Twijfelt gij er nog aan?
MENGELWERK.
Burgerlijke Stand.
Is nl. ontleend aan De Graafschapperen men
weet, dat blad heeft de gewoonte de argu-
Imonten maar liever achterwege te laten, en
,haar beweringen als een soort geloofs-dog-
mata haar geestverwanten voor te leggen:
Gelooven, of er uifcI
Ziehier dan het nieuwste anti-revolutionaire
dogma op economisch gebied:
In 1897 heeft menig kiezer zich door de
liberale boemans tactiek van „duur brood"
laten verschalken, om niet op een „cloricaal"
'te stemmen.
Met „clerlcalisme en proteetionisten" ver-
Bloegen toen de liberalen van allerlei gading
hun tegenpartij.
Met welk resultaat?
Dat het brood thans hooger in prfls !s ge
stegen dan iemand toen maar durfde denken.
Men ziet, het verband ligt voor het grijpen.
In 1897 hobben de liberalen bij de 6tembus
'overwonnen, en het brood is intusschen
'duurder geworden, dus: dat hobben do libe-
xalen gedaan.
Wij geven in overweging hieraan nogenkqje
gevolgtrekkingen van dien aard toe te voegen.
Na 1897 hebben de liberalen by de stembus
overwonnen. Intusschen is er:
in Zuid-Afrika oorlog uitgebroken. Dus: dien
oorlog hebben de liberalen op hun geweten.
De steenkolen zyu duurder gewcrdon. Het
is de schnld van de liberalon.
Do oorlog in China is uitgebroken.... weg
inet de liberalen.
Kruger is niet door keizer Wilhelm ont
vangen.... aan de galg met de liberalen.
De zaak Pott.... Dood aan do liberalon.
Het gas is in Zutfen duurder geworden.,.
Vermoord de liberalen.
Tusschen al doze gebeurtenissen en hot
liberalisme bestaat hetzelfde oorzakeiyk ver
band als tusschen de styging der broodprijzen
©n het liberalisme.
Misschien zou De Graafschapper zich ver
dienstelijk kunnen maken door al die niouwere
economische en politieke grondstellingen op
rym te brengen en dan achter eiken regel
het refrein: Weg met de liberalen.
Dat onthoudt men gemakkelijker en het
kan desnoods ook gezongen worden.
RECLAMES, v
a 40 Cents per regel.
Zoor zeker, al hoewel men nu reeds sedert
een paar jaren dagelyks in de dagbladen de
wondervolle genezingen leest zelfs van de meest
hopelooze gevaüen door het regelmatig ge
bruik dor Pink-Pillen van Dr. Williams, zijn
er toch nog personen, die twijfelen. Zoo gij
nog twijfelt, waarom u dan niot rechtstreeks
gewend tot de porsonen, waarvan de gene
zingen in de dagbladen vermeld worden; zjj
zullen mot gonoegen u antwoorden on U
dezelfde verklaring goven als die zjj aan
©nzon verslaggever gaven, die ztch persoonlijk
'iot hen gewend heeft om uit hun eigon
IIej. de Wed. v. ZWEEDEN volgens portret
,mond de bevestiging van hun schrijven te
vernemen.
Mej. do wed. M. Van Zwoeden, Walstraat
te Ylissingen, had ons ook geschrevenvoor
heen was ik org lijdende aan hoofdpijn, de
•bezigheden, die mijn hotel en koffiehuis my
dagelijks geven, waren my te voel en thans
na het gebruik van 4 doosjes ben ik gobeel
opgeknapt. Honderdmaal dank voor Uw ge-
'nozmg.
Prys f 1.75 de doos; f 9.— per 6 doozen.
Vorkrygbaar by J. H. S. Snabilló, Steiger 27,
Rotterdam, hoofddepothoudor voor Nederland,
©n apotheken.
Franco toezending tegen postwissel.
Daar het doel dezer geneeswyze is de her
nieuwing van het bloed en de versterking dor
spieren, strekt zyn working zich tot veel
ziekten uit: bloedarmoede, rheumatiek, beup-
jicht, zenuwpyn, verlamming, ruggemergs-
ziekte, St.-Vitusdans, hoofdpyn, zenuwachtig
heid, klieren, enz. De Pink-Pillen hergeven
do schoone kleuren aan de bleeke gezichten,
handelen in allo gevallen van vorzwakking
©n hebbon een werkdadige handeling op alle
ziekten, veroorzaakt door lichameiyke en
geestelijke overspanning en door buitensporig
heden.
Ook echt verkrygbaar voor Loiden en Om
streken by Rey8T Krak, Drogerijen, Bees
tenmarkt Wyk 6 No. 41, en J. H. Dijkhuis,
Drogeryen, Hoogstraat No. 6.
Wacht O evenwel voor de namaakselsver
schaft U de echte Pink-Pellen alleen by den
heer Snabilié, te Botterdamof by de depot
houders, die onder de attesten in de couranten
zyn aangegeven. Alle andere personen verkoop en
goedkoopere zoogenaamde Pink-Pillenzulks is
slechts, om het publiek te bedriegenOnze ver
slaggever vernam op verschillende plaatsen in
Nederland, hos de personen er ingeloopen zyn
en hoegenaamd niet de minste uitwerking dezer
nagemaakte Pink-Pillen ondervonden hadden
onnoodig te zeggen, dat deze personen spoedig
met het gebruik der echte Pink-Pillen weder
8yn begonnen.
Het namaaksel der Pink-
Pillen heeft nog nooit iemand nj*
genezen. 10630 82
Afbeelding der doos:
Een Kerstliedje,
Het zal nu zoo omstreeks twintig Jaren
geleden zyn, dat op Kerstnacht, een paar
uren na middernacht, twee mannen uit eon
klein# hoeve ia d# pro vlooi# (Ironing eo naar
buiten traden. Zy sloegen den weg in naar
het dorp U., waar sy ter kerke wilden gaan,
omdat er in hun woonplaats geen voor hun
godsdienst passend bedehuis was.
De maan stond hoog aan den hemel en
toekende scherpe omtrekken van de struiken
en boomen langs den weg. De nachtelyke
stilte werd slechts verbroken door hot kraken
der sneeuw onder de voetstappen der mannen,
die een tydlang zwygend voortliepen. Was
het de plechtige schoonheid van hot winter
landschap, die hen zoo ln nicllzelven gekeerd
deed voortgaan? Neen. Een nacht als doze
wekte geen sombere gedachten op, on toch
was hun gelaatsuitdrukking neerslachtig.
Eindelijk scheen de jongöte, een jonge man
van omstreeks vyf on twintig jaren, met een
vriendelyk uitzicht, dat zwygon niet langer
te kunnen verdragen.
„Kom, Willem," riep hy uit, „laat er toch
een einde aan dat zwijgen komen: my dunkt,
de frissche nachtlucht moest op u dezelfde
opwekkende uitwerking hebben als op m\j."
„Dat is zoo," antwoordde de ander, die
omstreeks vyf jaren ouder dan zyn gezel kon
zyn, doch overigens sterk op hem geleek,
„maar ik kan de treurige gedachte niet van
my afzetten, die my in de laatste dagen
aanhoudend kwelt."
„Och kom, tracht u er tegen in te zetten,
er is nu niets meer aan te doeD, en ik geloof,
dat het inderdaad tot ons bestwil zal zyn."
„Gy blyft dus nogeven onvorzettoiyk by uw
voornemen? Alsof daar in Amerika het goud
maar by handen vol voor het oprapon ligt F'
„Ik biyf er by, zeker. Ik heb het u al
meermalen gezegd: ik kan hot hier niet langer
harden. Altyd tobben, zonder de minste voor
uitzichten. Gij zyt getrouwd; gu kunt niet
zoo gemakkelijk gaan. Onze hoeve is, helaas,
te klem, om voor ons beiden en voor uw
gezin genoog op te brengen, en gy kunt
alleen het werk wel af. Ik sta geheel alleen,
en my dryft een onweerstaanbare zucht om
de wereld in te treden en om fortuin te zoekon,
zoo mogelyk te vinden. Gy wint er by: ik
laat u alles over."
„Maar tegenover dat gewin staat bet ver
lies van een trouwen broeder; dat is hard.
Wy zyn nog nooit van elkander gescheiden
geweest."
„Weent gy, dat die scheiding mQ minder
hard zal vallen? Maar denk eens na: gy
behoudt de opbrengst van onze bezitting
gehoel voor u en de uwen; ik kan altyd myn
onderhoud wel winnen, als God my gezond
laat. Als hot my daar goed gaat, komt gy
met vroow en kind over, en wy zullen niet
altyd zoo blyven als nu. Ik zal de baanbreker
zyn."
„Gy bouwt luchtkastoelen, dat hebt ge altyd
gedaan. Hot maakt my verdrietig, als ik
bedenk, dat het de laatste Kerstmis is, die
wy hier te zamen beleven."
„Waarschynlykl Maar als het de laatste is,
dan zullen we ook voor het laatst niot vor-
geten hot oude familie-Korsthed te zingen;
dat hebben we nog nooit nagelaten."
De oudste stemde toe, en twee krachtige
stoxpmen zongen in den nacht:
In Bethlöbems atallo werd Christus do Hoer
Ter onzer verlossing geboren.
Maria zag knielend op 't Kindeken neer,
In liefde en aanbidding verloren.
En, over haar Kindje gebegen,
Zong zy in haar harte den engtenzangmoe
Eor, glorie zy God in don Hoogen,
Den menschen op aarde zy vrêol
En Jozef, vervuld van het zaligst genot,
Dankt God voor het heil, ons geschonken.
Aanbiddend knielt hy voor zyn Pleegzoon,
Izyn God;
Bewondert, ln aandacht verzonken,
Zyn liefde en oneindig vermogen;
En zingt met het juichende hemelkoor meo
Eor, glorio zy God in den Hoogt li,
Don monschen op aarde zy vrèel
„Ik hoop," zoide Willem, nadat zy eon
poos in stilte hadden voortgewandeld, „dat
geen van ons ooit dit lied vergeten zal, dat
zoo lang in onzo familie bewaard is gebleven."
„Ik zal het niet vergoten," antwoordde
Bernard, „want wy hebben het als kinderen
reeds geleerd, en ik ben voornemens het by
olke Kerstmis te zingen; al zou het slechts
zyn als een herinnering aan huis on aan
moedor, die het ons leerde."
„Ik heb nooit gehoord, van wien het af
komstig is, maar moeder zoide, dat het in
onze familie en nergens anders bekend was.
Laat het dan ook een familiestuk blyven."
„Ik ten minste zal het bewaren," was het
antwoord; „maar ziedaar, wy zjjn aan het
doel van onze reis."
Zy waren U. genaderd, en by het omslaan
van den weg lag de kerk voor hen.
Zy traden binnen. En toen in hot nachte-
lyk uur de vrome zangen door de gewelven
ruischten, torwyi daar buiten nog do duister
nis heerschte en alles in diepe rust verzonken
lag, kon men zich verplaatst donken in de
eerste heldentijden der Christenheid, toen,
verborgen voor hot oog van het Heidendom
en onder bescherming van den nacht, do ge-
loovigen hun gebeden en lofzangen tot God
opzonden.
Toen de broeders van hun tocht terug
keerden, verbleekten de sterren, en in het
oosten werdon de wolkjes verlicht door de
lichtstrepen, welke de opkomst der zon aan
kondigden.
Het weinige gold, dat Bernard Stern by
zyn aankomst in Amerika nog had bozeten,
was nauwoiyks toereikend geweest, om hom,
tot hy werk gevonden had, voor den honger
te behoeden. Hy had aangegrepen wat hem
voor de hand kwam: by had gewerkt op
farms en in fabrieken, waar en wanneer hy
maar kon. Hy had vele en soms bittere onder
vindingen opgedaan, hard gewerkt enge
spaard.
Vóór een jaar voorby was, had hy genoog
overgewonnen om een stuk gronds te kunnen
koopen. Naby een kleine rivier in den staat
Missouri, op eon door boschgrond omgeven
vlakte, had hy een blokhut gebouwd, boomen
omgehakt en het land bewerkt.
Zes Jaren verliepen aldus, jaren van onop
houdelijke inspanning en werkzaamheid; maar
in dat tydsverloop was het kleine blokhuis
door een ruimer en beter gebouw vervangen,
waf <b benitilr^ vergroot «o do grond ver
beterd, en in den zomor was de farm een
tooneel van bloeiende wol vaart. Bernard was
niet meer alleen: con geheel personeo! van
vlugge Duitschors en Ieren was hem in den
landbouw behulpzaam.
Maar de patroon zelf verkeerde in een toe
stand van angst en onrust, die hem byna
ongevoelig maakte vcor alles, Wat hem anders
zooveel vreugde en voldoening geschonken
zou hebben.
Bernard had, nu een paar jaar geleden, het
nuttig geoordeeld, zyn broeder en diens familie
te doon overkomen. Nu hy voorgoed gevestigd
was en in een betrekkeljjken overvloed leefde,
kon hy zyn broeder in een nieuw vaderland
vooruithelpen, hem behulpzaam zyn om in
de nabuurschap land te bekomen; hy kon
hom met raad en daad bystaan in het aan
leggen van een farm. Hy had nu, zooals hy
zich had voorgesteld, den weg gebaand tot
hun aller voorspoed.
Hy had daarom geld afgezonden, moer dan
genoeg voor don overtocht van het goheele
gezin. Dat geld was overgekomen; een brief
had hem gemeld, dat zyn broeder het voor
stel dankbaar aannam, en dat zy zoo spoedig
mogelyk zouden vertrekken. Dat was ook het
laatsto, wat van bon vernomen was.
Verschillende schepen, waarmede de reizigers
verwacht konden worden, kwamen behouden
aan, maar zonder hen. Zjj waren niet aan
boord geweest; ook waren er geen landver
huizersschepen vergaan.
En later kwamen er meer schopen, en
nieuwe troepen landverhuizers stapten aan
wal, een onbekende toekomst te gemoet, maar
de lang verwachten waren er niet onder.
Zoo waren angstvolle maanden voorbyge-
kropen. Bernards brieven bleven onbeant
woord, alle nasporingen bleven vruchteloos,
en elke teleurstelling vermeerderde de onrust
van den farmer.
Eindeiyk hield hy het niot langer uit.
Hy besloot zelf naar Holland te gaan.
Een paar maanden lator reed Bernard Stem
langs den hem zoo welbekenden weg naar
hot Groningsche dorp.
Tevergeefs. Zyn broeder was reeds langen
tyd geleden naar Rotterdam vertrokken, om
van daar naar Amerika te gaan. Verder wist
men niets.
Deze teleurstelling vergalde het genoegen,
dat onze reiziger anders in de bekende stre
ken en onder oude vrienden zou hebben ge
smaakt, en joeg bem rusteloos voort. O, als
hy daar zyn broeder gevonden had, hoo gaarne
zou hy dan nog eenigen tyd in het stille
dorp hebben doorgebracht! Hoe schoen zelfs
nu alles, wat zyn oog ontmoette, hem als
een oude bekendo toe te lachenhoe bewogen
gevoelde hy zich in de oude kerk te U.,
waaraan zich de zoetste horinneringen zynor
kinderjaren vastknoopten I Zy was bem heilig,
die oude kork, welke hy zoo dikwijls mot
zyn brooder had bezocht. Zelfs de houten
eD gel on kopjes aan den preekstoel schenon
hem vertrouwoiyk too te knikken en verheugd
to aijn, ddt ny -onideiyk teruggekomen was.
Bernard reisde naar Rottordem», maar zyn
onvermoeide nasporingen levordon hem niots
op dan de zekerheid, dat de lang gezochten
niet van daar waren vertrokken, en dat er
zolfs van hun aankomst nooit lots was ver
nomen.
Zyn laatste hoop was nu op Amsterdam
gevestigd. Daar konden de vermisten door de
een of andere omstandigheid opgehouden zyn;
daar moesten zy wezen, indien zy nog leofden.
Zoo kwam de 24ste Decombor. In den
voormiddag van dion dag was Bernard to
Amsterdam aangekomen, en hy had reeds
hier en daar getracht inlichtingen te orlangen,
die ovonwel tot niets hadden geleid. De vroeg
invallende duisternis had hem genoodzaakt
vooreerst zyn nasporingen te staken en naar
zyn logement terug te keoren. Langen tyd
zat hy daar op zyn eenzame kamer en liet
den vryen loop aan zyn godachton. Zy voer
den hem terug in lang vervlogen tyden, in
de herinnering aan zyn onbozorgde jeugd, en
deden hot beeld dor oude hoeve voor hem
opryzen. Levendig herinnerde hy zich dien
laatsten Kerstnacht met alles, wat zijn broeder
en hy toen onwillekeurig gesproken hadden,
on hy zong mot zachte stem do oude melodie
van het familie-Kerstlied, met do slotstrophe:
Eer, glorie zy God in den Hoogon,
Den menschen op aarde zy vrêe!
Toen hy geëindigd had, kook hy toevallig op.
Voor de half geopende deur in de gang
stond een man, die zich nu haastig omkeerde
om zich onbemerkt te verwijderen, niet snel
genoeg evenwel, om te voorkomen, dat
Stern in hem den bediende van hot logement
herkende.
„Holal Kom eens even hierl" riep Stern.
De man gehoorzaamde ©enigszins be
dremmeld.
„Ik geloof, dat gy stondfc te luisteren,"
zoide Stern, den bediende strak aanziende.
„Is het niet zoo?"
„Ik hoop, dat gy het niot kwaiyk zult
nemen, mynheer,antwoordde de knecht, „ik
ging juist do deur voorby, en toen hoorde
ik u zingen. De wys kwam my zoo onge
woon en toch zoo bekend voor, dat ik even
bleef luisteren. Ik herinner my nu zeer goed,
dat jk ze kort geleden nog eens gehoord heb."
Stern sprong op.
„Geboord? Waar hebt ge het gehoord?
Kerel, zeg op: waar?"
„De zaak is eenvoudig genoeg. Ik moest
onlangs voor myn patroon oen boodschap in
den Jordaan verrichten, en omdat ik in die
buurt den weg niet al to wel wist, liep ik
een openstaande huisdeur binnen om hem te
vragen, en daar zat in de voorkamer een
jonge vrouw by de wieg van een ziek kind
en zong dat liedje. Ik herinner het my zeer
goed, mot zyn mooien aanhef, meneer 1" En
de man neuriede:
In Bethlehems stalie werd Christus de Heer
Ter onzer verlossing goboron.
Stem dacht na.
„Zoudt ge dat huis of die juffrouw kunnen
terugvindon?" vroeg Stern den bediende.
„Waarschynlyk wel."
„Wilt ge my dan helpen om die vrouw te
«oeken, vanavond nog? Ik zal u goed be-
loonen."
De man stemde gaarne toe, en een kwartier
uurs later gingen beiden, nadat Stern aan
don hosjies gezegd had, dat hy zyn bodiondo
voor een paar uien dringend noodig bad, de
deur uit.
Do knecht bracht hem in oen labyrint var:
nauwe, donkere en modderige straten en
gangotjes, in dat gedeelte van de groote koop
stad, dat algemeen ondor den naam van Jordaan
bekend is. Hier vonden zy do woning, waar
do knecht het lied had gehoord.
Een jeugdige, bleeke vrouw opende de deur.
„Mejuffrouw," zeide Stern met een van
angst en aandoening trillende stom, „mag ik
u om een kort gesprek verzoeken?"
Zy zag hora onrustig en verwonderd aan,
maar ging zwygend met hem in do eenvoudigo
voorkamer, waarvan zy de deur open liet,
terwyl de knecht buiten in do gang bleef staan.
Bernard was eerst oonigszins verlegen hoe
te beginnen. Maar zy stond daar in haar een
voudige kleeding, met haar schoon, bleek
gelaat, dat toch een zachte en lieftallige uit
drukking bezat, voor hem en zag hem mot
haar diepblauwe oogen zóó verlegen en
vragend aan, dat hy moed vatte om aan het
zwygen een einde te maken.
„Mejuffrouw," zeide hy, haastig en gejaagd
sprekend, „verschoon mijn vrijpostigheid en
mijn misschien vreemde vraag. De zaak is
voor my van te gewichtigen aard, om niet
over alle styve vormen heen te stappen. Ik
smeek u, zeg my, waar en van wien gy een
Kerstlied geleerd hebt, dat gy, voor korten
tyd nog, by de wieg van een ziek kind ge
zongen hebt?"
Zy zag hem verbaasd on half wantrouwig
aan en antwoordde:
„Veroorloof my u te vragen mot welk doel
gy dit wenscht te weten?"
„Met welk doel?" riep Bernard met vuur.
„Met een goed doel. Het moet my op het
spoor brengen van een verloren broeder. Het
is een familiestuk, dat lied."
„Dan zyt gy die broeder uit Amerika?"
riep het meisje, blyde verrast.
„Jal zeg my, wat gy weet l Gy schynt met
alles bekend te zjjn."
„Dat ben ik, en ik dank God er voor,"
antwoordde zy met tranen in de oogen. „Ik
heb het lied geleerd van den armen zieken
man, die uw broeder moet zyn. Zy wonen
hier in hetzelfde huis."
„01 Zeg my, waar zy zyn?" riep Bernard
uit, terwijl hy opsprong en driftig naar de
deur snoluo. „Wys my don wegl"
Zy hield hora zacht terug.
„Laat my eerst gaan," zoide zy„uw broeder
is nog zwak en ziek."
Hy liet zich gezeggen en bleef in do kamer,
terwyl zy in de gang een donkere trap
opging; maar hy hop ongeduldig met groote
stappen in het kamertje op en neer. Hy ging
naar de deur en zond den knecht terug, omdat
hy waarschynlyk zoor laat weer in het loge
ment zou komen. Nu liep hy weer hoen en
woer door de kamer, dan een eindweegs de
gang in, om te zien of het meisjo haast
terugkwam, dan draaide hy aan do lamp of
zette zyn hoed op, om hem kort daarop weer
af to zetten, en daar by cindelyk zag, dat
oifc ailfla niet hielp om zijn opgewondenheid
to doen bedaren, zotte Jtiy zicii neer om be
daard te wachten.
Eindeiyk kwam zy, met oon van vreugdo
stralend gelaat, en wees hem zwygend naar
de trap. Hot flauwe licht, dat hem van boven
te gemoet straalde, wees hem den wog.
Ik zeg niets van de eerste ontmoeting.
Toen de eerste wilde vreugde een weinig
bedaard was, had Bernard gelegenheid het
vertrek rond te zion. Het was een groote,
ouderwotsche kamer met kale wanden en
mot weinig, gebrekkige meubelen. Daar by
het vonster lag Willem bleek en mager op
een armoedige logerstede; daar in de bed
stede logen de twee kindoren, nu ontwaakt
door de drukte, voroorzaakt door Bernards
komst. Zwak en afgeleefd zat daar de eens
zoo bloeiende en frissche vrouw, afgetobd
door harden arbeid en door de dagelykscbe
zorgen. En het was koud en tochtig in het
vertrok, want hoewel op den haard een klein
vuurtje smeuldo, werd het er toch niet warmer.
„En hier hebt gy al dien tyd doorgebracht?"
vroog Bernard, terwyl hy het vertrek met
droovigen blik rondzag. „Vertel my eens alles,
wat er gebeurd is."
Willems vrouw verhaalde alles. Zy waren
op Bernards uitnoodiging vertrokken, maar in
Amsterdam was Willem gevaariyk ziek ge
worden, zoodat aan geen doorreizen to denken
viol. Zy hadden in een klein logement Willems
beterschap afgewacht, maar hy was verlamd
gebleven, en toen hadden zy die woning ge
huurd en geleefd van het gezonden geld, totdat
alles verteerd was. De vrouw had gewerkt,
hard gewerkt, doch zy kon niet genoeg ver
dienen voor aller onderhoud, en Willems ge
nezing ging zoor langzaam vooruit. Twee
brieven, naar Amerika gezonden, waren onbe
antwoord gebleven, en zoo hadden zy, by hun
armoede, nog do bittere gedachto, dat hun
broeder misschien overleden was.
Dat was het geheelo verhaal.
„En wie is zy, die hot oude lied gezongen
heeft en daardoor do oorzaak was, dat ik u
op het spoor kwam?" vroeg Bernard, nadat
de vrouw haar verhaal geëindigd had.
„Zjj is oen engel," antwoordde Willem,
zich met een driftige beweging in zyn bed
oprichtend, „een engel van goedheid en mede-
lyden. Zy is een wees. Zy verdient haar
dagelyksch brood met borduurwerken. En
toch zorgde zy, als myn vrouw werkte, voor
de kinderen; zy waakte by hen dag en nacht,
toon zy ziek waren; zy verzorgde my in myn
langdurige ziekte, en menigmaal hebben wy
het slechts aan baar liefdo en opoffering te
danken gehad, dat wy des middags onzen
honger konden stillen. Zy deed veel, en zy
zou nog veel meer voor ons doon, als zy kon
maar zy is arm."
„God zegene haarl" was alles, wat Bernard
antwoordde.
Ettelijke woken verliepen voordat "Wi
zelfs by de uitmuntendste verpleging, in zo
verre hersteld was, dat er aan een vertrek
kon gedacht worden.
Maar in die weken had Bernard ook zelf
de eenvoudige lieftalligheid en stille deugden
leeren kennen van het meisje, dat zoo lang
de verzorgster van rijn broeder was geweest;
en zyn hoogachting was in liefdo overgegaan.
En zy? Zou ook haar hart, zoo govoolig;
voor al wat goed en edel was, mot ingeno
men zyn met den jongeling, die vorro reizen
ondernam en geen moeite en opofferingen te;
groot achtte voor zyn edel doel? Zy had hem
lief; en toon hy kort voor hot vertrek haar
vroeg, of zy de familie wjldo volgen over den
wyden Oceaan, zy, die geheel alleen op de
wereld stond; toen by haar vroeg, of zy daar
in zijn eenzaam blokhuis ook zyn getre uwe,
liefhebbende, vriendelyko ongel wilde zyn., logde
zy zwygend haar hand in de zyne, en in haar
schoone blauwo oogen blor.kon tranon van
geluk.
En zy was zyn weldoende, vriondeiyk»
engol -- jaren'ang en jarenlang klonk op
eiken Kerstavond op de farms der boide
familiön het oude Kerstlied:
En, ovor haar Kindjo gebogen,
Zong zy in haar barto den englenzang moe:
Eer, glorie zy God in den Hoogen,
Don menschon op aardo zy vróel
99H)ie heilig© Kersnacli".
(Transvaalsch Kerstlied.)
In die Heilige Nach vlieg dar hand an hand.
Drie Englen naar benoè in die Joodsche land.
Hulle wil die gezegeud&te onder al die vrouwen
En die Goddelijke Kind in die Kribbe aanschouwen^
Die Ster van Bethlehem flikker hel en rein,
En werp op dio Platdak zijn heiligon schijn.
Hulle zoek naar die dour, en buil vindt hom gnc.
En halle loer om die beurt, door die splete uau.
Hulle roep on hull soebat, en huil klop zagg iets aan.
Tot verzichtig door Jozeph wor opengedaan.
In die stal was dit schemer, huil zweef naderby,
En hulle ziet die sluimerende Heiland, bly.
Die Eéu hou hoog Zijn lamp naar voor.
Mar hrj spiei ver sohaduw Zyn vleugel dar voor#
Die Tweede schuif saffies in die Kindjie Zijn handt
Een sterretjie» gevind an die Hemel zijn rand.
Die Derde hot vroom voor die Krippie gekniol.
En ontlas in een zoetklinkend Lied zijn Zieh
Dar trek toe en lachie, Goddelijk en Lick
Over die Hemelscbe Kindjie Zijn Angezicb.
Ver alle tije wat kom, het dit hierdoor gewyd,
Die viering van die Heilige Kersnacbtyi
Die holdere Lich en die stralende Star was daar
[om te eer.
Met die vrome Gezang die koms van dio Heer.
Hazorswoude. In de algemeeno vergadering
der „Vereenigiog voor Christelijke bolangen
der Ned.-Herv. Gomeente", gehouden in1
„Salvatori" en bygewoond door 28 leden, deed
zich, naar aanleiding van de lezing der notulen
van de vorige vergadering, opnieuw de vraag
voor, of de gratis aanlog van den tuin achter
het gebouw gelijkgesteld kan worden met
een gift van f 26 en dus, op grond van art. 3
der statuten, recht kan geven op hot lid
maatschap der vereeniglng.
Hoewel een deel der leden van eon tegen
overgesteld gevoelen was, besloot het bestuur,
na langdurige discussie, op voorstel van een
der aanwezigen, van zyn bevoegdheid tot
handhaving van het reglement gebruik te
maken en verklaarde met 3 stemmen tegen
1, den schenker van het plantsoen by voort
during de volle rechten van het lidmaatschap
toe te kennen.
Tot lid van het bestuur werd herkozen de
heer P. Groen Lz., torwyi de heeren GWt
Brouwer, J. Vos, D. Buitenhuis en C. VaqiJ
den Bosch Cz. als nieuwe leden der vereemging
werden aangenomen. J
By aanplakking is bekend gemaakt, dat
voerlieden, die in overtreding zyn van art. 19
van hot provinciaal reglement (tyden zonder
licht), voortaan zonder waarschuwen bekeurd;
zullen worden.
Gistermiddag werd onze gemeente in
opschudding gebracht door de vereohyning
van een wagen, beladen met 7 levende en
8 doode varkens, die voor de deur van een
onzer voehandelaars stilhield.
De voerman, die van Waddingsveen kwam,
had in last, zyn vrachtje te lossen by den
verkooper, die hem deze dieren eemge weken
geleden geleverd had. Drie van de varkens
ziek geworden zynde, had de kooper besloten,
zich de geheele zwynenfamilie van den hals
te schuiven, vóór ook de andere zouden
worden aangetast.
Onze veehandelaar, die beweort, gezonds
varkens te hebben afgeleverd en reeds van
den moord had gehoord, had z(jn echlgenoote
bevol n, de dieren in geen geval te accep
teeren. Voor de deur geposteerd, liet de
wakkere vrouw dan ook geen enkelen vier
voeter over den drempel komen en weldra
verspreidden de beesten zich, tot algemeene
vrooiykheid, ln verschillende richtingen in de
dorpsstraat.
Zoodra de voenm" vernam, dat de politie
gewaarschuwd was, maakte hy met zyn
ledigen wagen rechtsomkeert, om weer naar
huis te ryden, waarna de levende zoowel als
de doode dieren gedeponer-rd werden by den
heer A. Van der W., di zoo vriendelyk
zal wezen, er goed vo«* wgen, tot van
hoogerhand is uitgemaa,. w;o bier gel(jk
heeft en wie de kosten van verpleging en
bowaring zal moeten betalen.
ALFEN. Bevallen: A. Van Leoowen geb'
Kranenburg Z. P. Ruis geb. Van Vliet Z.
Overleden: G. Otto, D. 4 mn'. l. ff am,
wednr. van H. Klomp, 56 j. J. - def
rioeg, Z. 4 mnd.
BODEGRAVEN. Bevallen* J. Zaal geboren
Peursum Z. N. Vink geb. Grootendoret Z.
Hoogteiling geb. Zwanenburg Z. J. Kroon
b. Slegteühorst Z.
Overleden: F. Tyama, geb. met D. Plan»
linga, 56 j. J. De YJrog, wed. van J. Van
btraalen, 72 j.
BOSKOOP. Geboren: Cornelie Johannes,
van G. Ramp en G. Van den Broek. Neeltjeg
D. van J. I'. Verkade en L. Linkel.
Overleden: J. P. Do Brum, 15 j.
KOUDEKERK. Overleden: D» Verguoat,
echtg. van D. Kranenborg, 62 j»