IJ» 12457 Woensdag 3 October. A0. 1900 (Beze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van <Zon- en feestdagen, uitgegeven. PERSOVERZICHT. Flüuille^9fe>n. Adellijk en burgerlijk bloed. PRIJS DEZER COURANT; Voor Leiden per 8 maanden; f 1*10. Buiten Leiden, por loopor en waar agenten gevestigd zUn 1.30. Franco per post 1«65. PRIJS DER ADVERTENTEBN: Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incassceren bui ton de stad wordt f 0.05 berokend. Ollloiëele Keunisgovïngcn. KENNISGEVING. Loting voor dc Militie. Burgemeester en Wethouders van Leiden, Gezien het besluit van den Commissaris der Koningin in de provincie Zuid-Holland, dd. 18 September 1900 (Provinciaal blad No. 70), houdende regeling van de loting voor de Nationale Militie; Gelet op art. 28 der Militiewet en op art. 20 van het Koninklijk besluit van 8 Mei 1862(Staats blad No. 46); Brengen bij- deze, voor de tweede maal, ter Jcenais van belanghebbenden, dat do loting der in dit jaar voor de lichting der militie van 1901 binnen deze gemeente ingeschrevenen zal plaats hebben in een der vertrekken van het Raadhuis lilhier, op Dinsdag 9 October aanstaande, voor do ingeschrevenen, wier geslachtsnamen begipneu met de letters A, B, O, D, E, F, G, H, 1, J en K; en op Woensdag 10 October aanstaande, voor de ingeschreveneu, wier geslachtsnamen beginnen met de letters.L, M, N, P, Q, li, S, T, IJ, V, W, X, Y en Z; op beide dagen aanvangende des morgens te-helft-tenen voorts, dat tot het .doen opmaken van do getuig schriften ter bokoming van vrijstelling-wegens broederdienst of op grond van te zijn eeuige «vettige zoon (welke getuigschriften worden afge geven op de getuigenis van twee by don Burge meester bekende eu te goeder naam en faam staande ingezetenen, die zich iedor voor de waar heid van het daarby verklaarde, door mede-onder- teekening, yerantwoordelylc stollen), door of van wege de lotelingen bij den Burgemeester aanvraag kan worden gedaan in do week van Maandag 19 November tot en met Zaterdag 24 November a. s., van dos voormiddags halltien tot dos namid dags drie uren, ter Gemeentesecretarie (Afd. Militie en Schutterij, kamer No. 9) alhier. Belanghebbenden worden er aan herinnerd, dat, ingevolge art. 3d van bovengenoemde wet, voor den ingeschreveno, die niet bij de loting is vor- pchenen, bet nommer gotrokken kan worden door zijn vador, moeder of voogd, zullende, indien ook dezo niot tegenwoordig is, alsdan hot trekkon geschieden door den Burgemeester of oen lid van den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Leiden, F. WAS, Burgemeester. 2 OcL 1900. VAN HEYST, Secrotaria. i Het Hayidelsblad morkt op, dat nogal eenige Cphef is gemaakt in de bladen over hot ver schil tusschen do uitkomsten dor bevolkings registers on der volkstelling; een op hef, zegt het waaruit bleek, dat men al heel weinig op do hoogte is van dit onderdeel der statistiek. Het verschil toch doet zich regelmatig voor by alle volkstellingen. Steeds wijken de uitkomsten af van do gegevens, riio van dag tot dag worden verzameld In de gewone bevolkingsregisters, i Pe reden ligt voor do hand. Van do ge boorten en sterfgevallen moet aangifte worden gedaan on èeschiedt deze ook geregeld. Maar pok de vestiging in en het vertrek uit een gemeente moeten worden opgegeven, doch hieraan wordt volstrekt niet alt yd voldaan, Vooral niet b(j vertrek naar het buitenland. Vandaar, dat in b(jna alle grooto gemeenten, waar de contrölo zoo moeilijk is, een groot getal vertrokkenen nog jaar in jaar uit als ingezetenen ingeschreven blijven en het be volkingscijfer aan het eind van het jaar vol gens do registers aanzioniyk hooger is dan in werkelijkheid. Na tien jaren verkrijgt men aldus allengs zeer belangrijke vcrscliillon, die eerst aan den dag komen door de volkstelling. 1' Wel verre dus van een noodelooze „romp slomp" te zijn zooals wij het ergens (in De Tijd) genoemd vonden zijn de volks tellingen, behalve nog, dat z(j tal van andere gegevens verschaffen, een noodzakelijk middel om de bevolkingsregisters te controleeren en de fouten te verbeteren, welke daarin door nalatigheid, niet van de ambtenaren, maar van de burgers zei v on, voor komen. Z\jn de verschillen editor zoer groot, gelijk nu voor Amsterdam, dan kan er een bijzon dere reden in hot spel zijn, on wellicht ook wat haperen aan don dienst van liet. bevol kingsregister. De wethouder, onder wien deze inrichting is geplaatst, zal ODgetwyfold niot nalaten, meent het Handelsblad, daaromtrent eon nauwkeurig onderzoek to doen instellen. Naar aanleiding van de door do Nieuwe Rotterdamsche Courant opgemaakte spreek- statistiok, waarbij aan dr. Kuyper het record der parlementaire veel sprekendheid vwerd toegekend, meent De Standaard twee opmerkingen te moeten maken. Eerstens, dat dr. Kuyper als rapporteur over de Ongevallenwet wekenlang dag aan dag moest spreken. Goed geteld nu blijkt, dat de grootero helft van de-190 kolommen (09 namelijk) aan dit éóne wetsontwerp gewijd zijn. Ten tweede, dat men oigenljjk niet por lid, maar per groep de rekening moest opmaken. In casu zou dan biyken, dat do anti-revolutionairo party, in plaats van den nationalen tyd verspild te bobben, integendeel op den lof dor bescheidenheid aanspraak mag maken. Als groop vooral biyft het rocord onbetwist staan op rekening dor sociaal democraten. De Nieuwe Rotterdams :he Courant verklaart, naar aanleiding van de opmerking van De Standaard over haar statistiek van het aantal kolommen, in de „Handelingen" der Tweede Kamer door verschillende Kamerledon gevuld, dat het by haar niot onopgemerkt is gebleven, dat de heer Kuyper veel en lang over de Ongevallenwet heeft moeten spreken. Hetzelfde zou o. a. van don hoor Pynappel gezegd kunnen worden 6chryft het blad verder naar aanleiding van diens aandeel in do woordenwisseling over do juridische wetten. Er staat togonover, dat andere Kamer leden ditmaal In het debat niet, of nauweiyks, genoemd zyn geworden, wier naam een lioogero plaats in do lyst gokrogen zou hebben, indien er onderwerpen behandold waren, meer byzon- dor behoorendo tot hun persooniyke'studiën. Zulke toevalligheden zyn, als het onderzoek tot één zittingjaar bepaald blyft, niet to ver in (jden. Het jaar '98 99 was er oen; moer van sectie- dan van openbare beraadslaging en daardoor Yan algeraeene soberheid. Hadden wy echter het algemeene zittingjaar '06 97 genomen, wjj zouden den heer Kuyper, voor do Indische en de Staatsbegrooting, met 62; hadden wy '96 97 aangevat, wy zouden hem, voor denzolfden kring van Staatsbelangen, met 41 kolom belast hebben. Over 1899—1900 heoft de afgevaardigde uit Sliédrecht iht dien hoofde niet meer dan 20 kolom achter zyn naam gekregen. Hy hoeft dus voor zyn persoon, naar het ons voorkomt, geen reden om over do grilligheid dor optelling ontevreden te zyn. De botrekkelyke waarde dezer statistiek is door ons niet uit het oog verloren. Wy mogen ochter niot zonder tegenspraak laten de bewering van De Standaarddat zy zou zyn gemaakt tot staving van „een grief tegen het Parlement", wegens „vermorsen van den nationalen tyd". Onze bedoeling was integendeel: onze volks vertegenwoordiging to verdedigen tegen een door oppervlakkige indrukken en door napraten ontstaan vooroordeel. Wy namen ons niet voor, ten nadeele van iemand iets in het licht te doen tredenmaar wy hebben den cyfors nio kunnen belotten to spreken. Dat De Standaard, onze in algemeen-mensch- kundigen zin geenszins als „eerste oorzaak" gemaakte opmerking over „de ydolheid, die zichzolve gaarne hoort", zou aanhalen tot verdediging juist van dr. Kuyper, hebben wy niet kunnen voorzien. V. echryft ln Het Nederlandsche Dagblad over wetgeving: Van verschillende «yden wordt geklaagd ovor den tragen gang onzer wetgeving. Mr. Kruseman heeft zich nog eens den tolk ge maakt van die klagers. Die klachten zyn niet nieuw. Reeds vroegor hebben wy ze besproken. Zondor Grondwetsherziening achten wy af doende verbetering niet mogelyk, maar reeds voel kan worden gedaan door verbetering der parlementaire zeden. Ook de opleiding der juristen moet veranderd worden, maar in hot algemeen verwachte men van wetten niet te veel Wy hebben hot reeds meermalen gezegd: geen lichaam is minder voor de taak van wottenmaken berekend dan het zooge naamd wetgovond lichaam, en hot is oen feit, dat wetton de ontwikkeling vaak meer tegen houden dan bevorderen. De Engelsche- ge- scbied8chryver Buckle gaat zelfs zoo vor te beweren, dat het beste, wat zulk een wotgevond lichaam doen kan, la slechte wotten van voor gangers af te schaffen, maar die voorstelling' is overdreven. Wetten zyn vaak nuttig en noodig, maar zy moeten zoo weinig talryk en zoo kort mogelyk zyn en zoo voel mogelyk aan hot leven overlaten. Do ware wetgevers vindt men buiten de Staten-Generaal. Het zyn do kooplieden op do Beurs, de werklieden ln hun Yoreenigingon, de staatslieden in hun kabinet, de diplomaten op de congressen, en over het algemeen, wat het privaatrecht be treft, de burgers in het dagoiyksche verkeer mot elkander. Hot - dienstbodenrecht wordt gevormd door de dienstboden en do mevrouwen, hot huurrocht door huurders on vor huurders, het hande.srechfc door do handelaars, on do wetgevor heeft niets anders te doen dan in don wettoiykon vorm to brengon wat dio menachén hom aanbieden. In het Handelsblad is over kleoding on uitrusting van den Nederlandsohcn infanterist een opstel opgonomen, waai in do noodzakelijkheid om hoe gewicht van de uitrusting van den infanterist te velde to ver minderen een noodzakelijkheid, door velon roods erkend nog eens bepleit wordt. Deze schryver wil echter oen kraohtigen maatregel hiervoor nemen. ZUn leuze is: „Weg mot den ransel". Do tegenwoordige draagwyze van dön ransel, die in evenwicht gehouden moet worden door do patroontasschen aan de voorzyde van het lichaam, acht schr, hoogst onpractisch. In vrodostyd kan men die tasschen mot (jzor vul len, maar in oorlogstyd, zelfs by manoeuvres, zal al vurende hot gewicht dor tasschen ver minderen en het evenwicht verbroken worden. Voorstellen als omkleeding harde voering to geven, om do kepi thuis te laten en alleen mot de veldmuis uit te trokken e. d., bo- schouwt h(j als het zoeken der oplossing van het vraagstuk in futiliteiten. Er is maar één afdoend middel, zegt hy, om onze infanterie te maken tot de nmest marschvaardigo van Europa, on dat is eon- voudig: „Wog met den ransel". De uitrusting van den infanterist moot be staan uit een in alle opzichten practischo klooding, niet verknoeid door eon overdreven streven naar gewichtsvermindering. Voorts eenige tasschen, of nog liever een bandelier, om een flinken patronenvoorraad mede te voeren. Do gewone, thans bestaande broodzak voor berging van levensmiddelen, veldflesch en eenige kleine geriefiykhedon en een licht ranseltje of taschje, zooals de vroegere ransel- zak, om één verschooning, een handdoek en een paar gymnastiekpantoffels voor gebruik in bivak of kantonnement, to kunnen mede- dragen, alsmede de oetketel. Al wat verder noodig kan worden geacht, zooals een tweede verschooning, een tweede paar echoenen, een overjas, borstelwerk en ander poetsgorei, dus in het algemeen wat nu m of aan den ransel Zit', moet op eon afzonderlijken wagen worden geladen. Hoog noodig is de invoering van een „Compagnies- pakwagen". Ik zal my niet wagen aan ©on technische beschryvlng van zulk een voertuig, doch ik stel my voor een grooten wagen met twee paarden, gereden van don bok en verdeeld in 16 compartimenten of vakken, voor elke groep één, dus' vier per sectie. Elk vak heeft een deur, zoodanig, dat zes deuren rechts, zes deuren links en vier achter 'uit komen, telkens twee aan twee boven olkaar. Een zoodanig voertuig behoeft alleen geschikt to zyn om zich langs gebaande wegen te bewegen en kan zoor 6nol worden geladen ©n gelost. Eén voertuig per. compagnie moor zal ons volstrekt niet in do bewegingen hinderen. Lango colonnes, zooals de groote mogend- hoden die kennen, komen by ons toch niet voor en door nog één voertuig per compagnie in to voeren, zullen, wy nog per bataljon biyvon boneden hot aantal voertuigen, dat tot den nasleep van een Duitsch bataljon behoort. Dezo pakwagon behoort tot don bagagelroin en komt (lus na den marsch of nü hot gevecht des avonds by do troepon in hot kantelmoment of bivak. Men zoeko oenigo-vorlichtir.g van denman niot in kleinzielige middelenwy zyn iuer- medo op oen govaariykeu weg. Gaat men hierop door, dan wordt morgen govraagd of hGt gepn aanbeveling zou verdienen om do broekspypen aan do knieën af te snijden om gewichtsvermmdering to erlangen, onz. Het practischo van do klooding mag m geen geval worden -opgeofferd aan denkbeeldigo voor- dcelen, waar mon blind is voor workoiyk afdoende maatregelen ter verbetering. Verder komt echr. ook op tegen het klee- don der soldaten in z. g. werkpakjes, be staande uit witte - brook on witten kiel, als zy zich bulten de kazerne vertoonen. Die kleedingslukken zyn gewooniyk vuil on dus onooglijk. De officieren commandeeren eon zoodanig gekleeden troep met gaarne en de manschappon zyn er niot op gestold aldus uit te rukken. In dit overdreven gebruik van de work- kleeding ligt 6loekts een streven, betoogt schr., om zuinig to zyn en do gewone lakonsche klooding to sparen. Daar, waar do milicien echter slechts acht maanden dient, kan dio besparing niet zoo bekingryk zyn, dat men tot een zoo afkeuronswaardigen maatregel behoefde ovor te gaan. Door hot uiteriyk voor- komon 'van den troep zóó te verwaarloozon, geeft men ©en der krachtigste hefbooraon uit de hand om discipline aan to kweekon. Dis cipline toch wordt bevordord door oon govool van orde, nethoid en rogolmaat aan don man in to prenton. Er is echter meer;, velen onzer miliciens zyn in hun burgerklèeding niet gewoon om zoo dikke lakensche kleeding te dragen, mon dient hen hieraan te gewennen, wil men ver* krygen, dat zy in den zomer by vermoeiende marschen en manoeuvres niet achterblyven' en te velde zich in de mindor gemakkelyk zittende kleeding thuis gevoelen. Men laat nu den milicien van Maart tot oinde Augustus ln een linnen pakje exerceoron en als hel flink warm Is ©n men eens oxtra ver gaat marcheeron, trekt men hem eeu zware laken sche broek aan en 'n ;dikke jas met hoogen, nauwen kraag en dubbele borst 1 Dit kan toclj niet logisch worden' genoemd, Hior is het toch zeker de zuinigheid, die do wysheid bedriegt. Veol compagnies-commandanten keuren den maatregel goed, omdat de rekening van den man er naar hun moening iots lager doori zal blyven. Toch zal vermoedeiyk nagenoeg1 hetzelfde rosultaat kunnen worden bereikt door op' oordeelkundige wyze te werken met oude 'kleeding, die om mode uit te rukken nog zoer' voldoonde is. Wb zien nu het merkwaardig verschijnsel, dat de milicien ln hot garnizoen exerceert met een! ontoonbaar, dlkwfjls half versleten werk» pak, doch by kampeeren en manoeuvres, als de kleeding veel meer te lyden heoft, zyn beste spullen aan moet doen, omdat hy dan z. g. in veliltenue is. Laat ons eindigen met den wonsch, dat zeer spoedig onze troepen, evenals in vroeger jaren, in een behoorlyk tenue zullen uitruk ken voor do oefeningen, Het Huisgezin zegt: l Hot is zoker geen bemoedigend verschyn6el#' dat op de begrooting van Justitie de kosten voor gevangenissen, rijks werkinrichtingen en ryksopvoe- dingsgestichten het beeld vertoonen van een gestadig, opklimmende reeks. In 1880 bedroeg de post voor gevangenissen f 744,322, in 1899 was hy gestegen tot i f 1,120,971. Voor de rykswerklnrichtingen en het gesticht Ommerschans had men in 1897 f 537,G50 noodig, tegen f 720,660 in 1899. Het ergste evenwel is', dat voor het dienstjaar 1901 voor gevangenissen, ryks- opvoedingsgestichten en rykswerklnrichtingen meer is aangevraagd do ontzagiyke som van vier en eon halvo ton. Voonhuizon alioen^ komt hieronder voor met f 77,500. Is hot nu niet treurig, dat ondanks de ontwikkeling, vorlichling en beschaving, die Nederland ln zoo ruimo mate ton dool valt, aldoor voor vermeerdering en'uitbreiding van gevangenissen en vagebonden-kolonies moet worden gezorgd? Eon twintig jaron terug lioetto het, dat iedero gulden, voor ondórwyo uitgegeven, op do kosten voor gevangenissen zou worden uitgespaard. Thans zou men haast kunnen zeggen, dat b(J ioderen gulden moor voor onderwijs oen kwartje komt voor gevangenis en bedelaars- kolonie. Zal nu de leerplicht verbetering'brengen of vorergering? In de jongste aflevering van het „eigen torgaan" behandelt dr. Schaopinan in do eerste plaats, voordat hy overgaat tot bespreking van den „stand van party en en zaken", tot inleiding do quaes tie dor samenwer king in het algemeen en geeft daar eenige opmerkingen over ten beste, waaronder deze: „Een. party, die als een vaste leuze in haar staatkundig program do leus 'verheft „Togen Rome", kan nooit onder onzo geest verwanten worden geteld. Er kan sprake zyn 65) \i „En gy sneldet hem niet achterna, om hem z'Un roof to ontrukken? Gy deeldet den generaal niet mode, wat er gebeurd was?" Raoul keek voor zich en nauweiyks hoor baar antwoordde hy: „Hy was myn beste vriend, de broeder eener vrouw, die ik tot krankzinnig wordens toe beminde en dio ik toen nog voor onschuldig hield. Den volgenden morgen snelde ik naar hen toe, zy waren vertrokken, en een uur later hoorde ik een vreeselyke onthulling. Toen vergat ik alles en joeg hen na." 4 HU zweeg, alsof hy uitgeput was, en leunde ln zyn stoel. Michaël had schijnbaar kalm War hom geluisterd, maar er kwam een Wracliteiyke trek om zyn lippen, en nu richtte hy zich op. „Zyt gy klaar? Myn geduld is ten einde, ïk kwam niet hier, om naar sprookjes te luisteren. Hier met de papieren of dwingt 'gy mU geweld te gebruiken?" \v nÖU gelooft my niet?" stoof Raoul op. \Nog alt()d niet?" „Neen, ik geloof geen woord van al uw leugens I Voor de laatste maal, geef do 'papieren af, of ik maak hot woord, dat myn grootvader my by het afscheid toeriep, waar; „Ontruk ze den levende of deu doodel"" Eon huivering voor don jongen graaf door de leden. Daar was weer die zeldzame ge- dykenisl Hy kende deze vlammende oogen, deze stom mot haar motalen klank. Het was I of zUn grootvader zelf voor hem stond en het doodvonnis over hem uitsprak. „Volvoer dan uw opdracht," sprak h(j somber. „En overtuig u dan, dat de doode niet gelogon hoeft." Er lag ln deze sombere woorden iets, dat machtiger werkte dan elke hartstochtelyke betuiging zyner onschuld. Ook Michaël go- voeldo dit. Hy wist, dat Raoul persooniyken moed genoeg bozat, om iets, dat hy zich niet wilde laten ontrukken, mot zyn loven te verdedigen. Naar hem toegaande legde hy zwaar de hand op zyn arm. „Graaf Raoul Steinrück, in naam van don man, van wien wy beiden afstammen, eisch ik do waarheid. Gy hebt de papieren niet, waarvan de veiligheid van ons leger afhangt?" „Neen," zeido Raoul toonloos, en voor de eerste maal zag hy zyn ondorvrager weer schuw aan. „Dan heeft Clermont ze?" Ongetwy feldhy moet ze in handen hebben." „Dan verlies ik hier nutteloos myn tyd, dan moet ik hem najagen en inhalen l De trein, waarmode ik gekomen ben, zal over een half uur weer vertrokken; ik moot naar het station I" Hy wilde weg gaan, maar de jonge graaf hield hom tegen. „Neem my meel Verschaf my een plaats in den trein voor de troepen 1 Wy hebben denzelfden weg." „Neen, dien hebben wy nietl" viel Michaël hem driftig in de rede. „Biyf hior, graaf Steinrück l Ik zal waarschyniyk in do nood- zakelpkheid komen, mynheer Van Clermont met hot pistool in de hand de papieren te ontrukken, en gy zoudt u op het beslissend oogenblik toch nog weer kunnen herinneren, dat by uw beste vriend is, en dat gy zyn zuster tot krankzinnig wordens toe lief hebt.'' „Rodenberg, ik geef u myn woord van oor." „Uw woord van eer?" Het was maar een korte vraag, maar zy klonk zóó vernietigend, dat Raoul verstomde. Do kapitein ging op denzolfden hardon toon voort; „Al hebt gy hot ergste niot gedaan, gy hebt het orgsto toch toegelaten en met uw persoon gedokt. Verraad is laaghartig. De heler is oven Biecht als do steler; zoo denk ik over do zaak." Hy ging, zonder nog om te zien. Toen hy de gelagkamer doorging, werd oen der deuren geopend en Valentyn verschoen op den drempel. Hy stond een oogenblik sprake loos van verrassing on kwam toen snel naderbU. „Michaël, gy hier?" „Eerwaarde," klonk het op denzelfden ver rasten toon terug. „Gy hier?" „Gy hadt ons oerst togen overmorgen gevraagd hier te zyn, maar Hortha, die door oen geheim voorgevoel gedreven werd, heeft do reis bespoedigd." „Is Hertha hier? Met u? Waar is zy?" vioi Michaël hem driftig in de rede, en toon de pastoor op de deur wees van een boven kamer, die op do trap uitkwam, luisterde Michaël niet verder, maar was in drie sprongen de trap op. Hertha, door het geluid van stemmen opgeschrikt, verscheen op don drempel: „Michaël l" „Herthal" Zoo gelukkig dit wederzien was, zoo kort was het ook. Rodenberg hield zyn bruid nog by de hand, maar het eerste woord, dat hy tot haar sprak, was een afscheidsgroet. „Ik kan niet blyvenl Ik wilde u alleen zion, slechts inderhaast oon oogenblik van geluk smaken; ik moet wogl" „Weg?" herhaalde Hortha, die, nog half verbysterd van schrik en vreugde, zich tegen hom aanvlyde. „Nu, op hot oogenblik, dat wy elkander weerzien Dat kan u geen ernst zyn." „Ik moot," herhaalde hy. „Misschien is ons overmorgen nog een wederzien gegund." „Misschien slechts l En als het nu niet geschiedt? Hebt gy dan niet oen kwartier tyd om afscheid te nemen?" „Myn Hortha, gy vermoedt niet, wat hot m(J kost u nu to verlaten; maar do plicht roept my; ik moet gehoorzamenI" De plicht l Hertha had dit onverbiddeiyke woord dikwyls gonoeg van den generaal ge hoord en kende zyn beteekonis. Een paar heote tranen rolden uit haar oogen, maar zy deed geen poging meer den geliefde tegen te houden. „Vaarwell En nog Iets: Raoul is hier. Hy kon ondanks alles een poging doen, om u te naderen, als hy verneemt, dat gy hier zyt. Beloof my, hem niet te zien, of te spreken." Er kwam een verachteiyke uitdrukking in de trekkon der jonge gravin. „Hy zal het niet wagen, dat verbiedt hem reeds haar nabyheid." „Wier nabyheid? Wat meent gy?" vroeg Michaël in gespannen verwachting. „Heloise Van Néracl" „Is zy hier? En Clermont?" „Hy ook 1" „Goddank! Waar zyn zy?" „Hier in huis, in de voorkamer. Maar ver klaar u tochl" „Ik kan niet. Vraag mU niets en volg my nietl Alles hangt er van af, dat ik hen vind, en dan, dan kan ik ook by u blyven." Hy 6tormdo de kamer uit en den pastoor voorby, dio hem gevolgd was en nu verbaasd bleef staan. Ook Hortha begreep dit looneel niet, maar zy klemde zich vast aan hot laatste woord van don wegsnellende: „Dan kan ik by u biyven t" De voorkamer, waar een klein lampje brandde, zag or nog armoediger uit dan de andere vortrekken; maar de vreemdelingen, die hedenmiddag aangekomen waren, hadden zonder voel praten genomen, wat men hun aanbood, daar zy slechts tot den avond dachten te blyven. Zy waren beiden in reisgewaad on naar hot scheen elke minuut gereed, om te vertrekken. Henri Van Clermont liep onrustig in de kamer op on neer, terwyl Heloise in een ouden leuningstoel zat, die hier de plaats van een sofa innam. „Weer oen oponthoud van twee uur," sprak zy op een toon, die byna vertwyfolend klonk, „'t Is, of wy nooit vooruitkomon. Wy hoopten morgen vroeg reeds do grenzen te bereiken, maar daar is nu geen denken moer aan." „En dat ls alleen uw schuld l" voegde Henri haar ontstemd toe. „Hoe onvoorzichtig ook, Fransch te spreken, toen wy by het verwisselen van trein wodor instappen wil don l Gy hadt toch kunnen begrypon, dat de opgewonden menigte dat als een uitdaging beschouwen en ons in het nauw brengen zou." „Kon ik dan welen, dat het Duitsche ge peupel zoo gevoelig isl Bovendien waren het slechts enkelo schreeuwers, het publiek kwam zelf tusschenbeide en nam ons in bescher ming; het optreden dor beambten was niet eens meer no lig." (Wordt vervolgd4

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1900 | | pagina 1