(ft, 12536 Zaterdag Januari. A*. 1901.
feze <€ourani wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Tweede Blad.
PERSOVERZICHT.
Feuilleton.
Danton op Driekoningen.
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Lelden per 8 maanden, giaia 1-M>
Buiten Leiden, per looper en wa«i «genten gevestigd ifln I SO.
Franco per poet iiettt
1.65.
PRIJS DER AD VERTEN TIÜN
Van 1—6 regeia f 1.06. Iedere regel meer f 0.17}. Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad
■wordt f 0.05 berekend.
j—
De Arnkemache Courant kan zich volkomen
vereenigen met de strekking van het k i e s-
rechtvooratel van het bestuur der
-Liberale Unie", maar niet mot do redactie
van de nieuwe alinea.
„Allereerst kunnen wy niet toegeven, dat
de aanneming van een evenredig kiesstelsel
slechts aanbeveling zou verdienen, „indienen
voor zooverre algemeen kiesrecht wordt
ingevoerd". Wordt de toepassing van zulk
een stelsel „door de rechtvaardigheid gebo
den", dan blijft dit ook waar onder elke
ÏBgeling der kiesbevoegdheid. Wy kunnen ons
Legrypen, dat men wegens redenen van staat
kundige tactiek de invoering van hot algemeen
piesrecht en van een evenredigheidsstelsel
naeent aan elkaar te moeten koppelen, maar
dan had het bestuur dat denkbeeld juister
behooren uit te drukken. Maar ook dan had
.daaraan behooren te worden toegevoegd, dat
de Grondwetsherziening, waarvan in de eerste
alinea sprake is, zich zal moeten uitstrekken
tot nog andere artikelen der Grondwet, als
bijv. art. 81, al. 2, en art. 96, al. 4. Ten einde
don wetgever vr\j te laten in de wüze, waarop
aan het evenredigheidsbeginsel toepassing ge
geven zal worden, dient het voorschrift der
Serdeeling van het Ryk in kiesdistricten uit
de Grondwet te verdwijnen en moet gelet
vorden op de onmogelijkheid, waarop mr.
Cartogh in de Kamer terecht gewezen heeft
ter gelegenheid van de behandeling der tech
nische kieswetherziening, om bij toopassing
van een evenredigheidsstelsel de leden der
Kamer, die wegens aanneming van een be
zoldigd staatsambt van rechtswege hun lid
maatschap verliezen, onmiddellijk herkiesbaar
te verklaren. Ongewijzigde aanneming van de
nieuw voorgestelde tweede alinea van 1
door de vergadering van 26 Januari a. s.
komt ons derhalve, op de hierboven' óntwik-
kelde gronden, niet geraden voor,"
Bjj de voorgestelde nieuwe 2, betreffende
de verkiezing van de Eerste Kamer, had,
meent het blad, evenals in 2, de richting
.dienen te worden aangewezen, waarin men
die verkiozing gewijzigd wenscht te zien.
De bedoeling van het laatste voorstel op
de a Jnda is uitmuntend.
„Maar aan vorm en inhoud wreken zich
op in het oog loopende wijze twee fouten in
het beleid van het bestuur der „Liberale
Unie", en wel deze, dat het ton eerste, in
plaats van het nieuwe program in een geheel
nieuwen vorm te gieten, in twee tempo's
op het oude nieuwe lappen zette, waarbij
niet voldoend gelet werd op het onderling
"Verband, en dat het ten tweede in Nov. 1896,
het onmiddellijk succes aan de stembus
hooger stellende dan het zuiver houden der
beginselen, de „Liberale Unie" verlokte om de
kiesrechtquaestie, in weerwil, dat zjj ook
toen het geheele hervormingsprogram be-
hoerschte, tydeljjk achter de bank te schuiven."
i: De Arnhemse/ie Courant geeft het bestuur
■n overweging dit laatste voorstel te vervangen
}floor een motie, waarin zjj als haar over
tuiging uitspreekt, dat een bevredigende en
ifdoonde oplossing der in het program ge
noemde vraagstukken niet te verkrijgen is
zonder voorafgaande vervulling der in de
1 en 2 gestelde eischen.
„Handhaaft daarentegen het bestuur zyn
voorstel, dan zal het te worstelen hebben met
de gevolgen dor genoemde fout, dat het in
twee tempo's do oorspronkelijke 1 van hot
program van 1896 heeft gewijzigd, zonder
het onderling verband der nieuwe bepalingen
voldoende in het oog te houden. Het kan
toch haar bedoeling niet zijn, dat op Grond
wetsherziening zal worden aangestuurd alleen
om de noodige wijzigingen te verkrijgen, ten
einde algemeen kiesrecht met evenredige
vertegenwoordiging te kunnen invoeren, en
tot een latere herziening te bewaren de be
palingen met betrekking tot de verkiezing
der leden van de Eerste Kamer en al hetgeen
verder in en na 1887 in de Grondwet ge
bleken is wijziging te behoeven.
Het bestuur zal het wel eens zyn, dat zoo
mogelijk alles behoort te worden vermeden,
om, door een strijd over den vorm, naar
buiten den schijn van oneenigheid te wekken,
waar in hot fond der zaak feitelijk volkomen
overeenstemming bestaat. Van die eenstem
migheid dient de „Liberale Unie" in haar
vergadering van 26 Januari op de ondubbei-
zinnigste wyze biyk te geven, omdat zjj alleen
daardoor haar ernsfcigen wil kan toonen om
de in het program genoemde hervormingen
ook workeljjk tot stand te brengen, wat een
voudig onmogelijk is, zoolang niet alle lagen
der maatschappij en vooral ook die, wier be
langen in de allereerste plaats by het tot
stand-komen dier hervormingen betrokken zijn,
geiykeiyk haar rechtmatigen invloed op de
wetgeving kunnen doen gelden. Waar is en
waar blyft het gevlougeld woord van het
kabinet van 1891: definitieve kiesrechtregeling
is do noodzakelijke voorwaarde van blyvende
verbetering".
In oen hoofdartikel mot het opschrift
„Vrees voor Engeland?" maakt De Tijd enkele
opmerkingen naar aanleiding van den door
den president der Eerste Kamer
aan president Kruger gerichton brief,
waarin de Zuidafrikaansche oorlog als onrecht
vaardig en op barbaarsche wyze gevoerd
werd aangeduid en van de door niemand in
de Eerste Kamer tegengesproken verklaring
van den heer Rengers in de Eerste Kamer
dienaangaande, volgens welke de Kamer
alleen de in dien brief uitgesproken betuiging
van sympathie voor president Kruger voor
haar rekening nam.
De Tijd kan zich kwaiyk voorstellen, dat,
ook indien die verklaring van den heer Ren
gers door het stilzwijgen zynor medeleden
en der Regeering onderstreept ware achter
wege gebleven, uit het schryven van den
beer Van Naamon aan president Kruger ern
stige moeiiykheden hadden kunnen ryzen.-
Dat de Minister van Buitenl. Zaken ten aan
zien van de mogendheden, tot welke Neder
land in vriendschappeiyke betrekking heet te
staan, gebonden is aan zekere vormen, en dab
de Regeering als zoodanig uit wijze voorzich
tigheid geen uitspraak behoort te doen aan
gaande het al of niet onrechtvaardig karakter
van den oorlog, die door Engeland aan de
Zuidafrikaansche Republieken werd opgedron
gen, bogrypt De Tijd volkomen. Maar waarom,
vraagt zy, zou dit laatste niet vrijstaan aan
personen, die althans ten onzent geheel
buiten de Regeering staan! Waarom zou het
aan een lid van het Parlement, d. w. z. aan
een man, door het kiezersvolk afgevaardigd,
niet vrijstaan te zeggen, wat dagelyks op
allerlei toon in de vaderlandsche bladen van
allerlei kleur, wordt herhaald, dat namely k de
geschiedenis van den oorlog in Zuid-Afrika
een schande verdient te heeten voor Engeland?
De Tijd heeft maar zeer weinig op met dat
eeuwig en altyd op den voorgrond stellen
van utiliteits-politiok. Zy geeft toe, dat wy,
ook met het oog op mogelyke verwikkelingen,
nu on.dan dingen moeten nalaten, die wy in
andere omstandigheden gaarne zouden hebben
gedaan. Wy kunnen niet meer, zy erkent
het, wat wy deden in Hollands „gouden tyd".
Maar moesten wy, als volk, geheel en al ons
in gedachten, woorden en werken modelleeren
op de voorschriften van het buitenland, bleef
ons niet anders over dan by de vraag: Zullen
we dit of zullen we dat? angstig te gluren
naar rechts en naar links en met popelend
hart het antwoord te beluisteren, dat ie bon
plaisir van onze buren wenschte te geven,
dan zou zy willen vragen: Is het de moeite
nog wel waard, dat wy ons een zelfstandig
volk biyven noemen?
Een onbetrouwbare raadgeefster acht De
Tijd de overmatige vrees, die sommigen onzer
maar altyd voor de macht van Engeland
bezielt. Men heeft toch h. L niet enkel te
rekenen met hetgeen een eventueele tegen
stander ons voor een oogenblik schaden kan,
maar evenzeer minstens met het biyvend
voordeel, dat hy er zich mee meent te kunnen
bezorgen. En zou men nu inderdaad gelooven,
dat dit laatste voor Engeland het geval kan
zyn? Engeland zou onze Oost inpalmen? Om
die zelf te houden? Men kan het h. i. nau-
welyks in ernst vragen. Om die dan over te
doen aan Duitschland of Amerika? Al6of,
zegt De Tijd, die nabuurschap voor Engeland
zoo bekooriyk wezen zou. E9n nabuurschap,
die, voegt zy er by, al evenmin voor Europa
in Engelands smaak zou vallen, indien aan
deze zyde van de Noordzee een groote mogend
heid met een serieuze oorlogsvloot onze
Nederlandsche havens tot haar beschikking
had gekregen.
Bovendien geeft h. I. het verloop van den
Zuidafrikaanschen oorlog to denken tegen het
oogenblik, dat Engeland zou besluiten tot een
kryg, die uit den aard der zaak een aanzien-
ïyk deel van het Europeesch Vasteland tegen
zyn wereldryk in het krijt zou brengon. Een
landleger van beteekenis heeft het niet. Zy'n
vloot is machtig ongetwyfeld. Maar ook de
bewapening en vooral de bemanning voor die
vloot moet voorhanden z\jn. Mn do uitgestrekt
heid van het door die vloot te verdedigen of
te beveiligen gebied levert bezwaren op, die,
meent De Tijd, moeiiyk in hun geheel vallen
te overzien.
Om al deze redenen golooft zy, dat Enge
land zich wel tweemaal zou bedenken alvorens
een stap te wagen, die het waarschynlyk maar
byster slecht zou bekomen.
Een verschynsel in ons parlemen
taire doen, dat haar bedenkeiyk voor
komt, brengt de Provinciale Groninger Courant
kalm, maar krachtig te berde. Meer nog dan
in vorige jaren stuitte haar dezen keer, by
de behandeling van de Staatsbogrooting in
de Tweede Kamer, het opkomen door
de afgevaardigden voor de belangen
van allerlei categorieën van ambte
naren en het dringen naar verbetering van
hun positie tegenover Ministers, die de ge
gevens voor oon juist oordeel onder hun be
reik hebben en van moening zyn öf dat do
toestand voldoende Is öf dat voor wyziging
de tyd niet ryp is.
Zoo byv. de motie van den heer Nolting
c. s. on die van den heer Heldt ten gunste
van verbetering der positie van do lagere be
ambten by do postery en de telegraphie
twee moties over dezelfde zaak, die toekenen.
Langzamerhand wordt het tusschen zekere
afgevaardigden een soort van wedijver, wie
hunner voor de belangen der kleine ambte
naren het krachtigst on kloekst zich roeren
zal. De commiezen, deurwaarders en Ryks-
klerken by de belastingen vermogen uit dit
oogpunt ook heel wat op enkele Kamerleden.
Na wat er reeds voor hen gedaan is, heeft
men dit jaar den Minister compleet willen
dwingen, dieper dan reeds is geschied, te
hunnen behoeve te tasten in den zak der
belastingschuldigen.
De Kamer kan over dit onderwerp niet
met volle kennis van zaken oordeelen. En
door by de betrokkenen de gedachte te voeden,
dat zy by de Kamer tegenover de Regeering
steun zullen vinden, verbreekt de Kamer
lo. het inzicht in de juiste betrekking tus
schen haar en het Gouvernement en tusschen
het Gouvernement en de onder hem dienende
ambtenaren, en wordt 2o. de Kamer en
hierop drukt het blad een lichaam, welks
leden by de verkiezingen door een fractie
der kiezers, die niet klein is en heelwat op
andero kiezers vermag, worden gewogen en
beoordeeld uit het oogpunt van hetgeen zy
hebben gedaan, niet in het algemeen
belang, maar voor do belangen
van enkele kringen van ambtenaren.
Het verband, zegt het blad, hetwelk dit
punt liefst niet verder uitwerkt, uit weerzin
om er in te wroeten het verband tusschen
dien aandrang en de uitbreiding van het kies
recht ontsnapt niemand. Algemeen kiesrecht:
8 o i t. Reeds twintig jaar geleden hebben we
ons voor verstandig algemeen kiesrecht in
de weer gesteld. Maar zal dit veel begeerd
geschenk niet de democratie neerdrukken tot
een ruilhandel In bjjxondere be
langen, dan moeten de afgevaardigden hun
zelfstandigheid zoo hoog houden als slechts
mogeiyk is en zelfs niet den echyn op zich
laden van te jagen naar kiezersgunst of op
zetelvastheid uit te gaan.
De heer Kuyper vervolgt de Prov. Gron.
Crt. heeft de Regeering gevraagd of zy
er geen belang bij heeft, dat niet een geest
van ontevredenheid by de lagere ambtenaren
opkome. Daartegenover ware de vraag op
haar plaats geweest of niet de Kamer er be
lang by heeft, dat niet altyddoor by de amb
tenaren het besef wordt gekweekt, dat de
schatkist een soort van betooverde
f 1 e s c h is, waaruit aan iederen ambtenaar
zooveel wordt geschonken als hy maar wil.
In onzen tyd van toenemende overheidsbe
moeiing en aangroeiing van het ambtenaars-
gild is dit gezichtspunt het overdenken en
wegen waard.
Het kan ook, meent het blad, voor den
dienst en voor de discipline weinig goeds af
werpen: dat gezicht jaar op jaar van een
Kamer, die meer wil geven dan de Regeering
die dan toch de gegevens voor een juist oor
deel bezit, en die liever vrienden dan vyanden
van haar ondergeschikten maakt vraagt of
begeert te ontvangen. De denkers, die ons
met het vertegenwoordigend stelsel hebben
begiftigd, zouden vreemd opkyken, zoo zy
konden terugkomen en getuigen zyn van de
verrassende daadzaak, dat het houden van de
koorden der beurs door de Vertegenwoordiging
zóó wordt verstaan, dat zü dor Regeering letter-
lyk geld opdringt, dat haar onwelgevallig is.
Het budgetrecht is het hoogste recht der
Volksvertegenwoordiging. Stahl sprak daarby
niet ten onrechte van het geladen pistool.
Maar niet om tot het uitdeelen van geschenken
en gaven do Vertegenwoordiging in staat te
stellen, nog veel minder om tot uitgeven
te dry ven en aan te moedigen, werd dat haar
geschonken. En wel allerminst is het
ingesteld om wankole zetels hecht
te maken en vast. Wordt het tot deze
doeleinden ingespannen, dan syn op den duur
de zelfstandigheid der Regeering, de beurzen
der belastingschuldigen en de eerbied voor de
Volksvertegenwoordiging geiykoitfk het kind
van de rekeniDg.
Reeds zyn enkele nummers verschenen van
de in Den Haag verschonende Nieuwe Courant
dagblad voor Nederland, onder hoofdredactie
staande van mr. L. J. Plemp van Duiveland.
In een inleidend woord zei bet eerste num
mer van De Nxeuxoe Courant, dat het blad geheel
wil blyven binnen het gebied der beginselen,
welker goed recht laatsteiyk byna vier jaren
geleden door 83 leden der liberale party in
een sprekend manifest werd gehandhaafd.
„Met hen", zegt de redactie, „erkennen wy,
dat die party een uitnemeade taak van behoud
te vervullen heeft; maar dat zy daarop alleen
niet leven mag en dat „een nieuwe tyd en
veranderde omstandigheden hervormingen in
wetgeving en bestuur onverbiddeiyk aan de
overweging opdringen". En ook dit: dat ver
schil van temperament samengaan en samen
werken van liberale hervormingsgezinden niet
uitsluit en dat het liberalisme ruim genoeg
is „om schakeering te gedoogen.""
Intusschen doet de redactie verder uitko
men, dat een deel dor „groot-liberale" party
het geloof in de vryheid kwytraakt en een
ander deel er slechts zelden in slaagt de grens
te bepalen, waar concessies aan dwang en
voogdij tot staan moetea komen. En een der
voornaamste bedoelingen van De Nieuwe Cou
rant is geloof in do vryheid te sterken in
alle maatschappelijke kringen.
„Orthodox of doctrinair zullen wy," zegt
de redactie, „daarby niet zyn". Het komt
niet in ons op te ontkennen, dat de taak van
den modernen Staat zwaarder en omvangryker
is geworden, noch vol te houden, dat de Staat
zich tot do plichtsvervulling van den goeden
„nachtwacht" te beperken heeft, of dat zyn
eerste stelregel luiden moet: laissez
passeri
Doch altyd blyft by de beoordeeling van
Staatstusschenkomst, helpend of gebiedend,
voor ons de hoofdvraag deze: of de Staat
aldus aan zyn burgers de gelegenheid biedt
of den weg baant tot eigen vrymaking,tot
het verwerven van geestelyke en stoffelijke
onafhankeiykheid door eigen energie."
De politieke richting van het blad is in het
bovenstaande genoegzaam aangeduid.
De redactie voegt er verder cog by, dat
deze courant geenszins bedoelt een „kapita
listische" courant der groote-ny verheidsman
nen te zyn. Zoomin als van een politiek
persoon of van een parlementaire fractie, zal
zy het orgaan zyn ©6ner groep van groot-
industrieelen. In de eorsto plaats zal het
landsbelang haar leiden en de drang naar die
rechtvaardigheid, waarvan de redactie zegt
maar één soort te kennen.
„Zeker," schryft zy, „de stem van de ny ver
heid zal af en toe vernomen worden in ons
blad. Maar daargelaten nog de zeer groote
beteekenis van de industrie voor de algemeene
welvaart voor geen stand of klasse, voor
geen individu, is het een onverschillige zaak
van welke middelen hot streven naar ver
hooging van stoffolyk en zedeiyk peil der
natie zich bedient. Of die middelen zullen
zyn: dwang, curateele, eigen bemoeienis van
den Staat. Dan wel: handhaving van recht,
verbod van onrecht, bevordering van vryo
ontwikkeling en porsooniyke krachtsinspan
ning in alle maatschappeiyke kringen."
:i)
Het jaar 1794, dat men slechts bevend en
Bidderend neerschryft, had een aanvang ge
nomen. Schrik en ontzetting waarden als
helsche spookbeelden rond over het land van
den H. Lodewyk; Parys was de misdadigste,
ongelukkigste stad der wereld geworden.
De ©eredienst der Rede had dien van den
levenden God vervangen, in de stad van den
Lodewyk knielde men voor een wereldsche
vrouw neder.
De guillotine, die het edele bloed van
ankryks koning en koningin gedronken had,
as onverpoosd in werking; de handen der
beulen waren vermoeid, doch de bloeddorst
der helsche tygers groeide aan.
Wie edel, moedig, vroom en rechtvaardig
was, liep elk oogenblik gevaar meedoogenloos
aan zyn huishaard te worden ontrukt; zeker
heid voor den dag van morgen kocht men
Blecht8 door lafheid, afval, gewetenloosheid,
misdaad.
En aan het hoofd van het vernederde, van
het diep ongelukkige Frankryk stond Danton,
die zich tot levensideaal scheen gesteld te
hebben, Robespierre de eer te betwisten, door
de geschiedenis te worden aangt ..ezen als de
grootste der moordenaars, als de waanzinnigste
onder de waanzinnigen in 'b lands raadzaal.
Het was op den vooravond van Driekoningen.
Een sombere, doodsche stilte lag over Parys
.uitgespreid. Slechts zy durfden zich op de
straat bewegen, die niet te duchten hadden
Tnor fateoenlyke lieden door te gaan. De
huizen waren niet verlicht; zy schenen onbe
woond, verlaten te zyn. Men sloot zich op in
zyn woning, in bango onzekerheid, of men
's anderen daags niet, van de vryheid beroofd,
in den kerker zou zuchten.
De verschillende wyken van Parys werden
bewaakt door patrouilles nationale garden,
die in werkelykheid niets anders waren dan
gewapende spionnen en slechts veiligheid
verstrekten om zonder ©enig gevaar kwaad
te doen.
Yolgen wy op dezen avond een vrouw,
dio, na een kort, maar harteiyk gebed en na
zich vergewist to hebben, dat haar kindje
rustig is ingesluimerd, haar arme woning op
den linkeroever van de Seine heeft verlaten.
Met haastigen en beslisten tred schrydt zy
voort door den doolhof van straten. Wel moet
zy een heldin wezen of in dringenden nood
verkeeren, om zich op dit late avonduur aan
zulk een dreigend gevaar te durven blootstellen.
Weldra künkt het: „Waar gaat ge heen,
burgeres?"
„Naar myn zakon, geiyk gy naar de uwe,"
antwoordt zy op fermen toon.
„Wel, wel," herneemt de republikein, die
de kleine patrouille aanvoert; „de burgeres
wil liever niet ondervraagd worden, doch juist
hierom wil ik weten, wat zy zoekt verborgen
te houden."
„Uw order, veronderstel ik, luidt toch niet
om allen, die go ontmoet, aan te houden. Of
ia Parys een groote weg geworden en de
nationale garde "een troep bandieten?"
„Ik ben niet in het geheim van je schoone
woorden doorgedrongen, maar ik ken myn
plicht en wil, het koste wat het koste, weten,
waarheen ge u op dit oogenblik begeeft."
„En als Ik eens goedvond, het niet te
«eggen T\
„Dan zou ik je arresteeren. Waar is je
bewys van burgerzin?"
By deze laatste woorden raakt het geduld
der onbekende geheel verloren; vol veront
waardiging roept zy uit:
„Hebben je papieren vodden het vermogen
om aan deugnieten hoedanigheden toe te
kennen? Daar ge certificaten van deugdzaam
heid uitdeelt, zoo moet ge beginnen met er
je zelf een in behooriyken vorm te geven.
Slechte menschen van je allooi zyn gewoon
een geschreven bewys hunner deugden in hun
zak te dragen."
„Nu, basta! met je schoone woordenYolg
ons thans naar het sectiebureau 1"
„Neen, neenhernam de onbekende, eenige
schreden terugtredende; „zoogemakkoiykheb
je met my niet afgehandeld. Ik sommeer je,
my naar Danton te geleiden, en je zult je te
verantwoorden hebben over je daden, zoo je
me nog langer verhindert voort te gaan of
me gevangenneemt."
„Welaan 1 Naar Danton 1".... antwoordde
de commandant.
„Naar Danton 1" klonk het uit den mond
van al zyn manschappen.
Danton bewoonde in de wyk Saint Germain-
des-Prez een huis, dat, wat het uiterlyke be
treft, niet meer dan eenvoudig mocht heeten.
Daar leefde men als vrooiyk Fransje en trachtte
de president der Conventie door feestmalen
de herinnering uit te wisschen aan het
onschuldige bloed, dat hU met atroomen had
doen vloeien.
Toch was alle gevoel niet uitgedoofd in de
ziel van den bloeddorstigen republikein, en
Driekoningen ging niet onopgemerkt in zyn
woning voorby. Hy had zyn vrienden aan een
feestdisch verzameld, niet om de godsdienstige
herinnering feestolyk te vieren, maar als door
een instinctmatig gevoel gedreven, om op
dien dag iets meer te doen.
Onder de dischgonooten behoorden Fabre
d'Eglantine en' Lacroix. Met hen dronken
onderscheidene leden van het „Comité du
Salut Public" op het altyddurend bestaan der
Republiek en op de vernietiging der verraders.
Do maaltijd was reeds begonnen, toen de
arme vrouw, onder geleide der gewapende
macht, aankwam. Eerst weigerde men hun
den toegang, maar op aandringen van den
commandant gelukte het hem eindelyk, met
zyn gevangene tot de feestzaal door te dringen.
Het fronsend voorhoofd van Danton, toen
hy den commandant aan de deur zag ver-
schynen, toonde genoegzaam, dat hy op geen
bezoek gesteld was.
„Wat heb je me te zeggen?" vroeg hy op
driftigen toon.
„Ziehier een vrouw, die ik op straat heb
aangehouden. Zy beweert u te willen spreken,
doch de verraders zyn sluw, en ik dacht, dat
zy den naam van den burger-president slechts
daarom noemde, om my te ontsnappen."
„WelnuI" zeide Danton tot de vrouw, die
onbeweegiyk aan den ingang der zaal stond,
„wat heb je te antwoorden?"
„Ik kom u, president-burger, de vrijheid
vragen van een onschuldige. Gy hebt gisteren
myn man in hechtenis laten nemen en ik
geloof niet, dat gy de beschuldigden naar het
schavot laat sleuren, zonder toe te staan, dat
zy verdedigd worden."
Danton gaf den commandant een toeken,
om zich te verwy deren; vervolgons keerde
hy zich tot de onbekende, die hy tot nu toe
nauwelyks had aangezien.
„En hoe heet je man?"
Henri Deauteriye." -
„Henri Deauterive!" nep Canaille Desmoulins
uit, „ik kon hem; hy is mot my op het
Collége Louise-lo-Grand geweest; het was een
rare jongen, zonder geestdrift. Op politiek
terrein hechtte hy geen geloof aan de nieuwe
denkbeelden; op hot gebied van geschiedenis
was hy* nog ingenomen met de schaduw-
koningen; ik geloof, dat hy ook aan bidden
deed en zich met geestelykon inliet. Thans
kan hy niets anders zyn dan een spion en
een koningsgezinde."
„Gy kunt uw vyanden dooden," antwoordde
de onbekende met vlammende blikken, „maar
hen bespotten is een lago lafhartigheid. Henri
Deauterive is in de gevangenis, omdat hy zyn
plicht gedaan heeft."
„Wat heeft hy dan gedaan?" vroeg Danton
op ongeduldigen toon.
„Hy heeft gisteren vaarwel gezegd aan een
veroordeelde, die zyn vriend was; hy heeft
niet geaarzeld door zyn houding protest aan
te teekonen tegen de onrechtvaardigheid der
vonnissen, waardoor zoovele slachtoffers ge
troffen worden. Welnu I ja, hy heeft een
ongelukkige, dien men naar het schavot
voerde, de hand toegereikt: dit was de misdaad,
waarom men hem arresteerde.Gy allen
hebt niet het minste begrip van medeiyden;
gy gunt zelfs aan de levenden het recht niet
om hun, die gaan sterven, een woordje van
troost toe te sproken; om maar menschen
te kunnen dooden, maakt gy van de vriend
schap een misdaad, van het medeiydon een
bewys van samenzwering.A Omdat gy
lafaards zy!, wilt ge, dat alles zich richte
naar uw laaghartigheid on «'at uw zedelyke
verlaging zich a -. of aan andoren
mededeele.
(Slot volgU)