N\ 12505 A'. 1900 .1: feze <§ourant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Tweede Blad. i PERSOVERZICHT. Feuilleton, DE STER^THALS. LEIDSCH DA&BLAD. PRIJS DEZER COURANT: iVoor Leiden per 8 maanden; i t i i i i 1-10. Buiten Leiden, per looper en waar agenten gevestigd a(Jn 1.80. ITanco per post 1.65. PRIJS DER ADVERTEN7TËE: Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het inc-sseeren buiten de stad wordt f 0.05 berekend. r De Middelburgsche Courant schreef onder het hoofd „Plannen voor Hulde- b 1U k e n" o. a. het volgende w't Is niet onvermakelijk te lezen welke 'plannen alzoo geopperd worden voor een huldeblijk of voor huldeblijken aan de Koningin. Te Amsterdam wordt het denkbeeld ge opperd voor een koninklijke villa in de hoofd stad natuurlijk met het doel, dat het oude Stadhuis weer ter beschikking van de ge meente zal komen. In Den Haag denkt men over een villa aan den Strandweg te Scheveningen, ver moedelijk in de hoop, dat de Koningin, die ïiiet tot de trouwo bezoeksters der badplaats behoort, er dan wat meer zal komen. V Dit plan is anderen Hagenaars nog te veel Scheveningsch en te weinig Haagsch, waarom 1 nu het denkbeeld aan de hand wordt gedaan, ,om het by hot Paleis gelegen smalle Heul- Straatje (dat van het Noordeindo naar het Voorhout voert) te verbreeden. j' v In Friesland zou men het landgoed „Oranje- i woud" weer voor het Oranjehuis willen j terugkoopen. Alle dus plannen, die alleen rekening houden i met wat de ontwerpers aardig vinden, zonder eenigszins te letten op de vraag wat aan de Koningin aangenaam zou zyn. Slechts éón plan verraadt een zooken in die richting, in I zoover ton minste, dat do ontwerper toont oog te hebben voor eon meermalen gebleken behoefte en wel die aan een koninklijk stoom- jacht. Gelukkig komt dit denkbeeld niet uit oen Zeeuwsch brein, anders zou men nog ver moeden, dat dit donkbeeld was ontworpen omdat de „Valk" vroeger al eens te Vlis- Bingen dienst deed." Goiyk onze lozers zicli zullen herinneren is het donkbeold om Hare Majesteit by Hoogst- dezelver huwelyk een koninklijk jacht aan te bieden, het eerst besproken in Da Tijd van 4 November. Over do Ongevallonwot zegt Utt Centrum Het Voorloopig Verslag der Eerste Kamer ©ver de Ongevallenwet belooft, naar alle waarschijnlijkheid, een gunstigo eindstemming. Natuuriyk ontbreken ook de bedenkingon niet waar Is men anders lid dor Eersto Kamer voorl Maar zoowel de toon als de inhoud van dit Verslag steken aanmerkeiyk af by het vorige, toen hot byna niets anders regende dan be denkingen en bezwaren. Ditmaal zyn het niet zoozeer de groot- Industrieelen, die zich tegen een publiek- rechteiyke verzekering tegen Ongevallen ver- i zetten. 1 Zy erkennen thans, dat de tweede editie der Wet de voorkeur verdient wegens drie belangrijke verbeteringen, vooral omdat de werkgever niet verplicht zal zyn, zich door de Ryksbank te laten verzekeren, maar zyn risico zelf mag dragen of aan een vereeniging i overdoen. Neen, hot zyn de juristen, die op theore tische gronden oppositie voeren tegen het publiekrechtelijk karakter der Wet, nu „juister" nog(l) een „staatssocialistisch karakter" door hen genoemd. Wat deze heeren juristen dan wöl ver- langen, om den werkman tegen ongevallen te verzekeren? Theorieön baten niets. Zeker is het, dat een voldoende privaat rechtelijke rcgo'.ing r.öch elders, nóch hier te lande uitvoerbaar heeten kan. Do Eerste Kamer zal wy3 genoeg zyn, om die grauwe theorieön aan de boekenwereld over te laten. Want om een practische regeling vraagt dringender steeds de nood der practyk. Zal, vraagt het Eandehbladde Ongevallen wet Yoor de tweede maal in do Eerste Kamer schipbreuk ïydon? Naar het Voorloopig Verslag te oordeelen, mag die vraag veilig ontkennend worden be antwoord. Wel vindt men daar nog heel wat beden kingen geopperd, maar nu in de gewijzigde regeling aan een der voornaamste bezwaren is te gemoet gekomen, bestaat by de meerder heid der vroegere tegenstanders blykbaar ge neigdheid zich hiermede tevreden te stelleü. Dit kan men zoowel uit den toon als uit don inhoud van het Verslag opmerken. De „meerderheid" was er mede ingenomen, dat do Regeering „het algemeen belang plaatste boven politieke overwegingen." De verwerping had het goede gevolg gehad, dat het gewijzigde ontworp in do Tweede Kamer oen veel grooter meerderheid had gevonden dan het vorige. Zeor veel leden gaven dan ook aan do tweede editie de voorkeur wegens deze drie voorname verbeteringen lo. dat do werkgever niet verplicht zal zyn zich door do Rijksbank te laten verzekeren, maar zyn risico zelf mag dragen of aan een maatschappy of vereeniging overdragen; 2o. dat do hatelijke regel: „de fiscus het eerst", is vervallen; So. dat ook aan den wetgever beroep is toegekend. Wogens deze verbeteringen verklaarden „verscheidene leden, dlo hun stem tegen het vorige ontwerp haddon uitgebracht, zich met het nieuwe ontwerp te vereenigen", al waren niet al hun bezwaren weggenomen. Een kern van onverzoenlyken blyft echter beslaan en dat zyn, blijkens het Verslag, do juristen, die niet kunnen goedkeuren, dat de Staat hier als tusschenpersoon optreedt tus- schen werkgevers en werklieden en aan de laatsten voor een gewone schuld voorrechten toekont, welko andere schuldeischers niet hebben. Do bekende grief dus over het publiek rechtelyk karakter der regeling, nu, als „juister" torm, „staatssocialistisch karakter" door hen geheeton. Op dezon theoretischen stryd wordt in het Verslag niet raeor uitvoerig ingegaan. Wol worden togen deze gewichtige bedenking eonigo practischo gronden van niet minder beteekenis aangevoerd. „Een voldoende privaatrechtsiyko regeling is niet te vinden. De ervaring, iu Frankrijk (ook in Engeland) opgedaan, heeft reeds aan getoond, dat zulk een regeling tot tallooze moeilijkheden voert, tot niets anders leidt dan tot voel processen mot den aankleve van dien." En van niet minder gewicht is de opmerkiüg, dat niet te denken valt aan een meerderheid in belde Kamers voor een ontwerp op zuiver privaatrechtelij ken grond slag, en „zy niet wilden, dat hot gevolg daarvan zou zyn, dat een regeling van de gevolgen van ongevallen, waardoor de werk man bij de uitoefening van zyn bedryf ge troffen wordt, geheel achterwege zou biy ven." Deze beide overwegingen zullen stellig by de tweede stemming den doorslag geven. Een Staatkundige Brief van mr. Van Houten (No. 19). De schryver begint dezen Brief met een protest tegen de beschuldiging, als zouden zyn vorige brieven zich vooral geken merkt hebben door personaliteiten aan het adres van de ministers Pierson en Borgesius. Hy zegt niets anders in debat gebracht te hebben dan hun staatkundige handelingen. Ook als door een en ander overschatting der staatkundige bekwaamheid dier ministers tegengegaan en in zóóver een minder gunstig oordeel over hen bevorderd is en wordt, meent hy toch gebleven te zyn buiten het gebied der „personaliteiten". Het publiek, zegt hy voorts nog, zal nimmer weten, hoevoel stryd en lood juist de noodzakelykheid van het optreden tegenover vrienden aan meerderen onder odzo leidende staatslieden in huri leven heeft veroorzaakt. Het grooto gevaar voor de publieke zaak, in oen klein land als het onze, acht hy camoraderio. Wat hom tot spreken drong, was, zegt by, de afwyking, in belangryke zaken, van erkend juiste politieke regelen of steeds door de libe ralen hoog gehouden beginselen. En hy heeft het oog gericht op do komende verkiezingen, waarin de voorstanders cener in liberalen zin hervormende politiek z.'i. opnieuw de over winning kunnen behalen, maar het ministerie- „Pierson en bloc" z. i. geen kans opeen votum van goedkeuring en vertrouwen heeft. Voor eerst omdat altijd naar zijn oordeel in het algemeen krachtige, zaakkundigo, vrucht bare leiding der werkzaamheden on zorgvul dige voorbereiding der wotsontworpen ont broken hebben, maar ook, omdat de ministers Pierson en Borgesius z. i. door hun toenade ring tot de handels- en schoolwetpolitiek der wederparty zelfs buiten den kring der „liberale concentratie" getreden zyn. Zy staan, meent hij te kunnen zeggen, door tarief ontwerp en schoolwetbeloften op zyn minst reeds mot één voet in het kamp der togenstanders, en in de eerstvolgende maanden zal z, i. onze poli tiek voornameiyk beheerscht worden door de vraag, of deze belde ministers hun collega's op hun weg zullen kunnen medeslepen en dozen met hen verhoogde-invoerrechten zullen willen doen dienen om do subsidiön aan het bijzonder ondorwys te vermeerderen. Vervol gens of do clericalen in plaats van de vervul ling hunner wenschen door eigen kracht ton gevolge eener stembus-overwinning te ver krijgen, al vast, in mindering natuuriyk, het aangebodene zullen incasseeren. In elk geval staat z. i. vast, dat, indien deze ministers nog overwinningen zullen be halen, deze moeten behaald worden op het grootste en op handels- en schoolwetgebiod meest beginselvaste deel der stembus meerder heid van 1397. In de Chronica van dr. Schaepman begroet hy met ingenomenheid oen protest tegen „ver- persteg" door de organen der katholieko mode, goiyk, zegt hy, myn brieven zulks zyn tegen golyko operatie door de organen der liberale mode. Maar hy is het volstrekt niet eens met dr. Schaepman'8 z. 1. mateloos heftig veroor- deelen van een leder, die de belofceu van mr. Borgesius, om uit de Staatskas de verhoogde subsidiön aan het byzonder onderwys to doen toekomen, voor diens persooniyke rekening laat. De liberale kiezors zullen, merkt hy aan, toch zeker wol in elk opzicht vry zyn. De stembus-overwinning van 1897 word onder anti-clericale leus behaald. Geen program der meerderheids-groepen beloofde zulke verhoogde subsidiön. Dat mr. Borgesius op dit punt draalt als een tol, is, zegt hy, zyn zaak on dat do Kamorlodon tot dusver hierin geen reden hebben gezien om hem te verwyderen of te bestryden, is ter hunner eigen verant woording. Kan mr. v. H. er iets aan doen door de openbare meening wakker te schud den, dan worden deze subsidiön vóórdeJuni- verkiezingen niet meer toegekend en zal dit punt by die verkiezingen wel degeiyk tot een shibboleth gemaakt worden. De leerplicht wet geeft z. i. hoegenaamd geen reden, op de pacificatie, liever noemt hy het den afkoop, van 1889 terug te komen. De Staat is z. i. niet geroepen voor do opneming van een deel der leerlingen, die er wegens de leerplichtwet meer ter school zullen komen, aan byzondere scholen het geld te verschaffen. Waarschynlyk zal, zegt hy nog, mr. Borgesius voorloopig wel in zyn eigen strikken verward raken, daar toch zeker naar mr. v. H. gelooft geen liberaal, ook in den ministerraad, met hem mede zal gaan by een voorstel, om zyn licht vaardig aan de clericalen afgegeven wissels to honoreeren en do aan de openbare onder- wyzers, trouwens al even lichtvaardig afgo- gevene onbetaald te laten of de betaling daar van van do kansen der komende verkiezing afhankeiyk te stellen. En voor afdoening van een geheel nieuwe regeling van de verdeeling der kosten van het ondorwys ontbreekt de gelegenheid. Drankwet. Mr. v. H. maakt voorts eenige opmerkingen over het onlangs verschenen gewijzigd ontworp der drankwet. Do fouten der oude zyn z. i. weinig verbeterd. Nieuw, en hy durft gerustoiyk zeggen een nieuwe fout is, dat aan allen, die in localiteiten, waarvoor geen vergunning is verleend, andere dan sterke dranken verkoopen willen, die ter plaatse worden verbruikt, een kostelooze „be roepsbrief opgedrongen wordt, onkel ten einde by overtreding van de drankwet in die localiteiten, een schorsing in het beroep voor een jaar te kunnen laten intreden. Dat zal z. i. menigmaal niet vooral den schuldige, maar ook den eigonaar der affaire en ook den eigenaar van het pand en den hypotheek houder bedreigen. "Wel zal door een konink lijke beslissing daaromtrent de schorsing kun nen worden voorkomen. Maar bet daarvoor noodig bewys acht hy niet gemakkelijk te leveren en voor rechtvaardige beslissing der Kroon bestaat z. i. ge9n voldoende waarborg. Hy vraagt zich af, hoe het toch mogeiyk is, dat mr. Borgesius voor zulke dingen do medeonderteekening van den minister van justitio erlangt. Het ontwerp laat byv. by overtreding zelfs niet, gelijk. het naar de be ginselen van ons strafrecht behoort, den straf rechter do schorsing in de beroepsuitoefening uitspreken als bykomendo straf, indien hy daartoe termen vindt, maar doet automatisch een schorsing introden, die oen aan het mis- dryf voeltyds volstrekt onevenredige strafver- hooging voor den schuldige in zich sluit en volmaakt onschuldigen voor geheel wille keurige en onbepaalde bedragen in hun ver mogen kan treffen. En over do vraag van persooniyke schuld of onschuld van don beroeps houder zal niet do rechter na openbare in structie, maar de Kroon op inquisitoriaal ge voerde instructie beslissen. Dat alles is bovendien z. i. zonder eenigen goeden grond beperkt tot verkoopers van dranken. Do naastvolgende editie van het ontwerp zal dan ook, vreest hy, wel vorder op den slechten weg voorthollen en aan oen ieder, die koopers, van wolk artikel ook, binnen zyn huis trekt, den fatalen „beroeps brief" opdringen. Zogt de Regeering in de toelichting, dat het hier in do eersto plaats geldt den eerbied voor wet en gezag te hand haven, dan zullen wij, schertst mr. v. H., eerlang wel algemeene invoering dor „beroeps brieven" te wachten hebben, al ware het slechts om byv. overtredingen van de zegel wet door beroepsschorsing te bestryden. De Rogeering eerbiedige, vermaant hy, de scheiding tusschen rechterlijke en administra tieve macht en geve niet aan de Kroon be slissing over hetgeen naar do Grondwet onder de hoede staat des rechters. Zy verleenehaar medewerking slechts tot het tot-stand-komen van wetten, die passen voor onzen tyd en ons volk. Artikel 2 der drankwet is zooala het ligt z. i. een volstrekt willekeurig bureau cratisch keursiyf, waarin de Regeering het volk wil inpersenin plaats daarvan legge zy het wat uit, zoodat het aan de behoefte des levens passend worde. Zy erkenne slechts het beginsel, dat niet het verkoopen, maar het opdringen van drank en het misbruik maken van de zwakheid der aan drank ver slaafden onzodeiyk is en behoort to worden tegengegaan. Voorts vergeot z. i. de Regeering, dat het scheppen van strafbare handelingen, waar niets op zichzelf schadeiyks of zelfs laakbaars plaats vindt, juist ön verzet tegen de wet in het loven roept èn onnoodig do gevangenissen vult. Het beste van de geheele Mem. van Antw. is z. i. do volgende verklaring: „Intusschen erkennen zy (nl. do Ministers van Binnenlandscho Zaken en Justitie), dat er met het oog op het groot aantal eveneens I urgente wetsvoorstellen, dat nog aanhangig is, buitongewono krachtsinspanning noodig 1 zal zyn om in verband met den bekenden overgangstormyn tydig met deze materie gereed te komon. Mocht het blyken, dat dit inderdaad niet mogeiyk is, dan zal de Regee ring in de noodzakelykheid zyn gebracht een nieuw voorstel te doen, uitsluitend ton dool hebbende de stilzwygende verlenging van vergunningen, verleend gedurende don termyn van twintig jaren, krachtens art. 20 littera'b der wet voor nog enkele jaren te verzekeren." Volkomen duldeiyk is wel niet, merkt mr. v. H. aan, dat bedoeld wordt in dat geval oftlr art. 7 onaanceroArd fe laton. ninar difc schijnt hem toch wel hot voornemen te zyn, Voorloopig kan men z. i. dan zeggen, daar afdoening van het ontwerp in het voorjaar wel ondoeniyk zal blykenEind goed, alles goed. Het ontwerp heeft, meent by, nu nog j do beteekenis van een uitgoworkt verkiozings- program op dit punt, Meenon, vraagt hy, de ministers, dat de liberale party in don lande zich daarmede zal vereenigon? Niet verscherping, maar veeleer verzachting dor drankwet behoort z. 1. in de districten, waar dit punt op den voorgrond treedt, het liberale wachtwoord by de verkiezingon van 1 1901 te zyn, gelyk mr. v. If. ook in 1897 tegenovor do „Liberale Unie" bepleitte. De Maasbode is al zoor weinig ingonomen j mot hot artikel van De Standaardwaarvan wo in ons vorig Overzicht don hoofdinhoud mededeelden. Zy maakt er uit op, dat volgens De Standaard de grooto politiokp groepen in den lande zouden bestaan uit deze variëteiten i 1. Uit conservatieven van zeer „beschlm- meld" gehalte. 2. Uit Christeiyke politici, die de „sociale transformatie" willen laten doorwerken op het fundament der Christoiyke beginselon. 3. Socialisten. Deze vreemde combinatie verstaat zy niet en vraagt o. a., of dan in Parlement of ministerie geen radicalen moer zyn. Of het radicalisme, dat weldra de beschimmelde con servatieven voor eon groot deel zal opslokken 25) Annie's lippen zwegen, maar eon zacht drukken barer koude vingers zeide genoeg. „HU heeft nooit een woord tegen mi) go- sproken, dat zoo op te vatten is, als gij be doelt. Annie, gU vergist u." Annie schudde ongeloovig het hoofd. „En als dat woord dan eons gesproken werd?" „Dan zou het bi) mU geen weerklank vin den. Ik stel niets meer dan gewoon belang ln dien heer." „Belooft gij mj) dat?" „Onvoorwaardelijk." God mogo het u beloonenl" Duisterde Annie. Beiden zwegen, tot het overige ge zelschap zich weer bp haar voegde. Gedurende de volgende dagen vermeed Roberta de nabijheid van Behring, voor zoover izy dit zonder opzien doen kon. Als hy haar aansprak, antwoordde zij beleefd, maar op een wijze, die, als hot eenigszins mogelijk 'was, den voortgang van het gesprok stuitte. Annie week, als men b\] elkaar was, nauwe lijks van Roberta's zijde en spreidde voor haar een voorliefde ten toon, die bijna een kwelling word, terwijl Roberta er zich niet tegen vorzotten kon. Theresia's komst zou 'dat wel veranderen, en ongeduldig verwachtte Roberta den dag, waarop zy haar vriendin weer zou zien. Roberta kwam uit de stad; z'J had eenige f Inkoopen gedaan. Ondanks hot nog vroege ttur. wierp da aoa reeds brandende stralen op de ïhoatorsplatz, die het meisje passeeren moest, en verieidoiyk wenkte do koelo scha duw in do plantsoenen, die zich langs de Wilhelmsalloo uitstrokken. Langzaam zette zy haar weg voort door de verlaten wandel plaats. Onbemerkt, zooals zy geloofde, sloeg zy een smal pad tusschen het naaldhout in, dat, naar een klein plateau leidend, aan den anderen kant steil naar den vy verkant voerde. Reeds d'.kw'yls was Roberta hier geweest godurende den tyd, dat haar moeder na hot gebruik van een bad rusten moest. Roberta was niot meer het kinderiyk onbe schroomde meisje van vroeger, dat nauwelyks oon jaar geleden met haar ouders een reisje langs den Ryn had gemaakt. Te veel beproe vingen had haar daarvoor dit jaar gebracht; haar karakter en verstand waren daardoor boven haar leeftyd ontwikkeld, nu had zy moeten leereu zelf in gowichtigo levensvragen een besluit te nemen. Haar moeder was haar wel, nadat zy haar vader verloren had, overgebleven, maar me vrouw Sternthal had verzorging noodig, in plaats van die anderen te kunnen verstrekken. Buitendien wist Roberta, dat haar mooder iedere geestesinspanning mot lichamelyke smart moest boeten. Daarom had Roberta do verklaringen van HQlsdorf en Annie ver zwegen, en daarom moest zy ook verder blyven zwijgen. Nn Annie er haar op gewezen had, bemerkte Roberta eveneens, dat Behring in den laatsten tyd overal haar gezelschap opgewacht had, maar zy was geheel van behaagzucht tegen over hem vry gebleven. HU was voor haar oenvoudig eon kennis en kon ook nooit méér voor haar wordon. En heden zou Hülsdorf met Theresia komen I Zjj moest hem wederzien," zij kon hem ter wille van haar broeder en van Theresia niet uit den weg gaan. Als hy zyn wonsch nog eens uitsprak en zyn aanzoek herhaalde? Ais haar broeder en baar mama het eens vernamen? Hoo hoog zy HQlsdorf ook schatte, zy kon hom geen ander antwoord dan vroeger geven, vóór zy Wöllorn teruggezien had. Dan zou baar duideiyk worden, of dat, wat zy voor hem govoelde, slechts een vriendeiyke herinnering was. Uit de gesprekken van Wöllem's kameraden wist Roberta, dat hy spoedig in zyn regiment te Hainz zou terug- keeren. Toon Roberta zoo ver met haar gedachten gekomen was, vernam zy etappen op het grind; zy kwamen dichter by, oen heer trad van achter de dennen te voorschUn. Het was ingenieur Behring, juist de man, dien zU had willen ontwyken. Roberta vorschrok. „Hier, waarde juffrouw I" riep Behring levendig uit. „Hoe kan ik het gelukkige toeval genoeg pryzen, dat mU hierheen voorde, en U deed vinden. Is het geoorloofd?" Hy ging naast haar zitten. Roberta knikte. Zy vermoedde niet, dat Behring byna iederen voörmlddag hierheen kwam, om dat „gelukkige toeval" in de hand te werken, sedert zy terloops in een gesprek had laten hooren, dat zy een voorliefde voor dit stille plekje had en het dlkwyis bezocht. Beiden zwegen: Roberta, omdat zU niet wilde spreken, en Behring, omdat hy niet wist, hoe hy zou beginnen. Eindeiyk vroeg hy: „Mejuffrouw, wilt gU zoo goed zyn my een vraag te beantwoorden?" „Waarom niet, als ik er den tyd nog voor over heb?" Roberta keek op haar horlogo. „O, het is nog vroeg, en ik zal het zoo kort mogeiyk maken. Zeg my eens, heb ik ln den laatsten tyd Iets gedaan, om de goede meening, die gy, zooala ik meendo, vroeger van my hadt, te verbeuren?" „Zeker niet.... Hoe komt gy op dio go- dachto?" „Omdat sedert eenige dagen uw houding tegenover my geheel veranderd is." „Gy gelooft toch niet, dat ik my een onbo- leefdheld tegonover u te vorwyten heb? Ik heb nooit onhoffoiyk willen zyn, en het zou my zeor spyten, als gy dit dacht." „Dat is het niet. Gy zyt tegenover iedereen beleofd, maar daar is nog verschil tusschen. Gy gedraagt u zoo koel, zoo vreemd, afwyzend tegenover my men gevoelt dat meer dan men zeggen kan. Gy verwacht heden uw vriendin uit Boriyn, nieuwe personen komen in onzen kring, misschien tredon zy tusschen u en my „Mynheer Behring I" „Juffrouw Sternthal, Roberta, hoor my aan tot het einde. Ik bemin u sedert de eerste dagen, dat ik u kende. Zoudt gy myn liefde kunnen beantwoordon? Zoudt gy kunnen be- sluiton, de myne te worden? Ik kan u geen rykdom bieden, maar een zekere toekomst eh een trouw en eeriyk hart, dat tot zyn levenstaak zou hebben, u gelukkig te maken I" „Nooit zou ik van het leven moer ver langen dan gy my biedt, maar „Bon ik te voorbarig geweest; gelooft gy mij nog niet genoeg te kennen? Uw vriendin brengt een broeder moe, die misschien „Mynheer HQlsdorf, do compagnon van myn broeder, is een man, dien ik hoogacht, niets fneor. Maar ook op uw wenschen kan ik niet ingaan, hoe bevredigend ze ook voor my zyn. Wat gy zogt, komt zoö onverwachts; ik ge loof niet, u ooit eenige aanleiding gegeven te hebben.... Ook scheen het my, dat uw op lettendheden een andere dame golden." „Juffrouw von Rommorsdorf?" vroeg Behring verwonderd. „Ik heb er nooit aan' gedacht. Onze levensopvattingen liggen hemels- j breed uit elkaar." „Ik bedoelde Holeno niet „Toch zeker niet juffrouw Erkstein? Dat arme kind, dat mot den oenen voet ln het graf staat. Myn verhouding tegonover de Erksteins werd bepaald door medolydon met haar en warme deelneming mot haar moeder. Kondet gy zóó mis zien?" „Ik was niet do eenige, die. 1 „O zoo; men hield my voor iemand, die aast op oen bruidsschat, voor een soort modern roofridder? Mevrouw Erkstein Is ryk, naar men zegt. Nooit zou ik zoo vorachtolyk den ken of handelen, en ik bezit genoeg om myn vrouw to kunnen onderhouden, zonder naar haar bruidsschat to vragen. Zog mij nu, wat ik mag hopen. Verlangt gy bedenktyd? Ik zal u niet dringon, zoo gauw ik weet, dat uw hart eenige neiging voor mij heoft." Mu'nheer Behring, ik acht u hoog, maar; iets anders dan achting kan ik niot voor u ondervinden. Een huwelUk zonder liofdo zal Ik nooit aangaan; dat is myns inziens oen misdaad." „Waarom kunt gy mUn liefde niet beant woorden?" vroeg Behring treurig. „Misschien door den tUd. Roberta schudde hot hoofd. „Genoeg, dat ik uw liefde niet kan beant woordon; gU hebt geen recht my naar de oorzaak daarvan te vragen. Laat ons dit on- derhoud, dat voor ons belden pUnlyk is, sta ken, en laat ons vergeten, dat het ooit hoeft plaats gehad," Zy stond op en maakte een lichte buiging. (Wordl wrvoljd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1900 | | pagina 5