N°. 12484 Zaterdag 3 Movember. A' 1900 feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Derde Blad. Het zoogenaamde Drankvraagstuk Feuilleton. Schoenmaker, blijf bij je leest! LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURAÏTT: Voor Leiden per 8 maanden. «•«•>8Kis f 1.10. Buiten Leiden, per looper en waar agenten gevestigd zfln 1.80. Franco per post 1.65. PBIJS DER ADVERTENTIES Van 1 6 rogela f 1.06. Iedere regel meer f 0.17J. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad wordt f 0.05 berekend. Offioieele Keuulsgeving. Burgemeester en Wethoudera van Leiden; Gezien art. 8, 1ste alinea, der Hinderwet; Brengen by deze ter algemeene kennie, dat door ben vergunning ie verleend aan G. BBUMMELKAMP en reohtverkrygenden tot het uitbreiden van de emedery aan de Lange Mara No. 47, kad. bekend Bectie H New 142, door vergrooting van do werk plaats en do float ing en in-werking-stelling van een gasmotor van 4 pk. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Leiden, F. WaS, Burgemeester. 9 Nov. 1900. VAN HETST, Secretaris. vit een oogpuut van Maaischappelijk- en Staatsbelang. I. Bijna twintig jaren scheiden ons nu reeds van den dag, waarop de welbekende wet tot regeling van den kleinhandel in sterken drank in werking trad. Ook ten onzent had zich het betreurens waardig verschijnsel van een sterk toenemend verbruik van alcoholische dranken voorgedaan, dat, ten deele althans, zeker wel verklaard kan worden uit de toenemende zwaarte van den levensstrijd, het meer gejaagde en zenuw achtige leven en ook uit de toeneming van het leven buitenshuis. Dat toenemende ver bruik maakte den drankverkoop tot een winst gevend bedrijf, dat zeer gezocht werd. Dien tengevolge namen de reeds talrijke gelegen heden om drank te bekomen snel toe en ook dit werkte natuurlijk het verbruik weder in de hand. Onze ruimte laat niet toe, om te treden in tal van historische herinneringen. Genoeg zij het, te zoggen, dat de vraag, of de Staat de roeping heeft om direct tegen dit drank- verbruik op te treden, wegens den kennelijk nadeeligen invloed, dien het op het maat schappelijk leven, de arbeidskracht der be volking, de gezondheid en de welvaart uit oefent, vooral stellig bevestigend werd beant woord door den man, die eens de roem der Leidsche hoogeschool was, door den bekenden criminalist Modderman. Onder diens bestuur is de wet tot regoling van den kleinhandel in sterken drank en tot beteugeling van openbare dronkenschap tot stand gekomen; een wet, die echter, toen zij eenmaal in het Staatsblad kwam, te veel van het oorspronkelijke ontwerp afweek, om er een beduiden don invloed van te verwachten. In twee opzichten heeft die wet goed ge werkt; zi) heeft de openbare dronken schap zeer doen afnemen en in de tweede plaats oen einde gemaakt aan het bestaan van vele kleine drankgelegenheden, die om de een of andere bijzondere reden voor de openbare orde of de goede zeden bedenkelijk konden worden geacht. Al vrij spoedig viel dit duidelijk in het oogmaar die waarneming heeft in den aanvang wel een weinig de oogen doen sluiten voor de grove gebreken en de halfslachtigheid der wet. Dit laatste punt voor punt aan te toonen ligt niet op onzen weg. Men ia het er vrij algemeen over eens, dat de geringe vermin dering van het verbruik van sterk alcoholische dranken in hoofdzaak moet worden toe geschreven aan de overgangsbepaling der wet, die de volledige in-werking-treding barer voor naamste bepaling namelijk die van het hoogst mogelijke aantal zoogenaamde ver gunningen in elke gemeente twintig jaren uitstelde. Die twintig jaren zullen weldra verstre ken zijn. Wanneer localiteiten, waaraan vergunning verbonden is, door sterfgeval of andere oor zaken van eigenaar verwisselen, dan heeft de kooper nog tot het jaar 1901 recht op vergunning. In dat jaar evenwel moeten de vergunningen tot het bij de wet van 1881 bepaalde wettelijk maximum worden inge krompen. Wei is ook dit punt betwist en heeft men beweerd, dat men door eenvoudige storting van het vergunningsrecht de vergunning ook na dien termijn kan blijven behouden, doch deze zienswijze is te zeer in strijd met de bedoeling en de geschiedenis der wet en met haar inkleeding, om ze opzettelijk te weder leggen. Vandaar dan ook, dat mon in de laatste jaren herhaaldelijk zag waarschuwen tegen het besteden van hooge prijzen voor localiteiten met vergunning, waarin een tijd lang een levendige handel is gedreven, die echter voor de tegenwoordige houders, althans voor sommigen hunner, wel eens zeer nadeelige gevolgen kon hebben. Bij ons staat het vast, dat de inkrimping tot het wettelijk maximum op 1 Mei 1901 bepaaldelijk moet geschieden en de keuze, aan wie de beschikhare vergunningen zullen worden verleend, geheel aan burgemeester en wet houders is. En dit is ook zeer goed gezien; want de toestanden in veel gemeenten ver schillen onderling hemelsbreed en niemand kan beter dan het dageiyksch bestuur van die toestanden op de hoogte zijn. Men kan echter ook anders redeneeren en dat doet de Minister van binnenlandsche zaken, die, eenigen tijd geleden, een ontwerp tot herziening der drankwet by de Staten-Generaal aanhaDgig maakte. In de memorie van toe lichting, die dit wetsontwerp vergezelt, zegt de Minister namelijk, dat het, bjj het gemis van eiken leiddraad in de wet, te voorzienig, dat de colleges van burgemeester en wethou ders ieder een eigen stelsel zullen toepassen; een ongelijkmatige wijze van handelen, die op zichzelf reeds bedenkelijk moet worden geacht, daargelaten, dat die verschillende stel sels verkeerd kunnen zijn en men te werk zou kunnen gaan naar willekeur en handelen met in-acht-neming van allerlei persoonlijke beschouwingen. In 1881 schijnt men daar dan toch anders over te hebben gedacht; dooh, hoe dit ook zijn moge, een herziening der drankwet lag toch in heb plan der Begeering en bij haar ontwerp heeft zij daarom van de gelegenheid gebruik willen maken, vooreerst om beslist uit te maken, omdat sommigen daarvan ten onrechte een twistvraag gemaakt hebben, dat de sedert 1881 verleende vergunningen, welke in andere handen zijn overgegaan, niet langer dan tot 1 Mei 1901 door storting van het vergunningsrecht kunnen worden verlengd, en, in de tweede plaats, om algemeene regels te geven, naar welke burgemeester en wethouders by het verleenen der nieuwe vergunningen zullen te handelen hebben. De vraag of deze wet veel kans van slagen heeft zullen wy daarlaten. Dat zjj wel van gewicht is, zal niemand tegenspreken, en wij zullen dan ook in deze opstellen de voorge stelde bepalingen in het kort trachten te schetsen. Zooals reeds werd opgemerkt, komt het der Begeering niet gewenscht voor, om, waar op 1 Mei 1901 meer vergunningen zijn dan de wet toelaat en dus inkrimping tot het wettelijk maximum moet plaats hebben, de keuze aan burgemeester en wethouders over te laten. Over de regeling, die zy voornemens was voor te stellen, hebben allerlei geruchten geloopen. Vrij algemeen had men verwacht, dat het aantal beschikbare vergunningen eenvoudig aan de meestbiedenden zou worden verpacht. Het werkeiyk voorgedragen stelsel is wel oenigszins anders, maar komt er toch in veel opzichten mee overeen. De houders van bestaande vergunningen toch zullen, indien het ontwerp tot wet wordt verheven, vóór alle andere personen voor het bekomen eener vergunning in aanmerking kunnen komen. Dit zal van hen zelf af hangen. Daartoe zullen zjj slechts behoeven aan te bieden, om een zeker geldelijk bedrag te be talen boven het gewone vergunningsrecht. Men kan natuurlijk bieden zooveel, doch niet zoo weinig als men wilniet minder dan éón percent van het bedrag, dat als grondslag voor de berekening van het vergunningsrecht is aangenomen. In ieder geval niet minder dan f 10, anders wordt op het geheele bod niet gelet. Er wordt bepaald, dat de grootte van het aanbod wordt beoordeeld naar de verhouding tot het bedrag, dat aangenomen is als grond slag voor de berekening van het recht van vergunning. Stel, dat X en Y boven het gewone ver gunningsrecht biedenX een som van f 50 en Y een som van f 60. Moet Y nu voor gaan? Dat hangt er van af. Het lokaal van X is voor de berekening van het vergunningsrecht geschat op f 1000, dat van Y op f 1500. X biedt dus 6 pCt. en Y slechts 4 pCt. en hoewel Y meer geboden heeft dan X, zal X moeten voorgaan, want betrekkelijk biedt hy meer. Het is niet te ontkennen, dat de wet op die wyze, zonder dat men dit gewild heeft, een eenigszins kapitalistisch karakter heeft gekregenwant het spreekt toch wel vanzelf, dat ieder met zyn eigen draagkracht rekening moet houden, en die dus goed gevulde zakken heeft en een ferm bod kan doen, heeft altyd de meeste kans, zonder dat hy daarom altoos de meest geschikte persoon zal wezen, of zyn localiteit de meest aanbevelenswaardige. Intusschen kan het geval zich voordoen, dat eenigo liefhebbers een betrekkeiyk even hoog bod doen, laat ons zeggen vier percent van de geschatte waarde der localiteiten. Nu wordt de zaak moeiiyker; dooh nu krygen burgemeester en wethouders weer de kroon op het hoofd; nu zal aan hen de keuze zyn en nu worden de beschikbare vergunningen verleend aan dogenen, die door hun persoon, en door de bestemming, de ligging en de inrichting der localiteiten, naar het oordeel van burgemeester en wethouders den meesten waarborg opleveren tegen overtreding der wet en het misbruik van sterken drank in hun lokalen. Het wil ons voorkomen, dat wy hier bepaald in de goede richting gaan, die ook in andore bepalingen der wet wel had kunnen worden aangenomen. In de meeste gemeenten van Nederland zullen er velen zyn, die de vergunning ver liezen, want het maximum is nog niet veel bereikt. Over het geheele land genomen zal het aantal der uitgestotenen ongeveer acht duizond bedragen. De uitgestotenen nu zullen de bevoegdheid hebben, om binnen twee maanden nadat afwijzend is beschikt op hun verzoek om een vergunning te bekomen, een schadeloosstelling aan burgemeester en wethouders te vragen. Dit is echter geen gemeentezaak; want er wordt een plan van verdeeling voor het geheele land opgemaakt, nameiyk van de extra-sommen door de hoogste bieders betaald. Van hetgeen in de kas van elke gemeente door de genoemde hoogste bieders is gestort, biyft voor de schadeloosstellingen in die ge meente zooveel beschikbaar, als noodig is om aan ieder, die daarvoor in aanmerking komt, een schadeloosstelling toe te kennen zooveel mogeiyk van vyfmaal het bedrag, dat voor de berekening van het vergunningsrecht is aangenomen. Maar overigens is het geld niet voor de ge meente en wordt ook niet per gemeente ver deeld, want, wat in de eene gemeente over blijft, wordt voor hetzelfde doel gebezigd in andere gemeenten, waar te kort komt. Nu is het natuurlijk nimmer te voren te zeggen of er, over het geheele land genomen, iets zal overschieten, dan wel of er te kort zal komen om vyfmaal het bedrag van de geschatte huurwaarde van het lokaal uit te keeron. Algemeen neemt men aan, dat er to kort zal komen; doch gesteld nu eens, dat die meening onjuist is en dat er van al de gestorte bedragen workeiyk iets overschiet. De regeering heeft voorgesteld in de wet te bepalen, dat dit overschot dan op de een of andere wjjze nuttig zal worden aangewend, bjjv. door byzondere maatregelen te nemen tot bestriding van misbruik van sterkeu drank of tot genezing van drankzuchtigen: een loffeiyk voornomen, waarvan wy echter geen verwachting hebben, omdat wy ook niet aan het bedoelde overschot gelooven. Aan de Kamers staat het thans te beslissen of de wet van 1881 nu eindelyk zal worden uitgevoerd, ja of neen, en dus of op 1 Mei 1901 de bestaande vier en twintig duizend ver gunningen tot zestien duizend zullen worden ingekrompen. Er zyn er, die beweren, dat daardoor geen droppel sterke drank minder zal worden ge dronken. Dit gelooven wjj ook, wel te ver staan, wanneer overigens alles by het oude blyft; want dan zyn wy overtuigd, dat de ge heime of clandestiene verkoop op schrikbarende wyze zal toenemen, en deze la natuuriyk veel gevaarlijker. Bodegraven. Donderdagavond hield de afd. „Bodegraven en omstreken" van de Nat. Chr. Geheelonthouders-Vereemging een open bare vergadering. Als spreekster trad op mej. H. W. Crommelin van Utrecht. In een met gloed en overtuiging uitgesproken rede schetste de begaafde spreekster het doel der vereeni- ging. Spr. wees er op, hoe het gebruik van alcohol niet alleen nadeelig op ons zenuw stelsel werkt, maar ook het geheele lichaam ondermynt, en toonde met cyfers uit statis tieke opgaven aan, hoe weinig weerstands vermogen het lichaam van alcoholgebruikers bezit by gewone ziekten en epidemieën. Als geneesmiddel wordt, beweerde spr., alcohol hoe langer hoe minder gebruikt, en dat het matige gebruik van alcohol in een koud en vochtig klimaat noodzakelijk is, dit is beslist onwaar zeide spr., evenals de meening, dat sterke drank een oogenblikkeiyke krachts inspanning bevordert. De liefhebbers van sport weten dit wel en zullen vóór en tydens een wedstryd juist geen alcoholischen drank gebruiken. Verder weidde spr. uit over de Nat.-Chr. Onth.-Vereeniging, die zy vorgeleek bjj een red dingsboot. Is het den kloeken, stoei en zeelieden, die de reddingsboot bedienen, enkel te doen om kostbare levens te behouden en te redden, ook de reddingsboot dor Onthouders beoogt de roddicg en hot behoud van hen, die in gevaar verkeeren, waarin de drankduivei hen gebracht heelt. Spr. drong er ten slotte op aan, "k dat de reddingsboot der Onthouders steeds'' met meer koppen dient bemand te worden, om des te meer het goede werk van naasten liefde te kunnen beoetenen. Gedurende de maand October is aan het postkantoor, alhier, in de Bykspostspaar- bank ingelegd /4756.G7 en terugbetaald ƒ298.03. Het laatst uitgegeven boekje draagt het nummer 751. De afdeeling „Bodegraven en Omstreken'* van Patrimonium zal op Woensdag 7 Nov., de3 avonds te zes uien, in het kerkgebouw der Ned.-Herv. Gem., alhier, een openbare vergadering houden, waarin als spreker zal optreden do heer J. Endendyk, Trans vaalsch onderwyzer, die medestreed m de gelederen der Boeren. Ter gemeentesecretarie alhier ligt ter lezing een verzoekschrift van den heer L. De Begt, om vergunning tot het oprichten van een slachterij in de Spoorstraat, achter het huis, gemerkt D. Z. No. 113. Op Dinsdag, 13 Nov., des morgens te elf uien, zal in hot Gemeentehuis gelegenheid zijn, om bezwaren tegen dit verzoek in te brengen. K&twyk. Is in het tramverkeer dezer ge meente reeds onlangs een goede verbetering gebracht door den bouw van een nieuwe draai brug over den Byn, een tweede niet te ver smaden verandering zal zyn, dat Katwyk aan den Byn een flinke wachtkamer krjjgt, inge richt meer overeenkomstig de eischen des tyds. Zyn wy wel ingelicht, dan zyn by de Maatschappy reeds aanvragen ingekomen, om er een restauratie m te mogen exploiteeren, wat zeer zeker een groot geriet voor de reizigers zal zyn. Hot Leger des Heils te Leiden zal op Donderdag 8 November a. s. langs de huizen der ingezetenen alhier een collecte houden ten behoeve van het maatschappelijk werk dier inrichting in ons vaderland. In de afgeloopen week kwamen alhier 5 bommen van de haringvisschery aan met een besomming van 80 tot 160 kantjes en byna allo met defecte vleet, 6ommige zelfs met geheel verlies van 20 a 30 netten. Noordwyk. Onder zeer talryke blyken van belangstelling, die zich reeds vroegtydig uitte door het uitsteken der vlaggon, mocht dr. J. Van Nes Donderdag 1 dezer het feit herdenken, dat hy 50 jaar geleden zyn praktyk als ge neesheer in deze gemeente begon. Van de menigte felicitatiën, die den jubilaris in persoon of per post, In druk of m schrift gobiacht werden, vermelden we die van hot bestuur der afdeeling Leiden en Omstreken der Maat schappy tot bevordering der Geneeskunde, dat omstreeks 4 uren in den namiddag persoon ïyk zyn geiukwenschen kwam aanbieden. Ook werden den gouden feesteling ryke geschenken vereerd, o. m. door zyn dankbare patiëüten in Noordwyk een kostbaar salon-ameublement, waarby die van Noordwykerhout een zilver kast en die van Voorhout een salonlampje gevoegd hadden. Tusschen 8 en 10 uren '8 avonds werden achtereenvolgens door onze beide muziekkorpsen, de fanfare „St.-Jeroen" en de harmoniekapel „Crescendo", serenades gebracht, die in don zachten avondstond zoor veel pubhek tokten. 8) Voor hem kwam het er immers slechts op aan zich nog bytijds uit do voeten te maken en op een veilige plaats af te wachten, of zyn overleden patiënte zonder verderen omslag begraven of ter willo van de ïykschouwing in handen der politie gesteld zou worden. „Bliksemtrein naar Weenenl" riop de portier in de deur der wachtkamer lste klasse, toen baas Dirk met zyn handkoffer hygend op het perron aankwam. En zonder zich ook maar 'een oogenblik te bedenken, sneldo hy naar het loket, om een kaartje naar de Oostenryksche keizersstad te nemen. By* het hooren van de groote som, die de beambte aan het loket .hem noemde, zette baas Dirk onwillekeurig een zuur gezicht: op dergelyke wyze het geld te grabbel te gooien, dat was anders zeker zyn gewoonte niet. Maar voor hem bestond er geen terugtreden, en zoo greep hy met op elkaar geklemde lippen naar zyn portefeuille, om er het aanzienlyk bedrag uit te nemen. ,Vyf minuten later ratelde de trein met bliksem snelheid voort, en met een ontzettend groote zedelyke haarpyn keek meester Dirk naar de voor zyn oogen verdwynende residentiestad om. Een geheel leger van plaaggeesten doemde vóór hem op, nu hy in den zacht gekussen- den hoek der coupé achterover leunde. Nog geen jaar was het geleden, sinds hy Zyn zaak in zyn vaderstad aan kant gedaan en zyn intrek in de residentie genomen had. Welk een onderscheid tusschen toen en nul Was hy in D ook al gewoon hulpdokter, dat had hy lang kunnen volhouden, en de menschen moesten eerbied voor hem hebben, dat hy het zoo ver gebracht had. Hoeveel gelukkiger zou hy thans wezen, als hy nog in zyn eigen huisje zat, in plaats van nu in den bliksemtrein naar Weenen te reizen, zonder te weten, wat hy daar doen wilde l Met de noorderzon vertrekken, zich voor de oogen der politie verbergend, zóó ver was het met hem gekomenI En waarom? Om oen belachelyke ydelheid, die hem tot het uit oefenen van een beroep verleidde, waarvan hy niets verstond. Aan zyn aangekochten doctorstitel, die hem nu vier en twintig uren geleden nog tot een opgeblazen windbuil maakte, kreeg hy nu onwillekeurig een echten hekel. Doch aan zyn Hanna kon hy niet denken, zonder door de pyniykste gewetens wroeging vervolgd te worden. Al hadden zy tusschenbeido een enkele maal gekrakeeld, de wrok zat van weerskanten nooit diep, en de herstelde vrede bescheen hun huiseiyk leven dan met des te meer warmte en lief- ïykheid. Eerlyk had Hanna al die lange jaren met hem gezwoegd, en mede aan haar viyt en haar spaarzaamheid had hy het te danken, dat hy het tot een onbezorgd bestaan ge bracht had. Des te kwellender waren daarom voor hem de ver wy ten, welke hy zich thans deed ten aanzien van het verlies aan dui zenden, die zyn ydele dwaasheid of dwaze ydelheid hem kostte. En hy moest nog biy wezen, als het hem gelukte den heer Van Osch met een belangryke som gelds den mond te stoppen. In voorarrest genomen, veroordeeld en dan, wie weet hoe lang, opge sloten te worden, dat scheen hem onver- draagiyk toe, en veel liever zou hy zyn gansche vermogen opgeofferd hebben, om tot aan zyn dood weer te scheren en tanden te trekken. Door zoodanige gedachten gekweld, had baas Dirk niet bespeurd, dat de treinkellner met een notitieboekje schryfvaardig naast hem was komen staan, om te vragen, of mynheer aan de table d'hóte wenschte deel te nemen. Eerst op de herhaalde vraag kwam hy tot besef, en greep, als om zich te bedenken, peinzend naar zyn hoofd. „Table d'hóte, ha zoo, natuuriyk eet ik mee, ja, ja!" kuchte hy, torwyl de kellner hoofdschuddend en glim lachend verder ging. „Duur zal het zeker zyn," zuchtte Scherp, „die table d'hóte in een bliksemtrein, waarvan slechts groote heeren gebruik maken. Maar ik mag geen uitzondering maken, om niet in 't oog te loopen." „Maar wat nu in "Weenen uit te voeren?" vroeg hy zich af, na het eten zyn kwellende zorgen weer opnemend, in plaats van een rustige spysvertering te genieten. De uitslag van zyn urenlange overweging scheen echter van gunstigon aard te zyn, daar hy den eenig juisten weg voor de zekerheid zynor toekomst meende gevonden te hebben. Juist stoomde de trein het station der keizersstad binnen, en de politie-agenten, die met bespiedend oog op het perron stonden, deden baas Dirk een koude rilling door de leden gaan. Hy talmde daarom eenigszins met het uitstappen en peuterde wat aan zyn handkoffer, om wegens zyn schroomvallig dralen by zyn medereizigers niet in het oog te loopen. Eindelyk echter moest hy den trein toch verlaten, en toen hy de nog steeds op het perron aanwezige dienaren der openbare veilig heid voorbyging, was het hem, alsof hun blik ken hem van alle kanten doorboorden. Snel besloten gaf hy zyn weinige bagage by den portier in bewaring en nam een besteller, die hem den weg naar den dichtstby wonenden kapper wyzen moest. „Jammer van het mooie haar 1" meende deze, toen baas Dirk verlangde, dat men hem alles kort zou afknippen. „Het wordt my te warmt" zei hy verklarend tot zyn voor maligen collega, maar toch zag hy met bedroefden blik zyn op den grond vallenden bruinen haardos na; zeker was het jammer, maar hy moest zich zooveel mogeiyk onken baar maken voor het geval, dat men zyn signalement zou achterna seinen. Doch na deze operatie zakte hem zyn hoed tot over de ooren, en zyn eerstvolgende bood schap gold dus een hoedenwinkel, om zich een passend hoofddeksel te koopen. Hier koos hy een tyroler, met een haneveer gesierd, en ofschoon hy zich, toen hy zich in den spiegel bekeek, ten gevolge van de met hem voor gevallen verandering, ternauwernood zelf meer herkende, stelde hy zich toch ook hiermee nog niet tevreden, doch begaf zich spoorslags naar de eerste de beste heeren-confectiezaak om zich in een by zyn hoed passende kleedy te staken, geiyk hy nog nooit in zyn leven gedragen had nl. een jachtkostuum. Zyn Hanna kende hem zeker goed, maar als zy hem thans ontmoet had, dan zou zy niet op de gedachte zyn gekomen, in hem haar Dirk te vermoeden. „En myn vrouw heeft toch zeker goede oogen," zei hyzichzelven met deze overwegingen geruststellend, „en de politie by ons in de residentie kent my ternauwernood van aanzien, zoodat ik my dus niet verder behoef te beangstigen." Het waa hoog tyd, dat baas Dirk weer wat moed opdeed, want de schuwheid, waarmee hy na het verlaten van den trein over het perron was voortgesneld, was vooral een in burgerkleeding aldaar op post staanden detec tive opgevallen, die don conducteur van den bliksemtrein terstond naar het station vroeg, waar baas Dirk was ingestapt. En toen hy zulks vernomen had, snelde hy den laatste na, totdat hy in den kapperswinkel verdween; daarna vergezelde hy hem ook weor op go- pasten afstand naar den hoedenwinkel en de confectiezaak, zoodat de geheele verandering die baas Dirk onderging, om zoo te zeggen onder zyn oogen voltrokken werd. De geheime politieagent achtte hot buiten twijfel, dat de zonderlinge vreemdeling een voortvluchtige was en zich om deze reden onkenbaar trachtte te maken. Doch voor een voorloopige arres tatie bestond vooreerst nog geen aanleiding en de detective stelde zich er mee tevreden, het kleine hotel aan te teekenen, waarin baas Dirk ging logeeren, en verder dezen op al zyn gangen in het oog te houden, om hem by de eerst voorkomende verdenking gevangen te nemen. Als een schaduw bleef hy den rusteloozen dokter Scherp op de hielen, zonder dat deze iets daarvan vermoedde. „Alweer uitgevlogen, die mooie putter 1" stoof vrouw Hanna op, toen zy met den gevulden marktkorf thuis kwam en de woning ledig vond. „Waar is hy nu vandaag weer heen? Maar wat behoef ik nog te vragen, alsof ik niet wist, wat er gisteren is voor gevallen I Ik, arme, arme vrouw I" By deze woorden ging zy op den keuken stoel zitten, zette den marktkorf vóór zich op den grond en overdacht zuchtend haar droevigen toestand. Wat zou, wat kon zy doen tegen de trouweloosheden van haar man, die haar plotseling als bezeten voorkwam 1 „Precies, hy heeft niet eens koffte gedronken, die deugniet!" zeide zy knarsetandend bij zich- zelve, toen zy meestor Dirks kopje met het koffiegoed nog juist zoo weervond, als zy hot vóór haar vertrek had gereed gezet. I vYorul vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1900 | | pagina 23