N*. 12463 Woensdag ÏO October. A0. 1900 Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. LEIDSCH PRIJS DEZER COURANT; Voor Leiden per 8 maanden, 1.10J Buiten Leiden, por looper en waar agenten gevestigd zyn t 1.30. Bianco per post 1*65. PRIJS DER AEVERTEMTTEN: Van 1-6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. Grootcre letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten do stad wordt ƒ0.05 berekend. Dit uommer bestaat uit TWEE Bladen. Eerste Blad. Het Leitlsche Rioleeringsplan. IL In de bogrooling van kosten van den Direc teur der Gemeentewerken worden de gegoten •Ijzeren persbuis naar Katwijk ter lengte van ongeveer 9500 meter en de noordelijke en zuide lijke pompstations op iets meer dan 600,000, de hoofdriolen in de gemeente op iets meer dan \f 900,000 geraamd. De boide, hieronder nader aangeduide, persbuizen alléén zijn op ƒ392,000 begroot, de groote op ƒ347,000, de kleine op (ƒ45,000. De juistheid van die cijfers is - zegt dr. Dekhuyzen in zyn nota by zijn ver eenvoudigd rioolplan —-alleen door bevoegde deskundigen te beoordeelen. Hij zal, zonder |er voor in te kunnen staan, op de juistheid van die ramingen afgaan. Op het bedrag van (ƒ900,000 zou wol het een en ander kunnen uitgespaard worden. Met des te meer vrijmoe digheid kan hij hiertoe overgaan, omdat door het j rioolplan van den heer Broekman ondanks do I hoogo kosten toch slechts een gedeeltelijke verbe- 1ing wordt bereikt. Immers laat het zich, wat de hoofdriolen aangaat, in het kort aldus I kenschetsenter voorkoming dat eenig open- baar water met rioolvocht verontreinigd worde, zijn de groote eilandenwaarin onze bin>ienstad door de talrijke grachten verdeeld is, elk met een ring van hoofdriolen omgeven. Voorzeker een belangrijke vooruitgang, maar Yoor de binnen die groote eilanden gelegen straten z\jn de riolen in den toestand gelaten, waarin zij thans verkeeren, zelfs do Langebrug: oen overwulfde gracht, zonder ondoordringbaren bodem. Deze bozuiniging is grootendeela zeer gemotiveerdimmers is er in de laatste veer- 'tig jaren zóó veel aan de riolen ten koste i gelegd, dat het een niet te verdedigen financieel j beheer zoude zijn, wanneer men de bestaande i riolen opeens ging wegbreken en vervangen door zoodanige enge en hellende, als geheel 1 in het nieuwe stelsel passen en voor ruime I doorspoeling geschikt zjjn. De bestaande riolen jkunnen voor een groot deel nog vele jaren J dienen, te meer wanneer zo niet in de gracht, 'maar in de dioper gelegen hoofdriolen uit- .monden. Do heer Dekhuyzen zou in de bezuiniging inog verder willen gaan, uitgaande van het 'onloochenbaar feit, dat do toestand niet in alle deelen onzer gemeente even slecht is. Hij i brengt in herinnering het rapport, dat in Mei ,1893 door B. en Ws. is uitgebracht over de 1 grachtverversching. j In do jaren 1892 en '93 zijn dagelijks (waarnemingen verricht omtrent den toestand 'en de waterbeweging in onze grachten. De -uitkomst was, dat er eensdeels een onverwacht groote waterverplaatsing bleek te bestaan in onze, vaak als stilstaand beschouwde grachten, anderdeels dat die verversching in zeer onge lijke mate ten goede komt aan de verschillende kanalen. Wat zijn de oorzaken van die be weging In hoofdzaak de zeer gunstige ligging van Leiden ten opzichte van den uitgestrekten boezem van Rijnland. Al de grootere wateren tusschen Haarlem, Amsterdam, Gouda, Leid- schendam en de duinen vormen één samen hangend net van kanalen en plassen: den boezem van Rijnland. Die groote watermassa is voortdurend in beweging, hoewel ze aan alle kanton door waterkeeringen is ingesloten. De voornaamste oorzaak is wel do wind. Alleen wanneer alles met een ijskorst bedekt is, staat do boezem waterpas. In alle andere gevallen stuwt de wind den boezem op, meestal naar het Noordoostelijk deel (Z.-W.-wind is de meest voorkomende), dan weer naar een der andere uithoeken. Het water tracht altijd weder den horizontalen stand in te nemen. Vandaar stroomingen, die aan het licht komen, wanneer men een drijver een of twee meters onder den water spiegel laat zinkon. Andere oorzaken zjjn het uitmalen der polders na regens, vooral by goeden molen- wind, het inlaten van water door do polders i» by droogte, vooral wanneer het gewas te velde staat en de verdamping groot is, eindelijk de stroomingen, door het Hoogheemraadschap zelf in het leven geroepenspuien te Katwijk hij gelijktijdige inlating te Gouda (tot ver versching van den boezem) of wel het uit malen door do krachtige stoomgemalen te Spaarndam, Halfweg, Katwijk en Gouda. Trouwens ook de waterstand te Lelden wisselt meer dan men zou meenen. Op Ryn- land'a Huis wordt viermaal per etmaal de hoogte van het water in de overwulfde Lange brug opgenomen: te 8 u., 12 u., 4, u. en8u. Het gemiddelde verschil van hoogaten en laagsten stand (die opgenomen was) tusschen 8 uren 's morgens en 8 uren 's avonds, be droog in 1892 2.53 centimeter. Tusschen 8 uren 's avonds en 8 uren van den volgenden dag (dus 2 metingen in plaats van 4) be droeg het gemiddelde verschil 1.75 cM. Neemt men aan (wat zeer waarschijnlijk is), dat do veranderingen in den waterstand 's nachts even groot zijn als overdag, dan komt mon .op 2 x 2.53 of 5.06 centimeter per etmaal, een cijfer, dat nog wat hooger zou blijken te zfin, wanneer men een voortdurend werkende, zolf-registreerendo peilschaal had. Nu betoekent een rijzing van eenlge centi meters te Lolden, dat er zooveel meer water is toegevloeid uit andere deelen van don boezem dan er is afgevloeid. Daartoe is heel wat waterverplaatsing noodig. Lag nu Leiden aan een der uithoeken van den boezem, zooals '8-Gravenhage in Delfland, dan zou het weinig proflteeren van die rijzing en daling. Het zou een heen en weer trekken zijn van het zelfde vervuilde grachtwater. Maar Leiden ligt op grooten afstand van de uiteinden van Rijnland; naar alle kanten hebben wfi een ruime verbinding met belangrijke water massa's westwaarts en oostwaarts den Rijn, zuidwaarts den Vliet, noordwaarts de Mare (Haarlemmer Trekvaart) en vooral de Zyl. Deze laatste voort bijna altijd versch water uit de Kagerplassen naar Leiden. Tusschen de Zyi, don R\jn en den Vliet heeft de groote waterbeweging plaats. Maar het behoeft geen betoog, dat het meest daarvan profiteert de directe verbinding van die waterende Nieuwe Vaart, Oude Singel en Haven, verder de breedo Singels en de Heerengracht. De stroom (als men de waterverplaatsing met dien naam betitelen mag) vorllest zich in de talrijke grachten van Leiden, vooral in de zuidelijke (Levendaal) en in de dwarsgrachten (Middelste en Uiterste). De Zyl valt in don noordelijken tak: den Ouden Rijn benoorden de Waard; de zuidelijke tak, do Nieuwe Rijn, wordt alleen door de Roomburgerwetering wat ver- verscht en door den .Zijlsingel. Maar dat komt meer aan den Zoeterwoudschen Singel ten goede dan aan het Levendaal. Door nauwe openingen en in ongunstige richting met den Singel en het -Steenschuur samenhangende, ligt het Levendaal vrij wel buiten de waterverplaatsing. De bezuiniging, die voorshands aan het Rioolplan van den heer Broekman kan aan gebracht worden, moet naar het inzien van den heer Dekhuyzen hierop berusten, dat die deelen onzer gemeente, welke het meeste baat hebben van do natuurlijke verversching, voorlooplg niet van hoofdriolen voorzien wor den. Do besparing Is daórom zoo belangrijk, omdat het deelen betreft, die door vele grachten doorsneden zyn en waar kostbare inrichtingen noodig zouden zijn, om do hoofdriolen onder de grachten heen te brengen: zoogenaamde syphons. De bedoelde deelen zijn:'Wijk VIII (het geheelo eiland tusschen Hoerengracht en Oude Heerengracht eenerzfids en de Heeren en Zyisingels anderzyds), Wyk V (het eiland benoorden den Ouden Singel), W(jk IV (tus schen Rapenburg, Steenschuur en den Nieuwen en Stillen Ryn), het westeiyk deel van "^fik V (tusschen Lange Maro en Turfmarkt) en eindeiyk W(jk I (het eiland tusschen Rapen burg, Vliet en Witten Singel). Niet dan met groot leedwezen is dit laatste voorloopig zonder verbetering gelaten: do toestand van de Doelen-, Doelenachter- en Groenhazengracht js niet schitterend. Maar w(j moeten ons tot het strikt noodlge bepalen. Is het overige Leiden gerioleerd, dan zal de toestand in de opgesomde wyken veel verbeterd zyn. Wenscht men later verdere uitbreiding aan het riolennet te geven, de gelegenheid is er voorde pomp stations en de persbuis. Hetgeen er voor ongeveer ƒ400,001x dan wel gerioleerd zal worden, is inderdaad niet zoo weinig. De kleine helft van het rioolvocht (de fabriekswateren incluis) zou buiten onze grachten worden gehouden. Immers al de plaatsen, waar de toestand onhoudbaar is of waar ter wille van den aanleg van nieuwe straten rioleering noodig is, worden van hoofd riolen voorzien: do volkrykste deelen der binnenstad, waar tevens de meeste fabrieken zyn, en de buitenstap Er zou dan gemaakt worden: A. in het zuidelyk bemalingsdistrict: 1. hoofdriolen voor Wijk VIIde Uiterste- en Middelstegracht en Nieuwe Ryn (gedeeltelyk) met opneming van de bestaande riolen van de Vestestraat en Hooigracht; 2. hoofdriolen voor het Levendaalmet op neming van de bestaande riolen in de geheelo buurt daarvan (Wyk III en H voor zoover niet aan het Liemurstelsel aangesloten); 8. hoofdriolen voor den Zyisingel, Zoeter woudschen en Witten Singel, don Hoogen Ryndyk voor zoover noodig, en Heerenstraat, waardoor aan de (particulier eigendom zynde) lanen aan de Heerenstraat gelegenheid geboden wordt do slooten te dempen en te riolêeren; 4. het zuidelyk pompstation met gegoten (jzereu persbuisjo ter lengte van 1200 meter naar het groote hoofdkanaal van B. het noordeiyk bemalingsdistrict. In dit kanaal zouden opgenomen worden: i -6. do bestaande riolen in de Vander-Werf- straat en omgeving; 6. zouden do nabijgelegen fabrieken aan de Langegracht gelegenheid vinden haar wateren te loozen op dat kanaal, terwyi het bestaande riool in de voor weinige jaren gedempte 8de Binnenvestgracht hiermede zal worden in ver binding gebracht; 7. hoofdriolen langs don Morschweg, den Morsch-, Rynsburger-, Mare- en Heeren- singol, Aloölaan, Haarlemmer Trekvaart en Lagen Ryndyk. 8. het noordeiyk (hoofd-) pompstation met persbuis naar Katwyk. De kosten van dit vereenvoudigd plan wor den door den Directeur der Gemeentewei kon, geiyk reeds gemeld, op 980,000 geraamd, waaronder 48,325 voor onvoorziene uitgaven begrepen zyn. Een belangryke kapitaalsuitgaaf, zegt dr. Dek huyzen, maar onvermydeiyk omdat het een levensbelang voor Leiden geldt. Er is niets in het vereenvoudigde plan opgenomen, wat niet strikt noodzakeiyk is. Gefeideiyk kan men er iedere gewenschte uitbreiding aan geven, omdat het de hoofdzaak levert: pompstations en persbuis naar Katwyk, en omdat het niet anders is dan een deel van een totaalplan. Gemeenschappelijke, directe afvoer van het afval- cn menagewatcr naar zee tot grondslag van zijn plan van rioleering nemende, geeft do heer Broekman, directeur dor gemeentewerken, hot volgende daarby tot nadere toelichting. Ten einde aan de riolen In de stad de noodige helling te kunnen geven, zonder daarby te vervallen in te groote diepte, met welke laatste de kosten van aanleg en explol-< tatie toenemen, is het te rloleeren gebied, op het voetspoor van den heer G. J. De Jongh, gesplitst in twoe deelen, een Zuidelijk en Noordelijk gebied gescheiden door Rijn, Galge water, Rijn, Ouden Rijn, Haven en Ouden Rijn, Hot Zuidelyk rioolgobied loost onder natuur- lyke hellingen door 3 uitmondingen in oen bassin by het zuideiyk pompstation aan den Zoetorwoudschen Singel ten Oosten van het Philosofonpad tegenover do gemeenteschool en vindt aldaar een stoommachine dio het water door middel van de bovenbedoelde gey* goten yzeren buis van 1200 M. lengte en 40 cM. wydte perst naar oen plaats aan de noord- zyde van den Ouden Ryn by de Kerksteeg*, tegenover do Hooglandscho Kerkgracht. Aldaar mondt de persbuis uit in een verzamelnool, dat tevens bestemd is, om op 11 punten te ontvangen het water van het grooter deel van het Noordelijk gebied (in het rapport genoemd Noordoostelijk gebied). Dit verzamelnool loost, onder natuuriyk verval in een bassin by het- noordeiyk pompstation aan den Maresingel, waarin ook het) overige deel van dit noordeiyk gebied (in het rapport genoemd Noordwestelyk gebied) onafhankelyk van het verzamel- riool aan den Ouden Ryn by de Kerkstoeg, onder natuuriyk verval met één uitmonding loozing vindt. By het noordoiyk pompstation verzamelt zich alzoo al het water van het geheele, zoo zuidelyk als noordeiyk gebied, om van daar door do reeds genoemde persbuis van 9500 M. lengte en 55 cM. wydte, strekkende door de Leidscho Buurt on Rynsburg, enz., gemeen- schappelyk naar zee geperst te worden. Leiden, 10 October. Op 10 Dec. 8. zal prof. dr. H. Oort den dag herdenken, waarop hy 25 jaar geleden het hoogleoraarschap aanvaardde by de facul teit der letteren en wysbegeerte te Leiden, meer speciaal on*; onderwys te geven in de Hebreeuwsche taal- en letterkunde met een inaugureele rede, getiteld: „Israöl, het volk van den Godsdienst." Vóór dien tyd was prof. dr. H. Oort hoogleeraar voor de Oostersche talen aan het toenmalig Atheneum illustre te Amsterdam. Ook vervulde by vroeger het predikambt by de Ned.-Herv. Gemeenten, achtereenvolgens te Santfoort en Harlingen. De „Sts.-Ct." No. 237 bevat do statuten van de naamloozo vennootschap: „Bierhandel en mineraalwaterfabriek, voorheen onder de firma C. J. Coster" te Leiden. Kapitaal 25,000, in 50 aandeelen van 500, waarvan er 20 geplaatst zyn; do overige moeten uiterlyk 1 Januari 1905' zyn geplaatst. Benoemd is tot 1 eenig directeur de heer O. J. Coster. Het doel der vennootschap is de handel in bieren, likeuren en spiritualiën en de fabricage van on de handel in minerale wateren, het exploiteeren van koffiehuizen en buffetten en^ 1 in het byzonder de voortzetting van alle zaken, tot dusver gedreven door de Vennoot schap onder de firma U. J. Coster. Hagenaars over Leienaars DOOR OOM TOBIE, XX. B Er is een tijd van komen, er is een tijd van gaan." Dos Zaterdags namiddags, don 23 Juni 1900, 'had mevrouw Olmberg er in toegestemd hare i dochter Annie met haar aanstaande, den luito- 'nant Karei van den Brande, te woord te I staan. Ze had het gevoeldat Annie zich van hare moeder, van hare zustors had losge maakt. Mevrouw Olmberg vond dit feit maar 4n zoovor treurig, dat zy nu geeno eer met Annie meer kon inleggen, zooals met hare geleerde dochter Dora en hare artistieke dochter Jeannet. Dit was eigenlijk alles, wat fcy gevoelde. Dat Annie gelukkig zou worden 'door met Van den Brande te trouwon, liet haar koud. Ze had moeten toestommen, omdat mevrouw Hope zooveel voor Annio deed. Een huweiyk met een eersten luitenant dor Grena diers en Jagers zou op zichzelf onmogeiyk geweest zyn, daar mevrouw Olmberg niet van plan was haar kapitaal aan te spreken met het oog op haro drie andere dochters. Haar ^overleden man, de procureur en advocaat 'Olmoerg, had heel wat gepleit en gebesogneerd, Als een der meest gezochte advocaten van (Leiden en had daarom ook vry wat nage laten, zoodat de weduwe en hare dochters ■goed konden bestaan en op denzelfdon voet Wochten biyven leven, als vóór den dood van echtgenoot en vader. Mevrouw Olmberg was bereid voor Annie hy haar huweiyk te doen, wat haar plicht '/svas, ze zou zorgen voor een deftig uitzet, (èn eonige geschonken voor de jonge huis houding. II Hoe kwam mevrouw Olmberg tot zoo groote \toegeeflykheid? Er was een tyd geweest, toen ^ze sprak van Annie's „kalen" luitenant, toen (ièe beweerde nooit haro toestemming tot zulk (een huweiyk te zullen geven. Maar ze had vniot kunnen vermoeden, dat de familie Hope, /vooral mevrouw Hope, zoo ongemeen harteiyk Voor Annio zoude z(jn. De luitenant Van ^den Brande was als neef in hooge gunst by ^mevrouw Hope. Zoodra de familie Hope wist, Van den Brande Annio Olmberg tot zyne vrouw had gekozen, werd dezo laatste de gunstelinge van het huis Hope. Annie leefde geheel op in Den Haag. Hare gezondheid kwam terug met den frisschen blos op hare wangen en den gloed in hare mooie blauwe oogen. Karei van den Brande stond zoo hoog by tante Hope aangeschreven vooreerst, omdat hy een flink, degeiyk jonkman was, met uit muntend goede manieren en zeer ontwikkel den kunstsmaak. Daarenboven was Van den Brande populair by zyne kameraden on by zyne chefs. Kleine onderscheidingen vielen hom telkens te beurt. Maar tante Hope had vooral wat zo lachend een „familiezwak" noemde. Van den Brande's vader was haar eenige, hoog vereerde broer geweest, en daarom was haar neef na den dood van zyn vader haar steeds dierbaarder geworden. Tante Hope rekende niet tevergeefs op de edelmoedigheid van haar zeer vermogenden man. Deze had er in toegestemd aan neef Karei, zoodra hy getrouwd zou zyn met Annie Olmberg, eene jaariyksche toelage van vyftienhonderd gulden uit te koeren, hetgeen met zyne bezoldiging van eersten luitenant der Grenadiers eenvol- doond inkomen aan het jonge gezin waar borgde, terwyi er bovendien alle kans be stond, dat Van den Brande spoedig promotie zou maken. Dit was de eonige reden, waarom mevrouw Olmberg hare toestemming had gegeven, zich verschuilende achter de huiselyko omstandig heden het échec van hare dochter Jo om ten harent geen feostelyke viering der verloving aan te leggen. Annie bleef voor loopig by „tante" Hope, maar op Zaterdag I 23 Juni, den laatsten dag der lustrumfeesten, zouden de jongelui hunne opwachting maken by mama Olmberg. Daarby was oen ander plan verbonden, dat beide jongelieden met „tante" Hope hadden overlegd. De Hopes hadden uit Leiden hun vroeger verbiyf vele uitnoodigingen gekregen voor het gala-bal door de studentenverenigingen „Pro-Patria"en „Sempre Crescendo" te geven ln het feest gebouw van het Van-der-Werf-park. Papa en mama Hope, Mathildo, Annie en Van den Brande zouden aan het bal deelnemen. De beide verloofden zouden evenwel vooraf door mama Olmberg ontvangen worden, en mis schien by baar blyven eten. Zoo stonden de zaken. En er was al een deel van deze plannen geslaagd. Mevrouw Olmberg had Annie en Van den Brande zeer welwillend ontvangen. Zo was nu over haro bezwaren heen, en vond het beter den jonge lieden een goed gelaat te toonen. Het onder houd was levendig. Do moeder werd ondanks al haro eerzuchtige droomen door de herboren schoonheid harer dochter diep getroffen, en Van den Brande had te veel tact om niet oogenblikkoiyk don beston indruk to maken. De jongelui zouden blyven eten, zeer eenvoudig natuuriyk. En Annie wist zelfs van hare moeder gedaan te krygen, dat ze haar bal toilet mocht makon in haar eigen, nu leeg staand, kamertje boven, dat ze dien nacht weer te huis mocht logeepen, terwyi Karei naar een hotel zou gaan. De maaltyd gaf aanleiding tot opgewekt gesprek tusschen de jongelui en mevrouw Olmberg. De geleerde Dora en de artistieke Jeannet hadden niet veel ln te brengen, ze waren zeer getroffen door Annie's uiterlyk. Ze gevoelden maar al to goed, dat ze mot hare slordige kleoding en groezelige gezichten oon droevig figuur maakten naast hare zuster. Doch dezo aandoening duurde maar zeer kort; een oogenblik later hieven ze het hoofd omhoog, trotsch op hare zedelyko meerder heid. Ze koken zelfs met weemoedige blikken naar het jonge slachtoffer der verfoeieiyke slaverny, die men „huweiyk" noemt. Maar voor het overige ging alles goed. Na den ïnaaltyd nam Van den Brande voor korten tyd afscheid, om zich to dossen ln groot tenue, en begaf Annie zich, vergezeld van Keo, de meid met de grove knuisten en het pioenrood gezicht, die haar koffer droeg, naar hare kamer. Annie dacht er over na, dat by gelegenheid van zulk een gala-bal jonge meisjes elkaar helpen, maar, dat ze het nu maar alleen moest doen. Glimlachend toog ze aan het werk - en daar ze volstrekt geene haast maakte, duurde het een uur vóór ze beneden kwam. Maar toch ook genoot ze van eene groote overwinning. Zo zag er allorliefet uit. Ze droeg een galajapon van roze zyde met zilverdraad ge brocheerd. De japon was vry hoog aan den hals, met opstaanden kraag en lange mouwen. Ze had voor sieraad alleen twee donkere rozen in haar ceintuur van wit satyn. Hare schit terende blauwe oogen, het mooi gegolfd donker bruine haar, en de uitdrukking van innig diep gevoeld geluk schonken haar iets treffends, iets koninkiyks, dat iedereen ln het oog viel. Dora en Jeannet zetten groots oogen op. Mevrouw rees van haar stoel. Zy sidderde van ontroering. Was deze allerliefste verschy- ning hare dochter Annie en was ze willens blind geweest, om niet te zien, hoe trotsch ze op zulk een kind mocht zyn? „Myn lieve Hemoll Annie!" riep Dora met booze stem. „Hoe kom je aan zulk een toilet? Heeft mama dat te betalen?" „Neen!" antwoordde Annie kalm. „Dezo baljapon is een cadeau van Tante Hope. Ze was er op gesteld, dat ik or goed zou uitzien, nu ik met Karei geöngageerd voor het eerst op een bal ga verschynenl" „Je neemt ook maar alles aan! Als je geen baljapon hebt, ga jo niet naar het bal, yoila toutl Jeannet en ik hebben ook goon baljaponnen, en wy, blyven thuis!" Annie zweeg en dacht, dat Dora, ook met de mooiste baljapon, een gek figuur zou maken. Mevrouw Olmberg was ontroerd. Een ge voel van moederlyke fierheid en van beschaamd heid maakte zich van haar meester. Annie prykte niet met goud of juweelen, ze had haar verlovingsring, en kleinere ringen van geringere waarde aangedaan, bedekt nu door don balhandschoen, dien ze bezig was vast te knoopen. Mevrouw Olmberg droeg eene kost bare broche een grooten diamant met kleine parelen omzet. Het sieraad was niet groot, maar fonkeldo met den luister van een echt kostbaar gesteonte. Plotseling maakte ze het los en Annie naderend spelde ze het op een breeden strik van rose satyn aan Annie's linkerschouder. „Onze vriendin Hope gaf je eene mooie baljapon, van mama kryg je nu een mooi speldje l" Tranen van dankbaarheid en vreugde spron gen uit de oogen van het jonge meisje. Mama was nooit heel toeschieteiyk of teedor voor hare dochters geweest, en daarom kon de gelukkige Annie haro tranen niet bedwingen, terwyl ze hare moeder dankbaar omhelsde. De deur werd nu met een ruk opengegooid. Jo, de vluchtelinge, trad binnen. Ze zag heel vreemd op, toen ze Annie in baltoilet naast hare moeder zag staan terwijl het jonge meisje verlegen de betraande wimpers neer sloeg. Niemand had Jo hooren komon. Ze viel als een zwarte stormvogel te midden harer familie. „Wat beteekent dat?" vroeg ze op luiden toon. „Waarom ziet Annie er uit als een prinses?" #Ze gaat naar het b£d" antwoordde Jeannet, „met een japon van mevrouw Hopo en een juweelen speld van mama!" Een glimlach van»nyd misvormde het fletsche gelaat van Jo. Er was nog genoeg daglicht in het vertrek, hoewel de schemering viel, om do contrastreerende gestalten der beide zusters te doen uitkomen. Maar Dora stak plotseling het gas op ze wilde, dat allo oogen do schandelyko' woelde van Annie's galakleed zouden kunnen waarnomen. En nu bleek hot in volle duideiykheid, hoe de frischheid van Annie's jeugd on bevalligheid schitterend afstak tegen de slordig gokleede, magere figuur van Jo, wier gelo trekken van afgunst grauw dreigden te worden. Plotseling schreeuwde ze: „Dat zulk een gedropen schepsel zoo poes-mooi naar een bal gaat, dat kan me niet schelen. Mama kon d'r juweelen wel beter plaatsen, zoo opgeschept ia het hier niet. Ik heb precies op oen cont na van mama zooveel geld gekregon, dat ik naar Engeland kan reizen. Dat wou ik even /.eggen, want ik ga Maandag vroeg op reis in de hoop noch Leidon, noch een van je allen ooit terug te zienl Ik laat alleen m\Jn adres na; zoo het noodig is, kan men my schryvon: Brighton, Ashton House, care o.'tho Misses M a c q u i r e 1 Hier, het staat op dit kaartje. En nu hoop ik, dat het je allen wel ga, en dat Annie met haar verguld officiertje in later tyd geen droog brood zal behoeven te eten 1" Gedurende deze laatsto woorden, mot ver bolgen stom uitgeschreeuwd, hoorde men een rytuig voor het huis stil houden, do voordeur openen en oen stap in de gang. Even voor dat Jo hare laatste woorden had uitgesproken, trad het „Vergulde officiertje" binnen. Van den Brande in zijn groot-ton uo der Grena diers prykte met veel goud, maar zyn uniform stond hem heel goed hy maakte eon voor- treffoiyken indruk. Zoodra hy de laatste woorden van Jo had vernomen, keek hy haar scherp aan en naderdo een paar schreden. Jo schoen ontsteld, want zy liep haastig naar de deur. Juist nu ont dekte Van den Brande zyne Annle aan de zyde van hare moeder. En plotseling zyn plan, om Jo de waarheid te zeggen, vergetend, vloog hy naar Annie, en zyne hand om haar leest leggend, riep hy opgetogen door de macht dor schoonheid: „o Annie! o myn engell Wat ben jemooi, Wat ben je mooil"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1900 | | pagina 1