed en met goeden
wil die van de zfide der belanghebbenden
(immers in hun eigen belang) wel niet zullen
ontbreken kan vrfi spoedig veel en bruik
baar materiaal worden verzameld.
Als de Regeering haar methode maar wfizi-
gen wil, dan zal zfi zien, dat in de practfik
de meer omslachtig schfinende weg nog wel
eens de kortste kan blfiken te zfin, getuige
de Ongevallenwet, die immers aanstonds
minder monopolistisch had kunnen zfin ont
worpen, wanneer men maar vooraf het oor
deel van belanghebbenden over zoodanig mono
polie had ingewonnen en naar dat oordeel
had willen luisteren.
Ook hier zou schrfiver wenschen, dat een
„sociaal" ontwerp in handen werd gesteld
eener commissie voor arbeidswetgeving, die
belanghebbenden hoort, hun oordeel inwint,
haar eigen denkbeelden ontwikkelt en aldus
den minister voorlicht omtrent de bruikbaar
heid van zfin ontwerp.
Hierdoor zal de sociale rechtvaardigheid
beter worden bediend dan door een omvang-
rfik program van halve maatregelen.
Prof. Molengraaf! geeft in De Gids een
overzicht van den a t a a t k u-n d i g e n toe
stand. Hfi constateert allereerst, dat do
stembusstrijd gekenmerkt wordt do'or twee
verachfin8elen, die beide reeds in 1897 zich
vertoonden, maar thans intensiever zich open
baren. Zoo in do eerste plaats de gemeen-
schappelfike actie van katholieken, anti revo
lutionairen van alle gading en christelfik-
historischen. Deze coalitie zal wellicht voor
den uitslag der verkiezingen beslissend zfin.
Daarom zal ook thans weer de oude strfid
tusschen clericalen en anti cloricalen worden
gestreden, uitsluitend gaande om de regeer
macht, zonder eenlg vraagstuk van practische
politiek tot inzet, tenzfi misschien de slooping
der openbare en hoogero school: Want de
bondgenooten hebben hun conservatieve
neigingen nooit verheeld en tot oplossing
van sociale vraagstukken vraagt men hun
hulp niet. Daarom zal de triomf van „het
Christelfik volksdeel" weinig anders dan stil
stand op wetgevend gebied brengen.
Het tweede feit, dat deze verkiezingen bo-
heerscht, is de stichting van den vrfizlnnig-
democratischen bond, wiens ontstaan de
schrfiver kortelfik memoreert. En vervolgens
betoogt de hoogleuraar, op grond van een
overzicht van de houding, door de „Liberale
Unie" sedert 1885 tegenover het kiesrecht-
vraagstuk aangenomen, dat hot urgentie-
voorstel van het bestuur m est komen en
door trouw aan eigen herhaaldolfik uitge
sproken beginselen werd gebonden, en dat
de meerderheid, die hot voorstel verwierp,
ontrouw werd aan het verleden der „Unie."
Haar votum was óók onpolitiek, omdat,
wanneer ge u eenmaal Inlaat met het kies
recht vraagstuk, het uit eigen kracht naar
voren dnngt, omdat het is het eerste en
hoogste 8taatsburgerrecht, de eerste en hoogste
staatsburgerplicht tevens; omdat alleen hfi
ten volle en in waarheid staatsburger is, die
kiesrecht heeft. Zfin velen van de volheid
van het staatsburgerschap uitgesloten zonder
deugdelfike, afdoende roden, - en daarvan
had do „L. zich herhaaldelfik overtuigd
verklaard dan kan opheffing van dien
misstand niet anders dan urgent zfin. Voor
hen, die dit beamen, was na de ontkenning
der urgentie geen plaats meer in de „L. U.",
omdat het geschilpunt voor de samenwerking
bfi de verkiezingen van principioelen aard was.
Wel heeft men den leden, die den vrfizinnig-
democratischeQ bond vormden, verweten, dat
hun leus hen noodzakelfik doet afglfiden naar
de sociaal-democratie, omdat het vooropstellen
der Grondwetsherziening van hen vordert, bfi
herstemming sociaal-democraten te steunen
óók tegenover liberalen, die voorstanders van
sociale wetgeving zfin. De schrfiver voert
hiertegen aan, dat de erkenning van de urgentie
alleen in zich sluit, dat de bond van zfin
candidaten de aanvaarding dezer leus vordert.
Omtrent do houding bfi eventueele her
stemmingen tegenover de candidaten van
andere partfien wordt daardoor niets beslist.
Slechts dit kan gezegd worden er uit voort
te vloeien, dat wanneer n& do stemming de
zaken zoo staan, dat er kans is door samen
werking met do sociaal-democraten in de
Tweede Kamer aan de voorstanders van Grond
wetsherziening een besliste meerderheid te
verzekeren, die samenwerking ligt in de Ifin
van den bond. BeBtaat daarentegen die kans
niet, dan treedt op den voorgrond het belang,
in de Tweede Kamer een meerderheid te
brengen, genogen en in staat een krachtige
sociale politiek te voeren in vrfizinnigen geest.
Van voorkeur voor sociaal democratische can
didaten, in elk geval en wie ook de tegen-
caudidaat moge wezen, kan dan geen sprake
zfin. Vrees, dat de vrfizinnig-democratische
bond, indien de zaken aldus komen te staan,
zfin zelfstandigheid niet zou weten te bewaren,
wordt door niets gerechtvaardigd.
Zonderling noemt de ho'ogleeraar het andere
verwfit, dat de leden van den bond do sociale
wetgeving zouden tegenhouden. Immers aan
Grondwetsherziening om te komen tot alge
meen kiesrecht moet uit den aard de voorrang
worden toegekend boven andere wetgevende
maatregelen, omdat de regeling van het kies
recht van fundamenteelo beteekenis is voor
de geheele wetgeving.
Algemeen kiesrecht wil zeggen modewerking
in beginsel van het geheele Nederlandsche
volk tot de wetgeving en tot de rogeering,
wil zeggen, dat niet een deel van het volk
moet bepalen wat recht zal zfin voor allen;
dat, en dit geldt in het bfizonder van de
Nederlandsche vrouwen, een einde moet komen
aan het handelen over u, bfi u, maar zonder
u: Welnu, hoe kan, wie algemeen kiesrecht
om deze zfin beteekenis voorstaat, verlangen
voorshands toch maar het beperkte kiesrecht,
het tegenwoordige kiesrecht met zfin wille
keurige en gekunstelde grenzen,met zfin uitslui
ting van alle Nederlandsche vrouwen, te besten
digen? Toch maar voort te gaan met wetgeven
op een grondslag, dien men vicieus acht?
Voorrang voor de sociale wetgeving I terwfil
juist de sociale wetgeving in het bfizonder
gebaat zal worden door de medewerking van
hen, die tot nog toe van medezeggenschap
In 's lands zaken zfin verstoken, omdat hun
belangen ten nauwste bfi die wetgeving zfin
betrokken. Voorrang voor de sociale wet
geving 1 terwfil juist de Grondwetsherziening
ten doel heeft den weg tot een krachtige
sociale wetgeving to bereiden, althans te
effenen en te verbeteren.
Voorrang voor de sociale wetgeving is niet
anders dan een dilatoire exceptie, die steeds
van kracht blfift, die over vier, aciit, twaalf
jaren evenveel reden van bestaan zal hebben
als thans, omdat sociale wetgeving steods
aan de orde zal blfivou; wel nimmer het
tfidstip zal aanbreken, waarop de wetgever
ten dezen de handen in den schoot zal kunnen
leggen.
Mag de verkiezingsleus van do vrfizlnnig-
democraten dus volkomen Tafcibneel heeten,
de door hen aan de Grondwetsherziening toe
gekende voorrang sluit volstrekt, niet in zich,
dat door hun geestverwanten in de Tweede
Kamer, indien daar een meerderheid vof>r de
Grondwetsherziening niet wordt gevonden,
niet met andere voorstanders van sociale
hervormingen zou kunnen worden medege
werkt om op dit gebied te verkrfigon, wat
onder de bestaande omstandigheden verkregen
kan worden. Het beginsel van den bond, „dat
door een krachtige sociale wetgeving moet
worden aangestuurd op hot wegnemen van
do maatschappelijke oorzaken, welke tusschen
de leden van het volk ongelfikheid scheppen
of versterken ten aanzien van hun ontwikke-
li ngs vóór waai den", zal ook dan het richtsnoer
wezen van hun handelen.
Ander3 de heer Plemp van Duiveland in do
Juni aflevering van Onze Eeuw,
De schrfiver richt het woord tot- een Gro
ninger, die onlangs klaagde, dat het steeds
moeilfiker werd partfi te kiezen. Des Gronin
gers ideaal was nog steeds, eerlfik naar do
emancipatie van den vierden stand to stroven,
opdat hfi gelfik worde aan de andere standen
en ook a fair chance op wolvaart krfige, doch
zóó, dat niet door het inroepen van den
almachtigen staat al de in lange jaren van
moeilfiken strfid gewonnen vrfiheden weer
ten onder gaan. Met welke middelen hfi
durfde het niet uitmaken, maar genoeg voor
hem was, dat men er zou trachten te komen
met het individualisme en dat het streven
eerlfik zou zfin.
Schr. schetst hoe een nieuwe leer met haar
idealen in theorie en haar reusachtige teleur
stellingen in de practfik, de vroegere voor
gangers en voorlichters gedrongen hoeft naar
een kant van het staatkundig sirfidp'erk, waar
zfi voor reactionair worden aangezien. Daar
hebben sommigen de oude beproelde individu
alistische idee reeds losgelaten en de gioep,
die zoowel in theorie als m practfik den ouden
beginselen getrouw bleef, heeft nu vóór alles
aansluiting en leiding noodig.
Op één punt heeft de weifelende kiezer
zekerheid: hfi zal niet stemmen opden„cleri-
caal". Eerbied voor oprechte geloofsovertuiging
brengt hem er toe om de openbare school
niet te handhaven als hei eenig onderwijs
instituut, dat zfin aandacht en de ponningen
uit de schatkist waard is, maar hfi zal blfiven
opkomen tegen het streven om door middel
van den staat do belangen te behartigen van
een bepaald kerkgenootschap. Dit noemt hfi
anti liberaal en daarom staat hfi onverwrik
baar tegenover elke, ook de mildste, theocratie.
Dan wordt stilgestaan bfi de vraag, of in
het vierjarig tfid vak, dat achter ons ligt,
eenlge aanduiding te vinden is voor het straks
te volgen staatkundig beleid?
Voortgekomen uit een sterk uitgebreid
kiezerskorps, heeft de jongste .Tweede Kamer
bewezen, dit- haar werkkracht door de ver-
breodiDg van haar basi3 niet geleden heeft.
Al was de oogst, vergeleken bfi de stapels
papier, haar aangeboden, gering, de verge
lijking mot vele harer voorgangsters kan zfi
best doorstaan. Niet altfid echter was de
qualiteit van het verkregone van de beste
soort. En de wfize, waarop het bereikte ver
kregen werd, baart zorg.
Het wordt al duidelfiker, In de eerste plaats,
dat de algemeen erkende moeilijkheid van de
voorziening in sociale nooden de gausche wet
geving in haar gang belemmert. Want er be
staat nog altfid naast de „socialo" in den
engeren zin andere wetgeving. Welnu, het
lfikt schier onmogelfik aan haar de hand te
slaan. Do herziening van het burgerlfik wet
boek, waartoe opvolgende staatscoïumissies
hoogst belangrfike bfidragen leveren
aan bibliotheken, is een onderworp, welks
„urgentie" geheel in de verdrukking is ge
raakt. Strafvordering staat stil bfi de in 1886
ingevoerde, onvolledige hervorming. De handel
wacht het zfi gozefed, met veel goduld
op een herziening, die het we'boek van koop
handel in overeenstemming brengt met do
eischen van het modern verkeer. Administra
tieve rechtspraak vindt hier en daar slechts
de rogeliug, die door een „actueel" onder
werp van wetgeving noodig wordt gemaakt;
haar geheele onafhankelijkheid on haar uni
formiteit schijnen pia vota. Nog steeds bevat
de Grondwet van 1887 onuitgevoerde voor
schriften. En deze lfist is zeer onvolledig.
De schrfiver gaat dan na, wat dan wel in
het vierjarig tfidvak is tot stand gebracht.,
Hfi haalt het getob en geknoei met de leger-
wetten aan als een sprekend voorbeeld van
de schier onoverwinlijke bezwaren, welke ieder
oenigszins omvangrijk wetsontwerp van wet
geving tegenwoordig meebrengt.
Met do invoering van den persoonlijken
dienstplicht was het vlotter gegaan. Slechts
vfif en twintig jaren bestaan heeft de bond
tot afschaffing der plaatsvervanging geteld!
De „technische" herziening der kieswet zfi
hier voorbijgegaan als oen zuiver persoonlijke
liefhebberij van den minister van binnen-
landscbe zaken. De wet op don leerplicht
regelde een zeer eenvoudig onderwerp; schijn
baar een dwangwet, is zfi in haar werking
aanvullend en beschermend; dwingend slechts
on willigen om hun kinderen niet te onthoudon,
wat de overgroote meerderheid des volks
begrfipt hun te moeten geven.
De eigenlfike socialo wotgeving bracht nog
andere bezwaren model Een ongevallenwet
dreigde do beide Kamers der Staten Generaal
met elkander in scherp conflict te brengen.
De nfiverheid kwam in rep en roer om den
aanslag op haar vrfiheid, de staatsvoogdfi,
waaronder men haar wilde stellen, de lasten,
die men haar straks zou gaan opleggen. Aan
haar schier alleen lieten de liberalen in de
Tweede Kamer hot protest tegen heb ontwerp
over en toen straks de menigte van werk
lieden op het Binnenhof kwam manifesteeren,
scheen het alsof het een enkel geldel fik be
lang gold, waarom twee klassen elkander te
lfif gingen: deze om gelduitkeenng bfi ongeval,
gene om behoud der volle bedrfifswmst.
Waar waren toon in ons Lagertinis de
liberalen om de schijnbaar strijdige belangen
te verzoenen, aan ieder het zfine te geven en
niet de staatsmacht te stellen in dienst van
een deel der maatschappy, tot schade van
een ander? Zfi zwegen. Het leek wel, of er
vrees was onder de dnect gekozenen: vrees
voor do wrake van den „wei Kinan," vrees om
door de socialisten gebrandmerkt te worden
als verdedigers van „hei kapitaal
Van diezelfde vrees viel iets waar te nomen
bfi de behandeling van üfina ieder „sociaal"
onderwerp.
Schrfiver betreurt het, dat de liberalen zoo
weinig het beleid van den liberalen staat tegen
zfin aanvallers verdedigd hebben. Ware dat
geschied, zfi zouden zich niet genoopt hebben
geacht stukjes socialisme te leggen in het
wettenmozaïek, beginselen met een zucht te
laten varen om haastig to geven, wat „in
naam van het volk" werd gevraagd. En de
Kegeering zou een andere positie hebben
ingenomen. Zfi zou zich niet hebben laten
„porren", zfi zou den voet niet gezet hebben
op het „hellend vlak".
Bfi de beantwoording van de vraag, hoe
ver ae staatsbemoeiing mag gaan, zal men
als algemeene regel in het oog dienen te
houden, dat er naar gestreeld behoort te
worden tegenstrijdige belangen zooveel moge-
lfik te verzoenen en gelfikelfik te behartigen.
Wanneer men vorder uitgaat van het beginsel,
dat het persoonlfik bezit de boste waarborg
is van de vrfiheid en dat de slaat dus niet
mag, noch kan ingrfipen tot gelfike verdeo-
ling van dat bezit, dan is overigens staats
bemoeiing in don vorm van subsidiesring van
allerlei belang zeer goed te verdedigen. Maar
daarbfi moet allereerst gevraagd worden, of
zoodoende de oigen krachtsinspanning van de
burgers in de hand wordt gewerkt, opgewekt,
geleid en gesteund Hiertoe mede ie «riten,
is de plicht der liberale partfi tog©never hot
socialisme, ook tegenover die die
van de staatswei kzaamheid U-; van
don. menscli hervorming der in.-.aL.' ii.uipfi
„wegnemen van maatschappe.fike oorzaken"
verwachten.
Mr. H. J. Tasman wekt in het Sociaat
Weekblad zfin vrfiz.-democr. parlfigenooten
op, de leus: „Grondwetsherziening vóór alles"
niet los te laten. Hfi acht do urgentie
der Grondwetsherziening ook zeer
goed practLsch te verwezenlijken.
Met een algemeene motie bereikt men
niets. Maar anders is het, wanneer een voor-
stol wordt gedaan, om art. 80 der Grondwet
aldus te wfizigen: „De wet wfist aan wie
kiezers zullen zJfin."
Daarvoor zfin te winnen veel liberale
stemmen, die, schoon tegenstanders van
urgentie, toch voorstanders van algemeen
kiesrecht zfin. En ook zulke tegenstanders
van algemeen kiesrecht, die vrfiheid voor den
wetgever verlangen; bfiv. anti rov., die tot
huismanskiesrecht willen komen. Aldus kan
zulk een voorstel bfi eerste lezing worden
aangenomen. De Grondwetsherziening vaü '87
heeft geleerd, dat de anti-rev. de door De
Standaard gedreigde afstemming niet hebben
aangedurfd. De meerderheid der Kamerleden
zou zich bfi de tweede lezing nu ook wel
bedenken. Daarom roept mr. Tasman zfin
partfigenooten toe: Houdt goeden moed, dient
een voorstel tot Grond wei sii iivnening in en
gfi zult slagenl
Het Handelsblad betoogt, dat «lil le urgen
tiemannen niet veel verder brengt. 'i' uan
erkent immers zelf:
„Het voorstel, zooals hierboven gef". reord,
voert niet zelf het algemeen stemrecht in
liet heft alleen belemmeringen op, zonder zelf
oen positief stelsel in de Grondwet neer te
leggen."
En zóó is het inderdaad. "Wfi zei ven, zegt
het Handelsbladzfin vóór de lezing van art.
80, die mr. Tasman aan de hand geeft, op
het voetspoor van hetgeen mr. Van Houten
reeds in '84 heeft voorgesteld en wat deze
als Kamerlid mot den. hoer Zfilker in '86 nog
eens heeft beproefd. Maar voor het algemeen
stemrecht verkrjjgt men zoodoende toch geen
meerderheid. Dat kan nog lang duren En zoo
zal mon dan den omslag van oen Grondwots.
53)
„Hoe gaat het u, miss Balmaine?" vroeg
hfi. „U wil mfi toch, hoop ik, niet ontloopen?"
„O neen," antwoordde zfi, zich naar hem
toekeerend. „Wanneer is u teruggekomen?"
„Pas voor twee dagen."
„En hoe maakt Tommy het?"
„Uitstekend, dank u."
„Heeft u een prettlgen tfid gehad?"
„Jawel, u toch ook?"
„Neen, het is mfi volstrekt niet goed gegaan."
„Hoezoo?"
„Ik kan het niet goed uitleggen."
Er ontstond een pauze. Daarop voegde zfi
er onverwacht bfi: „Mr. Brice, de zoon van
overste Brice, is thuis gekomen."
„üat is voor het eerst, dat ik hoor, dat
hfi een zoon h^eft."
„O ja, en ook een getrouwde dochter. Mr.
Brice heeft verscheidene jaren in Amerika
doorgebracht."
„En kwam -natuurlfik vol Yankee-ideeën
terug?"
„Hfi heeft in elk geval allerzonderlingste
denkboolden."
Beiden hadden nu het poortje bereikt en
Btonden stil.
„Welk een mooie kransI" riep Rosamund.
„Die is zeker, toen ik in de kerk was, op
het graf gelegd. Het is toch een mooi ge
bruik om de graven met bloemen te versieren."
„Ja, zelfs de armen vergeten het niet, zie
biaar." Dat zeggende wees lord Airdrie naar
het graf van ©en kind, waarop drie schalen
vol chrysanthemums en een groote schotel
vol hulst en klimopranken stonden.
Rosamund beschouwde het een oogenblik
peinzend, doch plotseling nam zfi een bouquetje
met viooltjes uit haar ceintuur en legde het
zorgvuldig op den kleinen heuvel.
„Waarom?" vroeg haar metgezel. „Waarom
juist op dit graf?"
„Omdat, omdat", zfi aarzelde, „nu, ter
wille van een ander graf, waarop niemand
ooit een bloem legt," besloot zfi en tranen
verduisterden haar oogen.
„Zeker het graf van eon kind?" voegde
hfi er veelbeteekenend bfi.
Zfi keek hem aan, terwfil het bloed haar
langzaam naar het gelaat steeg; daarop boog
zfi haar hoofd ten teeken van toestemming
en or ontstond een pauze van eenige seconden.
Hierop zeide hfi op een geheel anderen
toon: „Nu, en wat is het nieuwste nieuws
in dit gedeelte van hot land? Zfin er geen
gebroken haizen of harten?"
„Dat kan ik u werkelfik niet zeggen. Ik
ben in den laatsten tfid niet veel uit geweest,"
antwoordde Rosamund.
„Niet mogeifik. Dat zou immers iets geheel
bfizondera zfin. Hoe kon de uitgaande wereld
hier het zonder miss Balmaine stellen?" vroeg
lord Airdrie verwonderd.
„Ik vrees, dat de uitgaande wereld nu niet
bfizonder op miss BalmaLne's gezelschap ge
steld 18."
„Waarom?"
„U is pas onlangs teruggekeerd, lord Airdrie,
anders zou u het mfi wellicht kunnen zeggen,
want ik hoor het natuurlfik niet, wat ik
daarbfi ook mag voelen." Zfi beet zich op de
lippen, toen haar te binnen schoot, dat twee
van haar bsete vriendinnen haar zoo juist
met een ko«ken blik voorbfigegaan waren.
„Wat betreft het dan eigenlfik?"
„Ach, men kan zfin verleden niet uitwis-
scheni" riep zfi eensklaps wanhopig uit. „Het
mfine is weer opgediept en wandeit nu waar-
schfinlfik in zevenmijlslaarzen door het land."
„Maar wie heeft hot dan opgediept?"
„Ik weet het niet. Is geen gerucht tot u
doorgedrongen? Wanneer gfi naar de graaf
schapsclub gaat, zult gfi het zeker te weteu
komen."
„Dat behoef ik niet te doen," zeide hfi
ernstig, „want ik weet reeds alles van u."
„Weet u reeds alles?" herhaalde zfi. „Wat
wil u daarmee zeggen? Hoe kunt gfi het
weten
Hfi keek haar recht in het gelaat, terwfil
hfi zonder de minste aarzeling antwoordde:
„Hoe ik het heb gehoord, doet niets ter zake.
ik weet echter alles van uw geliefde, den
ingenieur, die u den hond gaf en hoe gfi ge
woon waart op het moeras met hem samen te
kpmen. Ik weet ook van uw huwelfik
Zfi trad een schrede achteruit en haar hand
zocht oen steunpunt op hot poortje.
„Eveneens weet ik, dat gfi een kind kreegt
en het - oogenblikkelfik aan een vrouw, een
zekere moeder Nan, gaaft, een afschuwelijke
kinderhandelaarster."
„Neen," viol zfi hem bits in de rede, „dat
is niet waar l Hfi stierf na drie dagen."
„Zfit gfi daarvan geheel zeker?"
„Volkomen zeker," antwoordde zfi, nu wit
als eeu laken, maar zfin blik vastberaden
volhoudend. „Zoo zeker, als lk hier sta. Ik
vermoedde wel, dat er een of ander schan
dalige geschiedenis over mfi in omloop is
gebracht, maar ik had nooit ook maar kunnen
droomen, dat het dit wasl Zelfs mfin eigen
bloedverwanten hebben er tegen opgezien het
my mee ie deeleo. Elfikbaar is bet u, ©en
vreemde, toen gfi thuis kwaamt, ter oore ge
komen en nu haast gfi u hierheen te komen,
om mfi te verzekeren, dat gfi alles weet."
„Miss Balmaine, ik heb naar geen klets
praatjes geluisterd; ik ben de eenige persoon,
die weet, wat ik u zoo juist gezegd heb, u
moet ra(J toestaan to spreken," ging hfi op
dringenden toon voort.
„Neen, u heeft reeds te veel gezegd; ik
zal u niet toestaan te spreken. Integendeel,
ik verbied u, ooit weer met mfi te spreken l"
antwoordde zfi hartstochtelijk. „Ik kan wel
begrfipen, dat gfi mfin privaat aangelegenheden
met andere mannen behandelt; maar waarom
gfi dit thema tegenover mfi te berde brengt,
is mfi hoogst onbegrfipelfik. Hoe durft gfi het
wagen?"
En vóór hot hom duidelfik werd, dat zfi
ging, had zfi haastig het poortje, dat toegang
tot de Balmainscho bezitting gaf, goopend,
was er door gegaan, sloot het achter zich af
en liet haar metgezel sprakeloos staan. Hfi
keek haar na, terwfil zfi op hst smalle pad
haastig voortliep, keek haar na, totdat zfi door
een groep boomen aan zfin blik werd ont
trokken.
Daarop nam hfi zfin hoed af, wischte zich
het voorhoofd met zfin zakdoek af en riep
„Nu begint het toch eindelfik een weinig
licht te worden I Het geval geleek ook niets
op haar. Ik durf er op zweren, dat mon haar
gezegd heeft, dat het kind dood was. Maar
wat zal ik nu doen? Hoo breng lk mfizelven
het best uit het nauw? Die advocaton hebben
altfid wel gezegd, dat ik mfizelven in een
leelfik parket zou brengen, on zfi hadden ge
lfik. Natuurlfik zal ik nu dadelfik mfin aan
spraken laten gelden l Schrfiven geeft niets,
de geschiedenis is nu op een punt gekomen,
dat een persoonlfik© ontmoeting volstrekt
noodzakelfik is. Zfi gaat morgen zeker ook
op de jacht en dan wil ik een gesprek onder
vier oogen met haar zion te krfigon."
XXXI.
Lord Airdrie bevond zich plotseling in een
zeer onaangename positie on wist volstrekt
niet wat hfi doen moest. Hoe moor hfi de zaak
van alle kanten bekeek, des te radeloozer werd
hfi. Rosamund had onbewust zichzelve vrijge
sproken, maar hem tevens gesmeekt nooit weer
tegen hem te spreken, en zfi had er uitgezien,
alsof het haar daarmee bittere ernst was. Ho©
moest hfi haar dus naderen en baar alles uit
leggen? Aan wien zou hfi het zeggen? Aan
overste Brice? Aan mrs. Brice? Die was waar-
schfinlfik de schuld van alles; zfi had zeker
het van nature lichtgeloovige en schuchtere
meisje bewerkt en haar hart verhard, door
haar het kind te ontnemen. Welk eeu straf
moest een vrouw treffen, die het mot haar
geweten overeen kon brengen, om den goeden
naam van baar dochter op het spel te zetten,
haar allo hoop te benemen en haar hart t©
breken
Deze gedachten drongen zich aan lord Airdri©
op, terwfil hfi zich, op een mooi jachtpaard
gezeten, naar de verzamelplaats van het jacht
gezelschap begaf. Onder de schare van Loo-
stroomende jagers herkende hfi dadelfik een
slanke vrouwengestalte op een bruine merrie,
welke door een corpulenten heer werd ver
gezeld. Hfi trof haar op een smal pad tusschen
twee hagen aan, waar de bondon en hot ge
heele gezelschap langs moesten, orp in d©
buurt van een vossenhol te komen.
\W*rdt vervolgd^