N*. 12466
Zaterdag 13 October.
A0. 1300
jouraat wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Tweede Blad.
PERSOVERZICHT.
Feuilleton.
Dot geheim Tan den verloofde.
LEIDSCH
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 8 maandenJ I i 1.10.
Euiten Leiden, per looper en waar agenten gevestigd sUn 1.80.
Franco per post
1.66.
PRIJS DER ADVERTENTTEN:
Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. Grootero
letters naar plaatsruimte. Voor hot incasseeren buiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
De Werkmansbode van deze maand is van
oordeel, dat het gewijzigde ontwerp Onge
vallenwet er in het belang der werk
lieden niet minder op geworden is, kan
het hun niet geheel voldoen. By name kan
dat h. i. het geval niet zijn met de ver
zekering voor eigen risico door de werkgevers
persoonlijk. Zij acht het dan ook zeer te
hopen, dat de Regeering zich niet zal verzetten
tegen pogingen, die waarschijnlijk zullen
worden gedaan, om in dit opzicht het ontwerp
te wijzigen. De vereenigde werkgevers, merkt
zy verder aan, zyn wel is waar niet tevreden,
inaar ze beseffen, „dat onder de bestaande
omstandigheden de tot-stand-koming" van een
„gansch andere organisatie" gelijk zij wen-
schen, „niet waarschijnlijk is".
„Gelukkig maar," zoo besluit De Werk
mansbode, „dat zij tot dat besef zijn gekomen.
En daarmede is dus de oppositie der work-
gevers uit, is zij althans op zij gezet? O,
neen, nu komen er een reeks van „beden
kingen", bedenkingen van ondergeschikten
aard, waarvan sommige ook reeds in de
afdeelingen der Tweede Kamor ziln gemaakt
en naar aanleiding waarvan door de Regeering
er aan is te gemoet gekomen.
Aan andere „bedenkingen" zal niet of
zeer bezwaarlijk kunnen worden te gemoet
gekomen. Hiervan wordt uitgezonderd deze,
welke zich richt „tegen hot overlaten van
verschillende regelingen aan maatregelen van
bestuur". Daarin k^n op zichzelf geen
verandering worden gebracht; maar kan de
Regoering voldoen aan het verzoek, om over
sommige dier maatregelen de belanghebbenden
te hooren, dan mag dit worden aanbevolen,
mits zulk hooren niet opnieuw tijdverlies
veroorzaakt En dat te nemen maatregelen
van bestuur tijdig genoeg zullen worden
openbaar gemaakt, daarvan kunnen de heoren,
dunkt ons, zich verzekerd houden."
Na te hebben aangetoond, dat en waarom
de klandizie voor advocaten en civiele rechts
colleges in de laatste twintig jaren aanmer
kelijk is afgenomen, de redenen daarvan
zijnvestiging van een jurisprudentie, grootore
bekwaamheid der notarissen, meer ontwik
keling van het publiek, invloed van de
successiebelasting, en uitbreiding van het
getal naaml. vennootschappen (G83 in 1882,
2656 in 1898), zegt hot Handelsblad:
„De cjjfers doen ons zien, dat de toe
komst van onze advocaten en
procureurs als zoodanig niet schit
terend is.
"Willen we nu onzen jongelui ontraden om
in de rechten te studeeren? Dat zij, die geen
bijzondere voorliefde voor deze studie koesteren,
wijzer doen een ander vak te kiezen, behoeft
geen betoog. Bij de rechterlijke macht toch
is weinig of geen promotie te verwachten,
zoo men, na verloop van een aantal jaren
sedert men de academie verlaten heeft, er al
in slaagt, in dat korps te worden opgenomen,
terwijl zelfs voor een talentvol en niet onbe
gaafd jongmensch de verdiensten van de eerste
jaren als advocaat en procureur gelijk nihil zijn.
Toch is er in onze maatschappij, zooals
zij in den loop der jaren geworden is, nog
plaats genoog voor knappe juristen. Doch
dan dienen onze jongelui hun studie niet te
bepalen tot de rechten, maar moeten zij zich
ook bekwamen in de staatswetenschappen
of zich voorbereiden voor notaris. De burge
meesters en secretarissen van min of meer
aanzienlijke gemeenten dienden in de rechten
en in de staatswetenschappen te hebben ge
studeerd en evenzoo zy, die een betrekking
zoeken aan onze provinciale griffies of aan
eenige onzer ministerieel© bureaux. Onze
notarissen ton platteland© moeston allen
„meester" zijn.
Maar ook de naamlooze vennootschappen
kunnen tal van jonge rechtsgeleerden, vooral
als zjj gewapend zyn met de vereischte
handelskennis en met de kennis van het
boekhouden, opnemen. Dit dunkt ons aardiger
en waardiger dan wat zich nu voordoet. Nu
zyn velen onzer advocaten agent van een of
meer maatschappyen van verzekering, en op
hun deurpost wordt nogal eens hun naam
bordje van advocaat in de schaduw gesteld
door de bontkleurige naambordjes der ver
schillende verzekeringsmaatschappyen, wier
vertegenwoordigers zy zyn.
Dit nu behoeft niet en moet niet. Het feit,
dat nu reeds tal van meesters in de rechten
directeur of commissaris zyn van dergeiyke
corporaties, doet ons zoo iets zeggen.
Kortom, onze jonge mannen, die voorliefde
koesteren voor de rechtsstudie in den meest
algemeenen zin, behoeven niet te wanhopen
aan hun toekomst, mits zy die niet uitsluitend
en eenzydig zoeken in de betrekking van
advocaat of van rechterlyk ambtenaar. Voor
een degeiyk en ontwikkeld jurist, die de
praktijk van het leven niet schuwt, is in
een veelzy'dig georganiseerde maatschappy
zooals de onze altyd plaats. Laten zy, die
niet slagen, zichzelven eens ernstig afvragen,
of zy zeiven ook de schuld zyn, dat de maat
schappy hen links laat liggen."
In het „Verslag van den toestand van het
Lager Onderwys over '98 '99" werd door
don minister van binnenlandsche zaken, op
gezag der Inspecteurs van het Lager Onder
wys, de beklagenswaardige toestand van be
doeld onderwys geweten aan schoolverzuim
en het te vroeg verlaten van school.
Er zyn nog andere, zeer voorname oorzaken,
zegt De Nieuwe Koerier, maar deze worden
met genoemd, omdat zy een veroordeeling
zouden wezen van den tot nog toe door veel
ministers bestendigden misstand.
Een der hoofdoorzaken ligt by het school
toezicht. Wy durven beweren, dat veel
schoolopzieners niet voor hun taak
berekend zyn, en het vertrouwen niet be
zitten, onmisbaar voor vruchtbare samen
werking met onderwyzers en schoolbesturen.
Wanneer men de lyst der schoolopzieners,
zoowel arrondissements- als districts-school-
opzieners, doorloopt, dan is het mr. wat de
klok slaat; een zeer groot gedeelte is advocaat.
En van de overbiyvenden kan men degenen,
die by het Lager Onderwys zyn werkzaam
geweest, wel op de vingers tellen.
Hoe kunnen nu deze mannen, die nooit
met schoolkinderen omgingen, die wellicht
zelden een boek over paedagogiek in de hand
hadden en nog zeldzamer in de gelegenheid
zyn geweest, de theoretische opvoedkunde
aan de praktyk te toetsen, plotseling gemeta-
morphoseerd worden in schoolopzieners, die
door een bezoek van hoogstens een uurtje
niet slechts moeten onderzoeken of deonder-
wyzer zyn plicht doet, maar hem ook wenken
dienen te geven, om te veranderen wat min
der in het voordeel der kinderen blykt?
Wat heeft een advocaat aan zyn wetten
kennis, als hy schoolopziener moet „spelen",
zeiden we haast, als het niet zoo onparle
mentair, hoewel niet minder juist klonk? Zou
het iemand in het hoofd komen, een advocaat
tot Inspecteur van het Geneeskundig Staats
toezicht te benoemen Er zou een schaterlach
opgaan door het land. Maar zou dan een
advocaat, by zyn benoeming tot schoolop
ziener, meer van het schoolwezen dan van
de medicynen kennen? Wy betwyfelen het
zeer.
Voor schoolopziener schynt iederoen ge
bruikt te kunnen worden, en daarom is en
kan het schooltoezicht niet zyn wat het
wezen moet.
Eón van de twee:
Do schoolopzieners zyn noodlg, of niet.
Zyn ze niet noodig, bespaar dan toch de
duizenden guldens aan 'elands kas.
Zyn ze wèl noodig, dan, wyt een groot deel
van de slechte resultaten van het onderwys
aan de geïmproviseerde schoolopzieners, die
geen ondervinding hebben op schoolgebied,
en zeer dikwyis zich moeten bepalen tot heel
geleerd te knikken, als de onderwyzer de
kinderen ondervraagt.
Wil een schoolopziener vruchtbaar werk
zaam zyn, zoo zal hy het vertrouwen moeten
genieten van de onderwyzers en de school
besturen.
De onderwyzers immers zullen al heel
weinig geven om bemerkingen van school
opzieners, wanneer zy kunnen veronderstellen,
dat zy meer het gevolg zyn van theoretische
gegevens dan van werkelyke kennis.
En de schoolbesturen, die by het benoemen
van onderwyzers en by de regeling van het
schoolwezen in overleg moeten treden met
do schoolopzieners, zullen hun raad zeer dik
wyis met alle omzichtigheid aannemen en
dien niet te zwaar doen wegen, als zy weten,
dat des schoolopzieners levensbeschouwing
een gansch andere is dan die van het school
bestuur.
En toch, deze verhoudingen van mindere
vertrouwelykheid bestaan, en bestaan door
de schuld der Regeering.
Wanneer in gansch katholieke provincies,
als Limburg en Noord-Brabant, schoolopzieners
benoemd worden, die óf zich openiyk als
liberaal aandienen óf door uitlatingen in
scholen een anderen geest toonen te bezitten
dan de bevolking, wier kinderen ter school
gaan, kan het dan ander3 of zoo'n man wordt
niet al te best vertrouwd, zelfs dan, wanneer
den een of anderen keer zyn opmerkingen
waarlyk zeer juist en onpartydig zyn.
Zelfs durven wy meer zeggen.
Om nog een andere reden zyn liberale school
opzieners schadelyk in katholieke provincies.
Onder de liberale heeren schoolopzieners
zyn er ook, die niet erg op moeilykheden
gesteld zyn, en hun naam van onpartydig
tout prix willen handhaven.
Komen deze heeren op byzondere scholen,
dan zullen ze natuuriyk wol nagaan of de
wet gevolgd wordt, wat het aantal onder
wyzers betreft, maar verder zien ze heel
dikwyis niet; ze zouden misschien dan aan
merkingen moeten maken, deze zouden toe
geschreven kunnen worden aan partydigheid
en dus
Het gevolg hiervan is, dat aulke school
opzieners in de wandeling wel „goede mon-
scben" heeten, maar het oiy ven toch menschen,
die hun plicht niet doen, want zy zyn nu
eenmaal aangesteld om het onderwys te
controleeron.
Op het punt van schoolbezoek schynen
het enkele schoolopzieners ook zoo nauw
niet te nemen.
Volgens de wet op het L. O. moeten de
districtsschoolopzieners zoo door schoolbezoek
als anderszins voortdurend op de hoogte
blyvon van den toestand der scholen; zy
moeten het toezicht met „nauwlettendheid"
uitoefenen; en hoe dat mogeiyk is, wanneer
een districtsschoolopziener in jaren lang de
school niet bezoekt, ia ons een raadsel.
En toch kennen we scholen, ook openbare,
waar in jaren lang geen districtsschoolopziener
te zien is geweest.
Wy lezen in De Nederlander onder het
hoofd „Nul ne sera chrótien que nous et
nos amis":
In Zeeland zyn eenige nieuwe bladen ver
schenen, die biykbaar onder dezelfde redactie
staan, de Nieuwe Goesche Courant, de Nieuwe
Middelburqsche Courant e. a. Ze zyn van mild
christelyke richting en viermaal per
week uit.
Merkwaardig is weer by de verschyning
dezer bladen gebleken de onverdraagzame
geest van zekere antir. groep, die alles wan
trouwt en verkettert, wat niet in zeker gareel
loopt en aan zekere leiding gehoorzaamt.
Een gereformeerd herder en leeraar schreef
in De Zuider Kerkbode:
„Daar is weer een nieuw blad verschenen.
Een veelhoofdig ik zal niet zeggen
monster, want het ziet er heelemaal niet
wreed, eerder wat schaapachtig uit.
Of het echter geen wolf in schapenvel kan
wezen?
Wy hebben met dit blaadje niemendal op.
Het belooft Christeiyk te zullen zyn.
Doch de redactie schuilt weg. En als ge
onderzoekt naar het Ohristeiyk gehalte van
het proefnummer, dan is het een abstratje.
Het blad bepleit zyn optreden met ver
zachtende omstandigheden. Andere provincies
zuchten onder 2, 3 christelyke bladen, die
elkaar het leven zuur makenhet Christen
dom schynt my negatief te zullen zyn.
Onze vrees is, dat straks dit vage Christen
dom do Gereformeerde Kerken en de ge
organiseerde anti-revolutionnaire party meer
kwaad dan goed zal doen. Dat hebben we
al zoo vaak beleefd. Wat eerst zoetsappig is,
wordt Straks licht zoo bitter als gal.
Daarom raden wy onzen lezers deze kat
eens uit den boom te kyken.
Wy reizen niet gaarne in den mist."
De redaotie van De Zeeuw (die even hard
wegschuilt als die van het nieuwe blad) heeft
zich verlaagd, aan deze uitstorting van pasto
rale gal een eereplaats in haar blad te ver-
leenen.
't Is toch wonderiyk. By herstemmingen,
tusschen een „gey kt" antirevolutionair en een
liberaal, zyn alle vrye antirevolutionairen en
christelijk-historischen echte, ware christenen,
en worden alle christelyke elementen (ook do
„negatieve"!) opgeroepen tegen den „gemeen-
schappelyken vy'and". Maar wanneer een chris-
teiyk blad het onderstaat, zich vry van alle
centrale leiding te gevoelen en op eigen beenen
te staan, dan is het christendom van dat blad
twyfelachtig en wordt in een dubbelzinnig
daglicht gesteld.
Hoe is het mogeiyk, dat menschen, die op
„waardeoring" en „samenwerking" aansturen,
zulke primordiale verdachtmaking, zulk twyfel-
wekken aan iemands uitgesproken christe-
ïyk streven, kunnen schryven en overnemen?
Of Is dan al dat gepraat van samenwerking
onoprecht, en niets dan een middel om te
heerschen mede met de stemmen van hen, die
men niet eens voor christenen houdt?
Wy kunnen het niet gelooven, maar wy
begrijpen dan ook niet, hoe men goedsmoeds
een taal als bovenstaande durft neerschry ven.
Hot verheugt ons met dat al, dat het nieuwe
orgaan blijkens zyn eerste nummers zich door
zulk een ontvangst niet heeft laten prikkelen,
maar kalm en waardig is opgetreden.
Ons moest een enkel streng woord van het
hart wegens dit nieuwe treurige phenomeen
in den christelyk-politieken hoek. Wy achtten
het plicht hierop te wyzen, omdat naar onze
diepste overtuiging zoowel de ontwikkeling
der antir. beginselon als de christelyke vryheid
door al zulk getyranniseor d.oodeiyk geschaad
en tot stikkens toe gedrukt wordt. Het was
echter beter, dat wy of een ander het doden,
dan het blad zelf, dat het hier gold. Van dit
laatste zou de verontwaardiging allicht aan
min edele motieven zyn toegeschreven.
De Maasbode vestigde er de aandacht op,
dat in de Staats-Courant van 2 October was
opgenomen het Kon. besluit, bepalende de
bekendmaking der Verdragen en Verklaringen,
den 29sten Juli 1899 onderteekend op de
Internationale Vredesconferentie.
„In een dezer verdragen, dat nopens de
vreedzame beslechting van internationale ge
schillen, verklaarden de mogendheden o. a.
bezield te zyn met den vaslon wil om samen
te werken ter handhaving van den a!r enon
vrede
besloten te zyn met al haar krachten de
minnelyke beslechting der internationale go-
schillen te bevorderen;
te wenschen de heerschappy van het recht
uit te breiden en het bewustzijn der inter
nationale gerechtigheid te versterken enz."
De Maasbode meent, dat de ironie, de tegen
spraak der feiten luide klinkt.
Op 29 Juli 1899 legde ook Engeland ver-
melde verklaring af en op 9 October dwong
het een klein volk de hand op te heffen om
zich te verdedigen; toen verklaarde hetiede-O
poging tot minnelyke beslechting als een
onvriendelyke daad te zullen beschouwen eu
geen der mogendheden stak een vinger uit
om de sameDwerking tot handhaving van
den algemeenen vrede te verkrijgen.
Ziedaar de vruchten der Viedesconferentie l"
schryft De Maasbode verder. „De Conferentie
is slechts anderhalf jaar verstreken, en do
oorlog in Zuid-Afrika duurt reeds een jaar.
Al te zeer behoeft men zich hierover niet
te verbazen. Want die zgn. Vredesconferentie
droeg in zich het wezen van den stryd.
Strijd was er over de toelating van don
Vorst de6 Vredes, stryd over de toelating
van anderen, die van goeden wil waren. En
een gevolg van dezen stryd was, dat zonder
protest het onrecht zegepraalde.
Wie wind zaait, zal storm maaien. Is het
dan te verwonderen, dat, waar stryd en
onrecht werden gezaaid, oorlog en rechtsver
krachting gemaaid werden?
Kan het verbazing wekken, dat, nu de boom
van stryd en onrecht was geteeld, hy ook
vruchten van stryd en onrecht heeft voort
gebracht?
Waarlyk, er is hier geen reden tot verbazing.'
Evenwel is er een andere reden tot groote
verwondering.
Het rechtsgevoel van alle volkeren is ont
waakt by den schok des onrechts, die allen
doortrilde.
En geen enkele der regeeringen, die toch
geacht kunnen worden de volkeren te ver
tegenwoordigen, heeft iets beduidends gedaan,
om te trachten het huiveringwekkend onrecht,
dat Engeland jegens Transvaal pleegt, te
voorkomen of te beletten; een aarzelend,
2)
Toen haar goede vader Rosina als wees
achterliet, kwam zy in onze familie. Zy heeft
een liefdevol hart en is met treffende aan-
hankelykheid aan my gehechtdoor haar vele
goede hoedanigheden heeft zy alle harten
gewonnen en iedereen verontschuldigt gaarne
haar kleine eigenaardigheden. Ook gy moet
haar plagerijen niet verkeerd opuemen, graaf
Dentry; myn nicht is veel beter dan zy zich-
zelve soms aan anderen voordoet."
„O, dat wil ik graag gelooven," antwoordde
de jonge man; „wie zou in den omgang met
u niet goed worden, freule 1 Uw nabyheid
werkt gunstig op iedereen."
Natalie's gezicht werd purperrood; zy liet
peinzend haar blond hoofdje hangen, terwyl
Alfred haar hand vasthield. De schoone
nachtegaal in het slot had al lang opge
houden met zingen; nu zong haar eenvoudige,
gevederde zuster met heldere keel een klagend
lied in het geboomte. De sterren keken
nieuwsgierig naar beneden, de zwanen gleden
j onhoorbaar over de zilveren vlakte van den
\vyver, en de maan keek vriendelyk neer op
de gelieven en overgoot hen met haar stralen.
Eindeiyk stond Natalie op om aan Alfred's
,zyde naar het slot terug te koeren. Het
ernstige, beslissende woord was gesproken:
twee harten waren voor hun geheele leven
verbonden.
„Schenk my een aandenken aan ditonver-
getoiyk uur," smeekte graaf Dentry, en Natalie
boog üch met cea gelukkig getocht over een
nabyzynden rozenstruik en wilde hem een
bloeiende roos overreiken.
Yerbleekend trad hy achteruit. „Geen roos l"
riep hy met bevende stem. „In vrodesnaam,
geen roost Die brengt my geen geluk aanl"
Verschrikt staarde zy hem aan. Reeds
zweefde haar een vraag op de lippen, maar
zy hield die terug. De roos was uit haar hand
gevallen, en nu plukte Natalie met bewon
derenswaardige kalmte een lieflyke „Viola
tricolor" voor den graaf.
„Pensée of troost des harten," zeide zy
glimlachend. Hy kuste de bloem en verborg
ze in zyn portefeuille.
„Ik dank u, myn lief, schoon meisje!"
Aan zyn arm keerde zy in het gezelschap
terug. Een uur later vertrokken de gasten.
Het laatste rytuig, dat de slotpoort uitreed,
rolde weg in de richting van Dentry.
De twee nichtjes zaten in haar boudoir.
Natalie kamde haar weelderige blonde lokken,
waardoor zy op de „Loreley" geleek. Naast
haar stond Rosa, die in haar bloeiende schoon
heid een beeld was van aanvallige jeugd en
frissche kracht. Zy maakte de donkerroode
granaatbloesems los uit haar zwarte lokken.
„Nichtje," lachte zy, „gy zyt waarlyk eenig
in uw soort I Tot over de ooren verliefd, met
uzelf en uw hartje al kant en klaar, en daarby
zoo preutsch als een tortelduifje 1 Denkt gy
waarlyk, dat ik niets vermoed van hetgeen
er vandaag gebeurd is Mag ik u feliciteeren,
schoone lady van Dentry?"
Blozend verborg Natalie haar gelaat aan
Rosina's schouder. „Gy zult het hooren,
heveling; alles, alles zal ik u vertellen, hoe
onuitsprekeiyk gelukkig ik ben; gy moet
immers al myn lief en leed deelen. Gy gaat
toch met my mede, als ik Noon verlaat?"
„Nut dot to aogto ntowwiyfr," lachte Rosma,
terwyl zy snel de tranen wegwischte, die uit
haar groote, brandende oogen rolden. „Wat
zou ik, arm schepsel, zonder thuis, beginnen
zonder u? Waar zou ik heengaan, als ik niet
mot u meeging?"
Urenlang bleven de beide meisjes gezellig
keuvelend by elkander en eerst tegen den
morgen zochten zy haar legerstede op.
Eenige weken later verkondigden de
nieuwsbladen de verloving van de schatryke,
veel bowonderde erfgename van Noon met
lord Alfred, graaf van Dentry.
IL
Wy bevinden ons in een hoog, ouderwetsch
vertrek met zware, kunstig gesneden eiken
houten meubelen. Dichte zyden gordynen
laten maar weinig licht in de kamer vallen;
in een hoek staat een worktafel met vrouwe-
lyke handwerken en een borduurraam, voor
een der ramen een bloementafel met uitge
lezen planten, op den vloer liggen kostbare
tapyten; overal ziet men fijnen smaak en
ryken eenvoud, zonder overlading of verkwis
ting. Dit is de huiskamer van het slot Dentry.
Een der vensters staat open en biedt een
vry uitzicht op den straatweg.
Een oude dame staat met een jongen man,
den ons bekenden graaf Alfred, Natalie's ver
loofde, aan het geopende venster.
Zy kyken vol gespannen verwachting naar
den ryweg.
De oude dame is een van die mooie
oude vrouwen, van wie men reeds veel houdt,
als men ze eenmaal gezien heeft, en wier
aantrekkeiykheid zich gerust kan meten met
die van veel jonge meisjes. Zy draagt een
zwartzyden japon, een fijn zwartkanten kapsel
en ma. helderwit halskraagje. Heur haren zyn
zilverkleurig; fijne rimpels liggen op haar
blank voorhoofd en om haar vriendelyken
mond.
Haar gelaat draagt, ondanks alle minzaam
heid, de sporen van langdurig, in stilte ge
dragen leed; somtyds bemerkt men een
smartelyke trilling om haar mond. Toch
ziet men op haar eerbiedwaardig gelaat nog
duidelijk de sporen van een buitengewone
schoonheid, maar groote zorgen hadden er
tevens haar stempel op gedrukt.
Misschien was haar gelaat juist zoo interes
sant geworden door het merkteeken van
lyden en zorg; de meeste jeugdige schoonen
immers missen, om zoo te spreken, de ziel
volle uitdrukking in het gelaat, die aan de
schoonheid de grootste aantrekkingskracht
verleent.
Hier was echter een eerbiedwaardig, echt
lief, moederiyk gelaat, misschien ©enigszins
vermoeid, maar toch zachtmoedig en vrien
delyk, in vrede met God, zichzelve en haar
omgeving.
Met moederiyken trots keek lady Dentry
naar Alfred, haar sprekend evenbeeld, de
vreugde van haar eenzaam leven. Hy echter
koek voortdurend in gespannen verwachting
naar den straatweg.
„Nu het oogenblik zoo naby is, waarop ik
myn aanstaande dochter zal omhelzen, word
ik haast bang voor haar bezoek, Alfred l"
zoo begon de oude dame het gesprek.
„Maar, moedert Meent gy dat? Twyfelt gy
aan het goede hart myner Natalie? Weet
gy dan niet, hoezeer zy verlangt naar uw
moederlyke liefde en hoe gelukkig zy is, nu
zy eenigen tyd onder uw gast vry dak mag
doorbrengen?"
„Ik weet dit alles zeer goed, myn zoon; en
toch gy kent immers den last, die my op
het harte ligt; gy weet door welke belofte gy
gebonden zyt ik had uw verloving zoo
gaarne willen uitstellen. Sir Everard wenschto
dit immers bokt En nu brengt een toeval
haar in onze woning, midden in ons huis
gezin, en gy weet ach, Alfred, als wy haar
maar alles konden zoggen
Lady Dentry had by deze woorden als
biddend de witte handen saamgovouwon en een
onuitsprekelyke angst stond op haar gezicht
geteekend. Alfred trachtte haar gorust te
stollen; hy streelde haar wangen en zeide:
„Gy weet immers, lieve moeder, dit mogen
wy niet doent Laten wy toch nooit onze
belofte aan don stervende vergeten en altyd.
onze eer indachtig zyn, de eer van ons huis."
„Hoe lang nog, o God, hoe lang nog?" De
oude dame keek zuchtend ton hemel.
„Misschien zal deze kelk spoediger van ons
weggenomen worden dan wy den kon, dier
bare moeder! Het uur onzer verlossing moet
eens slaan! Laat ons toch vast op God ver
trouwen 1"
„Gy hebt geiyk, kindl God hoeft het zo®'
beschikt, dat gy Natalie leerdet kennen en
in haar het ideaal uws harten vondt. Hy zal
uw liefde zegenen; gy moet gelukkig worden
reeds om mynentwille en wegen6 den zwaren
last, dien gij met zulk een heldenmoed op
uw jonge schouders hebt genomen!"
En zy kuste den jongen man mot innige
liefde op het voorhoofd.
(II t/ .o'jd).