N*. 12463
Woensdag ÏO October.
A0. 1900
Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
LEIDSCH
PRIJS DEZER COURANT;
Voor Leiden per 8 maanden, 1.10J
Buiten Leiden, por looper en waar agenten gevestigd zyn t 1.30.
Bianco per post 1*65.
PRIJS DER AEVERTEMTTEN:
Van 1-6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. Grootcre
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten do stad
wordt ƒ0.05 berekend.
Dit uommer bestaat uit TWEE
Bladen.
Eerste Blad.
Het Leitlsche Rioleeringsplan.
IL
In de bogrooling van kosten van den Direc
teur der Gemeentewerken worden de gegoten
•Ijzeren persbuis naar Katwijk ter lengte van
ongeveer 9500 meter en de noordelijke en zuide
lijke pompstations op iets meer dan 600,000,
de hoofdriolen in de gemeente op iets meer dan
\f 900,000 geraamd. De boide, hieronder nader
aangeduide, persbuizen alléén zijn op ƒ392,000
begroot, de groote op ƒ347,000, de kleine op
(ƒ45,000. De juistheid van die cijfers is -
zegt dr. Dekhuyzen in zyn nota by zijn ver
eenvoudigd rioolplan —-alleen door bevoegde
deskundigen te beoordeelen. Hij zal, zonder
|er voor in te kunnen staan, op de juistheid
van die ramingen afgaan. Op het bedrag van
(ƒ900,000 zou wol het een en ander kunnen
uitgespaard worden. Met des te meer vrijmoe
digheid kan hij hiertoe overgaan, omdat door het
j rioolplan van den heer Broekman ondanks do
I hoogo kosten toch slechts een gedeeltelijke verbe-
1ing wordt bereikt. Immers laat het zich, wat
de hoofdriolen aangaat, in het kort aldus
I kenschetsenter voorkoming dat eenig open-
baar water met rioolvocht verontreinigd worde,
zijn de groote eilandenwaarin onze bin>ienstad
door de talrijke grachten verdeeld is, elk met
een ring van hoofdriolen omgeven. Voorzeker
een belangrijke vooruitgang, maar Yoor de
binnen die groote eilanden gelegen straten z\jn
de riolen in den toestand gelaten, waarin zij
thans verkeeren, zelfs do Langebrug: oen
overwulfde gracht, zonder ondoordringbaren
bodem. Deze bozuiniging is grootendeela zeer
gemotiveerdimmers is er in de laatste veer-
'tig jaren zóó veel aan de riolen ten koste
i gelegd, dat het een niet te verdedigen financieel
j beheer zoude zijn, wanneer men de bestaande
i riolen opeens ging wegbreken en vervangen
door zoodanige enge en hellende, als geheel
1 in het nieuwe stelsel passen en voor ruime
I doorspoeling geschikt zjjn. De bestaande riolen
jkunnen voor een groot deel nog vele jaren
J dienen, te meer wanneer zo niet in de gracht,
'maar in de dioper gelegen hoofdriolen uit-
.monden.
Do heer Dekhuyzen zou in de bezuiniging
inog verder willen gaan, uitgaande van het
'onloochenbaar feit, dat do toestand niet in
alle deelen onzer gemeente even slecht is. Hij
i brengt in herinnering het rapport, dat in Mei
,1893 door B. en Ws. is uitgebracht over de
1 grachtverversching.
j In do jaren 1892 en '93 zijn dagelijks
(waarnemingen verricht omtrent den toestand
'en de waterbeweging in onze grachten. De
-uitkomst was, dat er eensdeels een onverwacht
groote waterverplaatsing bleek te bestaan in
onze, vaak als stilstaand beschouwde grachten,
anderdeels dat die verversching in zeer onge
lijke mate ten goede komt aan de verschillende
kanalen. Wat zijn de oorzaken van die be
weging In hoofdzaak de zeer gunstige ligging
van Leiden ten opzichte van den uitgestrekten
boezem van Rijnland. Al de grootere wateren
tusschen Haarlem, Amsterdam, Gouda, Leid-
schendam en de duinen vormen één samen
hangend net van kanalen en plassen: den
boezem van Rijnland. Die groote watermassa
is voortdurend in beweging, hoewel ze aan
alle kanton door waterkeeringen is ingesloten.
De voornaamste oorzaak is wel do wind. Alleen
wanneer alles met een ijskorst bedekt is, staat
do boezem waterpas.
In alle andere gevallen stuwt de wind den
boezem op, meestal naar het Noordoostelijk
deel (Z.-W.-wind is de meest voorkomende),
dan weer naar een der andere uithoeken. Het
water tracht altijd weder den horizontalen
stand in te nemen. Vandaar stroomingen, die
aan het licht komen, wanneer men een
drijver een of twee meters onder den water
spiegel laat zinkon.
Andere oorzaken zjjn het uitmalen der
polders na regens, vooral by goeden molen-
wind, het inlaten van water door do polders
i» by droogte, vooral wanneer het gewas te
velde staat en de verdamping groot is, eindelijk
de stroomingen, door het Hoogheemraadschap
zelf in het leven geroepenspuien te Katwijk
hij gelijktijdige inlating te Gouda (tot ver
versching van den boezem) of wel het uit
malen door do krachtige stoomgemalen te
Spaarndam, Halfweg, Katwijk en Gouda.
Trouwens ook de waterstand te Lelden
wisselt meer dan men zou meenen. Op Ryn-
land'a Huis wordt viermaal per etmaal de
hoogte van het water in de overwulfde Lange
brug opgenomen: te 8 u., 12 u., 4, u. en8u.
Het gemiddelde verschil van hoogaten en
laagsten stand (die opgenomen was) tusschen
8 uren 's morgens en 8 uren 's avonds, be
droog in 1892 2.53 centimeter. Tusschen 8
uren 's avonds en 8 uren van den volgenden
dag (dus 2 metingen in plaats van 4) be
droeg het gemiddelde verschil 1.75 cM. Neemt
men aan (wat zeer waarschijnlijk is), dat do
veranderingen in den waterstand 's nachts
even groot zijn als overdag, dan komt mon
.op 2 x 2.53 of 5.06 centimeter per etmaal,
een cijfer, dat nog wat hooger zou blijken te
zfin, wanneer men een voortdurend werkende,
zolf-registreerendo peilschaal had.
Nu betoekent een rijzing van eenlge centi
meters te Lolden, dat er zooveel meer water
is toegevloeid uit andere deelen van don
boezem dan er is afgevloeid. Daartoe is heel
wat waterverplaatsing noodig. Lag nu Leiden
aan een der uithoeken van den boezem, zooals
'8-Gravenhage in Delfland, dan zou het weinig
proflteeren van die rijzing en daling. Het zou
een heen en weer trekken zijn van het
zelfde vervuilde grachtwater. Maar Leiden
ligt op grooten afstand van de uiteinden
van Rijnland; naar alle kanten hebben wfi
een ruime verbinding met belangrijke water
massa's westwaarts en oostwaarts den
Rijn, zuidwaarts den Vliet, noordwaarts de Mare
(Haarlemmer Trekvaart) en vooral de Zyl.
Deze laatste voort bijna altijd versch water
uit de Kagerplassen naar Leiden. Tusschen
de Zyi, don R\jn en den Vliet heeft de groote
waterbeweging plaats. Maar het behoeft geen
betoog, dat het meest daarvan profiteert de
directe verbinding van die waterende Nieuwe
Vaart, Oude Singel en Haven, verder de breedo
Singels en de Heerengracht. De stroom (als
men de waterverplaatsing met dien naam
betitelen mag) vorllest zich in de talrijke
grachten van Leiden, vooral in de zuidelijke
(Levendaal) en in de dwarsgrachten (Middelste
en Uiterste). De Zyl valt in don noordelijken
tak: den Ouden Rijn benoorden de Waard;
de zuidelijke tak, do Nieuwe Rijn, wordt
alleen door de Roomburgerwetering wat ver-
verscht en door den .Zijlsingel. Maar dat komt
meer aan den Zoeterwoudschen Singel ten goede
dan aan het Levendaal. Door nauwe openingen
en in ongunstige richting met den Singel en
het -Steenschuur samenhangende, ligt het
Levendaal vrij wel buiten de waterverplaatsing.
De bezuiniging, die voorshands aan het
Rioolplan van den heer Broekman kan aan
gebracht worden, moet naar het inzien van
den heer Dekhuyzen hierop berusten, dat die
deelen onzer gemeente, welke het meeste
baat hebben van do natuurlijke verversching,
voorlooplg niet van hoofdriolen voorzien wor
den. Do besparing Is daórom zoo belangrijk,
omdat het deelen betreft, die door vele grachten
doorsneden zyn en waar kostbare inrichtingen
noodig zouden zijn, om do hoofdriolen onder
de grachten heen te brengen: zoogenaamde
syphons. De bedoelde deelen zijn:'Wijk VIII
(het geheelo eiland tusschen Hoerengracht en
Oude Heerengracht eenerzfids en de Heeren
en Zyisingels anderzyds), Wyk V (het eiland
benoorden den Ouden Singel), W(jk IV (tus
schen Rapenburg, Steenschuur en den Nieuwen
en Stillen Ryn), het westeiyk deel van "^fik
V (tusschen Lange Maro en Turfmarkt) en
eindeiyk W(jk I (het eiland tusschen Rapen
burg, Vliet en Witten Singel). Niet dan met
groot leedwezen is dit laatste voorloopig zonder
verbetering gelaten: do toestand van de
Doelen-, Doelenachter- en Groenhazengracht
js niet schitterend. Maar w(j moeten ons tot
het strikt noodlge bepalen. Is het overige
Leiden gerioleerd, dan zal de toestand in de
opgesomde wyken veel verbeterd zyn. Wenscht
men later verdere uitbreiding aan het riolennet
te geven, de gelegenheid is er voorde pomp
stations en de persbuis.
Hetgeen er voor ongeveer ƒ400,001x dan
wel gerioleerd zal worden, is inderdaad niet
zoo weinig. De kleine helft van het rioolvocht
(de fabriekswateren incluis) zou buiten onze
grachten worden gehouden. Immers al de
plaatsen, waar de toestand onhoudbaar is of
waar ter wille van den aanleg van nieuwe
straten rioleering noodig is, worden van hoofd
riolen voorzien: do volkrykste deelen der
binnenstad, waar tevens de meeste fabrieken
zyn, en de buitenstap
Er zou dan gemaakt worden:
A. in het zuidelyk bemalingsdistrict:
1. hoofdriolen voor Wijk VIIde Uiterste-
en Middelstegracht en Nieuwe Ryn (gedeeltelyk)
met opneming van de bestaande riolen van
de Vestestraat en Hooigracht;
2. hoofdriolen voor het Levendaalmet op
neming van de bestaande riolen in de geheelo
buurt daarvan (Wyk III en H voor zoover
niet aan het Liemurstelsel aangesloten);
8. hoofdriolen voor den Zyisingel, Zoeter
woudschen en Witten Singel, don Hoogen
Ryndyk voor zoover noodig, en Heerenstraat,
waardoor aan de (particulier eigendom zynde)
lanen aan de Heerenstraat gelegenheid geboden
wordt do slooten te dempen en te riolêeren;
4. het zuidelyk pompstation met gegoten
(jzereu persbuisjo ter lengte van 1200 meter
naar het groote hoofdkanaal van
B. het noordeiyk bemalingsdistrict. In dit
kanaal zouden opgenomen worden:
i -6. do bestaande riolen in de Vander-Werf-
straat en omgeving;
6. zouden do nabijgelegen fabrieken aan de
Langegracht gelegenheid vinden haar wateren
te loozen op dat kanaal, terwyi het bestaande
riool in de voor weinige jaren gedempte 8de
Binnenvestgracht hiermede zal worden in ver
binding gebracht;
7. hoofdriolen langs don Morschweg, den
Morsch-, Rynsburger-, Mare- en Heeren-
singol, Aloölaan, Haarlemmer Trekvaart en
Lagen Ryndyk.
8. het noordeiyk (hoofd-) pompstation met
persbuis naar Katwyk.
De kosten van dit vereenvoudigd plan wor
den door den Directeur der Gemeentewei kon,
geiyk reeds gemeld, op 980,000 geraamd,
waaronder 48,325 voor onvoorziene uitgaven
begrepen zyn.
Een belangryke kapitaalsuitgaaf, zegt dr. Dek
huyzen, maar onvermydeiyk omdat het een
levensbelang voor Leiden geldt. Er is niets in
het vereenvoudigde plan opgenomen, wat niet
strikt noodzakeiyk is. Gefeideiyk kan men er
iedere gewenschte uitbreiding aan geven, omdat
het de hoofdzaak levert: pompstations en
persbuis naar Katwyk, en omdat het niet
anders is dan een deel van een totaalplan.
Gemeenschappelijke, directe afvoer van het
afval- cn menagewatcr naar zee tot grondslag
van zijn plan van rioleering nemende, geeft do
heer Broekman, directeur dor gemeentewerken,
hot volgende daarby tot nadere toelichting.
Ten einde aan de riolen In de stad de
noodige helling te kunnen geven, zonder
daarby te vervallen in te groote diepte, met
welke laatste de kosten van aanleg en explol-<
tatie toenemen, is het te rloleeren gebied, op
het voetspoor van den heer G. J. De Jongh,
gesplitst in twoe deelen, een Zuidelijk en
Noordelijk gebied gescheiden door Rijn, Galge
water, Rijn, Ouden Rijn, Haven en Ouden Rijn,
Hot Zuidelyk rioolgobied loost onder natuur-
lyke hellingen door 3 uitmondingen in oen
bassin by het zuideiyk pompstation aan den
Zoetorwoudschen Singel ten Oosten van het
Philosofonpad tegenover do gemeenteschool
en vindt aldaar een stoommachine dio het
water door middel van de bovenbedoelde gey*
goten yzeren buis van 1200 M. lengte en 40
cM. wydte perst naar oen plaats aan de noord-
zyde van den Ouden Ryn by de Kerksteeg*,
tegenover do Hooglandscho Kerkgracht. Aldaar
mondt de persbuis uit in een verzamelnool,
dat tevens bestemd is, om op 11 punten te
ontvangen het water van het grooter deel van
het Noordelijk gebied (in het rapport genoemd
Noordoostelijk gebied). Dit verzamelnool loost,
onder natuuriyk verval in een bassin by het-
noordeiyk pompstation aan den Maresingel,
waarin ook het) overige deel van dit noordeiyk
gebied (in het rapport genoemd Noordwestelyk
gebied) onafhankelyk van het verzamel-
riool aan den Ouden Ryn by de Kerkstoeg,
onder natuuriyk verval met één uitmonding
loozing vindt.
By het noordoiyk pompstation verzamelt
zich alzoo al het water van het geheele, zoo
zuidelyk als noordeiyk gebied, om van daar
door do reeds genoemde persbuis van 9500 M.
lengte en 55 cM. wydte, strekkende door de
Leidscho Buurt on Rynsburg, enz., gemeen-
schappelyk naar zee geperst te worden.
Leiden, 10 October.
Op 10 Dec. 8. zal prof. dr. H. Oort
den dag herdenken, waarop hy 25 jaar geleden
het hoogleoraarschap aanvaardde by de facul
teit der letteren en wysbegeerte te Leiden,
meer speciaal on*; onderwys te geven in de
Hebreeuwsche taal- en letterkunde met een
inaugureele rede, getiteld: „Israöl, het volk
van den Godsdienst." Vóór dien tyd was prof.
dr. H. Oort hoogleeraar voor de Oostersche
talen aan het toenmalig Atheneum illustre te
Amsterdam. Ook vervulde by vroeger het
predikambt by de Ned.-Herv. Gemeenten,
achtereenvolgens te Santfoort en Harlingen.
De „Sts.-Ct." No. 237 bevat do statuten
van de naamloozo vennootschap: „Bierhandel
en mineraalwaterfabriek, voorheen onder de
firma C. J. Coster" te Leiden. Kapitaal 25,000,
in 50 aandeelen van 500, waarvan er 20
geplaatst zyn; do overige moeten uiterlyk
1 Januari 1905' zyn geplaatst. Benoemd is tot
1 eenig directeur de heer O. J. Coster.
Het doel der vennootschap is de handel in
bieren, likeuren en spiritualiën en de fabricage
van on de handel in minerale wateren, het
exploiteeren van koffiehuizen en buffetten en^
1 in het byzonder de voortzetting van alle
zaken, tot dusver gedreven door de Vennoot
schap onder de firma U. J. Coster.
Hagenaars over Leienaars
DOOR
OOM TOBIE,
XX.
B Er is een tijd van komen, er is een
tijd van gaan."
Dos Zaterdags namiddags, don 23 Juni 1900,
'had mevrouw Olmberg er in toegestemd hare
i dochter Annie met haar aanstaande, den luito-
'nant Karei van den Brande, te woord te
I staan. Ze had het gevoeldat Annie zich van
hare moeder, van hare zustors had losge
maakt. Mevrouw Olmberg vond dit feit maar
4n zoovor treurig, dat zy nu geeno eer met
Annie meer kon inleggen, zooals met hare
geleerde dochter Dora en hare artistieke
dochter Jeannet. Dit was eigenlijk alles, wat
fcy gevoelde. Dat Annie gelukkig zou worden
'door met Van den Brande te trouwon, liet
haar koud. Ze had moeten toestommen, omdat
mevrouw Hope zooveel voor Annio deed. Een
huweiyk met een eersten luitenant dor Grena
diers en Jagers zou op zichzelf onmogeiyk
geweest zyn, daar mevrouw Olmberg niet van
plan was haar kapitaal aan te spreken met
het oog op haro drie andere dochters. Haar
^overleden man, de procureur en advocaat
'Olmoerg, had heel wat gepleit en gebesogneerd,
Als een der meest gezochte advocaten van
(Leiden en had daarom ook vry wat nage
laten, zoodat de weduwe en hare dochters
■goed konden bestaan en op denzelfdon voet
Wochten biyven leven, als vóór den dood van
echtgenoot en vader.
Mevrouw Olmberg was bereid voor Annie
hy haar huweiyk te doen, wat haar plicht
'/svas, ze zou zorgen voor een deftig uitzet,
(èn eonige geschonken voor de jonge huis
houding.
II Hoe kwam mevrouw Olmberg tot zoo groote
\toegeeflykheid? Er was een tyd geweest, toen
^ze sprak van Annie's „kalen" luitenant, toen
(ièe beweerde nooit haro toestemming tot zulk
(een huweiyk te zullen geven. Maar ze had
vniot kunnen vermoeden, dat de familie Hope,
/vooral mevrouw Hope, zoo ongemeen harteiyk
Voor Annio zoude z(jn. De luitenant Van
^den Brande was als neef in hooge gunst by
^mevrouw Hope. Zoodra de familie Hope wist,
Van den Brande Annio Olmberg tot zyne
vrouw had gekozen, werd dezo laatste de
gunstelinge van het huis Hope. Annie leefde
geheel op in Den Haag. Hare gezondheid
kwam terug met den frisschen blos op hare
wangen en den gloed in hare mooie blauwe
oogen.
Karei van den Brande stond zoo hoog by
tante Hope aangeschreven vooreerst, omdat
hy een flink, degeiyk jonkman was, met uit
muntend goede manieren en zeer ontwikkel
den kunstsmaak. Daarenboven was Van den
Brande populair by zyne kameraden on by
zyne chefs. Kleine onderscheidingen vielen
hom telkens te beurt. Maar tante Hope had
vooral wat zo lachend een „familiezwak"
noemde. Van den Brande's vader was haar
eenige, hoog vereerde broer geweest, en daarom
was haar neef na den dood van zyn vader
haar steeds dierbaarder geworden. Tante Hope
rekende niet tevergeefs op de edelmoedigheid
van haar zeer vermogenden man. Deze had
er in toegestemd aan neef Karei, zoodra hy
getrouwd zou zyn met Annie Olmberg, eene
jaariyksche toelage van vyftienhonderd gulden
uit te koeren, hetgeen met zyne bezoldiging
van eersten luitenant der Grenadiers eenvol-
doond inkomen aan het jonge gezin waar
borgde, terwyi er bovendien alle kans be
stond, dat Van den Brande spoedig promotie
zou maken.
Dit was de eonige reden, waarom mevrouw
Olmberg hare toestemming had gegeven, zich
verschuilende achter de huiselyko omstandig
heden het échec van hare dochter Jo
om ten harent geen feostelyke viering der
verloving aan te leggen. Annie bleef voor
loopig by „tante" Hope, maar op Zaterdag
I 23 Juni, den laatsten dag der lustrumfeesten,
zouden de jongelui hunne opwachting maken
by mama Olmberg. Daarby was oen ander
plan verbonden, dat beide jongelieden met
„tante" Hope hadden overlegd. De Hopes
hadden uit Leiden hun vroeger verbiyf
vele uitnoodigingen gekregen voor het gala-bal
door de studentenverenigingen „Pro-Patria"en
„Sempre Crescendo" te geven ln het feest
gebouw van het Van-der-Werf-park. Papa en
mama Hope, Mathildo, Annie en Van den
Brande zouden aan het bal deelnemen. De
beide verloofden zouden evenwel vooraf door
mama Olmberg ontvangen worden, en mis
schien by baar blyven eten.
Zoo stonden de zaken. En er was al een
deel van deze plannen geslaagd. Mevrouw
Olmberg had Annie en Van den Brande zeer
welwillend ontvangen. Zo was nu over haro
bezwaren heen, en vond het beter den jonge
lieden een goed gelaat te toonen. Het onder
houd was levendig. Do moeder werd ondanks
al haro eerzuchtige droomen door de herboren
schoonheid harer dochter diep getroffen, en
Van den Brande had te veel tact om niet
oogenblikkoiyk don beston indruk to maken.
De jongelui zouden blyven eten, zeer eenvoudig
natuuriyk. En Annie wist zelfs van hare
moeder gedaan te krygen, dat ze haar bal
toilet mocht makon in haar eigen, nu leeg
staand, kamertje boven, dat ze dien nacht weer
te huis mocht logeepen, terwyi Karei naar
een hotel zou gaan.
De maaltyd gaf aanleiding tot opgewekt
gesprek tusschen de jongelui en mevrouw
Olmberg. De geleerde Dora en de artistieke
Jeannet hadden niet veel ln te brengen, ze
waren zeer getroffen door Annie's uiterlyk.
Ze gevoelden maar al to goed, dat ze mot
hare slordige kleoding en groezelige gezichten
oon droevig figuur maakten naast hare zuster.
Doch dezo aandoening duurde maar zeer
kort; een oogenblik later hieven ze het hoofd
omhoog, trotsch op hare zedelyko meerder
heid. Ze koken zelfs met weemoedige blikken
naar het jonge slachtoffer der verfoeieiyke
slaverny, die men „huweiyk" noemt.
Maar voor het overige ging alles goed.
Na den ïnaaltyd nam Van den Brande voor
korten tyd afscheid, om zich to dossen ln groot
tenue, en begaf Annie zich, vergezeld van
Keo, de meid met de grove knuisten en het
pioenrood gezicht, die haar koffer droeg, naar
hare kamer. Annie dacht er over na, dat by
gelegenheid van zulk een gala-bal jonge
meisjes elkaar helpen, maar, dat ze het nu
maar alleen moest doen. Glimlachend toog ze
aan het werk - en daar ze volstrekt geene
haast maakte, duurde het een uur vóór ze
beneden kwam.
Maar toch ook genoot ze van eene groote
overwinning.
Zo zag er allorliefet uit. Ze droeg een
galajapon van roze zyde met zilverdraad ge
brocheerd. De japon was vry hoog aan den
hals, met opstaanden kraag en lange mouwen.
Ze had voor sieraad alleen twee donkere rozen
in haar ceintuur van wit satyn. Hare schit
terende blauwe oogen, het mooi gegolfd donker
bruine haar, en de uitdrukking van innig diep
gevoeld geluk schonken haar iets treffends,
iets koninkiyks, dat iedereen ln het oog viel.
Dora en Jeannet zetten groots oogen op.
Mevrouw rees van haar stoel. Zy sidderde
van ontroering. Was deze allerliefste verschy-
ning hare dochter Annie en was ze willens
blind geweest, om niet te zien, hoe trotsch
ze op zulk een kind mocht zyn?
„Myn lieve Hemoll Annie!" riep Dora
met booze stem. „Hoe kom je aan zulk
een toilet? Heeft mama dat te betalen?"
„Neen!" antwoordde Annie kalm.
„Dezo baljapon is een cadeau van Tante Hope.
Ze was er op gesteld, dat ik or goed zou
uitzien, nu ik met Karei geöngageerd voor
het eerst op een bal ga verschynenl"
„Je neemt ook maar alles aan! Als je
geen baljapon hebt, ga jo niet naar het bal,
yoila toutl Jeannet en ik hebben ook goon
baljaponnen, en wy, blyven thuis!"
Annie zweeg en dacht, dat Dora, ook met
de mooiste baljapon, een gek figuur zou maken.
Mevrouw Olmberg was ontroerd. Een ge
voel van moederlyke fierheid en van beschaamd
heid maakte zich van haar meester. Annie
prykte niet met goud of juweelen, ze had
haar verlovingsring, en kleinere ringen van
geringere waarde aangedaan, bedekt nu door
don balhandschoen, dien ze bezig was vast te
knoopen. Mevrouw Olmberg droeg eene kost
bare broche een grooten diamant met kleine
parelen omzet. Het sieraad was niet groot,
maar fonkeldo met den luister van een echt
kostbaar gesteonte. Plotseling maakte ze het
los en Annie naderend spelde ze het op een
breeden strik van rose satyn aan Annie's
linkerschouder.
„Onze vriendin Hope gaf je eene mooie
baljapon, van mama kryg je nu een mooi
speldje l"
Tranen van dankbaarheid en vreugde spron
gen uit de oogen van het jonge meisje. Mama
was nooit heel toeschieteiyk of teedor voor
hare dochters geweest, en daarom kon de
gelukkige Annie haro tranen niet bedwingen,
terwyl ze hare moeder dankbaar omhelsde.
De deur werd nu met een ruk opengegooid.
Jo, de vluchtelinge, trad binnen. Ze zag heel
vreemd op, toen ze Annie in baltoilet naast
hare moeder zag staan terwijl het jonge
meisje verlegen de betraande wimpers neer
sloeg. Niemand had Jo hooren komon. Ze
viel als een zwarte stormvogel te midden
harer familie.
„Wat beteekent dat?" vroeg ze op
luiden toon. „Waarom ziet Annie er uit
als een prinses?"
#Ze gaat naar het b£d" antwoordde
Jeannet, „met een japon van mevrouw Hopo
en een juweelen speld van mama!"
Een glimlach van»nyd misvormde het fletsche
gelaat van Jo. Er was nog genoeg daglicht
in het vertrek, hoewel de schemering viel,
om do contrastreerende gestalten der beide
zusters te doen uitkomen. Maar Dora stak
plotseling het gas op ze wilde, dat allo oogen
do schandelyko' woelde van Annie's galakleed
zouden kunnen waarnomen. En nu bleek hot
in volle duideiykheid, hoe de frischheid van
Annie's jeugd on bevalligheid schitterend
afstak tegen de slordig gokleede, magere
figuur van Jo, wier gelo trekken van
afgunst grauw dreigden te worden. Plotseling
schreeuwde ze:
„Dat zulk een gedropen schepsel zoo
poes-mooi naar een bal gaat, dat kan me niet
schelen. Mama kon d'r juweelen wel beter
plaatsen, zoo opgeschept ia het hier niet. Ik
heb precies op oen cont na van mama zooveel
geld gekregon, dat ik naar Engeland kan
reizen. Dat wou ik even /.eggen, want ik ga
Maandag vroeg op reis in de hoop noch
Leidon, noch een van je allen ooit terug te
zienl Ik laat alleen m\Jn adres na; zoo het
noodig is, kan men my schryvon: Brighton,
Ashton House, care o.'tho Misses
M a c q u i r e 1 Hier, het staat op dit kaartje.
En nu hoop ik, dat het je allen wel ga, en
dat Annie met haar verguld officiertje in
later tyd geen droog brood zal behoeven te
eten 1"
Gedurende deze laatsto woorden, mot ver
bolgen stom uitgeschreeuwd, hoorde men een
rytuig voor het huis stil houden, do voordeur
openen en oen stap in de gang. Even voor
dat Jo hare laatste woorden had uitgesproken,
trad het „Vergulde officiertje" binnen. Van
den Brande in zijn groot-ton uo der Grena
diers prykte met veel goud, maar zyn uniform
stond hem heel goed hy maakte eon voor-
treffoiyken indruk.
Zoodra hy de laatste woorden van Jo had
vernomen, keek hy haar scherp aan en naderdo
een paar schreden. Jo schoen ontsteld, want
zy liep haastig naar de deur. Juist nu ont
dekte Van den Brande zyne Annle aan de
zyde van hare moeder. En plotseling zyn plan,
om Jo de waarheid te zeggen, vergetend, vloog
hy naar Annie, en zyne hand om haar leest
leggend, riep hy opgetogen door de macht
dor schoonheid:
„o Annie! o myn engell Wat ben jemooi,
Wat ben je mooil"