IJ» 12457
Woensdag 3 October.
A0. 1900
(Beze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van <Zon- en feestdagen, uitgegeven.
PERSOVERZICHT.
Flüuille^9fe>n.
Adellijk en burgerlijk bloed.
PRIJS DEZER COURANT;
Voor Leiden per 8 maanden; f 1*10.
Buiten Leiden, por loopor en waar agenten gevestigd zUn 1.30.
Franco per post 1«65.
PRIJS DER ADVERTENTEBN:
Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor het incassceren bui ton de stad
wordt f 0.05 berokend.
Ollloiëele Keunisgovïngcn.
KENNISGEVING.
Loting voor dc Militie.
Burgemeester en Wethouders van Leiden,
Gezien het besluit van den Commissaris der
Koningin in de provincie Zuid-Holland, dd. 18
September 1900 (Provinciaal blad No. 70), houdende
regeling van de loting voor de Nationale Militie;
Gelet op art. 28 der Militiewet en op art. 20
van het Koninklijk besluit van 8 Mei 1862(Staats
blad No. 46);
Brengen bij- deze, voor de tweede maal, ter
Jcenais van belanghebbenden, dat do loting der in
dit jaar voor de lichting der militie van 1901
binnen deze gemeente ingeschrevenen zal plaats
hebben in een der vertrekken van het Raadhuis
lilhier, op Dinsdag 9 October aanstaande,
voor do ingeschrevenen, wier geslachtsnamen
begipneu met de letters A, B, O, D, E, F, G, H,
1, J en K; en op Woensdag 10 October
aanstaande, voor de ingeschreveneu, wier
geslachtsnamen beginnen met de letters.L, M, N,
P, Q, li, S, T, IJ, V, W, X, Y en Z; op beide
dagen aanvangende des morgens te-helft-tenen
voorts, dat tot het .doen opmaken van do getuig
schriften ter bokoming van vrijstelling-wegens
broederdienst of op grond van te zijn eeuige
«vettige zoon (welke getuigschriften worden afge
geven op de getuigenis van twee by don Burge
meester bekende eu te goeder naam en faam
staande ingezetenen, die zich iedor voor de waar
heid van het daarby verklaarde, door mede-onder-
teekening, yerantwoordelylc stollen), door of van
wege de lotelingen bij den Burgemeester aanvraag
kan worden gedaan in do week van Maandag
19 November tot en met Zaterdag 24 November
a. s., van dos voormiddags halltien tot dos namid
dags drie uren, ter Gemeentesecretarie (Afd.
Militie en Schutterij, kamer No. 9) alhier.
Belanghebbenden worden er aan herinnerd, dat,
ingevolge art. 3d van bovengenoemde wet, voor
den ingeschreveno, die niet bij de loting is vor-
pchenen, bet nommer gotrokken kan worden door
zijn vador, moeder of voogd, zullende, indien ook
dezo niot tegenwoordig is, alsdan hot trekkon
geschieden door den Burgemeester of oen lid van
den Gemeenteraad.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Leiden, F. WAS, Burgemeester.
2 OcL 1900. VAN HEYST, Secrotaria.
i
Het Hayidelsblad morkt op, dat nogal eenige
Cphef is gemaakt in de bladen over hot ver
schil tusschen do uitkomsten dor bevolkings
registers on der volkstelling; een op
hef, zegt het waaruit bleek, dat men al
heel weinig op do hoogte is van dit onderdeel
der statistiek. Het verschil toch doet zich
regelmatig voor by alle volkstellingen. Steeds
wijken de uitkomsten af van do gegevens,
riio van dag tot dag worden verzameld In de
gewone bevolkingsregisters,
i Pe reden ligt voor do hand. Van do ge
boorten en sterfgevallen moet aangifte worden
gedaan on èeschiedt deze ook geregeld. Maar
pok de vestiging in en het vertrek uit een
gemeente moeten worden opgegeven, doch
hieraan wordt volstrekt niet alt yd voldaan,
Vooral niet b(j vertrek naar het buitenland.
Vandaar, dat in b(jna alle grooto gemeenten,
waar de contrölo zoo moeilijk is, een groot
getal vertrokkenen nog jaar in jaar uit als
ingezetenen ingeschreven blijven en het be
volkingscijfer aan het eind van het jaar vol
gens do registers aanzioniyk hooger is dan
in werkelijkheid. Na tien jaren verkrijgt men
aldus allengs zeer belangrijke vcrscliillon, die
eerst aan den dag komen door de volkstelling.
1' Wel verre dus van een noodelooze „romp
slomp" te zijn zooals wij het ergens (in
De Tijd) genoemd vonden zijn de volks
tellingen, behalve nog, dat z(j tal van andere
gegevens verschaffen, een noodzakelijk middel
om de bevolkingsregisters te controleeren en
de fouten te verbeteren, welke daarin door
nalatigheid, niet van de ambtenaren,
maar van de burgers zei v on, voor
komen.
Z\jn de verschillen editor zoer groot, gelijk
nu voor Amsterdam, dan kan er een bijzon
dere reden in hot spel zijn, on wellicht ook
wat haperen aan don dienst van liet. bevol
kingsregister. De wethouder, onder wien deze
inrichting is geplaatst, zal ODgetwyfold niot
nalaten, meent het Handelsblad, daaromtrent
eon nauwkeurig onderzoek to doen instellen.
Naar aanleiding van de door do Nieuwe
Rotterdamsche Courant opgemaakte spreek-
statistiok, waarbij aan dr. Kuyper het
record der parlementaire veel sprekendheid
vwerd toegekend, meent De Standaard twee
opmerkingen te moeten maken.
Eerstens, dat dr. Kuyper als rapporteur over
de Ongevallenwet wekenlang dag aan dag
moest spreken. Goed geteld nu blijkt, dat
de grootero helft van de-190 kolommen (09
namelijk) aan dit éóne wetsontwerp gewijd zijn.
Ten tweede, dat men oigenljjk niet por
lid, maar per groep de rekening moest
opmaken. In casu zou dan biyken, dat do
anti-revolutionairo party, in plaats van den
nationalen tyd verspild te bobben, integendeel
op den lof dor bescheidenheid aanspraak mag
maken. Als groop vooral biyft het rocord
onbetwist staan op rekening dor sociaal
democraten.
De Nieuwe Rotterdams :he Courant verklaart,
naar aanleiding van de opmerking van De
Standaard over haar statistiek van het aantal
kolommen, in de „Handelingen" der Tweede
Kamer door verschillende Kamerledon gevuld,
dat het by haar niot onopgemerkt is gebleven,
dat de heer Kuyper veel en lang over de
Ongevallenwet heeft moeten spreken.
Hetzelfde zou o. a. van don hoor Pynappel
gezegd kunnen worden 6chryft het blad
verder naar aanleiding van diens aandeel
in do woordenwisseling over do juridische
wetten. Er staat togonover, dat andere Kamer
leden ditmaal In het debat niet, of nauweiyks,
genoemd zyn geworden, wier naam een lioogero
plaats in do lyst gokrogen zou hebben, indien
er onderwerpen behandold waren, meer byzon-
dor behoorendo tot hun persooniyke'studiën.
Zulke toevalligheden zyn, als het onderzoek
tot één zittingjaar bepaald blyft, niet to ver
in (jden. Het jaar '98 99 was er oen; moer
van sectie- dan van openbare beraadslaging
en daardoor Yan algeraeene soberheid. Hadden
wy echter het algemeene zittingjaar '06 97
genomen, wjj zouden den heer Kuyper, voor
do Indische en de Staatsbegrooting, met 62;
hadden wy '96 97 aangevat, wy zouden
hem, voor denzolfden kring van Staatsbelangen,
met 41 kolom belast hebben. Over 1899—1900
heoft de afgevaardigde uit Sliédrecht iht dien
hoofde niet meer dan 20 kolom achter zyn
naam gekregen. Hy hoeft dus voor zyn persoon,
naar het ons voorkomt, geen reden om over
do grilligheid dor optelling ontevreden te zyn.
De botrekkelyke waarde dezer statistiek is
door ons niet uit het oog verloren. Wy mogen
ochter niot zonder tegenspraak laten de bewering
van De Standaarddat zy zou zyn gemaakt tot
staving van „een grief tegen het Parlement",
wegens „vermorsen van den nationalen tyd".
Onze bedoeling was integendeel: onze volks
vertegenwoordiging to verdedigen tegen een
door oppervlakkige indrukken en door napraten
ontstaan vooroordeel. Wy namen ons niet voor,
ten nadeele van iemand iets in het licht te
doen tredenmaar wy hebben den cyfors nio
kunnen belotten to spreken.
Dat De Standaard, onze in algemeen-mensch-
kundigen zin geenszins als „eerste oorzaak"
gemaakte opmerking over „de ydolheid, die
zichzolve gaarne hoort", zou aanhalen tot
verdediging juist van dr. Kuyper, hebben wy
niet kunnen voorzien.
V. echryft ln Het Nederlandsche Dagblad
over wetgeving:
Van verschillende «yden wordt geklaagd
ovor den tragen gang onzer wetgeving. Mr.
Kruseman heeft zich nog eens den tolk ge
maakt van die klagers. Die klachten zyn niet
nieuw. Reeds vroegor hebben wy ze besproken.
Zondor Grondwetsherziening achten wy af
doende verbetering niet mogelyk, maar reeds
voel kan worden gedaan door verbetering
der parlementaire zeden. Ook de opleiding
der juristen moet veranderd worden, maar in
hot algemeen verwachte men van wetten niet
te veel Wy hebben hot reeds meermalen
gezegd: geen lichaam is minder voor de taak
van wottenmaken berekend dan het zooge
naamd wetgovond lichaam, en hot is oen feit,
dat wetton de ontwikkeling vaak meer tegen
houden dan bevorderen. De Engelsche- ge-
scbied8chryver Buckle gaat zelfs zoo vor te
beweren, dat het beste, wat zulk een wotgevond
lichaam doen kan, la slechte wotten van voor
gangers af te schaffen, maar die voorstelling'
is overdreven. Wetten zyn vaak nuttig en
noodig, maar zy moeten zoo weinig talryk en
zoo kort mogelyk zyn en zoo voel mogelyk
aan hot leven overlaten. Do ware wetgevers
vindt men buiten de Staten-Generaal. Het
zyn do kooplieden op do Beurs, de werklieden
ln hun Yoreenigingon, de staatslieden in hun
kabinet, de diplomaten op de congressen, en
over het algemeen, wat het privaatrecht be
treft, de burgers in het dagoiyksche verkeer
mot elkander. Hot - dienstbodenrecht wordt
gevormd door de dienstboden en do mevrouwen,
hot huurrocht door huurders on vor huurders,
het hande.srechfc door do handelaars, on do
wetgevor heeft niets anders te doen dan in
don wettoiykon vorm to brengon wat dio
menachén hom aanbieden.
In het Handelsblad is over kleoding on
uitrusting van den Nederlandsohcn
infanterist een opstel opgonomen, waai in
do noodzakelijkheid om hoe gewicht van de
uitrusting van den infanterist te velde to ver
minderen een noodzakelijkheid, door velon
roods erkend nog eens bepleit wordt.
Deze schryver wil echter oen kraohtigen
maatregel hiervoor nemen. ZUn leuze is:
„Weg mot den ransel".
Do tegenwoordige draagwyze van dön ransel,
die in evenwicht gehouden moet worden door
do patroontasschen aan de voorzyde van het
lichaam, acht schr, hoogst onpractisch. In
vrodostyd kan men die tasschen mot (jzor vul
len, maar in oorlogstyd, zelfs by manoeuvres,
zal al vurende hot gewicht dor tasschen ver
minderen en het evenwicht verbroken worden.
Voorstellen als omkleeding harde voering
to geven, om do kepi thuis te laten en alleen
mot de veldmuis uit te trokken e. d., bo-
schouwt h(j als het zoeken der oplossing van
het vraagstuk in futiliteiten.
Er is maar één afdoend middel, zegt hy,
om onze infanterie te maken tot de nmest
marschvaardigo van Europa, on dat is eon-
voudig: „Wog met den ransel".
De uitrusting van den infanterist moot be
staan uit een in alle opzichten practischo
klooding, niet verknoeid door eon overdreven
streven naar gewichtsvermindering. Voorts
eenige tasschen, of nog liever een bandelier,
om een flinken patronenvoorraad mede te
voeren. Do gewone, thans bestaande broodzak
voor berging van levensmiddelen, veldflesch
en eenige kleine geriefiykhedon en een licht
ranseltje of taschje, zooals de vroegere ransel-
zak, om één verschooning, een handdoek en
een paar gymnastiekpantoffels voor gebruik
in bivak of kantonnement, to kunnen mede-
dragen, alsmede de oetketel.
Al wat verder noodig kan worden geacht,
zooals een tweede verschooning, een tweede
paar echoenen, een overjas, borstelwerk en
ander poetsgorei, dus in het algemeen wat
nu m of aan den ransel Zit', moet op eon
afzonderlijken wagen worden geladen. Hoog
noodig is de invoering van een „Compagnies-
pakwagen". Ik zal my niet wagen aan ©on
technische beschryvlng van zulk een voertuig,
doch ik stel my voor een grooten wagen
met twee paarden, gereden van don bok en
verdeeld in 16 compartimenten of vakken,
voor elke groep één, dus' vier per sectie. Elk
vak heeft een deur, zoodanig, dat zes deuren
rechts, zes deuren links en vier achter 'uit
komen, telkens twee aan twee boven olkaar.
Een zoodanig voertuig behoeft alleen geschikt
to zyn om zich langs gebaande wegen te
bewegen en kan zoor 6nol worden geladen
©n gelost.
Eén voertuig per. compagnie moor zal ons
volstrekt niet in do bewegingen hinderen.
Lango colonnes, zooals de groote mogend-
hoden die kennen, komen by ons toch niet
voor en door nog één voertuig per compagnie
in to voeren, zullen, wy nog per bataljon
biyvon boneden hot aantal voertuigen, dat
tot den nasleep van een Duitsch bataljon
behoort. Dezo pakwagon behoort tot don
bagagelroin en komt (lus na den marsch of
nü hot gevecht des avonds by do troepon in
hot kantelmoment of bivak.
Men zoeko oenigo-vorlichtir.g van denman
niot in kleinzielige middelenwy zyn iuer-
medo op oen govaariykeu weg. Gaat men
hierop door, dan wordt morgen govraagd of
hGt gepn aanbeveling zou verdienen om do
broekspypen aan do knieën af te snijden om
gewichtsvermmdering to erlangen, onz. Het
practischo van do klooding mag m geen geval
worden -opgeofferd aan denkbeeldigo voor-
dcelen, waar mon blind is voor workoiyk
afdoende maatregelen ter verbetering.
Verder komt echr. ook op tegen het klee-
don der soldaten in z. g. werkpakjes, be
staande uit witte - brook on witten kiel, als
zy zich bulten de kazerne vertoonen. Die
kleedingslukken zyn gewooniyk vuil on dus
onooglijk. De officieren commandeeren eon
zoodanig gekleeden troep met gaarne en de
manschappon zyn er niot op gestold aldus
uit te rukken.
In dit overdreven gebruik van de work-
kleeding ligt 6loekts een streven, betoogt schr.,
om zuinig to zyn en do gewone lakonsche
klooding to sparen. Daar, waar do milicien
echter slechts acht maanden dient, kan dio
besparing niet zoo bekingryk zyn, dat men
tot een zoo afkeuronswaardigen maatregel
behoefde ovor te gaan. Door hot uiteriyk voor-
komon 'van den troep zóó te verwaarloozon,
geeft men ©en der krachtigste hefbooraon uit
de hand om discipline aan to kweekon. Dis
cipline toch wordt bevordord door oon govool
van orde, nethoid en rogolmaat aan don man
in to prenton.
Er is echter meer;, velen onzer miliciens
zyn in hun burgerklèeding niet gewoon om
zoo dikke lakensche kleeding te dragen, mon
dient hen hieraan te gewennen, wil men ver*
krygen, dat zy in den zomer by vermoeiende
marschen en manoeuvres niet achterblyven'
en te velde zich in de mindor gemakkelyk
zittende kleeding thuis gevoelen. Men laat nu
den milicien van Maart tot oinde Augustus
ln een linnen pakje exerceoron en als hel
flink warm Is ©n men eens oxtra ver gaat
marcheeron, trekt men hem eeu zware laken
sche broek aan en 'n ;dikke jas met hoogen,
nauwen kraag en dubbele borst 1 Dit kan toclj
niet logisch worden' genoemd, Hior is het
toch zeker de zuinigheid, die do wysheid
bedriegt.
Veol compagnies-commandanten keuren den
maatregel goed, omdat de rekening van den
man er naar hun moening iots lager doori
zal blyven. Toch zal vermoedeiyk nagenoeg1
hetzelfde rosultaat kunnen worden bereikt door
op' oordeelkundige wyze te werken met oude
'kleeding, die om mode uit te rukken nog
zoer' voldoonde is.
Wb zien nu het merkwaardig verschijnsel,
dat de milicien ln hot garnizoen exerceert met
een! ontoonbaar, dlkwfjls half versleten werk»
pak, doch by kampeeren en manoeuvres, als
de kleeding veel meer te lyden heoft, zyn
beste spullen aan moet doen, omdat hy dan
z. g. in veliltenue is.
Laat ons eindigen met den wonsch, dat
zeer spoedig onze troepen, evenals in vroeger
jaren, in een behoorlyk tenue zullen uitruk
ken voor do oefeningen,
Het Huisgezin zegt: l
Hot is zoker geen bemoedigend verschyn6el#'
dat op de begrooting van Justitie de
kosten voor gevangenissen, rijks
werkinrichtingen en ryksopvoe-
dingsgestichten het beeld vertoonen
van een gestadig, opklimmende reeks.
In 1880 bedroeg de post voor gevangenissen
f 744,322, in 1899 was hy gestegen tot
i f 1,120,971. Voor de rykswerklnrichtingen
en het gesticht Ommerschans had men in
1897 f 537,G50 noodig, tegen f 720,660 in
1899. Het ergste evenwel is', dat voor het
dienstjaar 1901 voor gevangenissen, ryks-
opvoedingsgestichten en rykswerklnrichtingen
meer is aangevraagd do ontzagiyke som van
vier en eon halvo ton. Voonhuizon alioen^
komt hieronder voor met f 77,500.
Is hot nu niet treurig, dat ondanks de
ontwikkeling, vorlichling en beschaving, die
Nederland ln zoo ruimo mate ton dool valt,
aldoor voor vermeerdering en'uitbreiding van
gevangenissen en vagebonden-kolonies moet
worden gezorgd?
Eon twintig jaron terug lioetto het, dat
iedero gulden, voor ondórwyo uitgegeven, op
do kosten voor gevangenissen zou worden
uitgespaard.
Thans zou men haast kunnen zeggen, dat
b(J ioderen gulden moor voor onderwijs oen
kwartje komt voor gevangenis en bedelaars-
kolonie.
Zal nu de leerplicht verbetering'brengen
of vorergering?
In de jongste aflevering van het „eigen
torgaan" behandelt dr. Schaopinan in do eerste
plaats, voordat hy overgaat tot bespreking
van den „stand van party en en zaken", tot
inleiding do quaes tie dor samenwer
king in het algemeen en geeft daar eenige
opmerkingen over ten beste, waaronder deze:
„Een. party, die als een vaste leuze in haar
staatkundig program do leus 'verheft
„Togen Rome", kan nooit onder onzo geest
verwanten worden geteld. Er kan sprake zyn
65)
\i
„En gy sneldet hem niet achterna, om
hem z'Un roof to ontrukken? Gy deeldet den
generaal niet mode, wat er gebeurd was?"
Raoul keek voor zich en nauweiyks hoor
baar antwoordde hy:
„Hy was myn beste vriend, de broeder
eener vrouw, die ik tot krankzinnig wordens
toe beminde en dio ik toen nog voor onschuldig
hield. Den volgenden morgen snelde ik naar
hen toe, zy waren vertrokken, en een uur
later hoorde ik een vreeselyke onthulling.
Toen vergat ik alles en joeg hen na."
4 HU zweeg, alsof hy uitgeput was, en leunde
ln zyn stoel. Michaël had schijnbaar kalm
War hom geluisterd, maar er kwam een
Wracliteiyke trek om zyn lippen, en nu richtte
hy zich op.
„Zyt gy klaar? Myn geduld is ten einde,
ïk kwam niet hier, om naar sprookjes te
luisteren. Hier met de papieren of dwingt
'gy mU geweld te gebruiken?"
\v nÖU gelooft my niet?" stoof Raoul op.
\Nog alt()d niet?"
„Neen, ik geloof geen woord van al uw
leugens I Voor de laatste maal, geef do
'papieren af, of ik maak hot woord, dat myn
grootvader my by het afscheid toeriep, waar;
„Ontruk ze den levende of deu doodel""
Eon huivering voor don jongen graaf door
de leden. Daar was weer die zeldzame ge-
dykenisl Hy kende deze vlammende oogen,
deze stom mot haar motalen klank. Het was
I of zUn grootvader zelf voor hem stond en
het doodvonnis over hem uitsprak.
„Volvoer dan uw opdracht," sprak h(j
somber. „En overtuig u dan, dat de doode
niet gelogon hoeft."
Er lag ln deze sombere woorden iets, dat
machtiger werkte dan elke hartstochtelyke
betuiging zyner onschuld. Ook Michaël go-
voeldo dit. Hy wist, dat Raoul persooniyken
moed genoeg bozat, om iets, dat hy zich
niet wilde laten ontrukken, mot zyn loven
te verdedigen. Naar hem toegaande legde hy
zwaar de hand op zyn arm.
„Graaf Raoul Steinrück, in naam van don
man, van wien wy beiden afstammen, eisch
ik do waarheid. Gy hebt de papieren niet,
waarvan de veiligheid van ons leger afhangt?"
„Neen," zeido Raoul toonloos, en voor
de eerste maal zag hy zyn ondorvrager weer
schuw aan.
„Dan heeft Clermont ze?"
Ongetwy feldhy moet ze in handen hebben."
„Dan verlies ik hier nutteloos myn tyd,
dan moet ik hem najagen en inhalen l De
trein, waarmode ik gekomen ben, zal over
een half uur weer vertrokken; ik moot naar
het station I"
Hy wilde weg gaan, maar de jonge graaf
hield hom tegen.
„Neem my meel Verschaf my een plaats
in den trein voor de troepen 1 Wy hebben
denzelfden weg."
„Neen, dien hebben wy nietl" viel Michaël
hem driftig in de rede. „Biyf hior, graaf
Steinrück l Ik zal waarschyniyk in do nood-
zakelpkheid komen, mynheer Van Clermont
met hot pistool in de hand de papieren te
ontrukken, en gy zoudt u op het beslissend
oogenblik toch nog weer kunnen herinneren,
dat by uw beste vriend is, en dat gy zyn
zuster tot krankzinnig wordens toe lief hebt.''
„Rodenberg, ik geef u myn woord van oor."
„Uw woord van eer?"
Het was maar een korte vraag, maar zy
klonk zóó vernietigend, dat Raoul verstomde.
Do kapitein ging op denzolfden hardon toon
voort;
„Al hebt gy hot ergste niot gedaan, gy
hebt het orgsto toch toegelaten en met uw
persoon gedokt. Verraad is laaghartig. De
heler is oven Biecht als do steler; zoo denk
ik over do zaak."
Hy ging, zonder nog om te zien. Toen
hy de gelagkamer doorging, werd oen der
deuren geopend en Valentyn verschoen op
den drempel. Hy stond een oogenblik sprake
loos van verrassing on kwam toen snel
naderbU.
„Michaël, gy hier?"
„Eerwaarde," klonk het op denzelfden ver
rasten toon terug. „Gy hier?"
„Gy hadt ons oerst togen overmorgen
gevraagd hier te zyn, maar Hortha, die door
oen geheim voorgevoel gedreven werd, heeft
do reis bespoedigd."
„Is Hertha hier? Met u? Waar is zy?"
vioi Michaël hem driftig in de rede, en toon
de pastoor op de deur wees van een boven
kamer, die op do trap uitkwam, luisterde
Michaël niet verder, maar was in drie
sprongen de trap op. Hertha, door het geluid
van stemmen opgeschrikt, verscheen op don
drempel:
„Michaël l"
„Herthal"
Zoo gelukkig dit wederzien was, zoo kort
was het ook. Rodenberg hield zyn bruid nog
by de hand, maar het eerste woord, dat hy
tot haar sprak, was een afscheidsgroet.
„Ik kan niet blyvenl Ik wilde u alleen
zion, slechts inderhaast oon oogenblik van
geluk smaken; ik moet wogl"
„Weg?" herhaalde Hortha, die, nog half
verbysterd van schrik en vreugde, zich tegen
hom aanvlyde. „Nu, op hot oogenblik, dat wy
elkander weerzien Dat kan u geen ernst zyn."
„Ik moot," herhaalde hy. „Misschien is
ons overmorgen nog een wederzien gegund."
„Misschien slechts l En als het nu niet
geschiedt? Hebt gy dan niet oen kwartier
tyd om afscheid te nemen?"
„Myn Hortha, gy vermoedt niet, wat hot
m(J kost u nu to verlaten; maar do plicht
roept my; ik moet gehoorzamenI"
De plicht l Hertha had dit onverbiddeiyke
woord dikwyls gonoeg van den generaal ge
hoord en kende zyn beteekonis. Een paar
heote tranen rolden uit haar oogen, maar zy
deed geen poging meer den geliefde tegen
te houden.
„Vaarwell En nog Iets: Raoul is hier. Hy
kon ondanks alles een poging doen, om u
te naderen, als hy verneemt, dat gy hier
zyt. Beloof my, hem niet te zien, of te
spreken."
Er kwam een verachteiyke uitdrukking in
de trekkon der jonge gravin.
„Hy zal het niet wagen, dat verbiedt hem
reeds haar nabyheid."
„Wier nabyheid? Wat meent gy?" vroeg
Michaël in gespannen verwachting.
„Heloise Van Néracl"
„Is zy hier? En Clermont?"
„Hy ook 1"
„Goddank! Waar zyn zy?"
„Hier in huis, in de voorkamer. Maar ver
klaar u tochl"
„Ik kan niet. Vraag mU niets en volg my
nietl Alles hangt er van af, dat ik hen vind,
en dan, dan kan ik ook by u blyven."
Hy 6tormdo de kamer uit en den pastoor
voorby, dio hem gevolgd was en nu verbaasd
bleef staan. Ook Hortha begreep dit looneel
niet, maar zy klemde zich vast aan hot laatste
woord van don wegsnellende:
„Dan kan ik by u biyven t"
De voorkamer, waar een klein lampje
brandde, zag or nog armoediger uit dan de
andere vortrekken; maar de vreemdelingen,
die hedenmiddag aangekomen waren, hadden
zonder voel praten genomen, wat men hun
aanbood, daar zy slechts tot den avond dachten
te blyven. Zy waren beiden in reisgewaad on
naar hot scheen elke minuut gereed, om te
vertrekken. Henri Van Clermont liep onrustig
in de kamer op on neer, terwyl Heloise in
een ouden leuningstoel zat, die hier de plaats
van een sofa innam.
„Weer oen oponthoud van twee uur,"
sprak zy op een toon, die byna vertwyfolend
klonk, „'t Is, of wy nooit vooruitkomon. Wy
hoopten morgen vroeg reeds do grenzen
te bereiken, maar daar is nu geen denken
moer aan."
„En dat ls alleen uw schuld l" voegde
Henri haar ontstemd toe. „Hoe onvoorzichtig
ook, Fransch te spreken, toen wy by het
verwisselen van trein wodor instappen wil
don l Gy hadt toch kunnen begrypon, dat de
opgewonden menigte dat als een uitdaging
beschouwen en ons in het nauw brengen zou."
„Kon ik dan welen, dat het Duitsche ge
peupel zoo gevoelig isl Bovendien waren het
slechts enkelo schreeuwers, het publiek kwam
zelf tusschenbeide en nam ons in bescher
ming; het optreden dor beambten was niet
eens meer no lig."
(Wordt vervolgd4