Xo. 12G53
LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 25 MEL - TWEEDE BLAD.
Anno 1901
PERSOVERZICHT.
JL- 'emiieton.
De Roos van Horton.
De heer P. P. van Vloten (redacteur Tan
den Qids voor de Rechterlijke Macht) schrift
in het weekblad Unitas het volgende:
Zien wjj eens rond wat er in ons land
welig kan tieren zonder een ingiypen der
(ustitie mogeiyk is, dan is er zeer veel, dat
rerbazing en ergernis wekt.
Wy lezen in ons Wetboek van Strafrecht,
„dat hy, die met het oogmerk om zich of
?en ander wederrechtelijk te bevoordeelen,
oetzy door listige kunstgrepen, hetzty door
Ben samenweefsel van verdichtsels, iemand
beweegt tot de afgifte van eenig goed of tot
het aangaan van een schuld of het te-niet-
doen van een inschuld, als sohuldig aan op
lichting, wordt gestraft met gevangenisstraf
van ten hoogste drie jaren."
En toch is mogelijk, dat allerlei n a a m-
toozo vennootschappen worden opge
richt, als:
Bataafscbe Bank. Vereenigd Aandeelon-
bezit, Maatschappij tQt exploitatie van het
systeem Jacobi-Victoria. Meubileering-
maatschappy Comfort". De Pinancieele
Pers. Grond- en huizen-exploitatie maat
schappij. Do Hollandsche Stoomdrukkerij en
Uitgeversmaatschappij. De Amsterdamsche
Kolenmaatschappij. Buffet-maatschappij
Holland. Hygióa, maatschappij voor handel
en ziekenvorplegingsartikelen. Emissie-
Bank. Maatschappij tot exploratie en
exploitatie van goud-, tin- en petroleumhou-
dende gronden, De Pharmacie Fran^aise,
enz., enz.,
waarvan de hoofd stichter in door hemzel-
ven geredigeerde en uitgegeven zoogenaamde
financieele blaadjes onophoudelijk de solvabi
liteit aanprijst en verkondigt, dat do aandeelen
een waarde hebben van 100 pCt. en zelfs ver
daarboven en dat steeds hoogo dividenden
zijn uitgekeerd en nog hoogere zyn to ver
wachten.
Maar welke maatschappijen zoo rot blijken
te zijn, dat aan financieele verplichtingen niet
kan worden voldaan en zelfs het loon der
beambten niet wordt uitbetaald. Ja, dividen
den zy'n uitgekeerd, doch in den vorm van
scribs (bons), met opgaaf, dat later zal gemeld
worden, wanneer die papiertjes tegen geld
inwisselbaar zijn, zonder dat ooit do datum
tot inwisseling bekend wordt.
Than3 zijn deze vennootschappen, waarvan
W. P. Noèls van Wageningen de stichter, de
z<el, do president-commissaris en de financieel
hoofdbeheerder is, mot G. Kroeso als compère,
achtereenvolgens en binnen kort tyd, verklaard
in staat van faillissement, op
27 Maart: De Meubileering-maatechapptj
„Comfort", kapitaal /100,0U0. Curator mr.
H. Yerkouteren.
3 April: Do Hollandsche Stoomdrukkerij en
Uitgeversmaatschappij, kapitaal f 600,000.
Curator mr. J. C. Post.
18 April: De Amsterdamsche Kolenmaat-
schappij, kapitaal f 10,000. Curator mr. J.
H. Worst.
3 Mei: De Maatschappij -tot exploitatie
van het systeem Jacobi-Yictoria, kapitaal
f 2u0,000. Curator mr. M. R. Cohen.
3 Mei: De Bataafsche Bank, kapitaal
f 120,000. Curator mr. M. R. Cohen.
8 Mei: Hygióa, maatschappij voor handel
en ziokonverplegingsartikelen, kapitaal
f 600,000. Curator mr. H. J. Biederlack.
En duizenden in don lande wachten nu
met ongeduld wat de onderscheidene cura
toren in dio faillissementen zullen uitwerken
en of oen ingrijpen der justitie zal mogelijk
blijken.
Hoevelo burgers zijn hier dupe geworden
van fraaio voorspiegelingen en hebben hun
moeilijk verdiende en zuinig bespaarde pen
ningen toevertrouwd, meenonde, dat maat
schappijen, waarvan de statuten Koninklijk
zijn goedgekeurd en die worden bestuurd
door mannen mot klinkende namen en adel
lijke titels, waarborg waren tegenlaten
wy het maar noemen, het verhezen van
hun geld.
Hier is het, dat, in het belang van het
volk (de natie) behoort te worden opge
treden ter spoedige voorziening, door een
betere wetteiyko regeling op de naamlooze
vennootschappen.
Aan den beer Armand Sassen, die in het
Handelsblad z(jn verbazing en spijt uitsprak
over het door mr. P. F. Hubrecht thans inge
nomen standpunt in de schoolquaestie,
schryft laatstgenoemde ln hetzelfde blad, ter
verdediging van dit standpunt, „loutor tot
vermyding van misverstand", het volgende:
Het zy my veroorloofd op te merken, dat
tusschen 1882 en heden het jaar 1889 niet
k a n en niet mag worden voorbygezien. Dat
wil zeggen,- ln 1889 heeft de wetgever de
Grondwet uitgelegd en toegepast in geheel
tegenoverge8telden zin dan tot op dat tydstip
als de eenig mogelyke was gehandhaafd.
Dit feit was de uitvaart van hetgoon ik
in 1882 noemen mocht: „Do openbare lagere
school, een onzer beste grondwettige Instellin
gen, een kweekschool van godsdienstige ver
draagzaamheid".
Zy was te dien tyde myn ideaal; op het
voetspoor van en in overeenstemming met
den wetgever van 18B7 en 1878. En zy is
het nog. De wet van 1889 sloeg aan dat
ideaal don bodem in. Die zoogenaamde paci
ficatie was alleen mogeiyk, omdat de meerder
heid inzag, dat de verwezenlyking van dat
ideaal langs den In 1857 en 1378 ingeslagen
weg niet mogeiyk was gebleken, ja, geiyk ik
in myn Gicte-artikel trachtte aan te toonen,
op staatkundig gebied godsdienstige verdeeld
heid in plaats van verdraagzaamheid bleek te
hebben gekweekt.
Maar dat iueaal van 1882 te vervangen door
oen politieschool, was nimmermeer myn be
doeling. Ik gebruikte dit woord uitsluitend
kortheidshalve; bedoelde aan to toonen, dat
de ons allen dierbare vryheid van onderwys,
naar myn bescheiden meening, kan leiden tot
ver wezenly king van dat ideaal van 1882 langs
oneindig beteren en meer zekeren weg dan
onder de wetten van 1867 en 1878 is mo
gelijk geweest. Het met Staatshulp door ieder
gebruik maken van die vryheid, naar do over
tuiging van hoofd en hart beide, zou aan geen
enkel kind onderwijs onthouden; en bleef
er desniettemin een rosidu over, dat niet op
den daartoe bestemden tyd in de school werd
aangetroffen, dan zou d i t een plaats vinden
op myn .politieschool", die, voor ieder gratis
opengesteld, welhaast geen leerlingen meer
tollen zou.
De toekomst van het liberalisme
ziet hot Uirechtsch Dagblad niet donker in;
wel is „do liberale doctrine niet gelukkig
geweest met haar jongste kinderen, maar
zy heeft geuoeg levenskracht nog en schep
pingskracht."
In een zeer uitgewerkt artikel wordt langs
wysgeeiigen weg betoogd, dat het doel van
hot liberalisme niet in de eerste plaats ver
meerdering is van zuiver mateneelen wel
stand, maar „het welzyn, het bloeien en ge-
dyen op elk, ook ideöel gebied."
Onmogeiyk acht het blad de bereiking van
dit hooge dool door het gelijkmaken van
den materieelen wolstand van ieder, hetgeen
het tr-ouwens op zichzelf nooit te bereiken
acht. Plato heeft gevoeld, dat het idealisme
en aristocrati8me in de natuur lag. Darwin
heeft het bewezen. Welnu, de Staat is ook eon
natuurvorscbynsel."
Na beroep op verschillende wjjsgooren,
komt het blad tot den volgeuden eisch voor
de inrichting van een staat.
„(Zoo) moet er (ook) in den Staat zyn een
burgery, om op post te staan op de observa
toria dor wetenschap, de repareeronde on
ordenende functiön te vervullen van geneos-
heoren en advocaten en rechters, als inge
nieurs en ondernemers de productie te leiden,
als koop heden haar aan den man te brengen,
en boven haar oen aristocratie om den Staat
te besturen, en in het leger hem te ver
dedigen naar buiten, zyn energie op den ver-
eischten graad van training te houden naar
binnon. Dezen hebben den duren plicht, om,
elk op zyn post, met opoffering dikwyls van
gezondheid en rust en genoegen, liet welzjjn
der gemeenschap met alle middelen, waar
over zy beschikken, te bevorderen. Maar
daarvoor hebben zy ook het recht op dien
verhoogden levensstandaard, die hun alleen
het ontplooien der vereischte energie mogelyk
maakt. Zy hebben physiologisch aan fijner,
intenser en gemakkeiyker te verteren voedsel
behoefte; aan matigo prikkels, aan comfort
en uitspanning.
Welnu, moge het liberalisme dan weer eens
goed wakker worden en zich bezinnen op de
rol, die het heeft te vervullen: op zyn plicht
en op zyn recht."
In s\)n Maandblad vestigt d r. Hoek nog
eens de aandacht op de groote ver
woesting, die devisschers zelf aan
richten in de Zuiderzee. Alleen te Volen-
dam zyn ongeveer 100,000 manden gelost,
grootendeels met volwassen haringen en
spiering, niet voor de consumptie van men-
schen, maar voor eendenvoer.
Hy schryft o. a.
„Zoo min als versche visch, als voor de
rookeryen vertegenwoordigt deze visch een
groote waarde: de vasten zyn afgeloopen en
de visch verkeert voor het meerendeel in een
vergevordord stadium van geslachteiyke ont
wikkeling, welke haar voor monschéiyk
voedsel, zooal niet volkomen ongeschikt, toch
minder aantrekkeiyk maakt. Als zy eenmaal
gevangen Is, is het ongotwyfeld boter, dat
zy als voedsel voor de eenden gebruikt wordt,
dan dat men ze als z.g. mest op het land
brengt. Maar moet het niet betreurd, afge
keurd, den vi88chers ten sterkste ontraden
worden op die wyze en op zoo groote schaal
hun eigen belang met voeten te treden?
Haringen en spieringen beido vormen tegen
den voortplantingstyd groote troepen of
scholen en zoeken bepaalde gedeelten van de
Zuiderzee, de spiering voor eon deel ook den
Kamper IJsel op. En het is onder die rypo
visschen, waarvan de Zufderzee-productie in
volgende jaren afhankeiyk is, dat nu die
groote verwoestingen worden aangericht.
Geheele schuiten wordon er medo gevuld, in
manden zonder tal en nagenoeg zonder waarde
aan land gedragen, gaan zy voor de menscho-
lyke consumptie niet alloen verloren, gaat
met hen een goed deel van hetgeen in vol
gende jaren de welvaart zou kunnen uitmaken
Yan de visschersbevolking te loor.
De haring is nog altyd de kostbaarste visch
van de Zuiderzee en de spiering draagt er
vooral in de wintermaanden, als een ijskorst
de visschery overigens onmogelijk maakt, het
hare toe by, om althans een deel der vis
schersbevolking voor al te groote ellende te
behoeden. Gewooniyk kan men er niet genoeg
van vangen en klaagt men over schaarschte
wat de haring betreft zyn het uitblyven van
de najaarsharing en het Jater worden van de
voorjaar8haring verschynselen, die zich in de
laatste jaren telkens herhalen en veel te denkon
geven.
Zeker, er bostaat nog Zuiderzee haring,
maar welke visscher zou durven verklaren,
dat do voorraad daarvan nog altyd zoo groot
is, dat lichtzinnigheid en zorgeloosheid niet
zouden kunnen schaden? En is or wel iets
lichtzinniger voor een visscher te bedenken
dan zyn schuit vol to scheppen met de half
wassen harinkjes, de zeebhekjes, die in een
volgend seizoen tot voor d^rookery geschikte
haringen zullen zyn opgegroeid? Is er iets,
dat meer den naam van zorgeloos verdient
dan scheepsladingen kuit- jen homzieke harin
gen en spieringon byeen tp garen en die voor
spotpryzen aan eendenbopren over te doen?
Eén ding staat ten minste wel vast, en dat
is, dat als de Zuiderzeevisschors klagen over
den achteruitgang van iym bedryf, zy, of
althans velen onder hen,'dien achteruitgang
aan zichzolvon te wyten hebben 1
Waarlijk, hier geldt niet, dat de vryheid
groote dingen heeft gewrocht I"
Er ligt ongetwijfeld veel leerzaams in de
opmerkingen van dr. Hoek, zegt De Tijd
Maar de vraag mag toch gedaan, of men,
zyn redeneering volgend, nu niet wat ontno-
geiyks zou gaan vergen van do visschers
bevolking. Eerst hoeft men den visscher,
natuurlyk in zyn eigen belang, don eisch
gesteld, dat hy op zeo de jonge visschen vry
door de mazen zou latOD, thans zou men
ook nog 'moeten komen tot een schoontyd
voor volwassen dieren, niettegenstaande deze
toch nog kunnen dienen voor eendenvoer of
akker mest.
Indien de visschers niet visschen, wat
moeten ze dan doen? Zullen zy bovendien
als zy straks do overtuiging bekomen, dat
het met de Zuiderzee toch eerlang gedaan
is niet baloorig worden en denkon, dat zy
er nog maar moeten uil halen wat er in zit?
Als men eenmaal tot een begin van uitvoering
van het groote werk kwam, zou het leeg-
visschen van de Zuiderzee missohien, ook om
andere redenen, nog het slechtste niet zyn
wat men doen kan.
De Nederlander noemt hot een illusie van
hen, die meenen, dat wanneer do een of
andere party in de wetgevende macht de
meerderheid erlangt, het land alsdan in
vlak omgekeerde richting bestuurd zal wor
den. De invloed van de wetgeving moge groot
zyn, hy is, vergeleken by het bestaande,
uiterst gering. Immors wordt onze maat-
schappy boheerscht door duizenden en nog
maals duizenden rechtsbepalingen, die het
product zyn van oen eeuwenoude rechtsont
wikkeling en waaraan in den rogel recht
streeks weinig veranderd wordt of kan wor
den. Het ryksbestuur is aan al die bepalingen
gebonden, onverschillig wie foiteiyk het be
stuur uitoefent. Ook by wisseling van Kabinet
blyft ia dit opzicht byna alles by hot oude.
Maar wat de wetgever wel kan, ia wyzi-
ging in den rechtstoestand brongen, en nu
is het niet hetzelfde hoe dat goschiodt. Die
wyziging kan zich aansluiton aan het be
staande recht on do nationalo tradities; zy
kan echter ook daarmeo geen rekening houden
en berusten op anti-nationale beginselen.
Als voorbeelden wyst De Nederlander op-
de Woningwet, een door alle partyeu tooge-
juichteu uitnemenden maatrogel, maar waarby
de gemeenteiyko autonomie geöerbiedigd had
behooren te worden; op insgelyks door allon
wenscheiyk geachte verbotering in de bepa
lingen omtrent ouderlijke macht en voogdy,
doch waarby enkele bepalingen werden voor
gesteld, wier aanneming do ondermyning van
het huweiykslevon ten gevolge zou hebben
gehad; eindeiyk op de Ongevallenwet, die
ware de eerste regeling tot stand gekomon
het eigen initiatief van den werkgever zou
hebben gedood.
Derhalve, als de Kamer haar roeping goed
bogrypt, moet zy eiken maatregel beoordee-
len op zichzolf en in verband met den bo-
staanden rechtstoestand en de op geheel het
rechtsgebied geldende beginselen.
Daarom meent De Nederlander is
het voor de Christeiyke partyen van zoo over
wegend belang de meerderheid te hebben in
de Tweede Kamer, ten einde te waken, dat
de hervormers, wie zy ook zyn mogen, zich
aansluiten aaQ de Christoiyke on nationale
beginselen.
De Nederlander wyst op het echt demo
cratisch Zwitserland, waar de gekozen Raad
dikwyls zeer radicale weiten lieef^ aangeno
men, die by volksstemming als niet in den
nationalen geest wordon verworpen. Maar die
verwerping verhinderde niet, dat toch weer
dezelfde personen als vroeger in den Raad
werden gekozen. De Nederlander acht dit een
ongezonden toestand. Het blad kan het best
aanzien, dat een liberaal Kabinet arbeidt en
verbetert, maar er moet toegezien, dat de
hervormer do Christeiyk-nationale beginselen
eerbiedige. Daarom begeert het blad een meer
derheid der rechterzijde.
Langs het Kabinet heen?
Aldus het opschrift van eon artikel in Net
Vaderland, dat dit zooals mon zich herin
neren zal —ontleent aan oen artikeltje, eonigen
tyd goloden in De Siandaard verschenen, die
het ovenwei plaatste zonder vraagteeken. De
bewering, dat de a. s. stembusstrijd langs
het Kabinet heen zou moeten gaan, wordt
door Het Vaderland in zooverre bestreden,
dat alloen door het onzuiver maken van don
stryd, n.l. wanneer „zy, die geen voreenigings-
punt kunnen vindon in den grooten socialen
stryd onzer dagen," dit punt gaan zoeken in
de schoolquaestie, die volgons hot blad „eigeniy k
niet moor bestaai", on van don anderen kant
do „godsdienstige hartstochten worden opgo-
wekt," die stryd kan gevoerd worden „laugs
het Kabinet", maar dit zal dan geen blaam
geacht kunnon worden voor het Kabinet, dat
juist door het totstandbrongen van veel wetten
met medewerking van alle partyen, nood-
zakoiykerwys niet ieders boginsel geheel kou
ontzien.
Tegeiykertyd verdedigt het blad het minis
terie tegen het verwyt van reclame, alweer
het eerst door De Standaard gedaan en ge-
deelteiyk door andere organen beaamd.
Hot indienen van wetten, waaromtrent de
indlenors wisten, dat zy niet meer door deze
Kamer konden behandeld worden, wordt ver
klaard als volgt:
„'t Ia intusschen nogal zeer begrypelljk,
dat als een Kabinet gewichtige onderwerpen
onderhanden neemt, waarvan de voorberei
ding uit den aard tyd vordert, do vruchten
van zyn werkzaamheid in de eerste jaren
schaarsch zyn, maar naarmate het eindo dor
vierjarige periode nadert, do agenda van den
- - imn'iiT' ^jzg
parlementairen arbeid moer wordt overladen.
Het laat zich verstaan, dat eonige matiging
van dien yver verlangd wordt door hen, dia
niet gaarne b(j do kiezers een goeden indruk'
omtrent dit ministerie versterkt of gevestigd
zien, alsook, dat mot zekere jaloorschheid dia'
vruchtbaarheid wordt waargenomen door wia
de herinnering plaagt aan een vroegere regoe-
ring, die wel zich van een paar belangrijk®
ontwerpen kon meester rnakon, door haari
voorgangster voorbereid, maar by hot scheiden
aan haar opvolgster mot veel ovorliet."
Evenwel: „Zelfs als hierin een beetje'
reclame mag liggen, hot is te vergeven, dat
een Rogeering prysstolt beslag te leggen op
de eer, die haar toekomt, liever dan een
opvolgster in do gelegenheid le stellen to
geuren met don arbeid, dien zy heeft klaar
gemaakt."
De Vaderlander, bosprokonde de houding,
der Christelijk - Historisch en en
betoogon-ie, dat nog voor kortea tyd men'
hot parool hoorde: slechts wanneer 7.(1 zich'
van Rome losmaken, kun er voer ons sprake
zyn van oen verbond met do anti-rovolutio-
nairenl en dat op de jaarvergadering van den
Cbrist.-Hist. Klozersbond krachtig aanbovolen
werd het stellen van eigen candidaten én geen
candidaten to stollen dan die in substantiü'
instemming hadden betuigd met hot programj
van den Bond, vraagt: En wat berichten nu
de bladen?
„Dat de Chr.-Hist. te Leiden do candidatuur
van den heerA.E. van Kempen zullen steunen,"'
antwoordt het. „Idem te Kampen, waar het
stemmental der Chr.-Hist. in 1897 tamelyk
hoog was, die van den heer mr. A. E. baron'
Mackay. Idem in Amsterdam VIII, dio van
dr. A. Kuyper. Te Bodegraven zal gesteund
worden de candidatuur van den vry anti rev.
heer jhr. mr. L. van den Berch van Heem
stede, terwyl een ander bericht zegt, dat
mr. Van Idsinga daar de vry-antirev. candidaat
zal z(jn.
Hebben nu de anti rev. het bondgenootschap
met Rome gebroken?" vraagt De Vaderlander
„Integendeel, do samenwerking looptsekuurder
dan ooit.
Hebben de heeren Van Kempen, baron
Mackay, dr. Kuyper, jhr. Van den Berch het
program van den Clir.-Hlst. Bond aauvaard?
Men heeft er niet van gehoord.
Heeft men voor de hulp steun elders be
dongen? Of wil men slechts als een vleugel
van het anti rev. leger aangezien worden?
Natuurlyk eerbiedigen wy ieders ryhoid.
Maar, indien men het laatste kiest, dan)
heeft in ons oog de afscheiding van 1897 al,
heel weinig zin en verdienen de Christ.-Hi8t.M
die nu toch weder rechtstreeks of zydelinga
gaan doen, wat ze vóór 4 jaren afkeurden/
dat z(j uitgelachen worden."
In een Standaard asterisk „De fractie ge
barsten" lezen we:
De Vaderlander heeft torocht een eind ge
maakt aan de illusie van dr. Bronsveld.
Nog in zyn jongste Kroniek stelde de'
Utrochtsche doctor zich aan, alsof de eenheid'
van zijn fractie gered was; maar do redactie
van De Vaderlander ziet nu toch zelve m,
dat zulk een schyn niet langer is vol te,
houden, en komt er rond voor uit, dat, geiyk
het nu loopt, heel de actie vau 1897 beter
achterwege ware gebleven.
Hierin spreekt een oprechtheid en een
moed, die te waardeeren is.
Deze fractie wilde van twee walletjes eten,
door eenerzyds op een deel van het Christe-
lyk publiek te steunen, en auderzyds zich te
allieeren met den uitersten rechtschon vleugel
van de oud liberale party
Nu gaat dat ook heel goed, zoolang de
herren te Utrecht met elkander fraterniseeren.
In een hybridisch gezelschap ia tweeslachtig
heid geen contrabande.
Maar onder het volk gaat dit niet.
En toch, by de stembus komt hot op het
volk juist aan.
En daarom is de fractie, dio onder den
Dom nog heel bleef, tegen de stembus stuk-
gebarsten.
In de Kroniek der Stemmen voor Waarheid
en Vrede bespreekt dr. Bronsveld hot „Openings-
woord ter Deputatonvergadoring" van dr.
Kuyper en zegt:
Van de „Christoiyk-Historischon" in Fries
land geeft dr. Kuyper het merkwaardig
getuigenis, dat er tusschen hen on de zynen
98)
„Ik weet het volstrekt niet," antwoordde
Rosamund onverschillig. „Heeft hy dan by
uw interessante gesprekken nooit over haar
gesproken?"
„Neen, nooit, hy vermydt dit thema altyd.
By is bovendien zeer terughoudend en houdt
er volstrekt met van over zyn eigen aange
legenheden te spreken. Ik moet echter zeggen,
dat hy my wel eens iets over zyn eerste
vrouw kon meedoelen, want wy weten buiten
het ieit, dat zy de moeder van den kleinen
Tommy was, eenvoudig mets van haar."
„Nu, als oen weduwnaar een jong meisje
hot hof maakt, dan zal hy haar wel niet juist
van zyn eerste vrouw vertellen."
„Hy maakt my echter volstrekt niet het
hof, Rosamund."
„Waarover spreekt hy dan al don tyd?"
„Over het weer
„Over het weer?"
„Ja en over Tommy on over boeken. Ik
spreek echter niet gaarne over boeken en ik
woet wel, dat hy my voor schandelyk onwe
tend houdt; en ja, daar schiet het my juist
te binnen, hy spreekt ook over jou."
„Spreekt lord Airdrie over my Rosamund
hield met het borstelen van nour haar op.
"Wat bedoelt gy daarmee? Gy schertst na
tuurlyk."
„Ik bedoel, dat hy dikwyls," Amy knikte
met het hoofd, terwyl zy in het vuur staarde
„ja, zeer dikwyig het gesprek op jou bracht
en my dan het vertellen. Gy weet, dat hy
niet too spraakzaam is als ik."
„Gy beiden moet dan wel weinig stof voor
een gesprek hebben. Welk een genoegen hy
er in vinden kan over my te spreken? Eerlyk
gezegd, zou ik liever willen, dat hy het liet.
Kunt gy dan niemand anders daarvoor op het
tapyt brengen, by voorbeeld mrs. Langtry of
Sarah Bernhardt? Hoeft hy dan nog nooit op
zyn plannen gezinspeeld, Amy?" ging zy
voort, terwyl zy zich voorover boog en met
den pook in hot vuur porde.
Rosamund hoopte, dat Amy een gelukkige
toekomst voor zich had. Welk oen onderscheid
by haar eigen duister verleden, waaraan zy
niet zonder een huivering kon denkon l En
als haar deelneming, haar vriendschap, haar
geld Amy op de een of andere manier konden
helpen, dan wilde zy haar dat alles ln over
vloed ten deel laten vallen.
„Neen," antwoordde het jongo meisje, „hy
heeft nog geen woord gezegd, dat niet iedereen
mocht hooreo. Maar ik geloof toch, dat hy
my gaarne mag ïyden; eenmaal zeidehyook,
dat Amy oen mooie naam was."
„Maar vroeg hy jo niet, of hy je by dezen
mooien naam mocht noemen?" zeide de ander.
„O wee, myn medaillon 1" riep zy verschrikt.
„Welk medaillon?"
„Het is wegl" 2$) hield Amy oen zwart
bandje toe. „Het moet in het vuur zyn ge
vallen, terwyl ik het oppookte. Maar ik moet
het weervinden 1" Dat zeggende, knielde zy
op den grond en begon met den pook in don
gloed rond te woelen.
„Welk medaillon tochGy draagt toch nooit
een medaillon."
„Toch wel l Een klein, blauw medaillon. Ik
draag het 's nachts. Ik
„Dan moet het een liefdepand zynl"
„Ja, ja, jal Kom, Amy, help my zoeken,
komt Ik moet hst woer hebben, al zou ik
ook de geheelo week in de asch moeten rond-
woelenl" En zy begon werkeiyk met haar
eigen fijne handen in de asch te zoeken.
Na een lange pauze haalde zy verlicht adem.
„Hebt gy het gevonden? Laat het ray zien,
toe, Rosamund, ik laat je toch ook alles zien.
Hoe kunt gy zoo onaardig zynl"
„Nu, hier is het." En Rosamund stak haar
hand uit, waarop een klein, blauw geëmailleerd,
gebeel met asch bestoven medaillon lag. „Dit
is myn klein kruis, gy kent toch het spreek-
j woord: Ieder huis heeft zyn kruis. Zog, als
't je blieft, aan niemand, dat gy het gezien
hebt," voegde Rosamund er by.
„Natuurlyk niet." En hot mot een verach
telijk gebaar omdraaiend, vroeg Amy: „Is er
een portret in?"
„Neen," antwoordde Rosamund, snel de
hand toesluitend.
„Het haar van een heer?"
„Dat doet niets ter zake," antwoordde
Rosamund, terwyl zy opstond en haar stoel
achteruit schoof. Vervolgens nam zij don
blaker van de waschtafel en zonder er nog
een woord by te voegen, zelfs zonder den
gebruikeiyken nachtkus, verliet zy met lang
zame schreden de kamer, terwyl Amy, met
de armen op do knieön gesteund, de nu ge
sloten deur als wezenloos aanstaarde.
„Wat zou er in dat medaillon zyn? Ik heb
haar nooit zoo gejaagd gezien l Zy neemt
anders alles zoo onverschillig op, zelfs indertyd
den schrik, toen mrs. Bnce geloofde, dat zy
de reista8ch met al de Balmainsche diamanten
had verloren. Het armzalige medaillon heeft
misschien een pond gekost, en zy verbrandt
zich de handen om het weer te vindon 1 Ik
herinnor my heel goed, dat Llze Brice eens
op een geheimzinnige geschiedenis zinspeelde
ea zeidq, dat Rosamund een meisje met een
verleden was. Nu, in elk geval gaat het my
niets aan," mompelde deze buitengewoon ver
standige jongedame. „Ik heb genoeg aan myn
eigen zorgen. Maar nu begryp ik, waarom
Rosamund zoo onverschillig voor allo bewon
dering en zoo kort aangebondon met do heeren
is. Zy is eón van degenen, die zich een teleur
stelling ln de liefdo zeer aangetrokken hebben,
en wanneer zy eeumaal bemint, dan gaat zy
zeker door vuur en water daarvoor. In elk
geval kan lk nu voor hot vuur instaan."
Wanneor wy nu Amy aan haar dwaze
droomen van toekomstigen rykdom en too-
komstigo pracht on heoriykheid overlaten on
Rosamund in haar kamer volgon, dan vinden
wy haar geknield voor haar toilettafel, in de
beschouwing van het kleine medaillon verdiept.
En toch bevatte het slechts een paar blonde
haartjes.
Den volgenden namiddag waren do beido
jonge meisjes in den tuin met het afsnyden
van uitgebloeide rozen bozig en Amy, wier
nieuwsgierigheid toch grootor was dan zy
gisteren had gedacht, richtte zich plotseling
op, wierp een menigte verwelke rozen in haar
mand, en terwyl zy de open schaar tusschen
duim ou wysvinger hield, zeido zy op een
heel gewonen toon: „lk zou wel eens willen
weten, hoe je geliefde er uitzag, Rosamund 1"
„Myn geliefde!" Rosamund ontstelde hevig.
„Hoe komt gy toch op zulk een belachelyke
gedachte? Ik beb geon geliefde," beweerde
zy, zich achter haar naamgenooten, de rozen,
verschuilend. „Hebt ge dan aan je eigen erva
ringen niet moer dan genoeg?"
„Neen. Het is onzinnig te gelooven, dat
zulk een mooi meisje als gy nooit verliefd is
geweest. Natuurlyk zijn reeds ontelbare man
nen op jo verliefd geweoet eo even zeker
was daar ook één onder, dien gy werkeiyk
liefhadtO, lord Airdrie, wat doet u my
schrikken I Ik had geon vermoeden, dat u
achter my stondtt" nep zy, torwyi zy zich
met een verhit gelaat en ietwat verlegen
oinkeerdo. Een vriendeiyke voorzienighoio had
er haar voor bewaard, dat zy by uitzondering
ln dat oogenblik met van hom sprak, want
hy moest elk woord gehoord bobben.
„Naar het my voorkomt, kom ik juist op
tyd om getuige te zyn, hoe gy miss Balmaino
iu het verhoor neemt. Goeden middag, miss
Balmaino l"
„Ja, en zy heeft my nog geen antwoord
gegeven."
„Ik weot niet, of ik do vraag goed verstaan
heb," antwoordde hy en kook van do glim
lachende Amy naar de bleexe' miss Balmamo,
die mot tor neer geslagen oogen cu oen ernstig
gelaat voortdurend rozen afsneed. Zjo iemand
op iiaar bevende handen had gelet, zou liy
opgemerkt hebben, dat zy niets ontzag en
zonder onderscheid half ontlokon Knoppen,
prachtigo rozen, ja zelfs bladoron afknipte en
die alle in haar mand wierp.
Amy kende geen kiesohheid. Zy was mra,
Brice'8 eigon nicht en dus juist niet tactvol,
dat valt niet te outkennen, daarom begon zy
geheel onbevangen: „Ik vroeg Rosamund of
zy ooit verheid was geweest."
„Gy kunt toch mooilyk verwachten, dat
miss Balmaine u dat zou toevertrouwen,"
zeide lord Airdrie en keek weer naar Rosa
mund, dio oven bleek was als de witte roof
in haar hand.
(Ho