LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 6 APRIL: - TWEEDE BLAD
PERSOVERZICHT.
ei_a.il.leton.
SPIRITISTEN.
No. 12613
Anno 1901.
De vraag of het werk der verkiezing van
predikanten en kerkeraadsleden voor de eerst
volgende tien jaren zal toevertrouwd blijven
aan een Kiescollege of overgelaten zal
worden aan den Kerkeraad geeft De(n)
Nieuwe(n) Sprokkelaar gelegenheid te verklaren,
dat hij het behoud van het kiescollege ge-
wonscht acht, omdat daardoor het recht der
gemeente erkend wordt, dat rust in de Schrift
on in de Belijdenis. De Bijbel geeft slechts
hoofdlijnen, maar erkent toch duidelijk het
recht der gonieente.
„En de erkenning van dat recht meenen
wjj terug te vinden o.a. in art. 81 van de
Belijdenis dos Goloofs, dat aldus spreekt:
„Wij gelooven, dat de Dienaars des Woords
Gods, Ouderlingen en Diakenen tot hun
ambten behooren vorkoren te worden door
wettelijke Yerkiozing der Kerk, met aanroeping
des naams God en goede orde, gelijk het
Woord Gods leert." Hier is dus geen sprake
er van, dat do Kerkeraad zichzelf te verkiezen
heeft, maar verkozen behoort te worden door
de Kerk. Is dat hier niet door de gemeente?
Bij erkenning van dat recht der gemeente
kan dan ook de Kerkeraad alleen zeggen
waarlijk de gemeonte te vertegenwoordigen
on mogen predikanten zich achten door de
gemeente begeerden deswege beroepen te zijn.
Wordt het Kiescollege opgeheven, dan
kiest de Kerkeraad zichzelf en al staat hij
dan als zoodanig niet buiten de gemeente,
hij kan toch niet zeggen door de gemeente
gov.- -i nt te zijn, en door zelfverkiezing is
hij uua van de gemeente geheel onaf hankelijk.
Maar deze verhouding tusschen Kerkeraad
en gemeente kan niet de gezonde, door
den Heer der gemeente bedoelde en in de
Schril' aangewezen verhouding zyn. Evenzoo
kuimon predikanten, alleen door een Kerkeraad
verkozen, er niet zeker van zijn de door
de gemeente begeerde mannen te wezen. Hoe
Kerkeraden in deze met de meeste heersch-
zucht en met minachtihg van het recht der
gemeente handelen kunnen, kan blijken uit
het droevig feit, dat ouderen van jaren zich
nog zoo goed herinneren, toen de Kerkeraad
in plaats van dr. Yan Oosterzee, dr. Rauwen-
hoff beriep, den eersten predikant te Rotter
dam, die openlijk de vlag van het moder
nisme op den kansel ontplooide. We stippen
slechts aan."
Al geeft hot Kiescollege geen voldoenden
waarborg, dat college wordt jaarlijks voor
een goed deel uit de gemeente hernieuwd en
biedt dus gedurig kans op gewenschte ver
andering. Een Kerkeraad, die zichzelf aanvult,
loopt gDvaar in éón kerkelijke richting te
sturen, met miskenning van het recht der
anderen. Bij een Kiescollege is het gevaar
voor blijvend kwaad uit den aard der zaak
minder groot.
„O, wü erkennen, dat ook het Kiescollege
zijn schaduwzijde heeft, maar zijn lichtzijde
is groot er; het volmaakte wordt hier beneden
niet gevonden. En de gebreken, welke men
in een Kiescollege zou willen aanwijzen,
worden, in dezelfde mate, vooral in een groote
gemeente, in don Kerkeraad teruggevonden.
Staat een Kiescollege bloot aan minder ge
wenschte invloeden, een Kerkeraad niet
minder, en by den laatste is minder kans op
wijziging.
Door de instelling van het Kiescollege is
in menige gemeente een prediking van het
Eeuwig Evangelie in de plaats gekomen van
een prediking van heel of half ongeloof. In
welk een toestand zou, menschelijkerwijs
gesproken, de Hervormde Gemeente hier en
elders thans verkeeren, wanneer er geen Kies
college gekozen was. Deze instelling is door
en uit de gemeente en juist in de gemeente
als zoodanig wortelt het godsdienstig bewust
zijn en het belijdend karakter der Kerk het
zuiverst en het diepst. Men vergete dat niet."
Het argument, dat het Kiescollege het alge
meen stemrecht in de Kerk is, weerlegt het
blad, door er op te wijzen, dat het recht om
to stemmen alleen onder zekere voorwaarden
wordt gegeven aan hen, die belijdenis des
geloofs hebben afgelegd. Het is waar, dat die
niet altijd tot de hoogstgeplaatsten behooren
en de door hen gekozenen ook niet, maar
de hooggeplaatsten op de maatschappelijke
ladder zyn in den regel weinig de voedster-
heeren der Kerk geweest.
„En by boe menigen lager geplaatste woont
niet oen flink gezond verstand in het hoofd
19)
„Om 's Homels will" riep zij verbleekend.
„Wat is er gebeurd?"
„Wilt ge ons niet zeggen....?" voegde
Otto er by, daar de doctor aarzelde en met
zichzelf in tweestrijd scheen te zijn, als zag
hy er tegen op, de overbrenger van een
onaangename tijding te wezen.
„Ik weet niet", zelde hy na een poos, „of
ik wel goed doe. Maar als langjarige vriend
uwer familie, als uw vriend, mag ik u niet
verzwygeu
„Maar spreek danl Wy zyn op het ergste
voorbereid."
„Het valt my moeiiyk," ging Normann met
verheffing van stom voort, „u de smarteiyke
tyding mee te deelen, die myn ergste vrees
bevestigt. De heer von Tück is als misdadiger,
als dief en falsaris en mevrouw von Strahlen
als zyn vormoedeiyke medeplichtige by den
officier van justitie aangeklaagd, en tot hun
gevangenneming is roods last gegeven."
YL
Nadat de assessor en Anna langzamerhand
van hun verbazing bekomen waren, verhaalde
Normann uitvoerig de gebeurtenissen, die tot
de ontdekking der waarheid geleid hadden.
Volgens zffn mededeeling was vóór eenige
dagen by do politie een arme, klaarblykeiyk
aan lager wal geraakte man verschenen met
een aanklacht tegen den bekenden heer von
ïück, welke zoo onwaarschynlyK en avontuur-
en klopt niet een warm hart voor God en
Zyn dienstl Is dat niets waard?"
Het blad acht een Kiescollege ook ln het
belang van den Kerkeraad zelf, omdat het de
vorbbfrlingsschakel vormt tusschen de gemeente
en hem.
„De Kerkeraad kan daardoor by zynhooge
roeping zyn recht beter handhaven, want dat
recht is hem ook door de gemeente toe
gekend.
Ook de predikanten zyn door de uitoefening
van hot gemeenteiyk recht in meer contact,
in nauwer betrekking tot de gemeente ge
komen en mogen er zoo meer op rekenen,
door het gebed der gemeonte gedragen te
wordenwant die gemeente is mede-arbeidster
geweest by hun beroep. Vroeger was de
afstand tusschen beiden vaak zoo groot; de
gemeente kende dikwyis don leeraar niet
anders dan op den kansel; dat moet nood-
zakeiyk een beletsel wezen by het herderiyk
werk. Hoe kan een predikant er op rekenen,
dat by zoo'n afstand het hart voor hem zal
uitgestort worden? En van hoeveel belang Is
dat niet, vooral by ziek- of sterfbed."
Het blad zou hier nog veel aan kunnen
toevoegen en biyft het behoud van het Kies
college wenscheiyk achten in het belang der
Hervormde Kerk.
„Yan dag tot dag" schreef dezer dagen in
het Handelsblad:
Indien het hoofd van een firma zyn zaak
bestuurde geiyk de parlementaire regeering
van Nederland dit ons volk doet, dan zou die
firma binnen weinig jaren haar betalingen
moeten staken. Nemen wy byvoorbeeld haar
zorg voor de landsverdediging.
Miilioenon worden er jaariyks voor uitge
geven onze jongens dienen in leger en
reserve honderden van knappe mannon,
die moeiiyke examens hebben afgelegd en
slechts een klein inkomen verdienen, wyden
er blymoedig hun kracht, hun geheele leven
aanen al die gaven en krachten, al dat
geld laat ons parlement jaar na Jaar verspil
len, daar het de organisatie, waarvoor zooveel
geofferd wordt, niet in orde brengt.
Het handhaaft de schutteryhet regelt
en ordent nietshet laat alles giyden en
afzakken en wegdryven
Als iemand zyn fabriek bestuurde als ons
Parlement de landsverdediging, dan ging hy
failliet
„Dit is zeer zot. Wie onze samenleving
bestudeorde uit een andere planeet, zou niet
gelooven, dat wy elk afzondoriyk zooveel
verstand hadden. Wy werken samen als
wezens van een veel lager orde. Elke enkeling
is veel beter en wyzer dan het gedrag der
massa zou doen vermoeden."
Dus schryft dr. Yan Eeden in 't laatste
zeer belangwekkende nummer van het Twee-
maandel\jksch Tijdschrift en deze woorden
schryven wy met geheele instemming over.
En wat ook zeer zot is. Men wil met staats-
of stadsgeweld telkens meer van het werk
der enkelingen onteigenen om het door dien
ónhandigen, zwaar bewegenden Staat te laten
doen.
Zal ons parlement spoorwegen zooveel betor
administrooren dan de landsverdediging?
Doch dit slechts terloops. Wat iedere man
en vrouw, die het vaderland liefheeft, thans
vooral hot gemoed vervult, is de heillooze
wyzo, waarop ons Parlement do legorwetten
heeft laten vallen. En als men dit don praters
kwaiyk neemt, dan geven ze de schuld aan
den minister, die hen niet genoeg geringeloord
en als schooljongens behandeld heeft I
Deze nieuwe mislukking is volstrekt geen
bewijs, dat ons volk achteruit gaat of minder
geestkracht en wil heeft dan te voren. Ze is
enkel een bewys, dat als velon te zamen zyn,
zy verantwoordeiykheid op elkander leggen
in plaats van op eigen schouders, dat vele
knappe en eerlyke vaderlanders gezamoniyk
zich van lager orde toonen dan die, waartoe
ze elk afzonderlijk behooren.
Dr. F. van Eeden gelooft, dat in den „enko-
ling" steeds weer de scheppende kracht wordt
vernieuwd, die alleen het geheel hervormen
en frisch leven geven kan.
Zulke „enkelingen" heeft ons volk aan het
hoofd van groote ondernemingen, van spoor
wegen, stoombootmaatschappyen, fabrieken,
handelszaken, „enkelingen", die weinig praten
en veel doen.
Dr. D. Bos heeft in De Economist een artikel
geschreven over „het ontworpen tarief
lyk klonk, dat men geneigd was den volslagen
onbekenden vagebond voor krankzinnig te
houden, nog daarby, dewyi hy zich niet vol
doende wist te legitimeereh en de zaak een
vreemdeling betrof, die in de maatschappy
een aanzienlyke positie innam en onder
bescherming van het Amerikaansche gezant
schap stond.
Naar de zelf verdachte en niets minder
dan geloofwaardige beschuldiger aangaf, was
hy vóór eenige jaren naar Amerika gogaan,
om den oorlog tegen do zuidelyke staten
mee te maken, nadat hy door verschillende
ongelukken en zware verliezen een afkeer van
zyn eigen vaderland gekregen had. Vroemd
en de Engelsche taal niet voldoende machtig,
sloot hy zich by een jongen landsman aan,
die reods geruimen tyd in Amerika woonde
en in hetzelfde regiment als hy diende.
Weldra wist de nieuwe kameraad, die
zich Ludwig von Montpelas noemde, zich
voor den menschenschuwen en met de Ameri
kaansche toestanden onbekenden officier zoo
onmisbaar te maken en door zyn bemin-
neiyke voorkomendheid in zoo hooge mate
diens vertrouwen te verwerven, dat deze
tegen zyn gewoonte inoig met hem bevriend
werd en aldra geen geheimen voor hem had.
Gemeenschappeljjk doorstonden zy de
moeiiykheden en gevaren van den langen
veldtocht, hetgeen er nog te meer too bydroog
hen nog inniger met elkaar te verbinden. Zy
sliepen onder dezelfde tent, doelden hun
maaltyden, dronken uit dezelfde flesch en
streden in hetzelfde gelid tegen den vyand.
Nadat de vreemde officier zich in onder
scheidene gevechten door zyn dapperheid en
doodsverachting onder de oogen van generaal
Grant had onderscheiden, werd hy in den
moorddadigen slag van Nashville by de be-
van Invoerrechten", waarin o.a. deze
zin voorkomt:
„Inderdaad, van welk standpunt beschouwd,
van den protectionist, den vryhandelaar of
den fiscus, de verhooging van de rechten op
fabrikaten van tot 6 pCt. biyft ongewenscht.
Vermogens-, Bedryfs- en Successiebelastingen
komen zeer zeker eerder in aanmerking voor
de verschaffing van hetgoen voortgaande sociale
maatregelen moeten kosten."
De slotsom van de beschouwing luidt:
„Het is te wenschen, dat dit ontwerp niet
ln dezen vorm wet worde, maar de voorge
stelde verbeteringen in redactie en omschrij
ving der meeste posten worden behouden
zonder dat getracht wordt, de opbrengst door
zwaarder heffingscyfer te vergrooten.
Yan dezen Minister kunnen wy zeker zyn,
dat hy in de Kamer geen hooger recht dan
het door hem voorgestelde zal toelaten. Maar
laat men toch niet vergeten, dat verschillende
staten tot protectionistische tarieven zyn ge
komen door de verhooging van fiscale tarieven.
Hoe hooger de rechten, hoe duidelyker de
stryd van belangen in verschillende takken
van nyverheid, en hoe meer in het oog valt
het belang van staatsmaatregelen voor het
winstcijfer in elk bedryf. Elke verhooging
maakt daarom den belangenstryd grooter, de
zucht sterker om ook van het staatsgezag te
proflteeren ten eigen bate of ten bate van
eigen nyverheid, verzwakt de kracht van
verdediging eener vryzinnige handelspolitiek.
Ook al wilde de Minister, hy zou door
den tegenstand der industrie niet weer terug
kunnen komen tot een rechtenheffing, tot
het bedrag, ai is het niet op de wijze, van
vóór 1895. Wordt thans deze stap van 5 op
6 pCt. gedaan, de geldmiddelen zullen nóg
zoo ruim kunnen vloeien, wy doen hem niet
terug.
Daarom, al is niet de handelspolitiek van
onze Regeering veranderd, haar ontwerp, tot
wet geworden, zal een verandering van handels
politiek in beschermenden zin voorbereiden
en inleiden, waarvoor deze Regeering èn door
haar beginsel èn door haar oorsprong de ver-
antwoordeiykheid niet op zich mag nemen."
Het la8tlgepunt. Aldus luidt de
titel van een by gebrs. Belinfante te 's-Gra-
venhage uitgekomen brochure van de hand
van mr. P. F. Hubrecht, over de oplossing
van het onderwfisvraagstuk.
De scbryver vindt het bedroevend, dat aan
den leerplicht geen plaats kon worden inge
ruimd dan door de macht van het geld,
waarvan het nu ingediende wetsontwerp,
strekkend tot het geven van vergoeding ten
behoeve van het byzonder onderwijs, het
gevolg is. Verhooging van Ryksuitgaven tot
een bedrag van f 1,791,110.50 zal hierdoor
noodig zyn.
Uitvoering gaat mr. Hubrecht na, hoe de
pacificatie geen vrede op onderwysgobied ge
bracht heeft en hoe de „neutrale" school
altyd „hot lastige punt" blyft. De scbryver
wenschte de zaak zóó te ordenen, dat voor
het „lastige punt" geen plaats meer over-
biyft, Uitvoerig wordt nagegaan, dat een
neutrale school niet kan bestaan; in de
laatste vyftig jaar is dit overtuigend gebleken;
noch transactie noch abstinentie hebben gebaat.
Om het „lastige punt" te ontgaan wil
mr. H. een volksschool stichten, waarmee
ieder vrede heeft. Deze moet zyn onder de
hoede en door de zorg der overheid, voor
ieder gratis toegankeiyk. Deze 6chool zou
moeten zyn een zuiver elementaire, alleen
lezen, schryven, rekenen, n.l. de vier hoofd
regels der arithmetica, de eerste beginselen
der Nederlandsche taal, die van de vader-
landsche geschiedenis, die van do aardryks-
kunde des vaderlands en voor meisjes de
nuttige handwerken. Meer niet.Een politie
school, geiyk de schr. het noemt. Wie meer
onderwys verlangt, zou daarvoor moeten be
talen aan don particulieren of gemeentelyken
schoolhouder, die zynerzyds op subsidie van
rykswege aanspraak moest kunnen maken.
Op de gratis politieschool is voor gods-
dienstonderwys geen plaats, doch aan de
godsdienstleeraars wordt, ten minste gedu
rende éón dag per week, gelegenheid gege
ven aan do leerlingen, wier ouders dit ver
langen, aldaar ook dat onderwys te geven.
Do particuliere of gemeentescholen zouden
geheel naar het inzicht der houders of ge
meenten kunnen ingericht worden, behoudens
storming van een vyandeiyke battery door
een springende granaat zoo zwaar aan don
schedel verwond, dat hy voor dood, zonder
bezinning op het slagveld bleef liggen.
Daar hy echter nog zwakke teekenen van
leven vertoonde, werd hy door de zieken
verplegers, die hem den volgenden dag
vonden, naar het voorloopig lazaret gebracht
en aan een geneesheer ter behandeling ge
geven, die den patiént evenwel hopeloos
verloren achtte.
De gekwetste kwam nochtans weer by,
doch zyn bewustzyn keerde niet terug. Zyn
geheugen was spoorloos verdwenen, en hy
was niet in staat zich zyn verleden te
herinneren, niet eens zyn eigen naam op te
geven. Een dichte nevel omhulde den geest
van den ongelukkige en belastte hom als met
oen looden dekkleed, hetgeen de arts door
een bloedstorting en den daardoor veroorzaakten
druk op de hersenen trachtte te verklaren.
Alle daartegen aangewende middelen waren,
helaas l vruchteloos. Niet bekwaam een ge
dachte op te vatten en uit te spreken, lag
de zieke weken- en maandenlang in algeheele
verdooving, naar lichaam en geest verlamd,
afgestorven voor de wereld, een levende doode,
een ademend lyk.
Niemand kende hem, noch zyn naam of
omstandigheden; niemand vroeg naar hem of
kon aangaande hem inlichtingen geven. Alle
pogingen, om over den gewonde iets naders
te vernemen, bleven vruchteloos, zoodat men
ten slotte daarvan moest afzien, daar geen
mensch zich voor den onbekende interesseer
de en door den langen oorlog de toch al ge
brekkig bygehouden ljjsten der gevallen en
vermiste soldaten in de grootste verwarring
waren geraakt.
Onder deze omstandigheden kreeg de patiént
bepalingen der wet. Alleen voor het ver
plichte onderwys zon subsidie worden ge
geven, en dit alleen zoolang de school geen
winstgevende zaak Is geworden, in welk
geval de onderwyzer ook niet verplicht zal
zyn gratis leerlingen op te nemen. Ieder zou
aldus een school naar zyn keuze kunnen
erlangen, zonder dat de Staat voor meer be
paalde dan van hetgeen by de wet verplicht
was, voor alle leerlingen.
De suprematie van de openbare school
boven de byzondere zou aldus, meent schr.,
een einde nemen. Aan het schoolverzuim zal
een einde komen, nu de ouders de gelegenheid
vinden hun kinderen kosteloos tedoenonder-
wyzen en in den regel ook in een school te
hunner keuze, terwyi voor wie het onderwys
op de politio-school niet voldoende is, lagere
scholen in het leven worden geroepen met
meer leervakken in godsdienstigen zin, zóóals
zy meenen het beste te zyn. Worden zoo
danige scholen niet door particulieren geopend,
dan kan de gemeente dit doen, die hier dus
optreedt als particuliere schoolonderneemster,
met steun van het Ryk.
Het gehalto, zoo van het onderwys als
van de onderwyzers, meent schr., zal hierdoor
stygen.
De schryver vervolgt:
„Aan het tweede, derde en vierde lid van
art. 192 van de Grondwet kan uitvoering
gegeven worden van Staatswege:
door de hierboven omschreven voor allen
gratis toegankeiyk gestelde politie-school,
met leerplicht voor het bezoeken dezer
scholen of voor al hetgeen aldaar wordt
onderwezen;
door het uitreiken van akten van be
kwaamheid, zonder welke te bezitten niemand
lager onderwys geven mag aan meer dan
enkele kinderen in éón gezin;
door waarborgen te eischen voor de voort
durende zedolykheid der onderwyzers;
door de vorming en opleiding van onder
wyzers in en buiten normaalscholen;
door do gemeentekas te ontheffen van elke
verplichting tot hot doen van uitgaven ten
behoeve van lager onderwys;
door hulpmiddelen tot het genieten van
dat onderwys, aan de ouders en voogdon ten
behoeve der leerlingen te verstrekken;
door zorg voor schoolgebouwen en hun
inrichting in het belang der gezondheid van
do leerlingen;
door opwekking tot en aanmoediging van
schoolbozook op andere scholon dan die, welke
gratis van Staatswege voor allen toegan
keiyk zyn;
door uitkeering aan elke school voor lager
onderwys die, wanneer de ruimte dit toe
laat, voor ieder, togen betaling van school
geld, openstaat of voor onvermogenden door
particulier initiatief gratis wordt opengesteld
van ruime toelagen uit de schatkist tot instand
houding der school on bostryding der daartoe
noodige uitgaven; tc bepalen op een bedrag,
waarvan heb aantal der aldaar onderwezen
leervakken en dat der leerlingen in de school
benevens het schoolgeld tot maatstaf strekt
door Staatstoezicht op alle lagere scholen,
zoowel wat het onderwijzend personeel betreft
als het aldaar verstrekt onderwys, met uit
voerige vermolding, in het by art. 192 der
Grondwet bedoeld verslag, van alle gevolgen,
die dit toezicht heeft teweeggebracht;
door verzekering van het levenslot van alle
onderwyzers zoowel gedurende hun diensttyd
als in hun ouden dag.
Alles volgens daaromtrent by de wet te
stellen regelen."
De schrijver eindigt:
„Een by uitstek constitutioneel Koning heeft
zeer onlangs, in hot openbaar, tot veler recht
matige ergernis, „plechtiglyk en oprechtelyk
in Gods tegenwoordigheid" de negatieve ver
klaring afgelegd, dat hetgeen voor millioenen
menschen heilig is, moet geacht worden „by-
geloovig en afgodisch" te zyn.
Staat hy, die thans nog de neutraliteit van
ona openbaar lager onderwys in bescherming
neemt, zoo heel ver af van den geest, die uit
die verklaring spreekt? En mag dan de vraag
niet gesteld worden of die „zoogonaamde"
neutraliteit niet een soortgelyko negatie be
vat, doch nu van elk hooger element, waar
van Nederlandsche ouders het aan hun
kinderen te geven lager onderwys wenschen
doortrokken te zien?
Het antwoord geve ieder voor zich, naar
de inspraak van zyn hart."
in plaats van zyn naam oen nummer en
werd na heb sluiten van den vrede in een
krankzinnigengesticht geplaatst, waar hy ge-
ruimen tyd in de diepste vergetelheid een
treurig, beklagenswaardig leven leidde, en
geheel verdwenen bleef, totdat een wonder
baar toeval het sluimerende bewustzyn tot
nieuw leven opwekte.
Op zekeren dag nameiyk bezocht een be
roemde Duitsche geneesheer van krankzinni
gen het bedoeld gesticht, om do Amerikaansche
inrichtingen en wyze van behandeling te leeren
kennen. By deze gelegenheid vernam hy uit
den mond van den hem begeleidenden direc
teur de geschiedenis van zyn ongelukkigen,
naamloozen landgenoot, voor wiens toestand
en lotgevallen hy zich byzonder interesseerde.
Na een zeer nauwkeurig onderzoek sprak
de even geniale als menschlievende arts de
overtuiging uit, dat de geestesziekte enkel
uit een in de horsenen gedrongen beensplinter
voortkwam, en sloeg, om dat lyden weg te
nemen, een pynlyke operatie voor, die ook
met den besten uitslag werd uitgevoerd.
Korten tyd, nadat het inderdaad gevonden
stukje been verwyderd was, scheen het ver
dwenen bewustzyn terug te koeren. Lang
zamerhand ontwaakte het geheugen, en hy
herinnerde zich de laatste gebeurtenissen van
zyn vorig leven, zoodat hy over zyn naam
en zyn omstandigheden de gewenschte Inlich
tingen geven kon.
Hy beweerde Robert von Tück te heoten
en tyden8 den oorlog tegen de Zuidelijken
don rang van hoofdofficier bekleed te hebben.
Zyn opgaven vonden, helaas l geen geloof en
moesten slechts voor de phantaaieön van een
ongeneesiyk waanzinnige gehouden worden,
daar op de verklaringen van den directeur
der inrichting van 4» militaire autoriteiten
Algemeen ls het oordeel der nlet-liberale
pers over deze brochure tot nog toe zeer
gunstig.
De Standaard zegt er van:
„We komen op dit belangryk opstel terug,'
doch wonschen nu reeds uit te spreken, dat!
o. i. in zyn voorslag déérom vooral een
nationale toon klinkt, omdat by op de ver
plichting der ouders om voor hun kinderen
te zorgen nadruk legt, en de godsdienstvry-
heid niet tot op-zy-zetting, maar tot koestering
van godsdienstzin gebruiken wil.
Ook daarin heeft zyn voorslag onze sym
pathie, dat hy voor de eenvoudigsten het
lager onderwys niet noodeloos wil opdryven,
en de gemeenten, wat betaling betreft, buiten
de zaak wil houden.
Zyn vlugschrift is bovendien in dien goeden
zin kloek en moedig, dat hy niet schipperen
en plooion wil, noch haiverweg toeschieten,
maar flink en ridderiyk erkent, dat er geen
heil te vinden is, zoo men niet principieel
met de neutraliteit der Staatsschool breekt.
Alleen blyft voor ons de vraag, of art. 192
der Grondwet hem niet belette zyn vleugelen
geheel vry uit te slaan.
Zyn Ryks politieschool is geen zuivere
belichaming van zyn eigen principieele ge
dachte.
In No. 25 zyner Nieuwe Staatkundige Brie
ven, gedagtoekend 3 April, schryft mr. S. van
Houten:
Ik had gedacht, dat de behandeling dor
Woningwet ton slotte slechts zou zyn uib-
geloopen op een tijdverlies van eenige jaren in
het aanbrengen van een afdoende verbetering
ln de onteigeningswetgeving. Ik dacht niet,
dat ooit een Kamer de staats- en burger-
rechtelyko kemelen zou doorzwelgen, welke
in dit wetsontwerp worden voorgesteld. Wy
zullen volgens de aangenomen artikelen ge
meente-verordeningen hebben, door Gedepu
teerde Staten vastgesteld, terwyl de gemeonte-1
raad ze niet of anders wenschte. Een 6er-^
vituut van niet-bouwen zal in een land, waar1
het eigendomsrecht heet veilig te zyn, ontstaanj
uit het trekken van lynen op een kaart van
een uitbreidingsplan, waarby de grond d^
bestemming krygt tot straat, gracht of pleiii
zonder de minste zekerheid, dat binnen eer
niet verwyderd tydperk minnelijke of gereed
telljko oneigening volgt. Betreft het verbo
meer dan een derde van iemands in het plan
begrepen grond, dan zullen hem de redenen
worden medegedeeld, waarom niet tot aankoop
of onteigening wordt overgegaan, wat zeker
al de schraalste troost en schadeloosstelling
is, die een eigenaar van bouwterrein voor de
vernietiging van de waarde van dat terrein
ontvangen kan. Yolgens het Regeeringsvoorstel
kon ook by Raadsbesluit terrein voor park
bestemd worden. Misschien is men op het
voor een Hagenaar voor de hand liggend
voorbeold gestuit, al vind ik het in de dis
cussie niet bygebracht, dat het toch wel wat al
te erg zou zyn, wanneer byv. de erven Saksen-
Welmar konden verrast worden met een Raads
besluit, waarby „Zorgvliet" tot aanleg van een
park was bestemd en men aankoop of ont
eigening zou doen volgen, wanneer de omlig
gende gemeenten wat meer waren bebouwd.
Natuurlijk zouden inmiddels de bedoelde erf
genamen er aan gewend zyn, „Zorgvliet" niet
meer als een bezit van groote waarde, maar
als een lastpost te beschouwen. By hetgeen de
gemeenteraad nu onderneemt, zal hy voor
groote ruimten, welke hy onbebouwd wenscht
te houden, het woord plein moeten gebruiken;
het onderscheid tusscheD een groot plein en
een klein park is my echter niet bekend. Waar
een terrein aan meerderen toebehoort, zal de
wyze, waarop de raad de lynen trekt, be
slissen, of iemand ryk is of arm on of een
hypotheekhouder een ruim of oen onvoldoend
onderpand heeft.
Do oppositie tegen de aangewezen rechts
kundige monstruositeiten is overstemd door
een meerderheid, die zich blykbaar liet leidon
door redenen van nuttigheid.
Maar ook van dat standpunt had ik be-
stryding met voor de hand liggende en m. i.'
overwegende argumenten verwacht, die ik vóór
de stemming toch nog meen te moeten publi-
ceeren, omdat mon door de Woningwet weder
om aan de bevolking steenen voor brood geeft
en alles ook hier, als by andere wetten, die
ik hier niet behoef te noemen, weder uitloopt
op schryverij en plagery.
De gedachten gang der wet is de volgende-
het verrassend antwoord inkwam, dat de
genoemde Robert von Tück in den slag van
Nashville niet zwaar gewond was geworden,
doch dat hy na afloop van den oorlog tot
belooning voor zyn verdiensten het consulaat
van Odessa verkregen had en op het oogen-
blik aldaar woonde, zoodat hier een grove
dwaling of oen opzetteiyk bedrog by den zieke
moest aangenomen worden.
Deze mededeeling bracht den ongelukkige
natuurlyk in de grootste opgewondenheid en
verergerde zyn treurigen toestand nog meer.
Hoe krachtiger hy het hom ten laste gelegde
bedrog ontkende en do waarheid zyner ver
klaringen staande hield, des te meertwyfelde
de directeur en ook de geneesheer aan het
verstand van den zieke, dien beiden voor
volslagen krankzinnig hielden en dienovereen
komstig behandelden.
Voor hen bleef hy nog steeds „nummer
48", een mensch zonder naam, een naar don
geest gekwetste, die zlchzelven wys maakte
Robert von Tück te heeten, en zich in zyn
verbeelding met een vreemdeling verwisselde J
een geval, dat wel is waar zelden, maar toch
in de geschiedenis der zielszieken somtyda
voorkomt, en dat den bedoelden geneesheer
een welkome gelegenheid aanbood voor ee^
zeer geloerde verhandeling in een Ameri*
kaansch geneeskundig tydschrlft.
Wordt vervolgd.)