O m P w CS u co H O m o S3 0 DE BESTE RIJST DER WERELD. Siroop van Punch NUTRXGXA. cé MENGELWERK. Burgerlijke Stand. H NUTKICIA. Onderlinge Levensverzekering van Eigen Hnip. Agent voor Leiden en Omstreken; A. J. BINNENDIJK en F. DE BOER, Rapenburg 99. liHpfl Kre,eld ïon Elten Keassen Czaar Peter Java Flijst. JPhenix Java Flijst. 3325 20 Einadroppels van Dr. DË VRIJ G. W. SCHRETLEN. Hooigracht 49. Telephoonn. 66- Bloedvergiftiging Tot Februari Oprniming Filiaal Koornbrugsteeg 3. 4e echryver In De Maasbode ona welkom ge* leideiyk tot „uitbundigheid van gejuich over (het aanrukken van deze nieuwe liberale hulp troepen" en een welkom toeroepen aan een liberaal orgaan „als ware het een warme vriend", om ten slotte te spreken van een .geestdrift", dio by ons wel bekoeld zal zyn. Met alle waardeering voor de warme belang stelling, die uit de vaderlyke wenken van .onzen ouderen collega spreekt, hadden wy deze opmerkingen wel het minst van De Maasbode verwacht. Onze Eotterdamsche collega heeft toch aan het verschynen van De Nieuxoe Courant twee hoofdartikelen gewyd, welke wy destyds hebben gelezen, maar helaas, op deze polemiek niet voorbereid, verzuimd te bewaren. Natuur lek zal daarin het woordje „welkom", waar aan het blad zich stoot, niet zyn voorgekomen. Er staat ons zelfs iets voor den geest van een reserve van geiyke strekking als hy thans maakt Maar dit weten wy toch wel, dat de bedoelde artikelen zeer welwillend waren. Bet Vaderland heeft zelfs, toen De Beitoe Courant ons welkom en dat van' andere bladen had overgonomen, aan De Nieuwe Courant de vraag gesteld, waarom »y niet tevens het artikel van De Maasbode had gereleveerd? En Het Vaderland voegde er met andere woorden, maar hierop kwam het toch neer, aan toe: Is De Nieuwe Courant poms een beetje verlogen over den lof, die haar van de zyde van De Maasbode wordt toegezwaaid? Nu heeft onze collega deze tegenwerping blykbaar voorzien. Hy schryft: „Besteat zulk een liberale courant eenmaal, en is hot feit harer verschijning niet meer ongedaan te maken", dan kunnen wy zeker in haar het goede waardeeren en ons de goede elementen te nutte maken. „En by deze Nieuwe Courant, hoe liberaal ook van beginsel, kunnen wy dit te gereeder doen, omdat zy gematigd tot ons kwam, tot nu toe zeer gematigd bleef, en wij als Katho lieken aldus in deze groote gematigde liberale courant allicht een tegenwicht zullen hebben tegenover het antipapisme der N. R. Cf.,voor wie èn uit hot program èn uit de tot nu toe gevolgde praktijk der Nieuwe Courant nog wel iets te leeren valt. In zoover zal het ons dus winst zyn." i Maar we vragen dan toch nog altyd: zou lnen van een blad, dat zoo nog schryft over De Nieuwe Courantverwacht hebben, dat het zich geroepen had gevoeld om ons de les te lezen over een „welkom" aan den „vriend en vyand tevens?" Wy weten het, onze collega had daarvoor ieen zeer ernstige reden. Hy meende, dat door onze opvatting van collegialiteit aan Katholieken het voorwendsel geboden wordt, .om nu op hun beurt een liberale courant, iy het ook een gematigde, „van harte" het .welkom" in hun huisgezinnen toe te roepen." Maar dan vragen wy weer: indien het woordje „welkom" deze uitwerkiDg mocht; hebben, is dan niet evenzeer te vreezen, dat dergeiyke Katholieken zullen willen steunen, wat De Maasbode noemt „een tegenwicht tegenover het antipapisme der N. Rott. Ct.V En daarom, hoe dankbaar ook voor den ▼riendeiyken wenk, kunnen wy toch de ge dachte niet verzetten, dat onze collega, met zyn eerste artikelen verlegen, aan het zoeken Jb gegaan, of hy soms ook by een buurman geen splintertje kon ontdekken. De Rieuxoe Amhemsche Courant, onder hoofd redactie van het Kamerlid den heer Pyttersen, doet het origineel denkbeeld aan de hand, om :voor de aanstaande stembus een gemeen- schappeiyk program van urgentie te maken voor alle partyen. De schrijver betoogt, dat Nederland ryk is aan partyen en partynuances, maar dat alle eenzelfde doel beoogen: de bevordering van het landsbelang. Doch nu bestaat er groot gevaar, dat te midden van die veelheid van groepen het landsbelang naar den achtergrond ,wykfc, omdat het partybelang er mee vereen zelvigd wordt. „By den naderenden stembusstryd zal het ééne vaderland weer verdeeld staan in onder ging vyandige kampen, die elkaar tot het uiterste zullen bestrijden, en niemand zal zich het oude woord herinneren, dat een huis, dat in zichzelf verdeeld is, niet kan bestaan. Hoeveel is er intusschen niet, waarover wy het allon eens zyn, of het met wat goeden wil eens konden worden, doch voor welks verwezeniyking de inspanning en samenwer king van alle krachten een eerste vereischte zyn. In het dagelyksch en maatschappeiyk loven, leven en handelen wy naast en met 'elkander; waarom kan dit op staatkundig gebied niet ook zoo zyn? Als men zegt, dat dit zou leiden tot prysgeven van eigen over- 1 tuiging en beginselen, dan kan het antwoord luiden, of deze dan niet veroordeeld worden 'door het enkele feit, dat zy het bovorderen van eendracht, het gemeenschappelyk arbeiden in 'slands belang tegenhouden." Het blad zegt, dat het geenszins allo party- verschil wil wegcyferen, maar dat de partystryd hier te lande veel meer betreft onderdeelen, byzaken, vragen van practische staatkunde, van meer of minder, van vroeger of later, dan een principieelen stryd. Wel ontkent het niet, dat ook de vragen van practische staat kunde door beginselen worden beheerscht, maar het meent, dat het niet onmogeiyk zou zyn daaromtrent tot een compromis te komen. In een land als het onze toch is de geheele wetgeving een compromis. „Ons plaatsend op dit practisch, of zoo men wil zuiver opportunistisch standpunt, vragen w\j, of het ondenkbaar moet worden geacht, dat de verschillende partyen zich verstaan omtrent een gemeenschappelyk program van urgentie, die punten bevattond, waaromtrent men hot onderling eens is, en welker afdoening binnen het eerstvolgende logislatieve tydpork men zich tot taak stelt? Aan de mogeiykheid van de samenstelling van een dergelUk gemeenschappelyk program behoeft wel niet te worden getwyfeld door wie de verkiezingsprogramma's van 1897 raadpleegt. Veel is er, waarover allen het eens zyn; meer nog, waarover met wat goeden wil eenheid kan worden verkregen. De regeering, uit de verkiezing van 1901 voortgekomen, zou dan de inzichten der natie kflnqfln en daarnaar kunnen handelen. Wy zouden wenschen, dat de leuze werd van alle partyen by de stembus: „Nederlandboven alles."" By dien laatsten wenseh zal ieder goed vaderlander zich zeker aansluiten. Maar anders is er in dit stukje nogal veel, waarby men de handen van verbazing ineenslaat over zoo veel afgetrokkens en grauwe theorie by een schryver, die zich bovenal op „practisch stand punt" wil plaatsen 1 zegt De Nederlander. Er ligt zeker ook wel Iets waars in het betoog, en misschien is de bedoeling slechts, er de liberale concentratie mee aan te bevelen. Dan moeten de heeren het onder elkander woten. Maar dat het landsbelang gediend zou worden, door, Juist in een verkiezingstyd, even alle beglnselverschil weg te doezelen, zal er by weinigen in willen. Waarover zou de stembus-campagne trouwens anders moeten loopen, zoo niet over beginselen? Zou ze niet aan vinnigheid en kwaadaardigheid winnen, wanneer andere factoren beslissend optraden? Of is de bedoeling, niet alleen een gemeen schappelyk urgentieprogram, maar ook een gemeenschappelyk© candidateniyat voor het geheele land op te maken? Ons dunkt, dat het stukje van de Nieuwe Amhemsche een goede kern bevat, die echter door overdryving en verkeerde inkleeding ge schaad wordt. In De Kroniek levert Q, T. de volgende parodie op den gelauwerden poëet van De Telegraaf en zyn gedicht: In Nederland woonde een poëet, Een poëet by Gods genade. „Hoe kryg ik," sprak hy„de vyfhonderd pop, Die „De Telegraaf" uitlooft voor een mop, Ja, voor een mop Op de Koningin en haar aanstaanden gade?" Toen zette hy zich tot dichten neer, Der Muze teerbeminde, Maar 't heilig dichtvuur blaakte niet, Hoe hy ook zuchtt'; tot zyn verdriet^ Tot zyn verdriet, Kon hy zyn vers niet vinden. Toen ging de dichter, peinzens zat, Naar d'Ouwemanshuipoort heen; Daar vond hy in een boekenstal Een boek vol bakerversjes al, Ja, versjes al Verheugd d' artiest van 't woord scheen. Hy lachte en hy bloosde bei: ...Welk heeriyk denkbeeld, lade... Hy kocht het bakerboekje snel, Doorlas het, sprong haast uit zyn vel, Haast uit zyn vel... Neer daalde de inspiratieI En weer toog hy tot dichten op En lymde een ballade (Geholpen door een bakerzang) Een dichtwerk, zes coupletten lang, Coupletten lang, Op de Koningin en haar aanstaanden gade. Toen tot de hoogwgze jury hy kwam, Om haar zyn lied voor te zingen, En de juryeen makke nogalhoorde bly Naar 's dichters wondre poêzy, Ja, poëzy l En gaf hem de zilverlingen. X> Photograaf. Aan hot departement van buitenlandsche zaken was een schurkenstreek uitgehaald. Men had er documenten van zeer hooge waarde ontvreemd. Slechts zy, die weten, wat er in een ministerieel gebouw omgaat, kun nen beseffen hoe ernstig de diefstal van zulke kostbare stukken voor de regeering was en welk een opschudding er na de ontdekking van het gepleegde feit ontstond. Ministers, allen by de menigte en langs den weg zoo welbekend door de alom van hen verspreide portretten, bewogen zich radeloos heen en weer, terwyi den klerken het onaangenaamste gevoel vervulde, dat men zich slechts kan bedenken, nl. de overtuiging, als de schuldigen met de vingers te worden nagewezen. Het duurde echter niet lang, of by hem, die eigeniyk het meest verantwoordeiyk was voor de zoekgeraakte documenten, rees een denkbeeld, waardoor elk zich voor het oogenblik van iedere verdenking ontslagen kon achten. Het idee had tot grondslag, dat door iemand buiten het personeel de diefstal gepleegd moest zyn. Ziehier den gerogelden gedachten- gang. De papieren, die de oorzaak van zooveel opschudding geworden waren, hadden in de scbryftafel van baron J. a een lade met goede sluiting tot bergplaats gehad, en dit feit bracht men in verband met een tydeiyke afwezigheid wegens ziekte van den baron. Gedurende diens afwezigheid was zyn klerk, een nog onervaren jongmen§ch, verantwoor- deiyk gesteld voor hetgeen zich in de kamer van zyn chef bevond. De jonge man arbeidde in een daaraan grenzend vortrekje. Daags vóór de ontdekking van den diefstal had een photograaf, onder voorgeven de vertegen woordiger van een bekend tydschrift te zyn, vergunning gevraagd tot het nemen van eenige photo's in de werkkamer van baronS. De opnamen waren bestemd om een geïl lustreerd artikel over den baron te vergezellen, die op dat tydstip door de een of andere toe vallige omstandigheid juist de held van den dag geworden was. Dit verlof werd toege staan, zoodat den uitgever van het tydschrift geen moeiiykheden in den weg werden gelegd. Nu zou men verwacht hebben, aldus was de verdere gang der gedachten, dat de klerk, aan wiens waakzaam oog de documenten waren toevertrouwd, in de kamer van den baron ware achtergebleven, terwyi de photo graaf met het nemen der negatieven bezig was. Dit geschiedde niet, zoodat de man met de camera zoolang hy maar wilde in de kamer de handen vry hield en hem tegen den avond de kans open stond, om onge merkt weg te sluipen. Het feit, dat des anderen daags in den ochtend de papieren vermist werden, was reeds moer dan vol doende om de gansche schuld op den photo graaf te ladeu Zonder uitstel word dan ook by den man een onderzoek ingesteld. Hy werd, tot niet geringe teleurstelling van hen, die hem van de misdaad wilden betichten, eenige uren na ontdekking er van in de bureaux van het tydschrift aangetroffen. By toonde zich diep verontwaardigd over den smaad, dien men hem aandeed, en bleef geen oogenblik in gebreke om zyn onschuld te bepleiten. Ook zyn uit gever sprak over hem met den meest moge- ïyken lof, zoodat men, oppervlakkig geoor deeld, hoe langer hoe meer van zyn onschuld overtuigd raakte. Niet lang na het bovenvermelde werd aan het bewuste departement een brief ontvangsn, die na opening niets minder dan de vermiste documenten bleek te bevatten. Geen enkel© nadere aanduiding ging by de stukken en zelfs het eenige poststempel, dat anders wellicht eenige nadere aanduiding had kun nen verstrekken, droeg wonderiyk genoeg slechts den plaatsnaam „Liverpool". De documenten verkeerden in goheel gaven toestand. Bleef zoodoende de geheele zaak als door een dichten sluier verborgen, toch viel er niet aan te twyfelen, dat men zich van de stukken afschriften had willen verschaffen, en was dit inderdaad zoo, of liever had, in het ergste geval, een vreemde mogendheid van den inhoud kennis genomen, dan kon men zich vast overtuigd houden van een ernstige politieke crisis. Men deed reeds zeer spoedig de ervaring op, dat het nieuws omtrent den diefstal en de terugzending der stukken ruchtbaar was geworden, want in het avondblad eener courant van beteekenis las men aan het hoofd van een der meest in het oog springende kolom men, hoe er aan het departement van buiten landsche zaken stukken waren vermist, welke even geheimzinnig als zy een tydlang zoek geraakten, weder terecht waren gekomen. Er gebeurde nu niets meer, totdat op zekeren middag de nog altoos onder verdenking staande photograaf, die zich als de heer Masterman liet aanmelden, het ministerieel gebouw binnen trad. Hy werd tot een hooggeplaatst ambte naar toegelaten, en het onderhoud, dat zich tusschen dit tweetal ontspon, was van zeer groote beteekenis. In den loop van het ge sprek werd de photograaf nl. in staat gesteld, om zoo klaar en helder mogetyk zyn onschuld aan het licht te brengen. „Is het waar, wat men omtrent de docu menten weet te vertellen?" vroeg laatstge noemde. „Zyn zy terecht gekomen?" „Welnu," vervolgde hy met nadruk, toen zyn vraag met een hoofdknik bevestigd werd, „dan kan ik my ook, alleen reeds door dit feit op zichzelf, vrypleiten." En hy ging hierby volgenderwyze te werk. Zoo de documenten door hem inderdaad waron ontvreemd, dan moest hy ze, geiyk vanzelf Bpreekt, ook te Liverpool in een brie venbus hebben geworpen. Dit volgt natuuriyk uit het feit, dat ze van die plaats uit waren teruggezonden. Toorts moest de beweegreden tot den diefstal dan geweest zyn, er zich een afschrift van te verschaffen. Hieraan valt even wel niet te denken, want uit het poststempel bleek, dat zy reeds op een tamoiyk vroeg uur van den dag, dat de misdaad heette ge pleegd te zyn, te Londen waren aangekomen, wel een bewys, dat zy minstens met de eerste buslichting op dienzelfden datum uit Liverpool verzonden waren. Waar zy nadioD gebleven waren deed hier niets ter zake. Masterman bewees ook, dat hot dichter hy halfacht dan by zevenen was, toen hy het departement verliet. Dit deed hy door er op te wyzen, hoe een der photo's, op den be- wusten avond door hem genomen, een zeer duideiyke afbeelding der pendule op den schoorsteenmantel vertoonde, welke zich in de kamer met de documenten bevond. En de tyd, dien de pendule aanduidde, was 7 u. 28 m. Aau zulke bewyzen viel dus niet te tornen, en de hooggeplaatste ambtenaar zag zich dan oók genoodzaakt te erkennen, dat Masterman met de meest doorslaande argumenten zyn onschuld bewezen had. Doch wie was dan de dief? Er heerschte een allesbehalve aangename stemming in den arlstocratischen kring, waar de heer Cornelius Galbraith, de photographische expert van Hr. Ma. regeering, zich tegen wil en dank verplaatst zag. Galbraith was een specialiteit van zeer groote beteekenis en Btond by het Hof en ln de diplomatieke kringen in hoog aanzien. „U beweert dus ook gehoord te hebben van den diefstal?" vroeg hem de minister van buitenlandsche zaken, terwyi hy in Gal- braith's hand eenige photo's legde. Nauwelyks had laatstgenoemde er een blik op geworpen, of hy riep uit: „Wel, wel, van Masterman. Nu, ik ben wel benieuwd, of deze Masterman dezelfde is, dien ik ken: Gerald Masterman, op wien men my verzocht heeft een vaderiyk oog te houden l" „Genadigo Hemel," klonk het eenige oogen- blikken later, toen hy een der photo's wat nauwkeuriger onderzocht en van den minister omtrent het verband gehoord had, dat er tusschen de gepleegde misdaad en de repro ducties bestond. „Genadige Hemel, hoe heeft hy zich tot zoo iets kunnen leenenl En wat my betreft, hoe heb ik een gedane belofte zoo geheel en al uit het oog kunnen verliezen 1" Gerald Masterman zat Juist voor zyn schryf- tafel to arbeiden, toen zyn hospes hem een visitekaartje overhandigde met de mededeeling, dat hem iemand wenschte te spreken. De bezoeker 6tond weldra voor den photograaf. Het was niemand anders dan Cornelius Gal braith, en uit den toon, waarop deze sprak, uit de flikkering van diens oogen, uit het samentrekken van diens wenkbrauwen viel duideiyk op te maken, dat de zending, die hy had te vervullen, van geen aangenamen aard was. Langen tyd spraken beide mannen met e der, en toen eindeiyk Galbraith zich v< en de oogen onheilspellend van Masterroa wendde, riep deze laatste met siddering in zyn stem uit: „Ja, gy hebt gelyk. Het licht en de schaduw der photographic bewyzen maar al te duideiyk myn schuld. Ik had, toen ik de wyzers der pendule verzette, met allen ernst moeten be denken, dat ik daardoor een licht te verklaren verdenking niet van my zou kunnen afschud den. Maar ik rekende slechte op het stempel, dat Ik my vooraf door een postambtenaar uit Liverpool had weten te verschaffen." „Neen, gy hadt de misdaad niot mogen plegen; gy hadt de geheimen van uw vader land niet als een verrader mogen te koop bieden; gy hadt van de goedheid, die men u bewees, geen misbruik mogen maken. Maar welaan, verlaat, met betere voornemens voor de toekomst bezield, dit land, dat heeft opge houden het uwe te zyn; vlucht, vlucht, zonder uitstel, want binnen weinige uren zoudt gy anders in boeien verzuchten." „Drie en twintig minuten na zevenen! Wie had het ooit kunnen gissen, dat Gerald Masterman door zulk een listigen streek in de val zou raken 1" plegen de ambtenaren aan het ministerie van buitenlandsche zaken nog vaak in elkanders byzyn uit te roepen. En óón hunner, die door zyn lumineus idee, gelyk hy het noemt, eens de verdenking van zich en zyn ambtgenooten afschudde, door de aan dacht op den photograaf te vestigen, is gewoon er dan by te voegen: „Komt my alleen niet do eer toe, dat gy allen, te gelyk met my, hebt opgehouden onder verdenking te staan Programma van Muziekuitvoeringen. ZOMERZORG. Zondag 20 Jan. Matinée, to f;even door bot Strijkorkest van het 4de Regiment nfanterie, Direoteur: de Heer W. Van Erp. Eerste afdeelins: No. 1. „Unter dom Siegesbanner Marach, Von Blon; 2. Ouverture „Le Cbeval de Bronze", Bauer; 3. Andante eon Moto a. d. 4e Simphonie, Mendelssohn; 4. Fantasie van de Opera „Rigoletto", V«idi. Tweede afdeeling: No. 5. Ouverture .Zampa", Herold; 6. .Orient Rosen", Walzer, Ivanoviei; 7. Kommt eiu Vogel ge- flogen", n. s. w. Ein Deutsche® Volkslied. Im Style illterer und neaerer Meister. Hemeristisch bear- beitet, Ochs; 8. Cadotten-Marsck, Sousa. HAZERSWOUDE. Ondertrouwd: J. Koot Wedr. 37 j. en M. Van Dijk 26 j., beiden alhier. SASSENHE1M. Geboren: Cornelia Agatha, D. van C. Den Hollander en H. Blom. WASSENAAR. Geboren: Jan Simon Gabriël, Z. van J. v. d. Tuin en M. Limvers. Agatha Anthonia Johanna, D. van L. Rooijakkers en E. v. d. Ham. Jacob, Z. van C. Nell en W. Dom peling. Cornelia Petrus, Z. van P. Jansen en A. v. d. Spek. Overleden: G. Steenvoorden, Wed. van G. v. d. Barselaar 51 j. Th. Rnygrok jm. 44 j. Hl» WINDESHEIM. ZOETERMEER. BRUSSEL. Filiaal: HOORNBRUGSTEEG 3. 10215 20 Inrichting; tot bereiding der Kindermol! rotgans systeem Prof. Dr. BACKHAUS. Deze Kindermelk, met zorg toegediend, faalt nimmer en is onge twijfeld de eenigste, welke met recht de moedermelk kan vervangen. Haar eucces wordt erkend door de grootste Specialiteiten ln alle landen. Bureau: KORTENAARKADE 3, VUKAVENHAGE. eeso -* DirecteurenJ. O. VAN QOENS en Mr. E. A. SMIDT. Verzekerd Kapitaal 14,500,000 Winst in de 5 jaren 1885/80 122,424 Verzekerde Rente 630,000 5 1890/94 282,349 Reservefonds 6,000,000 3 1895/97 263,248 üitkeering van 95 pCt. der TVinsf aan hen, wier verzekeringen winst opleveren. 8444 10 31off0 fl rec^^6^ree^fl d0 fabriek van IIVI wil Zwarte, gekleurde en witte Zijdenstoffen, Fluweel, 3 Peluche, in allo soorton en in allo afmetingonte verkrijgen- Men vrago monsters by opgaaf van hot verlangde, «mi i Uitsluitend verpakt. Jklom verkrijgbaar. Stoomrystpellery „DE PHENIX", ZAANDAM. Bestrijding \an bloedarmoede, Mecizticht, Malaria (binnenkoorts) eo algOHCOH! zwakte. Do jEïoSnc© dragen buiten op do roode doos mijn naam en noven- staend fabrieksmerk, worden alom verkocht A f 1.00 en ook teilen inzending van postwissel A 1 1.15 franco toegezonden door do Chemische Fabriek van H. NANNING, den Haag. Wederom vestig ik 'de aandacht op mijn welbekende, goed tvatcrhoixtlerirle 102 20 in diverse pryzeii. wordt dikwijls veroorzaakt door hei oonckaiant behandelen van likdoorns of eelt. Wend Pool's Likdoornpleisters aan, z(J doen binnen Tier dagen de eksteroogen geheel pijnloos verdwijnen. Voor de deugdelijkheid van het fabrikaat wordt gegarandeerd door L. POOL ZONEN, Chemisten, Amsterdam. Verkrijgbaar in blikken doosjes a 33 Ota. Voor Lolden en omstreken bj] de ürma's 9716 20 J. H. DIJKHUIS eu REYST A KRAK. van alle Tapfjtgeederen, Gordijnstoffen, Linoleums, Vloerzeilen, enz. BELANGRIJKE PRIJSVERLAGING. HASSELMAN PANDER, Eelden, Hoogewoerd 111 113. TAPIJTEN en GORDIJNEN worden pasklaar gemaakt en en bewaard tot de schoonmaak. 516 28 Wenscht men steeds voedzame, zalvere, bacteriënvrye Melk te gebruiken, neem dan uitsluitend ouze Mellt in flesschon van f 0.08 en 0.10. Deze blijft onbepaalden lijd goed. 10285 80 Het gebruik van niet bereide Slelk levert het grootste gevaar voor de gezondheid. Men zie slechte het rapport van den Inspecteur van het Geneeskundig Staatstoezicht over de typbus-epidemie te Utrecht. Wordt dagelijks aan bols bezorgd. Pr|s der Beter, Deeascb Systeem 89 CU, Uollandsch Systeem 0.71

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1901 | | pagina 6