Twijfelt gij er nog aan? MENGELWERK. Burgerlijke Stand. Is nl. ontleend aan De Graafschapperen men weet, dat blad heeft de gewoonte de argu- Imonten maar liever achterwege te laten, en ,haar beweringen als een soort geloofs-dog- mata haar geestverwanten voor te leggen: Gelooven, of er uifcI Ziehier dan het nieuwste anti-revolutionaire dogma op economisch gebied: In 1897 heeft menig kiezer zich door de liberale boemans tactiek van „duur brood" laten verschalken, om niet op een „cloricaal" 'te stemmen. Met „clerlcalisme en proteetionisten" ver- Bloegen toen de liberalen van allerlei gading hun tegenpartij. Met welk resultaat? Dat het brood thans hooger in prfls !s ge stegen dan iemand toen maar durfde denken. Men ziet, het verband ligt voor het grijpen. In 1897 hobben de liberalen bij de 6tembus 'overwonnen, en het brood is intusschen 'duurder geworden, dus: dat hobben do libe- xalen gedaan. Wij geven in overweging hieraan nogenkqje gevolgtrekkingen van dien aard toe te voegen. Na 1897 hebben de liberalen by de stembus overwonnen. Intusschen is er: in Zuid-Afrika oorlog uitgebroken. Dus: dien oorlog hebben de liberalen op hun geweten. De steenkolen zyu duurder gewcrdon. Het is de schnld van de liberalon. Do oorlog in China is uitgebroken.... weg inet de liberalen. Kruger is niet door keizer Wilhelm ont vangen.... aan de galg met de liberalen. De zaak Pott.... Dood aan do liberalon. Het gas is in Zutfen duurder geworden.,. Vermoord de liberalen. Tusschen al doze gebeurtenissen en hot liberalisme bestaat hetzelfde oorzakeiyk ver band als tusschen de styging der broodprijzen ©n het liberalisme. Misschien zou De Graafschapper zich ver dienstelijk kunnen maken door al die niouwere economische en politieke grondstellingen op rym te brengen en dan achter eiken regel het refrein: Weg met de liberalen. Dat onthoudt men gemakkelijker en het kan desnoods ook gezongen worden. RECLAMES, v a 40 Cents per regel. Zoor zeker, al hoewel men nu reeds sedert een paar jaren dagelyks in de dagbladen de wondervolle genezingen leest zelfs van de meest hopelooze gevaüen door het regelmatig ge bruik dor Pink-Pillen van Dr. Williams, zijn er toch nog personen, die twijfelen. Zoo gij nog twijfelt, waarom u dan niot rechtstreeks gewend tot de porsonen, waarvan de gene zingen in de dagbladen vermeld worden; zjj zullen mot gonoegen u antwoorden on U dezelfde verklaring goven als die zjj aan ©nzon verslaggever gaven, die ztch persoonlijk 'iot hen gewend heeft om uit hun eigon IIej. de Wed. v. ZWEEDEN volgens portret ,mond de bevestiging van hun schrijven te vernemen. Mej. do wed. M. Van Zwoeden, Walstraat te Ylissingen, had ons ook geschrevenvoor heen was ik org lijdende aan hoofdpijn, de •bezigheden, die mijn hotel en koffiehuis my dagelijks geven, waren my te voel en thans na het gebruik van 4 doosjes ben ik gobeel opgeknapt. Honderdmaal dank voor Uw ge- 'nozmg. Prys f 1.75 de doos; f 9.— per 6 doozen. Vorkrygbaar by J. H. S. Snabilló, Steiger 27, Rotterdam, hoofddepothoudor voor Nederland, ©n apotheken. Franco toezending tegen postwissel. Daar het doel dezer geneeswyze is de her nieuwing van het bloed en de versterking dor spieren, strekt zyn working zich tot veel ziekten uit: bloedarmoede, rheumatiek, beup- jicht, zenuwpyn, verlamming, ruggemergs- ziekte, St.-Vitusdans, hoofdpyn, zenuwachtig heid, klieren, enz. De Pink-Pillen hergeven do schoone kleuren aan de bleeke gezichten, handelen in allo gevallen van vorzwakking ©n hebbon een werkdadige handeling op alle ziekten, veroorzaakt door lichameiyke en geestelijke overspanning en door buitensporig heden. Ook echt verkrygbaar voor Loiden en Om streken by Rey8T Krak, Drogerijen, Bees tenmarkt Wyk 6 No. 41, en J. H. Dijkhuis, Drogeryen, Hoogstraat No. 6. Wacht O evenwel voor de namaakselsver schaft U de echte Pink-Pellen alleen by den heer Snabilié, te Botterdamof by de depot houders, die onder de attesten in de couranten zyn aangegeven. Alle andere personen verkoop en goedkoopere zoogenaamde Pink-Pillenzulks is slechts, om het publiek te bedriegenOnze ver slaggever vernam op verschillende plaatsen in Nederland, hos de personen er ingeloopen zyn en hoegenaamd niet de minste uitwerking dezer nagemaakte Pink-Pillen ondervonden hadden onnoodig te zeggen, dat deze personen spoedig met het gebruik der echte Pink-Pillen weder 8yn begonnen. Het namaaksel der Pink- Pillen heeft nog nooit iemand nj* genezen. 10630 82 Afbeelding der doos: Een Kerstliedje, Het zal nu zoo omstreeks twintig Jaren geleden zyn, dat op Kerstnacht, een paar uren na middernacht, twee mannen uit eon klein# hoeve ia d# pro vlooi# (Ironing eo naar buiten traden. Zy sloegen den weg in naar het dorp U., waar sy ter kerke wilden gaan, omdat er in hun woonplaats geen voor hun godsdienst passend bedehuis was. De maan stond hoog aan den hemel en toekende scherpe omtrekken van de struiken en boomen langs den weg. De nachtelyke stilte werd slechts verbroken door hot kraken der sneeuw onder de voetstappen der mannen, die een tydlang zwygend voortliepen. Was het de plechtige schoonheid van hot winter landschap, die hen zoo ln nicllzelven gekeerd deed voortgaan? Neen. Een nacht als doze wekte geen sombere gedachten op, on toch was hun gelaatsuitdrukking neerslachtig. Eindelijk scheen de jongöte, een jonge man van omstreeks vyf on twintig jaren, met een vriendelyk uitzicht, dat zwygon niet langer te kunnen verdragen. „Kom, Willem," riep hy uit, „laat er toch een einde aan dat zwijgen komen: my dunkt, de frissche nachtlucht moest op u dezelfde opwekkende uitwerking hebben als op m\j." „Dat is zoo," antwoordde de ander, die omstreeks vyf jaren ouder dan zyn gezel kon zyn, doch overigens sterk op hem geleek, „maar ik kan de treurige gedachte niet van my afzetten, die my in de laatste dagen aanhoudend kwelt." „Och kom, tracht u er tegen in te zetten, er is nu niets meer aan te doeD, en ik geloof, dat het inderdaad tot ons bestwil zal zyn." „Gy blyft dus nogeven onvorzettoiyk by uw voornemen? Alsof daar in Amerika het goud maar by handen vol voor het oprapon ligt F' „Ik biyf er by, zeker. Ik heb het u al meermalen gezegd: ik kan hot hier niet langer harden. Altyd tobben, zonder de minste voor uitzichten. Gij zyt getrouwd; gu kunt niet zoo gemakkelijk gaan. Onze hoeve is, helaas, te klem, om voor ons beiden en voor uw gezin genoog op te brengen, en gy kunt alleen het werk wel af. Ik sta geheel alleen, en my dryft een onweerstaanbare zucht om de wereld in te treden en om fortuin te zoekon, zoo mogelyk te vinden. Gy wint er by: ik laat u alles over." „Maar tegenover dat gewin staat bet ver lies van een trouwen broeder; dat is hard. Wy zyn nog nooit van elkander gescheiden geweest." „Weent gy, dat die scheiding mQ minder hard zal vallen? Maar denk eens na: gy behoudt de opbrengst van onze bezitting gehoel voor u en de uwen; ik kan altyd myn onderhoud wel winnen, als God my gezond laat. Als hot my daar goed gaat, komt gy met vroow en kind over, en wy zullen niet altyd zoo blyven als nu. Ik zal de baanbreker zyn." „Gy bouwt luchtkastoelen, dat hebt ge altyd gedaan. Hot maakt my verdrietig, als ik bedenk, dat het de laatste Kerstmis is, die wy hier te zamen beleven." „Waarschynlykl Maar als het de laatste is, dan zullen we ook voor het laatst niot vor- geten hot oude familie-Korsthed te zingen; dat hebben we nog nooit nagelaten." De oudste stemde toe, en twee krachtige stoxpmen zongen in den nacht: In Bethlöbems atallo werd Christus do Hoer Ter onzer verlossing geboren. Maria zag knielend op 't Kindeken neer, In liefde en aanbidding verloren. En, over haar Kindje gebegen, Zong zy in haar harte den engtenzangmoe Eor, glorie zy God in don Hoogen, Den menschen op aarde zy vrêol En Jozef, vervuld van het zaligst genot, Dankt God voor het heil, ons geschonken. Aanbiddend knielt hy voor zyn Pleegzoon, Izyn God; Bewondert, ln aandacht verzonken, Zyn liefde en oneindig vermogen; En zingt met het juichende hemelkoor meo Eor, glorio zy God in den Hoogt li, Don monschen op aarde zy vrèel „Ik hoop," zoide Willem, nadat zy eon poos in stilte hadden voortgewandeld, „dat geen van ons ooit dit lied vergeten zal, dat zoo lang in onzo familie bewaard is gebleven." „Ik zal het niet vergoten," antwoordde Bernard, „want wy hebben het als kinderen reeds geleerd, en ik ben voornemens het by olke Kerstmis te zingen; al zou het slechts zyn als een herinnering aan huis on aan moedor, die het ons leerde." „Ik heb nooit gehoord, van wien het af komstig is, maar moeder zoide, dat het in onze familie en nergens anders bekend was. Laat het dan ook een familiestuk blyven." „Ik ten minste zal het bewaren," was het antwoord; „maar ziedaar, wy zjjn aan het doel van onze reis." Zy waren U. genaderd, en by het omslaan van den weg lag de kerk voor hen. Zy traden binnen. En toen in hot nachte- lyk uur de vrome zangen door de gewelven ruischten, torwyi daar buiten nog do duister nis heerschte en alles in diepe rust verzonken lag, kon men zich verplaatst donken in de eerste heldentijden der Christenheid, toen, verborgen voor hot oog van het Heidendom en onder bescherming van den nacht, do ge- loovigen hun gebeden en lofzangen tot God opzonden. Toen de broeders van hun tocht terug keerden, verbleekten de sterren, en in het oosten werdon de wolkjes verlicht door de lichtstrepen, welke de opkomst der zon aan kondigden. Het weinige gold, dat Bernard Stern by zyn aankomst in Amerika nog had bozeten, was nauwoiyks toereikend geweest, om hom, tot hy werk gevonden had, voor den honger te behoeden. Hy had aangegrepen wat hem voor de hand kwam: by had gewerkt op farms en in fabrieken, waar en wanneer hy maar kon. Hy had vele en soms bittere onder vindingen opgedaan, hard gewerkt enge spaard. Vóór een jaar voorby was, had hy genoog overgewonnen om een stuk gronds te kunnen koopen. Naby een kleine rivier in den staat Missouri, op eon door boschgrond omgeven vlakte, had hy een blokhut gebouwd, boomen omgehakt en het land bewerkt. Zes Jaren verliepen aldus, jaren van onop houdelijke inspanning en werkzaamheid; maar in dat tydsverloop was het kleine blokhuis door een ruimer en beter gebouw vervangen, waf <b benitilr^ vergroot «o do grond ver beterd, en in den zomor was de farm een tooneel van bloeiende wol vaart. Bernard was niet meer alleen: con geheel personeo! van vlugge Duitschors en Ieren was hem in den landbouw behulpzaam. Maar de patroon zelf verkeerde in een toe stand van angst en onrust, die hem byna ongevoelig maakte vcor alles, Wat hem anders zooveel vreugde en voldoening geschonken zou hebben. Bernard had, nu een paar jaar geleden, het nuttig geoordeeld, zyn broeder en diens familie te doon overkomen. Nu hy voorgoed gevestigd was en in een betrekkeljjken overvloed leefde, kon hy zyn broeder in een nieuw vaderland vooruithelpen, hem behulpzaam zyn om in de nabuurschap land te bekomen; hy kon hom met raad en daad bystaan in het aan leggen van een farm. Hy had nu, zooals hy zich had voorgesteld, den weg gebaand tot hun aller voorspoed. Hy had daarom geld afgezonden, moer dan genoeg voor don overtocht van het goheele gezin. Dat geld was overgekomen; een brief had hem gemeld, dat zyn broeder het voor stel dankbaar aannam, en dat zy zoo spoedig mogelyk zouden vertrekken. Dat was ook het laatsto, wat van bon vernomen was. Verschillende schepen, waarmede de reizigers verwacht konden worden, kwamen behouden aan, maar zonder hen. Zjj waren niet aan boord geweest; ook waren er geen landver huizersschepen vergaan. En later kwamen er meer schopen, en nieuwe troepen landverhuizers stapten aan wal, een onbekende toekomst te gemoet, maar de lang verwachten waren er niet onder. Zoo waren angstvolle maanden voorbyge- kropen. Bernards brieven bleven onbeant woord, alle nasporingen bleven vruchteloos, en elke teleurstelling vermeerderde de onrust van den farmer. Eindeiyk hield hy het niot langer uit. Hy besloot zelf naar Holland te gaan. Een paar maanden lator reed Bernard Stem langs den hem zoo welbekenden weg naar hot Groningsche dorp. Tevergeefs. Zyn broeder was reeds langen tyd geleden naar Rotterdam vertrokken, om van daar naar Amerika te gaan. Verder wist men niets. Deze teleurstelling vergalde het genoegen, dat onze reiziger anders in de bekende stre ken en onder oude vrienden zou hebben ge smaakt, en joeg bem rusteloos voort. O, als hy daar zyn broeder gevonden had, hoo gaarne zou hy dan nog eenigen tyd in het stille dorp hebben doorgebracht! Hoe schoen zelfs nu alles, wat zyn oog ontmoette, hem als een oude bekendo toe te lachenhoe bewogen gevoelde hy zich in de oude kerk te U., waaraan zich de zoetste horinneringen zynor kinderjaren vastknoopten I Zy was bem heilig, die oude kork, welke hy zoo dikwijls mot zyn brooder had bezocht. Zelfs de houten eD gel on kopjes aan den preekstoel schenon hem vertrouwoiyk too te knikken en verheugd to aijn, ddt ny -onideiyk teruggekomen was. Bernard reisde naar Rottordem», maar zyn onvermoeide nasporingen levordon hem niots op dan de zekerheid, dat de lang gezochten niet van daar waren vertrokken, en dat er zolfs van hun aankomst nooit lots was ver nomen. Zyn laatste hoop was nu op Amsterdam gevestigd. Daar konden de vermisten door de een of andere omstandigheid opgehouden zyn; daar moesten zy wezen, indien zy nog leofden. Zoo kwam de 24ste Decombor. In den voormiddag van dion dag was Bernard to Amsterdam aangekomen, en hy had reeds hier en daar getracht inlichtingen te orlangen, die ovonwel tot niets hadden geleid. De vroeg invallende duisternis had hem genoodzaakt vooreerst zyn nasporingen te staken en naar zyn logement terug te keoren. Langen tyd zat hy daar op zyn eenzame kamer en liet den vryen loop aan zyn godachton. Zy voer den hem terug in lang vervlogen tyden, in de herinnering aan zyn onbozorgde jeugd, en deden hot beeld dor oude hoeve voor hem opryzen. Levendig herinnerde hy zich dien laatsten Kerstnacht met alles, wat zijn broeder en hy toen onwillekeurig gesproken hadden, on hy zong mot zachte stem do oude melodie van het familie-Kerstlied, met do slotstrophe: Eer, glorie zy God in den Hoogon, Den menschen op aarde zy vrêe! Toen hy geëindigd had, kook hy toevallig op. Voor de half geopende deur in de gang stond een man, die zich nu haastig omkeerde om zich onbemerkt te verwijderen, niet snel genoeg evenwel, om te voorkomen, dat Stern in hem den bediende van hot logement herkende. „Holal Kom eens even hierl" riep Stern. De man gehoorzaamde ©enigszins be dremmeld. „Ik geloof, dat gy stondfc te luisteren," zoide Stern, den bediende strak aanziende. „Is het niet zoo?" „Ik hoop, dat gy het niot kwaiyk zult nemen, mynheer,antwoordde de knecht, „ik ging juist do deur voorby, en toen hoorde ik u zingen. De wys kwam my zoo onge woon en toch zoo bekend voor, dat ik even bleef luisteren. Ik herinner my nu zeer goed, dat jk ze kort geleden nog eens gehoord heb." Stern sprong op. „Geboord? Waar hebt ge het gehoord? Kerel, zeg op: waar?" „De zaak is eenvoudig genoeg. Ik moest onlangs voor myn patroon oen boodschap in den Jordaan verrichten, en omdat ik in die buurt den weg niet al to wel wist, liep ik een openstaande huisdeur binnen om hem te vragen, en daar zat in de voorkamer een jonge vrouw by de wieg van een ziek kind en zong dat liedje. Ik herinner het my zeer goed, mot zyn mooien aanhef, meneer 1" En de man neuriede: In Bethlehems stalie werd Christus de Heer Ter onzer verlossing goboron. Stem dacht na. „Zoudt ge dat huis of die juffrouw kunnen terugvindon?" vroeg Stern den bediende. „Waarschynlyk wel." „Wilt ge my dan helpen om die vrouw te «oeken, vanavond nog? Ik zal u goed be- loonen." De man stemde gaarne toe, en een kwartier uurs later gingen beiden, nadat Stern aan don hosjies gezegd had, dat hy zyn bodiondo voor een paar uien dringend noodig bad, de deur uit. Do knecht bracht hem in oen labyrint var: nauwe, donkere en modderige straten en gangotjes, in dat gedeelte van de groote koop stad, dat algemeen ondor den naam van Jordaan bekend is. Hier vonden zy do woning, waar do knecht het lied had gehoord. Een jeugdige, bleeke vrouw opende de deur. „Mejuffrouw," zeide Stern met een van angst en aandoening trillende stom, „mag ik u om een kort gesprek verzoeken?" Zy zag hora onrustig en verwonderd aan, maar ging zwygend met hem in do eenvoudigo voorkamer, waarvan zy de deur open liet, terwyl de knecht buiten in do gang bleef staan. Bernard was eerst oonigszins verlegen hoe te beginnen. Maar zy stond daar in haar een voudige kleeding, met haar schoon, bleek gelaat, dat toch een zachte en lieftallige uit drukking bezat, voor hem en zag hem mot haar diepblauwe oogen zóó verlegen en vragend aan, dat hy moed vatte om aan het zwygen een einde te maken. „Mejuffrouw," zeide hy, haastig en gejaagd sprekend, „verschoon mijn vrijpostigheid en mijn misschien vreemde vraag. De zaak is voor my van te gewichtigen aard, om niet over alle styve vormen heen te stappen. Ik smeek u, zeg my, waar en van wien gy een Kerstlied geleerd hebt, dat gy, voor korten tyd nog, by de wieg van een ziek kind ge zongen hebt?" Zy zag hem verbaasd on half wantrouwig aan en antwoordde: „Veroorloof my u te vragen mot welk doel gy dit wenscht te weten?" „Met welk doel?" riep Bernard met vuur. „Met een goed doel. Het moet my op het spoor brengen van een verloren broeder. Het is een familiestuk, dat lied." „Dan zyt gy die broeder uit Amerika?" riep het meisje, blyde verrast. „Jal zeg my, wat gy weet l Gy schynt met alles bekend te zjjn." „Dat ben ik, en ik dank God er voor," antwoordde zy met tranen in de oogen. „Ik heb het lied geleerd van den armen zieken man, die uw broeder moet zyn. Zy wonen hier in hetzelfde huis." „01 Zeg my, waar zy zyn?" riep Bernard uit, terwijl hy opsprong en driftig naar de deur snoluo. „Wys my don wegl" Zy hield hora zacht terug. „Laat my eerst gaan," zoide zy„uw broeder is nog zwak en ziek." Hy liet zich gezeggen en bleef in do kamer, terwyl zy in de gang een donkere trap opging; maar hy hop ongeduldig met groote stappen in het kamertje op en neer. Hy ging naar de deur en zond den knecht terug, omdat hy waarschynlyk zoor laat weer in het loge ment zou komen. Nu liep hy weer hoen en woer door de kamer, dan een eindweegs de gang in, om te zien of het meisjo haast terugkwam, dan draaide hy aan do lamp of zette zyn hoed op, om hem kort daarop weer af to zetten, en daar by cindelyk zag, dat oifc ailfla niet hielp om zijn opgewondenheid to doen bedaren, zotte Jtiy zicii neer om be daard te wachten. Eindeiyk kwam zy, met oon van vreugdo stralend gelaat, en wees hem zwygend naar de trap. Hot flauwe licht, dat hem van boven te gemoet straalde, wees hem den wog. Ik zeg niets van de eerste ontmoeting. Toen de eerste wilde vreugde een weinig bedaard was, had Bernard gelegenheid het vertrek rond te zion. Het was een groote, ouderwotsche kamer met kale wanden en mot weinig, gebrekkige meubelen. Daar by het vonster lag Willem bleek en mager op een armoedige logerstede; daar in de bed stede logen de twee kindoren, nu ontwaakt door de drukte, voroorzaakt door Bernards komst. Zwak en afgeleefd zat daar de eens zoo bloeiende en frissche vrouw, afgetobd door harden arbeid en door de dagelykscbe zorgen. En het was koud en tochtig in het vertrok, want hoewel op den haard een klein vuurtje smeuldo, werd het er toch niet warmer. „En hier hebt gy al dien tyd doorgebracht?" vroog Bernard, terwyl hy het vertrek met droovigen blik rondzag. „Vertel my eens alles, wat er gebeurd is." Willems vrouw verhaalde alles. Zy waren op Bernards uitnoodiging vertrokken, maar in Amsterdam was Willem gevaariyk ziek ge worden, zoodat aan geen doorreizen to denken viol. Zy hadden in een klein logement Willems beterschap afgewacht, maar hy was verlamd gebleven, en toen hadden zy die woning ge huurd en geleefd van het gezonden geld, totdat alles verteerd was. De vrouw had gewerkt, hard gewerkt, doch zy kon niet genoeg ver dienen voor aller onderhoud, en Willems ge nezing ging zoor langzaam vooruit. Twee brieven, naar Amerika gezonden, waren onbe antwoord gebleven, en zoo hadden zy, by hun armoede, nog do bittere gedachto, dat hun broeder misschien overleden was. Dat was het geheelo verhaal. „En wie is zy, die hot oude lied gezongen heeft en daardoor do oorzaak was, dat ik u op het spoor kwam?" vroeg Bernard, nadat de vrouw haar verhaal geëindigd had. „Zjj is oen engel," antwoordde Willem, zich met een driftige beweging in zyn bed oprichtend, „een engel van goedheid en mede- lyden. Zy is een wees. Zy verdient haar dagelyksch brood met borduurwerken. En toch zorgde zy, als myn vrouw werkte, voor de kinderen; zy waakte by hen dag en nacht, toon zy ziek waren; zy verzorgde my in myn langdurige ziekte, en menigmaal hebben wy het slechts aan baar liefdo en opoffering te danken gehad, dat wy des middags onzen honger konden stillen. Zy deed veel, en zy zou nog veel meer voor ons doon, als zy kon maar zy is arm." „God zegene haarl" was alles, wat Bernard antwoordde. Ettelijke woken verliepen voordat "Wi zelfs by de uitmuntendste verpleging, in zo verre hersteld was, dat er aan een vertrek kon gedacht worden. Maar in die weken had Bernard ook zelf de eenvoudige lieftalligheid en stille deugden leeren kennen van het meisje, dat zoo lang de verzorgster van rijn broeder was geweest; en zyn hoogachting was in liefdo overgegaan. En zy? Zou ook haar hart, zoo govoolig; voor al wat goed en edel was, mot ingeno men zyn met den jongeling, die vorro reizen ondernam en geen moeite en opofferingen te; groot achtte voor zyn edel doel? Zy had hem lief; en toon hy kort voor hot vertrek haar vroeg, of zy de familie wjldo volgen over den wyden Oceaan, zy, die geheel alleen op de wereld stond; toen by haar vroeg, of zy daar in zijn eenzaam blokhuis ook zyn getre uwe, liefhebbende, vriendelyko ongel wilde zyn., logde zy zwygend haar hand in de zyne, en in haar schoone blauwo oogen blor.kon tranon van geluk. En zy was zyn weldoende, vriondeiyk» engol -- jaren'ang en jarenlang klonk op eiken Kerstavond op de farms der boide familiön het oude Kerstlied: En, ovor haar Kindjo gebogen, Zong zy in haar barto den englenzang moe: Eer, glorie zy God in den Hoogen, Don menschon op aardo zy vróel 99H)ie heilig© Kersnacli". (Transvaalsch Kerstlied.) In die Heilige Nach vlieg dar hand an hand. Drie Englen naar benoè in die Joodsche land. Hulle wil die gezegeud&te onder al die vrouwen En die Goddelijke Kind in die Kribbe aanschouwen^ Die Ster van Bethlehem flikker hel en rein, En werp op dio Platdak zijn heiligon schijn. Hulle zoek naar die dour, en buil vindt hom gnc. En halle loer om die beurt, door die splete uau. Hulle roep on hull soebat, en huil klop zagg iets aan. Tot verzichtig door Jozeph wor opengedaan. In die stal was dit schemer, huil zweef naderby, En hulle ziet die sluimerende Heiland, bly. Die Eéu hou hoog Zijn lamp naar voor. Mar hrj spiei ver sohaduw Zyn vleugel dar voor# Die Tweede schuif saffies in die Kindjie Zijn handt Een sterretjie» gevind an die Hemel zijn rand. Die Derde hot vroom voor die Krippie gekniol. En ontlas in een zoetklinkend Lied zijn Zieh Dar trek toe en lachie, Goddelijk en Lick Over die Hemelscbe Kindjie Zijn Angezicb. Ver alle tije wat kom, het dit hierdoor gewyd, Die viering van die Heilige Kersnacbtyi Die holdere Lich en die stralende Star was daar [om te eer. Met die vrome Gezang die koms van dio Heer. Hazorswoude. In de algemeeno vergadering der „Vereenigiog voor Christelijke bolangen der Ned.-Herv. Gomeente", gehouden in1 „Salvatori" en bygewoond door 28 leden, deed zich, naar aanleiding van de lezing der notulen van de vorige vergadering, opnieuw de vraag voor, of de gratis aanlog van den tuin achter het gebouw gelijkgesteld kan worden met een gift van f 26 en dus, op grond van art. 3 der statuten, recht kan geven op hot lid maatschap der vereeniglng. Hoewel een deel der leden van eon tegen overgesteld gevoelen was, besloot het bestuur, na langdurige discussie, op voorstel van een der aanwezigen, van zyn bevoegdheid tot handhaving van het reglement gebruik te maken en verklaarde met 3 stemmen tegen 1, den schenker van het plantsoen by voort during de volle rechten van het lidmaatschap toe te kennen. Tot lid van het bestuur werd herkozen de heer P. Groen Lz., torwyi de heeren GWt Brouwer, J. Vos, D. Buitenhuis en C. VaqiJ den Bosch Cz. als nieuwe leden der vereemging werden aangenomen. J By aanplakking is bekend gemaakt, dat voerlieden, die in overtreding zyn van art. 19 van hot provinciaal reglement (tyden zonder licht), voortaan zonder waarschuwen bekeurd; zullen worden. Gistermiddag werd onze gemeente in opschudding gebracht door de vereohyning van een wagen, beladen met 7 levende en 8 doode varkens, die voor de deur van een onzer voehandelaars stilhield. De voerman, die van Waddingsveen kwam, had in last, zyn vrachtje te lossen by den verkooper, die hem deze dieren eemge weken geleden geleverd had. Drie van de varkens ziek geworden zynde, had de kooper besloten, zich de geheele zwynenfamilie van den hals te schuiven, vóór ook de andere zouden worden aangetast. Onze veehandelaar, die beweort, gezonds varkens te hebben afgeleverd en reeds van den moord had gehoord, had z(jn echlgenoote bevol n, de dieren in geen geval te accep teeren. Voor de deur geposteerd, liet de wakkere vrouw dan ook geen enkelen vier voeter over den drempel komen en weldra verspreidden de beesten zich, tot algemeene vrooiykheid, ln verschillende richtingen in de dorpsstraat. Zoodra de voenm" vernam, dat de politie gewaarschuwd was, maakte hy met zyn ledigen wagen rechtsomkeert, om weer naar huis te ryden, waarna de levende zoowel als de doode dieren gedeponer-rd werden by den heer A. Van der W., di zoo vriendelyk zal wezen, er goed vo«* wgen, tot van hoogerhand is uitgemaa,. w;o bier gel(jk heeft en wie de kosten van verpleging en bowaring zal moeten betalen. ALFEN. Bevallen: A. Van Leoowen geb' Kranenburg Z. P. Ruis geb. Van Vliet Z. Overleden: G. Otto, D. 4 mn'. l. ff am, wednr. van H. Klomp, 56 j. J. - def rioeg, Z. 4 mnd. BODEGRAVEN. Bevallen* J. Zaal geboren Peursum Z. N. Vink geb. Grootendoret Z. Hoogteiling geb. Zwanenburg Z. J. Kroon b. Slegteühorst Z. Overleden: F. Tyama, geb. met D. Plan» linga, 56 j. J. De YJrog, wed. van J. Van btraalen, 72 j. BOSKOOP. Geboren: Cornelie Johannes, van G. Ramp en G. Van den Broek. Neeltjeg D. van J. I'. Verkade en L. Linkel. Overleden: J. P. Do Brum, 15 j. KOUDEKERK. Overleden: D» Verguoat, echtg. van D. Kranenborg, 62 j»

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1900 | | pagina 6