N°. 12484
Zaterdag 3 Movember.
A' 1900
feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Derde Blad.
Het zoogenaamde Drankvraagstuk
Feuilleton.
Schoenmaker, blijf bij je leest!
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURAÏTT:
Voor Leiden per 8 maanden. «•«•>8Kis f 1.10.
Buiten Leiden, per looper en waar agenten gevestigd zfln 1.80.
Franco per post 1.65.
PBIJS DER ADVERTENTIES
Van 1 6 rogela f 1.06. Iedere regel meer f 0.17J. Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Offioieele Keuulsgeving.
Burgemeester en Wethoudera van Leiden;
Gezien art. 8, 1ste alinea, der Hinderwet;
Brengen by deze ter algemeene kennie, dat door
ben vergunning ie verleend aan G. BBUMMELKAMP
en reohtverkrygenden tot het uitbreiden van de
emedery aan de Lange Mara No. 47, kad. bekend
Bectie H New 142, door vergrooting van do werk
plaats en do float ing en in-werking-stelling van
een gasmotor van 4 pk.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Leiden, F. WaS, Burgemeester.
9 Nov. 1900. VAN HETST, Secretaris.
vit een oogpuut van Maaischappelijk-
en Staatsbelang.
I.
Bijna twintig jaren scheiden ons nu reeds
van den dag, waarop de welbekende wet tot
regeling van den kleinhandel in sterken drank
in werking trad.
Ook ten onzent had zich het betreurens
waardig verschijnsel van een sterk toenemend
verbruik van alcoholische dranken voorgedaan,
dat, ten deele althans, zeker wel verklaard
kan worden uit de toenemende zwaarte van
den levensstrijd, het meer gejaagde en zenuw
achtige leven en ook uit de toeneming van
het leven buitenshuis. Dat toenemende ver
bruik maakte den drankverkoop tot een winst
gevend bedrijf, dat zeer gezocht werd. Dien
tengevolge namen de reeds talrijke gelegen
heden om drank te bekomen snel toe en ook
dit werkte natuurlijk het verbruik weder in
de hand.
Onze ruimte laat niet toe, om te treden
in tal van historische herinneringen. Genoeg
zij het, te zoggen, dat de vraag, of de Staat
de roeping heeft om direct tegen dit drank-
verbruik op te treden, wegens den kennelijk
nadeeligen invloed, dien het op het maat
schappelijk leven, de arbeidskracht der be
volking, de gezondheid en de welvaart uit
oefent, vooral stellig bevestigend werd beant
woord door den man, die eens de roem der
Leidsche hoogeschool was, door den bekenden
criminalist Modderman.
Onder diens bestuur is de wet tot regoling
van den kleinhandel in sterken drank en tot
beteugeling van openbare dronkenschap tot
stand gekomen; een wet, die echter, toen
zij eenmaal in het Staatsblad kwam, te veel
van het oorspronkelijke ontwerp afweek, om
er een beduiden don invloed van te verwachten.
In twee opzichten heeft die wet goed ge
werkt; zi) heeft de openbare dronken
schap zeer doen afnemen en in de tweede
plaats oen einde gemaakt aan het bestaan
van vele kleine drankgelegenheden, die om
de een of andere bijzondere reden voor de
openbare orde of de goede zeden bedenkelijk
konden worden geacht. Al vrij spoedig viel
dit duidelijk in het oogmaar die waarneming
heeft in den aanvang wel een weinig de oogen
doen sluiten voor de grove gebreken en de
halfslachtigheid der wet.
Dit laatste punt voor punt aan te toonen
ligt niet op onzen weg. Men ia het er vrij
algemeen over eens, dat de geringe vermin
dering van het verbruik van sterk alcoholische
dranken in hoofdzaak moet worden toe
geschreven aan de overgangsbepaling der wet,
die de volledige in-werking-treding barer voor
naamste bepaling namelijk die van het
hoogst mogelijke aantal zoogenaamde ver
gunningen in elke gemeente twintig jaren
uitstelde.
Die twintig jaren zullen weldra verstre
ken zijn.
Wanneer localiteiten, waaraan vergunning
verbonden is, door sterfgeval of andere oor
zaken van eigenaar verwisselen, dan heeft
de kooper nog tot het jaar 1901 recht op
vergunning. In dat jaar evenwel moeten de
vergunningen tot het bij de wet van 1881
bepaalde wettelijk maximum worden inge
krompen.
Wei is ook dit punt betwist en heeft men
beweerd, dat men door eenvoudige storting
van het vergunningsrecht de vergunning ook
na dien termijn kan blijven behouden, doch
deze zienswijze is te zeer in strijd met de
bedoeling en de geschiedenis der wet en met
haar inkleeding, om ze opzettelijk te weder
leggen.
Vandaar dan ook, dat mon in de laatste
jaren herhaaldelijk zag waarschuwen tegen
het besteden van hooge prijzen voor localiteiten
met vergunning, waarin een tijd lang een
levendige handel is gedreven, die echter
voor de tegenwoordige houders, althans voor
sommigen hunner, wel eens zeer nadeelige
gevolgen kon hebben.
Bij ons staat het vast, dat de inkrimping
tot het wettelijk maximum op 1 Mei 1901
bepaaldelijk moet geschieden en de keuze, aan
wie de beschikhare vergunningen zullen worden
verleend, geheel aan burgemeester en wet
houders is. En dit is ook zeer goed gezien;
want de toestanden in veel gemeenten ver
schillen onderling hemelsbreed en niemand
kan beter dan het dageiyksch bestuur van
die toestanden op de hoogte zijn.
Men kan echter ook anders redeneeren en
dat doet de Minister van binnenlandsche zaken,
die, eenigen tijd geleden, een ontwerp tot
herziening der drankwet by de Staten-Generaal
aanhaDgig maakte. In de memorie van toe
lichting, die dit wetsontwerp vergezelt, zegt
de Minister namelijk, dat het, bjj het gemis
van eiken leiddraad in de wet, te voorzienig,
dat de colleges van burgemeester en wethou
ders ieder een eigen stelsel zullen toepassen;
een ongelijkmatige wijze van handelen, die
op zichzelf reeds bedenkelijk moet worden
geacht, daargelaten, dat die verschillende stel
sels verkeerd kunnen zijn en men te werk
zou kunnen gaan naar willekeur en handelen
met in-acht-neming van allerlei persoonlijke
beschouwingen.
In 1881 schijnt men daar dan toch anders
over te hebben gedacht; dooh, hoe dit ook
zijn moge, een herziening der drankwet lag
toch in heb plan der Begeering en bij haar
ontwerp heeft zij daarom van de gelegenheid
gebruik willen maken, vooreerst om beslist
uit te maken, omdat sommigen daarvan ten
onrechte een twistvraag gemaakt hebben, dat
de sedert 1881 verleende vergunningen, welke
in andere handen zijn overgegaan, niet langer
dan tot 1 Mei 1901 door storting van het
vergunningsrecht kunnen worden verlengd, en,
in de tweede plaats, om algemeene regels te
geven, naar welke burgemeester en wethouders
by het verleenen der nieuwe vergunningen
zullen te handelen hebben.
De vraag of deze wet veel kans van slagen
heeft zullen wy daarlaten. Dat zjj wel van
gewicht is, zal niemand tegenspreken, en wij
zullen dan ook in deze opstellen de voorge
stelde bepalingen in het kort trachten te
schetsen.
Zooals reeds werd opgemerkt, komt het
der Begeering niet gewenscht voor, om, waar
op 1 Mei 1901 meer vergunningen zijn dan
de wet toelaat en dus inkrimping tot het
wettelijk maximum moet plaats hebben, de
keuze aan burgemeester en wethouders over
te laten.
Over de regeling, die zy voornemens was voor
te stellen, hebben allerlei geruchten geloopen.
Vrij algemeen had men verwacht, dat het
aantal beschikbare vergunningen eenvoudig
aan de meestbiedenden zou worden verpacht.
Het werkeiyk voorgedragen stelsel is wel
oenigszins anders, maar komt er toch in veel
opzichten mee overeen.
De houders van bestaande vergunningen
toch zullen, indien het ontwerp tot wet wordt
verheven, vóór alle andere personen voor het
bekomen eener vergunning in aanmerking
kunnen komen. Dit zal van hen zelf af hangen.
Daartoe zullen zjj slechts behoeven aan te
bieden, om een zeker geldelijk bedrag te be
talen boven het gewone vergunningsrecht.
Men kan natuurlijk bieden zooveel, doch niet
zoo weinig als men wilniet minder dan éón
percent van het bedrag, dat als grondslag
voor de berekening van het vergunningsrecht
is aangenomen. In ieder geval niet minder
dan f 10, anders wordt op het geheele bod
niet gelet.
Er wordt bepaald, dat de grootte van het
aanbod wordt beoordeeld naar de verhouding
tot het bedrag, dat aangenomen is als grond
slag voor de berekening van het recht van
vergunning.
Stel, dat X en Y boven het gewone ver
gunningsrecht biedenX een som van f 50
en Y een som van f 60. Moet Y nu voor
gaan? Dat hangt er van af.
Het lokaal van X is voor de berekening
van het vergunningsrecht geschat op f 1000,
dat van Y op f 1500. X biedt dus 6 pCt. en
Y slechts 4 pCt. en hoewel Y meer geboden
heeft dan X, zal X moeten voorgaan, want
betrekkelijk biedt hy meer.
Het is niet te ontkennen, dat de wet op
die wyze, zonder dat men dit gewild heeft,
een eenigszins kapitalistisch karakter heeft
gekregenwant het spreekt toch wel vanzelf,
dat ieder met zyn eigen draagkracht rekening
moet houden, en die dus goed gevulde zakken
heeft en een ferm bod kan doen, heeft altyd
de meeste kans, zonder dat hy daarom altoos
de meest geschikte persoon zal wezen, of zyn
localiteit de meest aanbevelenswaardige.
Intusschen kan het geval zich voordoen,
dat eenigo liefhebbers een betrekkeiyk even
hoog bod doen, laat ons zeggen vier percent
van de geschatte waarde der localiteiten. Nu
wordt de zaak moeiiyker; dooh nu krygen
burgemeester en wethouders weer de kroon
op het hoofd; nu zal aan hen de keuze zyn
en nu worden de beschikbare vergunningen
verleend aan dogenen, die door hun persoon,
en door de bestemming, de ligging en de
inrichting der localiteiten, naar het oordeel
van burgemeester en wethouders den meesten
waarborg opleveren tegen overtreding der wet
en het misbruik van sterken drank in hun
lokalen.
Het wil ons voorkomen, dat wy hier bepaald
in de goede richting gaan, die ook in andore
bepalingen der wet wel had kunnen worden
aangenomen.
In de meeste gemeenten van Nederland
zullen er velen zyn, die de vergunning ver
liezen, want het maximum is nog niet veel
bereikt. Over het geheele land genomen zal
het aantal der uitgestotenen ongeveer acht
duizond bedragen.
De uitgestotenen nu zullen de bevoegdheid
hebben, om binnen twee maanden nadat
afwijzend is beschikt op hun verzoek om een
vergunning te bekomen, een schadeloosstelling
aan burgemeester en wethouders te vragen.
Dit is echter geen gemeentezaak; want er
wordt een plan van verdeeling voor het geheele
land opgemaakt, nameiyk van de extra-sommen
door de hoogste bieders betaald.
Van hetgeen in de kas van elke gemeente
door de genoemde hoogste bieders is gestort,
biyft voor de schadeloosstellingen in die ge
meente zooveel beschikbaar, als noodig is om
aan ieder, die daarvoor in aanmerking komt,
een schadeloosstelling toe te kennen zooveel
mogeiyk van vyfmaal het bedrag, dat voor
de berekening van het vergunningsrecht is
aangenomen.
Maar overigens is het geld niet voor de ge
meente en wordt ook niet per gemeente ver
deeld, want, wat in de eene gemeente over
blijft, wordt voor hetzelfde doel gebezigd in
andere gemeenten, waar te kort komt.
Nu is het natuurlijk nimmer te voren te
zeggen of er, over het geheele land genomen,
iets zal overschieten, dan wel of er te kort
zal komen om vyfmaal het bedrag van de
geschatte huurwaarde van het lokaal uit te
keeron.
Algemeen neemt men aan, dat er to kort
zal komen; doch gesteld nu eens, dat die
meening onjuist is en dat er van al de
gestorte bedragen workeiyk iets overschiet.
De regeering heeft voorgesteld in de wet te
bepalen, dat dit overschot dan op de een of
andere wjjze nuttig zal worden aangewend,
bjjv. door byzondere maatregelen te nemen
tot bestriding van misbruik van sterkeu
drank of tot genezing van drankzuchtigen:
een loffeiyk voornomen, waarvan wy echter
geen verwachting hebben, omdat wy ook niet
aan het bedoelde overschot gelooven.
Aan de Kamers staat het thans te beslissen
of de wet van 1881 nu eindelyk zal worden
uitgevoerd, ja of neen, en dus of op 1 Mei 1901
de bestaande vier en twintig duizend ver
gunningen tot zestien duizend zullen worden
ingekrompen.
Er zyn er, die beweren, dat daardoor geen
droppel sterke drank minder zal worden ge
dronken. Dit gelooven wjj ook, wel te ver
staan, wanneer overigens alles by het oude
blyft; want dan zyn wy overtuigd, dat de ge
heime of clandestiene verkoop op schrikbarende
wyze zal toenemen, en deze la natuuriyk veel
gevaarlijker.
Bodegraven. Donderdagavond hield de
afd. „Bodegraven en omstreken" van de Nat.
Chr. Geheelonthouders-Vereemging een open
bare vergadering. Als spreekster trad op mej.
H. W. Crommelin van Utrecht. In een met
gloed en overtuiging uitgesproken rede schetste
de begaafde spreekster het doel der vereeni-
ging. Spr. wees er op, hoe het gebruik van
alcohol niet alleen nadeelig op ons zenuw
stelsel werkt, maar ook het geheele lichaam
ondermynt, en toonde met cyfers uit statis
tieke opgaven aan, hoe weinig weerstands
vermogen het lichaam van alcoholgebruikers
bezit by gewone ziekten en epidemieën. Als
geneesmiddel wordt, beweerde spr., alcohol
hoe langer hoe minder gebruikt, en dat het
matige gebruik van alcohol in een koud en
vochtig klimaat noodzakelijk is, dit is beslist
onwaar zeide spr., evenals de meening, dat
sterke drank een oogenblikkeiyke krachts
inspanning bevordert. De liefhebbers van
sport weten dit wel en zullen vóór en tydens
een wedstryd juist geen alcoholischen drank
gebruiken.
Verder weidde spr. uit over de Nat.-Chr.
Onth.-Vereeniging, die zy vorgeleek bjj een red
dingsboot. Is het den kloeken, stoei en zeelieden,
die de reddingsboot bedienen, enkel te doen
om kostbare levens te behouden en te redden,
ook de reddingsboot dor Onthouders beoogt
de roddicg en hot behoud van hen, die in
gevaar verkeeren, waarin de drankduivei hen
gebracht heelt. Spr. drong er ten slotte op aan, "k
dat de reddingsboot der Onthouders steeds''
met meer koppen dient bemand te worden,
om des te meer het goede werk van naasten
liefde te kunnen beoetenen.
Gedurende de maand October is aan
het postkantoor, alhier, in de Bykspostspaar-
bank ingelegd /4756.G7 en terugbetaald ƒ298.03.
Het laatst uitgegeven boekje draagt het
nummer 751.
De afdeeling „Bodegraven en Omstreken'*
van Patrimonium zal op Woensdag 7 Nov.,
de3 avonds te zes uien, in het kerkgebouw
der Ned.-Herv. Gem., alhier, een openbare
vergadering houden, waarin als spreker zal
optreden do heer J. Endendyk, Trans vaalsch
onderwyzer, die medestreed m de gelederen
der Boeren.
Ter gemeentesecretarie alhier ligt ter
lezing een verzoekschrift van den heer L. De
Begt, om vergunning tot het oprichten van
een slachterij in de Spoorstraat, achter het
huis, gemerkt D. Z. No. 113. Op Dinsdag, 13
Nov., des morgens te elf uien, zal in hot
Gemeentehuis gelegenheid zijn, om bezwaren
tegen dit verzoek in te brengen.
K&twyk. Is in het tramverkeer dezer ge
meente reeds onlangs een goede verbetering
gebracht door den bouw van een nieuwe draai
brug over den Byn, een tweede niet te ver
smaden verandering zal zyn, dat Katwyk aan
den Byn een flinke wachtkamer krjjgt, inge
richt meer overeenkomstig de eischen des
tyds. Zyn wy wel ingelicht, dan zyn by de
Maatschappy reeds aanvragen ingekomen, om
er een restauratie m te mogen exploiteeren,
wat zeer zeker een groot geriet voor de
reizigers zal zyn.
Hot Leger des Heils te Leiden zal op
Donderdag 8 November a. s. langs de huizen
der ingezetenen alhier een collecte houden ten
behoeve van het maatschappelijk werk dier
inrichting in ons vaderland.
In de afgeloopen week kwamen alhier
5 bommen van de haringvisschery aan met
een besomming van 80 tot 160 kantjes en
byna allo met defecte vleet, 6ommige zelfs
met geheel verlies van 20 a 30 netten.
Noordwyk. Onder zeer talryke blyken van
belangstelling, die zich reeds vroegtydig uitte
door het uitsteken der vlaggon, mocht dr. J.
Van Nes Donderdag 1 dezer het feit herdenken,
dat hy 50 jaar geleden zyn praktyk als ge
neesheer in deze gemeente begon. Van de
menigte felicitatiën, die den jubilaris in persoon
of per post, In druk of m schrift gobiacht
werden, vermelden we die van hot bestuur
der afdeeling Leiden en Omstreken der Maat
schappy tot bevordering der Geneeskunde, dat
omstreeks 4 uren in den namiddag persoon ïyk
zyn geiukwenschen kwam aanbieden. Ook
werden den gouden feesteling ryke geschenken
vereerd, o. m. door zyn dankbare patiëüten
in Noordwyk een kostbaar salon-ameublement,
waarby die van Noordwykerhout een zilver
kast en die van Voorhout een salonlampje
gevoegd hadden. Tusschen 8 en 10 uren
'8 avonds werden achtereenvolgens door onze
beide muziekkorpsen, de fanfare „St.-Jeroen"
en de harmoniekapel „Crescendo", serenades
gebracht, die in don zachten avondstond zoor
veel pubhek tokten.
8)
Voor hem kwam het er immers slechts op
aan zich nog bytijds uit do voeten te maken
en op een veilige plaats af te wachten, of
zyn overleden patiënte zonder verderen omslag
begraven of ter willo van de ïykschouwing
in handen der politie gesteld zou worden.
„Bliksemtrein naar Weenenl" riop de portier
in de deur der wachtkamer lste klasse, toen
baas Dirk met zyn handkoffer hygend op het
perron aankwam. En zonder zich ook maar
'een oogenblik te bedenken, sneldo hy naar het
loket, om een kaartje naar de Oostenryksche
keizersstad te nemen. By* het hooren van de
groote som, die de beambte aan het loket
.hem noemde, zette baas Dirk onwillekeurig
een zuur gezicht: op dergelyke wyze het geld
te grabbel te gooien, dat was anders zeker
zyn gewoonte niet. Maar voor hem bestond
er geen terugtreden, en zoo greep hy met op
elkaar geklemde lippen naar zyn portefeuille,
om er het aanzienlyk bedrag uit te nemen.
,Vyf minuten later ratelde de trein met bliksem
snelheid voort, en met een ontzettend groote
zedelyke haarpyn keek meester Dirk naar de
voor zyn oogen verdwynende residentiestad om.
Een geheel leger van plaaggeesten doemde
vóór hem op, nu hy in den zacht gekussen-
den hoek der coupé achterover leunde.
Nog geen jaar was het geleden, sinds hy
Zyn zaak in zyn vaderstad aan kant gedaan
en zyn intrek in de residentie genomen had.
Welk een onderscheid tusschen toen en nul
Was hy in D ook al gewoon hulpdokter,
dat had hy lang kunnen volhouden, en de
menschen moesten eerbied voor hem hebben,
dat hy het zoo ver gebracht had. Hoeveel
gelukkiger zou hy thans wezen, als hy nog
in zyn eigen huisje zat, in plaats van nu in
den bliksemtrein naar Weenen te reizen,
zonder te weten, wat hy daar doen wilde l
Met de noorderzon vertrekken, zich voor de
oogen der politie verbergend, zóó ver was het
met hem gekomenI En waarom? Om oen
belachelyke ydelheid, die hem tot het uit
oefenen van een beroep verleidde, waarvan
hy niets verstond. Aan zyn aangekochten
doctorstitel, die hem nu vier en twintig uren
geleden nog tot een opgeblazen windbuil
maakte, kreeg hy nu onwillekeurig een echten
hekel. Doch aan zyn Hanna kon hy niet
denken, zonder door de pyniykste gewetens
wroeging vervolgd te worden. Al hadden zy
tusschenbeido een enkele maal gekrakeeld,
de wrok zat van weerskanten nooit diep, en
de herstelde vrede bescheen hun huiseiyk
leven dan met des te meer warmte en lief-
ïykheid. Eerlyk had Hanna al die lange jaren
met hem gezwoegd, en mede aan haar viyt
en haar spaarzaamheid had hy het te danken,
dat hy het tot een onbezorgd bestaan ge
bracht had. Des te kwellender waren daarom
voor hem de ver wy ten, welke hy zich thans
deed ten aanzien van het verlies aan dui
zenden, die zyn ydele dwaasheid of dwaze
ydelheid hem kostte. En hy moest nog biy
wezen, als het hem gelukte den heer Van
Osch met een belangryke som gelds den
mond te stoppen. In voorarrest genomen,
veroordeeld en dan, wie weet hoe lang, opge
sloten te worden, dat scheen hem onver-
draagiyk toe, en veel liever zou hy zyn
gansche vermogen opgeofferd hebben, om
tot aan zyn dood weer te scheren en tanden
te trekken.
Door zoodanige gedachten gekweld, had baas
Dirk niet bespeurd, dat de treinkellner met
een notitieboekje schryfvaardig naast hem
was komen staan, om te vragen, of mynheer
aan de table d'hóte wenschte deel te nemen.
Eerst op de herhaalde vraag kwam hy tot
besef, en greep, als om zich te bedenken,
peinzend naar zyn hoofd. „Table d'hóte, ha
zoo, natuuriyk eet ik mee, ja, ja!" kuchte
hy, torwyl de kellner hoofdschuddend en glim
lachend verder ging. „Duur zal het zeker
zyn," zuchtte Scherp, „die table d'hóte in een
bliksemtrein, waarvan slechts groote heeren
gebruik maken. Maar ik mag geen uitzondering
maken, om niet in 't oog te loopen."
„Maar wat nu in "Weenen uit te voeren?"
vroeg hy zich af, na het eten zyn kwellende
zorgen weer opnemend, in plaats van een
rustige spysvertering te genieten. De uitslag
van zyn urenlange overweging scheen echter
van gunstigon aard te zyn, daar hy den eenig
juisten weg voor de zekerheid zynor toekomst
meende gevonden te hebben.
Juist stoomde de trein het station der
keizersstad binnen, en de politie-agenten, die
met bespiedend oog op het perron stonden,
deden baas Dirk een koude rilling door de
leden gaan. Hy talmde daarom eenigszins
met het uitstappen en peuterde wat aan zyn
handkoffer, om wegens zyn schroomvallig
dralen by zyn medereizigers niet in het oog te
loopen. Eindelyk echter moest hy den trein
toch verlaten, en toen hy de nog steeds op het
perron aanwezige dienaren der openbare veilig
heid voorbyging, was het hem, alsof hun blik
ken hem van alle kanten doorboorden. Snel
besloten gaf hy zyn weinige bagage by den
portier in bewaring en nam een besteller, die
hem den weg naar den dichtstby wonenden
kapper wyzen moest. „Jammer van het mooie
haar 1" meende deze, toen baas Dirk verlangde,
dat men hem alles kort zou afknippen. „Het
wordt my te warmt" zei hy verklarend tot
zyn voor maligen collega, maar toch zag hy
met bedroefden blik zyn op den grond vallenden
bruinen haardos na; zeker was het jammer,
maar hy moest zich zooveel mogeiyk onken
baar maken voor het geval, dat men zyn
signalement zou achterna seinen.
Doch na deze operatie zakte hem zyn hoed
tot over de ooren, en zyn eerstvolgende bood
schap gold dus een hoedenwinkel, om zich
een passend hoofddeksel te koopen. Hier koos
hy een tyroler, met een haneveer gesierd, en
ofschoon hy zich, toen hy zich in den spiegel
bekeek, ten gevolge van de met hem voor
gevallen verandering, ternauwernood zelf meer
herkende, stelde hy zich toch ook hiermee
nog niet tevreden, doch begaf zich spoorslags
naar de eerste de beste heeren-confectiezaak
om zich in een by zyn hoed passende kleedy
te staken, geiyk hy nog nooit in zyn leven
gedragen had nl. een jachtkostuum. Zyn Hanna
kende hem zeker goed, maar als zy hem thans
ontmoet had, dan zou zy niet op de gedachte
zyn gekomen, in hem haar Dirk te vermoeden.
„En myn vrouw heeft toch zeker goede oogen,"
zei hyzichzelven met deze overwegingen
geruststellend, „en de politie by ons in
de residentie kent my ternauwernood van
aanzien, zoodat ik my dus niet verder behoef
te beangstigen."
Het waa hoog tyd, dat baas Dirk weer wat
moed opdeed, want de schuwheid, waarmee
hy na het verlaten van den trein over het
perron was voortgesneld, was vooral een in
burgerkleeding aldaar op post staanden detec
tive opgevallen, die don conducteur van den
bliksemtrein terstond naar het station vroeg,
waar baas Dirk was ingestapt. En toen hy
zulks vernomen had, snelde hy den laatste
na, totdat hy in den kapperswinkel verdween;
daarna vergezelde hy hem ook weor op go-
pasten afstand naar den hoedenwinkel en de
confectiezaak, zoodat de geheele verandering
die baas Dirk onderging, om zoo te zeggen
onder zyn oogen voltrokken werd. De geheime
politieagent achtte hot buiten twijfel, dat de
zonderlinge vreemdeling een voortvluchtige
was en zich om deze reden onkenbaar trachtte
te maken. Doch voor een voorloopige arres
tatie bestond vooreerst nog geen aanleiding
en de detective stelde zich er mee tevreden,
het kleine hotel aan te teekenen, waarin baas
Dirk ging logeeren, en verder dezen op al
zyn gangen in het oog te houden, om hem
by de eerst voorkomende verdenking gevangen
te nemen. Als een schaduw bleef hy den
rusteloozen dokter Scherp op de hielen, zonder
dat deze iets daarvan vermoedde.
„Alweer uitgevlogen, die mooie putter 1"
stoof vrouw Hanna op, toen zy met den
gevulden marktkorf thuis kwam en de woning
ledig vond. „Waar is hy nu vandaag weer
heen? Maar wat behoef ik nog te vragen,
alsof ik niet wist, wat er gisteren is voor
gevallen I Ik, arme, arme vrouw I"
By deze woorden ging zy op den keuken
stoel zitten, zette den marktkorf vóór zich
op den grond en overdacht zuchtend haar
droevigen toestand. Wat zou, wat kon zy
doen tegen de trouweloosheden van haar man,
die haar plotseling als bezeten voorkwam 1
„Precies, hy heeft niet eens koffte gedronken,
die deugniet!" zeide zy knarsetandend bij zich-
zelve, toen zy meestor Dirks kopje met het
koffiegoed nog juist zoo weervond, als zy hot
vóór haar vertrek had gereed gezet.
I vYorul vervolgd.)