B. C. MEERBURG ffl.Pz. „DORDRECHT." Souchon a f 1.30 per K.G. A. LEWUHiTl No. 12445. LEIDSCH DAGBLAD, WOENSDAG 19 SEPTEMBER. - TWEEDE BLAD. PERSOVERZICHT. Vervolg der Advertentiën. twee ongemeubiieerde Kamers, Pakhuizen en Openierrem en teimnr. Levenspillen Levenspillen Levenspillen Levenspillen raait Uitverkoop Levensverzekering-Maatschappij' AMSTERDA M. Verkrijgbaar in alle buurten der stad. In liet bijzonder wordt de aandacht gevestigd op 3183 46 Haarlemmerstraat 147, levert de beste en goedkoopste NMlMCUDfiS op afbetaling en a Contant, met flinke korting. si83 34 01STDISRRIGILT GRATIS. Vertegenwoordiger A. DE JONG. Anno 1900. Onder het opschrift „Moreele politiek" ^af dr. H. J. Betz in Vooruitgang een artikel. Naar zyn oordeel wordt als „moreele poli tiek" sinds ettelijke jaren een vreemde manier ran doen aangeprezen. Zy heet gericht op „vertegenwoordiging van minderheden." Vol gens haar is het plicht der meerderheid, niet alle plaatsen met haar leden te bezetten, doch eenige er van aan candidaten der minderheden te bezorgen, naar verhouding van de grootte dezer groepen. Nu vindt hy een verbond van minderheden tot fnuiking van do heerschappij der meerderheid volkomen begrijpelijk en ge oorloofd. Maar precies even begrijpelijk en geoorloofd het gedrag der meerderheid, wan neer zij de minderheden weert. Om dit laatste als immoroel te wraken, zou men z. i. van staatkunde al een zeer kluchtige opvatting dienen te hebben. Hij neemt nog altoos aan, dat verstandige en eerlijke menschen zich by een beptu-ü'e staatkundige party voegen, wyi zij de Deginselen dier party, na vergeiykend onderzoek, voor de beste houden. Zy zijn dus overtuigd, dat hun party geiyk heeft 'geenszins omdat zy de party is van hen, maar omdat zy zich, juist andersom, in die overtuiging by haar en niet by een andere party aansloten. Doch die overtuiging dwingt hen nu ook, de beginselen hunner partij zoo veel mogelyk te willen toepassen, die toe passing als hun plicht te beschouwen. Als eerlijk mensch moet ieder de beginselen, die hy voor de beste houdt, en dat zijn de be ginselen zyner party, trachten door te zetten. Niet dit is z. i. immoreel; maar juist het tegendeel, datgene, wat de „moreele politiek" eischt, verdient zoo te heeten. De zaak is z. i. eenvoudig, dat indertyd eenige minderheden zich verbonden, ten einde elkander voort te helpen. Dit deden zy niet uit wederkeerige genegenheid, maar enkel en alleen uit zwakte. Wat minderheden deden bywyze van behulp werd van de meerderheid gevorderd bywyze van beginsel. Indien ooit van den nood een deugd is gemaakt, dan geschiedde het, meent de schryver, by deze gelegenheid. Vastheid van beginselen, innigheid van overtuiging blykt z. i. uit de „moreele poli tiek" allerminst. „Had ik," zei hy, „de macht, overal geest verwanten van my op het kussen te brengen, ik zou het zonder aarzelen en uit plichtsbesef doen. Werd ik dan van „immoreele politiek", van heerschzucht, van ingenomenheid met eigen denkbeelden beticht, ik zou doodkalm ten bescheid geven, met die denkbeelden inderdaad ingenomen te wezen, niet echter omdat zy de myne zyn, maar omdat ik ze te 'goeder trouw als de beste aanvaardde en ze daarom wil doen heerschen. Gaat dit niet, dan zal ik handelen naar bevind van zaken, my aansluiten by wie wy het naast staan, desnoods zelfs by principieels tegenstanders, met wie ik dezen of genen maatregel kan nemen. Maar dit alles is een schikken en plooien, waar ik my uit nooddwang in schik en naar plooi, doch wat ik nooit of nimmer zal uitgeven voor iets, hetwelk op zichzelf verdienstelyk is of als „moreele politiek" lof eischt." Voorts zei dr. B. o. a. nog: „Onderstellen wy nochtans, dat de „moreele politiek" gelyk had en dat er bovendien een kiesstelsel ware ingevoerd, hetwelk ons met onfeilbare zekerheid een „evenredige vertegen woordiging" verschaft. De partyen zouden dan in do Tweode Kamer om tot haar my te bepalen naar verhouding juist evenveel ledon brengen als er kiozers tot haar behooren anders uitgedruktde kaart van het land vindt gij in de vertegenwoordiging op kleiner schaal terug. Wat zal thans gobeuren Gesteld, er zyn vyf partyen, ieder twintig leden sterk. Zal nu het eerste artikel eener wet in den geest van party A luiden, het tweede in den geest van party B, en zoo vervolgens? Of zullen misschien drie partyen, die met elkaar nauwer verwant zyn dan met do andere, de bezwaren van dezen in den wind slaan? En indien een enkele party eens zestig leden ryk was of ten minste meer dan de helft? Óf ik het niet wenschelyk acht, het kies stelsel zoo billyk mogelyk in te richten? Zeker, zeker I Slechts beweer ik, dat by slot van rekening altyd een meerderheid haar inzichten doet triomfeeren, tenzy wy op het doode punt staan. En voorts beweer ik, dat, wanneer wy om gelegenheidsredenen een tegenstander kiezen, wy niet met meer of minder ophef van „moreele politiek" hebben te spreken, doch met waarheidlievende bescheidenheid van bonne mine A mau- v a i s je u." In een driestar „Journalistieke opleiding heette hot in Do Standaard: Do herhaalde denkbeelden, op het Journa listen-Congres, en nu pas weer in Engeland, ter sprake gekomen, om tot een welgefun- deerde opleiding van de journalisten te geraken, leden dusver schipbreuk, en we betwijfelen of zo ooit slagen zullen. Er moet, dunkt ons, een geheel andere weg worden ingeslagen: het moet komen tot de instelling van een Doctoraat voor de pers. De tegenwoordige toestand is onhoudbaar. De pers was sinds lang, en wordt steeds meer, een der groote machten, die den gang van het politieke en sociale leven beheerschen en terwyi voor elk ander vak in behooriyke opleiding voorzien wordt, leeft de pers nog steeds A la fortune du pot, en mist goedgeordende diplomeering. Toch lydt het geen tegenspraak, dat ook de Journalistiek eigenaardige vorming, voor bereiding en opleiding eischt. Ze onderstelt deugdelyke, wotenschappelyke kennis van een bepaalde groep vakken, die onder geen ander doctoraat aldus gegroepeerd voorkomen. Het is onjuist, te zeggen, dat een meester in de rechten in alle hier bepaaldeiyk vereischto vakken behoorlyk is ingeleid. Zelfs een Doctor in de Staatswetenschap weet volstrekt niet alles, wat een kundig journalist weten moet. Bovendien ligt ook in het diploma een niet te miskennen kracht. Nu voor elk leidend orgaan van het hoogere leven diploma's worden uitgereikt, is het beneden de waardigheid der pers, dat haar alleen deze officieele erkenning van haar be- teekenis onthouden wordt. Land en volk hebben hoog belang by de degeiykheid der pers. Een pers, die niet solide is, kan zoo onnoemlijk veel kwaad stichten. We zyn daarom allen geroepen, om de waardigheid, de eere, het karakter der pers te helpen verheffen. Hoe hooger ze staat, hoe veiliger de publieke opinie geleid wordt. Dat daartoe de aanstelling by de Juridische faculteit van een eigen hoogleeraar voor de Journalistiek eisch zou zyn, spreekt vanzelf, doch voor het overige ware van andere colleges profijt te trekken. En de kleine kosten, die het oprichten van zulk een katheder zou vorderen, daar uiter aard do journalistiek geen peperdure labo ratoria van noode heeft, zou ruimschoots worden opgewogen door hel hooger karakter, dat de leiding der publieke opinio er door erlangen zou. Het Handelsblad kan niet samongaan met de meening van De Standaarddat het wen schelyk zou zyn, een doctoraat voor de pers in te stellen. De bedoeling is uitstekend, schryft het Handelsblad maar ook het middel? Wil De Standaard het uitoefenen van de jour nalistiek verbieden aan al wie geen doctors graad heeft behaald, gelyk de rechtsgeleerde praktyk enkel mag worden uitgeoefend door gepromoveerden in de rechten? Zoo niet, wat baat dan'zulk een doctoraat? En gesteld de professor voor de journalistiek beklimt zyn katheder on vormt doctoren- rodactours wie waarborgt dan het bestaan van hot voornaamste, waarop het aankomt voor de waardigheid, de eer van de pers: het porsooniyk karakter, het besef der groote verantwoordelykheid,4ieolk schryver, en vooral de dagbladschryvor, draagt. Kan ooit eenigo doctorstitel op zichzelf dien waarborg, by welk vak ook, verschaffen? Zyn er onder de advocaten, do geneesheeren, de philologen en philosofen niet schurltige schapen, trots den weidschen doctoralen graad, „met grooten lof" behaald? Zal het onder de doctors redacteuren anders zyn? De eer en de waardighoid der pers kunnen waariyk niet worden verhoogd door uiteriyk- heden als titels, welke trouwens een aantal redacteurs hier te lande reeds bezitten maar alleen door de wyze, waarop de journalist zyn taak opvat on uitvoert. Het Vaderland acht de driestar van De Standaard een curieus stukje in meer dan één opzicht. Het merkwaardigste is wel meent het blad dat hier nu eens van anti-revolutionnaire zyde om vermeerdering van eramens en van hoogleeraren gevraagd wordt. Waarom begint de Yrye Universiteit niet het voorbeeld te geven? Wie weet met wat reuzenschreden de kleine anti-revolutionnaire pers zou vooruitgaan I Men ls aldus Het Huisgezin in zekere kringen gewoon to spreken van het „duis tere Zuiden" en tydens het woeden der leerplichtkoorts werd keer op keer te verstaan gegeven, dat leerplicht wol overal, maar voor de zuidelyke provincies dubbel noodzakelyk was. En wat leeren na de cyfers? Dat, biykena een by het Schoolverslag 1898—1899 behoorende tabel, van de 100 ingelyfden by de land- en zeemilitie konden lezen noch schryven in: Noord-Brabant 3.93 pCfc. Limburg 3.86 Overy.sol 4.47 Groningen 5.55 Friesland 5.95 Drente 7.26 In al do vier noordelyke provincies is dus hot aantal analphabeten grooter dan in het „duistere" Zuiden, waar het percentage met dat in Gelderland en Utrecht vry wel gelyk staat. Moet nu toch een bepaald gedeelte van ons land met het epitheton „duister" worden ver sierd, dan zou daarvoor het Noorden in ieder geval eerder in aanmerking komen. In De haluur komt voor een artikel van den hear P. 'Teunissen, die het voor onze gevederde vrienden opneemt. „Het staat als een paal boven water," zegt de schrijver, „dat straatjongens, groote en kleine, hun handen van de gevleugelde twee voeters moeten afhouden en dat nestjes uit halen, eieren verzamelen, enz. niet te pas komen. Dan moeten de vogelaars met knippen, lymstokken, blaaspypen en ander gereedschap nuttiger en moreeier werk zoeken. Verder moeten de heeren jagers niet zooveel vogels naar beneden doen tuimelen, alleen omdat deze vogels dezelfde neigingen hebben als de jagers. Men moest den vogels eens wat vry spel laten. Er is nu al zooveel jaren gemoord, laat de dieren eens op hun verhaal komen; misschien leeren de moordenaars dan hun snood lief- hebberyvak wol wat af. Laat de dieren eens op adem komen, ze zyn werkelyk afgejaagd en de ang6t voor den mou6ch is wellicht erfelyk geworden. Wy willen niet verbloemen, dat van tyd tot tyd sommige vogels lastig worden voor den oogst, en bogrypen goed, dat ze dan met het geweer moeten verdreven worden. Maar dit zyn uitzonderingen en slechts op bepaalde tijden van hot jaar moeten wy scherp optreden." Onder den titel Chronica over staatkunde en letteren verscheen het eerste nummer van „oen geheel porsooniyk orgaan" van dr. Schaop- man. De schryver werd tot het in-het-leven- roepen hiervan gedwongen door zyn onder vinding, dat men niet kan ontkomen aan het gevaar van met het blad, waarin men van tyd tot tyd zyn meening openbaart, vereen zelvigd te worden, ook al ondertoekent men zyn stukken, on al verklaart men alleen voor die stukken verantwoordeiyk te willen worden gestold. Het orgaan, dat u gastvryhoid ver leent, beschouwt men als uw orgaan. Oorzaak van dit wanbegrip ziet dr. Schaepman in luchthartigheid en lichtvaardigheid, ook in de verkeerde opvatting hier te lande van de verhouding tu6schen de redactie en de inge zonden stukken, al wyst de eerste ook alle verantwoordeiykheid voor de laatste af. Dan komt daarby, dat men liever strydt tegen oen persoon dan tegen zoo'n onporsoon- lyke redactie, al blyft de bestryder gemeeniyk ook in de wolk der onpersooniykheid achter. En deze verwarring tu3schen don aldus bejegenden schryver en de redactie is voor beiden even onaangenaam. De schryver toont dit met een voorbeeld aan. Het Dagblad van hoord-Brabant schreef een scherp artikel naar aanleiding van stuk ken in Hei Centrum, die voor 1901 oen andere wyze van staatkundige samenwerking be pleiten. Dr. Scbaepman had met die stukkon niets uitstaande; toch werd hy persooniyk er om gehoond. In zyn verdere uiteenzetting verklad.. j schryver onder meer nog, dat dit persooniyk optreden geen party kiezen tegen Het Centrum beteekent. Het Centrum heeft zyn gebreken, het is soms wat overyverig in zyn sluit redenen en besluiten, maar het heeft toch een waarneming van de teekenen des tyds en een kloeke opvatting, die my niet anders dan welgevallig kunnen zyn." Dan geeft dr. S. een kort oordeel over de vraag der samenwerking: „Steeds ben ik tor wille van het beginsel en om redenen van praktyk een voorstander van samenwerking met de anti-revolutionnaire party geweest. Zonder in het minst de zelf standigheid of do onafhankelykheid, het goed recht tot bestaan of tot optreden van een eigen katholieke party te ontkennen of te verminderen, heb ik steeds gepoogd de christeiyke Staatspartyen tot een gezamen- lyke actie te brengen. Tot heden ben ik in dit opzicht niet van meening veranderd eu ik zie geen reden om dit te doen. Nu is er in dit geharrewar over samen werking, iets dat my byzonder treft. Het is geen stryd, maar een geharrewar. En een gevaariyk geharrewar. Niemand weet eigeniyk juist te zeggen waarover de zaak loopt. Men hoort van de gematigd-liberalen, van de oud liberalen, van de voornitstrevenden. Met wie zal men de nieuwe aera openen? Menschynt volkomen te vergeten, dat er twee soorten van anti-revolutionnairon zyn en dat de christelyk-historischen ook al mede moeten worden geteld. Men vergeet nog meer, dat men op dit oogenblik, nu nog geen enkele party gesproken heeft, moeiiyk met een voor stel tot samenwerking kan komen zonder zich bloot to stellen aan het verwyt van overhaasting. Maar vooral vergeet men, dat het volstrekt onnoodig en in do hoogste mate onraadzaam was in onze katholieke Neder- landsche wereld een nieuw twistkiuwen te gooien. Het oogenblik was voor ons, Nederlandsche Katholieken, als geschapen om don toestand eens rustig te overzien. Zonder napleiten, zonder najammeren, zonder elkander fouten te verwyten. Zonder iets van dat alles te laten verluiden had dit kunnen plaats hebben. De ernst had er niet by geleden en do waar digheid was bewaard." Na deze inleiding volgen enkele korte artikelen. Zoo een ter bestryding van het bekende adres tot het niet langer handhaven jfvan den internuntius by onze Regeering, door do Evangelische Maatschappy aan de leden der Staten-Generaal' gezonden. Dr. S. zegt van dit stuk onder meer: „uit iedere zinsnede is alle zin gesneden", en voor deze uitspraak levert hy zyn bewys. Een ander artikel wyst op de vraag in de nominatiove staten ter invulling aan de onder wijzers van byzondero scholen gezonden: „Behoort gy tot een religieuze orde of congre gatie". Dr. Schaepman constateert, dat de onderwyzors niet verplicht zyn tot het ant woorden oj> deze vraag, waartoe wet noch koninklyke besluiten recht geven. Nu behoeft men in dergolyke gevallen wel niet altyd op zyn recht te staan, maar zegt hy men moet toch ook do zelfstandigheid en het recht van het byzonder onderwijs handhaven. De schryver raadt het personeel der katholieke scholen over het beantwoorden dier vraag het bestuur der betrokken school te raadplegen. Hot Handelsblad, besprekende de verbiy- dende styging in de opbrengst der Ryksmiddelen, zegt aan het slot daarvan „De gunstige toestand van de schatkist zal den Minister van Financiön dan ook wel den moed geven de raming voor 1901 belangryk hoogor te stellen dan die voor het loopende jaar enkel wegens de regelmatige 6tyging der opbrengst, de elasticiteit van ons belasting stelsel. Met groote belangstelling zien wy - in verband met deze gunstige cyfers uit naar het antwoord op deze vraag: Geeft de financieels voorspoed niet gegronde aanleidiDg om de voorgestelde verhooging der invoerrechten van 5 op 6 percent.,,, achtor- wege te laten? Tweodo Kamer. Vergadering van Dinsdagnamiddag te 3 u. 10 m. De voorzitter, de heer Jansen, als oudste lid in jaren, opent de vergadering met de volgende rede: „Myne Heeren! Het is my een waar genoe gen als tydeiyk voorzitter u allen van harte welkom te mogen heeten. De werkzaamheden, welke ons in dit zitting jaar wachten, zullen, het is u allen bekend, van omvangryken en gewichtigon aard zyn voor de belangen des lands. De aandacht en toewyding, die daarvoor van de leden der Kamer gevorderd worden, zullen ongetwyfeld door u met passenden y ver en naar uw beste krachten worden verleend, zoodat uw beraadslagingen den 8tempel zullen dragen van den ernst, do kalmte en vaardig heid, welke het Nederlandsche Parlement steeds kenmerkten. Mogen Gode8 milde zegeningen op onzen arbeid rusten tot heil van onze geliefde Koningin en van Haar Doorluchtig Stamh. is, tot rust en voorspoed van het dierbaar vader land, tot geluk en welzyn der gansche bevol king van Nederland. Hiermede, myne Heeren, het tydeiyk voor zitterschap aanvaardende, vorklaar ik deze vergadering geopend." De heeren Bolsius en Smeenge, nieuw ge kozen leden, zyn door de Kamer toegelaten en hebben zitting genomen. Daarna was aan de orde de nominatie dooi het voorzitterschap. Tot eersten candidaat werd gekozen de heer Gleichman met 71 van de 79 stemmen; tot tweeden candidaat de heer Veegens met 44 tegen 27 stemmen op den heer Mackay, een eenige blanco stemmen en enkele stemmer op andere leden; tot derden kadidaat de heer Michiels van Verduynen met 70 stemmen tegen 11 op den heer Mackay. De nominatielyst zal H. M. de Koningin worden aangeboden door de oommissie van stemopneming, bestaande uit de heeren Mackay, Drucker, De Ram en Do Boer, aan gevuld met de heeren Zylma, Roessingh, Brummelkamp en Van Basten Batenburg. De vernieuwdo afdeelingen kozen daarop tot haar voorzitters de heeron Veegens, Schepel, Mackay, Lohman en Schaepman. Tot ondervoorzitters werden gekozen de heeren Tak van Poortvliet, Drucker, Pynappel, Van Alphen en Kuyper. Tot ledeü van de commissie van redactio voor het adres van antwoord op de troonrc -8 de heeren Rink, Fokker, Hartog, VanByland (Apeldoorn) en Kuyper. jD» eerstvolgende vergadering der Tweeds Kamer is bepaald op Donderdag a. 8., 's mor gens te elf uren. Daarna komen de afdeelingen byoen om het concept-adres van antwoord op de Troonrede te onderzoeken. In een tweede vergadering, dien dag te vier uren te houden, zal door don minister van financiön de Staats- begrooting voor 1901 worden aangeboden In de Sted. Werklnr. aJJn opgenomen Volw. pers. 9 Sept. 10 11 12 13 14 16 Zondag Maandag Dinsdag Woensdag. Donderdag Vrijdag Zaterdag. 61 68 68 78 73 83 83 13ericliten over Kijnland's boezem, gedurende de week van 915 Sept. 1900. Stanl van den boezem te Leideü. Idem te Oude-Wetering Werking der atoomgomalen Waterloozing lange uatunrlgken weg. Waterinlatiag Regenval in mM. 9 Bept. 10 Bept. 11 Sept. 12 Sopt. 13 Sopt. 14 Sopt. 15 Sept. 54 55 N 6> 63 C3 53 cm.—A.P. 65 17 67 60 54 65 65 om.—A.P. 8p&arndam u., Halfweg o., Goqda u„ Katwijk u, Spaarndam 8 u., Halfweg u,, Gouda 10 n., Katwjit 13 n. Door de elaia to Goada 9S'/s n. Een Dame vraagt op netten stand. Brieven onder No.7S00 aan het Bureel van dit Blad. 5 Ververstraat en Oude lleerengrachfc. 7856 7 Tc bevragen: WONINGGIDS. door Dr. HUENTA ver- I vaardigd naar het recept i van Abt AMBROSIUS f 7 DE LA VALLA, te Cartagena. f vr^ii ffiiikl 11 Pil geven gezondheid, levenskracht, JL geestkracht, sterke zenuwen, vasten slaap en gezonde kleur. 1r genezen zenuwpyn, vrouweiyko I V zwakheid en ongeregeldheid, ziekten van maag, lever, nieren on ingewanden, algemeene ver- zwakking en houden de tering tegen. genezen bloedbederf, hetzij door I orfelykheid ontstaan of uit slechte gewoonten voortgesproten. immer krachtdadig. zijn genezend en herstellend voor mannen en vrouwen, en werken zijn een bloedversterkend middel, die op ongelooflijke wijze den monsch zeer spoedig vorsterken. De wonderdadige geneeskracht der nooit. 6395 62 i Prys per doos f 1.50, per 6 doozen f y.SCh Ccntraal-Dcpot L J. AKKER, te Roficrdam. Verkrygbaar by: J, H. DIJKHUIS, Leiden, „De Oude Post". Goud- j schesingel 81, Rotterdam, F. KAPPEL, Den Haag, en C. VAN DER MEER Nz., Roelofarendsveen, franco toezending tegen postwissel. koopt en vorkoopt Kil celenwis selt Coupons, vreemd Bankpapier vreemd Geld. Geeft voorschot op Efi'ecton; neemt gold a deposito. Incasseert Wissels op Binnen- en Buitenland. Geeft af Wissels op Buiten- landseho Hoofdplaatsen (direct ver krygbaar). Opent Itekemng-t'ou- raut mot rente-vergoeding. Sluit Brand- en Tevens verzekerin gen en geeft golden op Hypotheek. KANTOOR: 2482 16 Brcestraat 150A, Telden. NA HEDEN van allo Bouwmaterialen, Gereed schappen (waaronder een groote party dubbele en enkele Ladders), Gipsen Plafond- en Gevel versieringen, modellen en stukvormen van Consoles, Sluitsteenen, Middel- en Hoekstukken, Teekenmodellen, enz. Honderden meters hardgebakken Jurbise-, Cemen ten- en Ceramiek-Vloer- en Muur tegels. Alles aanwezig in de 7792 16 Magazijnen Zuidwal I en Korte Groenewegje 98, DEN HAAG. Goedgekeurd by Kon. besluit van 10 Nov. 1873, No. 21. (geheel geplaatst). 1476 36 VERZEKERD BEDRAG f 36,800,000.- (30 September 1899). RESERVE6,196,000.— Sluit alle soorten van verzekeringen, op levens- en sterftekansen gegrond. De Tarieven zijn volgens de laatste sterftetafels berekend. Inlichtingen te bekomen voor Nederland aan het HOOFD BUREAU te Dordrecht en de BIJKANTOREN ld Amsterdam en te Rotterdam, bij den Hoofd- en de Provinciale Inspecteurs en bij de Agenten Ialle plaatsen van Nederland. titi- j 3 jaren schriftelijk garantie. MACHINES WORDEN OOK VERHUURD PER OAG, PER WEEK EN FER MAAND. Haarlemmerstraat 147,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1900 | | pagina 5