tf» 12436 Zaterdag 8 September. A°. 1900 Tweede Blad. PERSOVERZICHT. - Feuilleton. Adellijk en burgerlijk bloei Voor Leidon por 8 maanden PRIJS DEZER COURAUTi I i r'« f 1.1K Buiten Lcidon, per looper en waar agenten gevestigd rfln LSO. Franco per post .il.tSiJiiiatt. 1-6S- feze Qourant wordt dagelijks, met uitzondering rno (Zon- en feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVERTEKTIEN: Van 1—8 regel. f 1.05. Iodoro regel moor f 0.17J. Grootoro letters naar plaatsruimte. Voor het incassooron buiten do stad wordt f 0.05 berekend. Offloiëele Kennisgevingen. Bargemeoster en Wethouders van Leiden; Gezien art. 8, 1ste alinea, dor Hinderwet; Brengen by deze ter algomeene hennie, dat door ien op heden vergunning ia verleend aan EDUABD UDO, en rechtverkrijgenden, tot hot uitbreiden van l'de boek- en e toon drukkerij aan de Hooglandsohe jKorkgraobt hook Koppenbinketeeg No. 4, kad. bo lkend Beolie I No. 2273, door vervanging van den be8taanden gasmotor van 2L/j p^k, door een van V paar don kracht. j Burgemeester en Wethouders voornoemd, Leiden, F. WAS, Burgemeester, f Sept. 190(W VAN HEY8T, Secretaris, Burgemeester en Wethoodera van Loidon; l Gelefc op art, 8, 2do lid, der Hinderwet; Brengen ter konnis van belanghebbenden, dat 5® becliaaing op het verzoek van W. DIBBEN Az., in vergunning tot opriohting van een waechinrloh- \ing, gedreven door een stoommachino mot ketel, fa hot peroool Witte Singel Noe. 7077, ia ver daagd, op grond, dat hot onderzoek van den Inspecteur van den Arbeid nog niet is afgeloopen. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Lelden, F. WhS, Burgemeester. 7 Söpt, 1900. VAN HEYST, Secretaris. Onder het opschrift „Kleinheid of Misken ning" schroef de Nieuwe Amhemsche Courant: Op do lange lyst van gedecoreerden, waaronder tal van personen, wier verdiens?5n slechts in officieele kringen bekend zyn, mist het publiek de namen van anderen, wier groote verdiensten tegenover hot vaderland en de menschheid door ieder worden erkend Wy bedoelen de namen van dr. Lingbeek, Koster, Bierens de Haan, enz., van de doc toren en zusters der ambulances in Zuid- Afrika, in het bijzonder van hen, die door de Engolschen als krijgsgevangenen naar Ceylon zyn gezonden. D i t had de Nederiandscho Begeering althans moeten doen, dat zy de Leeuw- en de Oranje- Nassau-orde geëerd had, door deze mannen en vrouwen daarin op te nemen. Was onze Regeering wellicht bevreesd voor het booze gezicht van een Chamberlain? Of is de verdienste dezer personen nog niet tot haar doorgedrongen, zoomin als het feit hunnor deportatie naar Ceylon? We bohoevon wel nauwelijks te zeggen, 'schrijft Ne Maasbode naar aanleiding van het eerste congres der katholieke democraten, dat van do zijde van het Nederlandsche episcopaat de katholieke democratische party niet wordt erkend. Het uiterst ongepast be sluit van het congres, om aan Z. D. H. den Aartsbisschop gelegenheid te bieden, uit haar program zooveel te schrappen, als de party goedvindt, met voorafgaande aanzegging om niet aan het program in zijn geheel te raken, is een daad van verzet onder den schyn van onderwerping. Onder politiek opzicht is de party tameiyk wel te karakteriseeren als een half radicale, half socialistische, met een katholiek tintje. Zy eischt het algemeen kiesrecht; eon staatspensionneering der werklieden zonder eenigo bydrage van den kant van dezen; is stork voor een zeer uitgebreide staatsinmen ging, geiyk o. a. bleek uit haar adres van hulde aan twee katholieke Kamerloden na de stemming over de leerplichtwet; wenscht by verkiezingen slechts democraten te steunen, ook al zyn die „niet beslist" katholiek; enz. Kortom, wy hebben thans op Nederland se hen bodem een zelfde groep als die, welker treurige werkzaamheid we sinds jaren by onze zuiderburen hebben kunnen aanschouwen. Het ware verkeerde tactiek, de oogen daar voor te willen sluiten. We moeten rekening houden met den toeleg dier fractie, welke, zoodra zy er kans toe ziet, haar hoofdkwartier van Enschedee naar Nymegon zal trachten te verleggen. Bovenal is onzerzyds no o dig: eenheid, nu en in de toekomst. Want deze droeve les geeft de opkomst der Kath. Dem. Party opnieuwhoo gevaaiiyk en aanstekeiyk het kwade voorbeeld ia. De Nieuwe Koerier heeft opgemerkt, dat op een program van actie der Katholieken evenredige vertegenwoordiging de eereplaats behoort in te nemen. Bei Huisgezin stemt hiermede van harte in. „Wy, Katholieken", schryft het „willen allen evenredige vertegenwoordiging, opdat de verschillende politieke partyen in do Kamer vertegenwoordigd worden volgens haar sterkte buiten de Kamer. Door de E. Y. zou tevens de mooilyke, soms spelbrekende vraag van samenwerking by de stembus vervallen." Intusschen wyst Y. in Het Nederlandsche Dagblad op de omstandigheid, dat het vraag stuk der E. Y. ook in België niet is opgelost. Wat de nieuwe Belgische wet geeft, is een vertegenwoordiging van minderheden en dat is zeker reeds veel, maar ook in België be staat geen zekerheid, dat elke minderheid juist het aantal Afgevaardigden krygt, waarop zy naar evenredigheid recht heeft. Dat doel kan alleen, volgens den schryver, worden bereikt, wanneer ieder staatsburger gedwongen kan worden zich openiyk by een party aan te sluiten, en dat te doen geruimen tyd vóór de verkiezingen, zoodat er oen be hoorlijke berekening kan worden gemaakt op hoeveel zetels elke party recht heeft. Maar dat is in de practyk onuitvoerbaar. De vraag of Nederland aan de actie der mogendheden in China moet deelnemen, heeft tot eenige beschouwingen aanleiding gegeven, en het is de Amhemsche Courant die zulk een deelneming ongewenscht acht, daar zy niet alleen Nederland in moeilykheid zou brengen, maar ook te veroordeelen is uit zedeiyk oogpunt, omdat deelneming aan roofpolitiek ongerechtvaardigd en afkeurens waard is. Daarmee is de Kamper Courant het niet eens De bedoeling is niet, dat Nederland in China op roof zal uitgaan, deel zal nemen aan een politiek, die er op uit is aan de Chineezen hun grondgebied te ontfutselen. De bedoeling is alleen, dat Nederland niet onverschillig zal toezien by hetgeen er in China omgaat, zich niet zal laten verdringen van de plaats, die het als handeldryvend, scheepvarond en kolo- niseerend volk inneemt De Regeering heeft belangen te behartigen, die met behoud van onze volkswelvaart in het nauwste verband staan. Men vergeet tegenwoordig maar al te zeer, dat het eerste en hoogste belang van een volk dit is, dat het zich wete te handhaven op het standpunt van bloei en wolvaart, waartoe de inspanning van vorige geslachten het heoft weten op te voeren. Dat belang gaat boven alles, want het beheerscht alle andere belangen. Wordt het uit het oog verloren of vernalatigd, dan nemen de bestaansmiddelen van het volk af, de wel vaart gaat achteruit, het volk verarmt, en wat wordt er dan van alle andere belangen? Van het Nederlandsche volk zyn de voor naamste bronnen van bestaan handel en scheepvaart; uit deze bronnen worden aüe andere gevoed. De eerste zorg eener RegoeriDg moet zyn, te waken, dat deze bronnen niet opdrogen, maar mild biyven vloeien. Wie dit in het oog houdt, zal begrypen, dat wy ons in China niet mogen laten verdringen. Ons koloniaal belang, het belang van han del en scheepvaart, de gewichtigste en drin gendste belangen van ons volksleven eischen, dat Nederland krachtig handele in China en geen sentimenteele beschouwingen mogen daarvan terughouden. De Amhemsche antwoordt daarop 2 Dat klinkt nu alles wel grootsch en ver heven, maar de Kamper Courant verzuimt te zeggen, wat zy dan wel wil, dat van Neder lands zyde geschieden zou. ,Wy mogen ons in China niet laten verdringen"; uitnemendI Wy zouden zelfs verder willen gaan en zeggen, dat wy ons nergens mogen laten verdringen, maar zal dit beproefd worden, dan moeten wy er toch altyd eerst zyn. En nu is het juist tegen het daarheen gaan, dat wy zoowel uit practisch als uit moreel oogpunt waarschuwen; uit practisch oogpunt, omdat dan vermoedeiyk juist gebeuren zou wat de Kamper Courant zegt, dat wy niet mogen dulden. Daarmede is geen roof op China bedoeld, verzekert het blad ook, maar dat dit voor den beroofde eenig verschil maaktr, kunnen wy niet inzien, en ondanks het verheven doel, biyft dan toch maar altyd liet middel: roof. En deze is mis dadig en immoreel, al heet men ook „senti menteel" wio de zaak by haar juisten naam noemt. Het oordeel van Iemand in Indië, die dus wat dichter by het vuur zit dan wy, vinden we aldus in de Deli-Courant: Wat Nederland zal doen is nog niet bekond. Het ziet er naar uit, dat wy in Zuid-China ergens een paar vierk. K.M. pachtgebied zullen verlangen, en ook schynt het, dat er niet meer dan een paar honderd man zullen worden uit gezonden om mede te werken met de duizenden manschappen der groote mogendheden. Wy hadden liever gezien, dat er onmiddeliyk een schip voor Swatow was ton anker gekomen en een 1000 tal manschappen waren, aange wezen om in Peking onze vlag naast die der andere mogendheden te vertegenwoordigen, doch het schynt, dat wy het al op zeer be scheiden schaal zullen aanleggen en lioowel we ons niet willen verstouten te beoordeel en of de schatkist in de gegeven omstandigheden niet verstandig doet hot kalm aan te leggen, toch wekt het een spytig gevoel te moeten constateeren, dat wy deze gelegenheid, om te toonen, dat wy als koloniale mogendheid toch ook nog meotellen, laten voorbygaan door tot dusverre zeer langzaam te ageeren en met nog minder troepen dan zelfs Portugal zendt op het oorlogeterrein present te zyn. Aan een ingezonden stuk van den heer W. P. Groeneveldt in hot Handelsblad is het volgende ontleend: „Ik acht het niet waarschyniyk, dat China verdeeld zal worden of dat de vreemde mogend heden groote uitgestrektheden als eigen grond- gobied zullen annexeeren; wegens het sterk ontwikkelde nationaliteitsgevoel der Chineezen en de economische toestanden, die weinig plaats voor den vreemdeling laton, zouden dat weinig begeerïyko aanwinsten zyn. Ik zonder natuuriyk uit Mandschoerye en de verdere streken tusschen do Amoer en Port- Arthur, waarvan Rusland wel een groot doel zal nemen als onontbeerlyke verbinding van Siberië met de wereldzee; zoo ook kleinere vestigingen van commercieele en strategische beteekenis, zooals het Engelsche Hongkong en het Duitsche Kiao-tschao, die slechts zoo veel achterland behoeven, als voor de vrije beweging der hoofdvestiging noodig is. Maar overigens zal men, naar ik verwacht, niet vergeten, dat China voor het buitenland vooral waarde heeft als uitgestrekt handelsgebied en trachten het als zoodanig te bewaren, wat hot best geschieden kan door het ryk intact to laten. Het kan echter ook anders loopen, wellicht komen toch groote uitgestrektheden als gebied of invloedssfeer in vreemde handen of onder vreemde leiding en als dit byv. met de provincie Canton hot geval was, dan zouden onze belangen daarby ernstig kunnen lyden; ten handel zouden wy vormoedeiyk wel onder voldoend gunstige voorwaarden toegelaten worden, maar wy hebben voor Oost-Indië ook behoefte aan vrye emigratie uit die streken en daaraan zouden wellicht bezwaren in den weg gelegd worden, evenals de Engelschen thans te Hongkong doen, waar de verscheping van werkvolk naar andere dan Britsche havens eenvoudig door chicanes onmogoiyk wordt gemaakt In dat geval zou het voor ons inderdaad een levensvraag zyn een eigene, zy het ook kleine vestiging, m die buurt te verkrygen. Wanneer daarentegen, zooals ik verwacht, de integriteit van het Chineescho ryk in hoofdzaak geëerbiedigd wordt en men er zich op toelegt dat ryk in den boven aangegeven zin als handelsgebied te bewaren, dan doen zich weder andere complicaties voor. China is niet op don voet van geheele geiykheid in de comitas gentium opgenomen; de betrekkingen van dat ryk met het buiten land worden niet in alle opzichten door begin selen van het volkenrecht beheerscht, maar zyn ten opzichte van verschillende byzonder- heden geregeld by spocialo tractaten, die in de eerste jaren na de Fransch-Engolsch6 expeditie naar Peking van 185960 gesloten zyn; het Nederland-tractaat dateert nl. Yan 1863. De voorrechten, di9 destyds door de groote mogendheden van China afgedwongen zyn, heeft dit ryk later vrywiliig ook aan de nakomende en kleinere staten toegestaan, maar het is volstrekt niet zeker, dat dit ook in de toekomst zoo gaan zal. Die tractaten komen thans voor vernieuwing of althans voor herziening in aanmerking en terwyl de eerste eisch wol zal wezen, dat China op ruimere schaal voor den aigemeenen handel wordt opengesteld, waarvan dan ieder land gebruik maken kan, is do mogelijkheid volstrekt niet uitgesloten, dat de mogendheden, die de eerste onderhandelingen voeren, als deelnemers aan de Internationale actie, voor zich speciale voordeelen bedingen, of althans zoodanige eischen ingewilligd krygen, dat de Chineezen die aan de later komenden niet zullen kunnen of willen toestaan. Ook by dezon loop van zaken bestaat er dus gevaar van bedrogen uit te komen, wanneer men do handen in den schoot legt en gelaten afwacht wat anderen voor ons zullen doen". De Regeering moet, zegt de heer Groeneve dt, beoordeelen wat Yoor middelen in deze moeten toegepast worden. Maar er is medewerking van verschillendo zyden noodig: onze handel en ny verheid moeten meer höt oog op China vestigen dan tot dusver het geval is geweest, de regeering moet zorgen voor een betere regeling van het consulaatwezen, eindoiyk kan de pers veel doen door niet uitsluitend uit buitenlandscho bronnen te putten, maar naar eigen berichtgevers om te zien. In De Aannemei schryft eon inzendor, dat by hom meer dan eens de vraag is gerezen of, nu iedereen zich opwerpt als aanname r, het niet eens noodig zou zijn zooveel doenlyk juist te omschreven, wat het aannemersvak 13 en wat van den aannemer gevorderd wordt. Het resultaat van zyn overpeinzingen daar over legt by neer in de volgende stellingen, welke hy dan nader uitvoerig toelicht. L Het aannemen van werken is beslist een apart vak, waarvoor in niet geringe mate vereischt wordt technische- en waren-kennis en nog meer monschen-kennis. H. Het heeft beslist redön van bestaan. IH. Zoowel Regeering als particuliere werk gevers doen het vak en zyn beoefenaars geen recht wedervaren, daarby vergetende, dat de aannemer is hun mede-contractant met golyko rechten en niet hun onderge schikte of bogunstigde. IY. De actie, in stelling Hl ontwikkeld, komt in den regel op rekening van de archi tecten, ingeniouzs en hun onderhebbonden, gewoonlyk menschen met minder piactische ervaring dan de aannemer. V. Het is hoog tyd, dat in dat alios ver betering kome en zeer zeker óók, dat het publiek wete te onderscheiden, wat aanne mers- of wat burger bazen werk is. Het Nederlandsche Dagblad veroenigt zich met wat onlangs in de „Haagsche Sprokke lingen" in De Nederlandei' word gezogd, dat er veel te weinig gelet wordt op do doodsla gen uit onvoorzichtigheid. „Eii oogen blik lezen wy van kinderen, lie door de zorgeloosheid der ouders verbrand of verdron ken zyn, en van vervolging dior ouders is nooit sprake." Nadat het blad verder eenigo sterke staaltjes genoemd heeft, besluit het: „De overtuiging moet veld winnen, dat ouders met hun kinderen niet doen mogen wat zy willen en dat zy verantwoordelyk zyn voor de ongevallen, die hun kinderen treffen, wanneer zy die, met in-acht-neming van de meest gewone voorzichtigheid, hadden kunnen voorkomen. Het noodeloos blootstellen van kinderen aan gevaren, het niet-gebruik-maken van geneeskundige hulp, die binnen het bereik ligt, zyn in onze oogen strafbare feiten, die des te ernstiger zyn, naarmate de kinderen jeugdiger en hulpbehoev^nder waren. Een menschkundig rechter moet natuuriyk geven en nemen en met de omstandigheden rekening houden, maar daaruit volgt toch niet, dat zulke feiten altyd ongestraft moeton blyven en dat de overheid ze maar onopgemerkt voor by moet laten gaan. Onder het hoofd „De Doodstraf" lezen wy in Het Nieuwsblad voor Nederland hot volgende: Een afsckuweiyk ding, de doodstrafl Ja, wy weten wel, als men hoort van een misdaad zooals nu weer bijvoorbeeld in Tilburg, waar een aanvallig meisje onder de verschrikkelykste omstandigheden mishandeld en vermoord biykt te zyn, dan komt heel het gemoed in opstand tegen den ellendeling, die de misdaad beging; men zou hem kun nen wurgen, als men hem in handen kreeg. Maar dat ia geen doodstraf. Dat zou eon daad van blinde woede zyn. Doodstraf wordt eerst toegepast na rijp beraadna alle omstant digheden wel te hebben leeren kennen, zog- do rechter: die man is schuldig. De wet 52) Om de lippen van den jongen graaf speelde een uitdagend tacbje, en tergend klonken zyn woorden, toen hy vroeg: „Hecht gij er zooveel waarde aan door mij opgemerkt te worden?" „Niet de minsteI Ik haak volstrekt niet naar de eer, nader met u bekend te worden. Daar wy elkander echter nu eenmaal kennen, eisch ik, dat gy tegenover my de beleefd heidsvormen in acht neemt, wat u niet ge makkelijk schynt te vallen." „Kapitein Rodonbergl" stoof Raoul drei gend op. „Graaf Steinrückl" klonk het op yzigen toon terug. „Gy schynt my te willen dwingen, notitie te nemen van betrekkingen, die voor my nu eenmaal niot bestaan. Op deze wyze zult gy niets verkrygen." Michaël haalde vorachtelyk de schouders op. „Ik meen duideiyk genoeg bewezen to hebben, welke waarde ik aan myn betrek king tot de graallyke familie der Steinrücks hecht. Yraag er den generaal naar; die zal het u kunnen bevestigen. Maar ik ben niet van plan, langer een houding te dulden, die van het begin af aan er op berekend was, my te beleedigeD. Zult gy deze houding in het vervolg veranderen? Ja of neen?" De vraag klonk zoo gebiedend, dat Raoul hem half toornig, half verwonderd aankeek. „Men moet bekennen, mynheer do kapitein, Sil de trotachfreid 2$lvg_ zytrj „Er zyn personen, die men slechts mot hun eigen wapenen verslaan kan", was hot antwoord van Michaël. „Mag ik u nu om antwoord verzoeken?" „Ik ben niet gewoon op zulk een vraag antwoord te geven," zeide de jonge graaf trotsch. „En wel het allerminst aan den zoon van een gelukzooker en van een moeder, die Hy kwam niet vorder, want Michaël stond reeds naast hem, doodsbleek, maar met vlammende blikken. „Zwyg, graaf Steinrück!" bulderde hy hem toe. „Nog een enkel woord over myn moeder en ik vergeet myzelven en sla u tegen den grond 1" „Met de vuisten?" vroeg Raoul hoonend. „Ik ben gewoon met ridderlyko wapenen te strijden." Deze vermaning hielp, Rodenberg ging langzaam een schrede terug en dwong zich met geweld tot kalmte. „En toch zyt gy laag genoeg, uw tegen stander met beleodigingen te tergen, die geen rnftn verdraagt l" sprak hy bitter. „Ik heb dezen toon niet aangeslagen, maar ik zie, dat wy het onderhoud voor heden wel kunnen staken. Gy zult morgen nader van my hooren." „Daar wacht ik op," sntwoorddo Raoul en met een korten, hoogmoedigen groet wendde hy zich om en verliet de kamer. Michaël bleef alleen achter, hy wilde niet te gelyk met den graaf in de feestzaal gaan. Somber, met over elkander geslagen armen, liep hy eenige malen de kamer op en neer en viel dan in een zetel neer. Hertha was intusschen bewegingloos op haar plaats ge bleven, maar haar aanvankelyke bevreem ding was in bezorgdheid en eindaiyk in schrik veranderd, toen zy den uitslag van het gesprek vernomen had. Nu stond zy op en trad bleek, maar niettemin vast besloten, op den drempel. „Kapitein Rodenberg I" sprak zy zacht. Hy sprong op, verrast en verschrikt tevens, want op hetzelfde oogenblik, dat hy haar aanzag, viel het hem ook in, dat de deur van de aangrenzende kamer open gebleven was en dat men daar ieder woord had kunnen hooren. Hy noch Raoul hadden daar aan gedacht. „Gy hier, gravin Steinrück?" vroeg hy haastig. „Ik meende u zooeven toch nog in de zaal gezien te hebben." „Noen, ik was daar," en zy wees op het aangrenzend vertrek; „en daar ben ik tegen myn wil getuige geweest van een onderhoud, dat niet voor vreemde ooren bestemd was." Michaël beet zich op de lippen. Hij her stelde zich echter spoedig en antwoordde zoo onbevangen mogeiyk: „WQ dachten hier alleen te zyn, maar de zaak heeft niet veel te beteekenen. Ik had een klein geschil met graaf Steinrück, dat op wel wat opgewonden wyze tusschen ons uitgemaakt werd, en hiermee is de zaak afgeloopen." „Is dat werkeiyk wel zoo? Het einde van het gesprek scheen veeleer het tegendeel aan te duiden." Rodenberg vermeed het, haar in de oogen te zien, maar hy antwoordde bedaard: „Ons onderhoud was werkeiyk op het punt wat te heftig te worden. Daarom braken wy het at Wy zullen de zaak morgen kalmer behandelen." „Met het wapen in de hand ik weet het l" „Gy maakt u geheel onnoodig bezorgd, daar is volstrekt geen sprake van." „Houdt gy my voor zoo onervaren, dat ik do beteekeoi3 yan uw laatste woorden niet begrepen heb?" vroeg H9rllia beklemd, terwyl zy vlak voor hem ging staan. „Het was een uitdaging, die aangenomen werd." Michaël zweeg; hy zag, dat hier elke leugen nutteloos zou zyn. „Het was een zeer ongelukkig toeval, dat gy juist getuige moest zyn van ons gesprek," zeide hy oindelyk. „Yoor den graaf zal dat zeker even pynlyk zyn als voor my, maar er valt nu eenmaal niets aan te verandoren zoo rnin als aan de zaak zelf, en daarom mag ik u zeker wol uit ons beider naam stilzwygen verzoeken? Yergeot, wat niet voor uw ooren bestemd was 1" „Yergetenl Als ik weet, dat gy beiden morgen op leven en dood tegen elkander strydon zult!" barstte Hertha op heftigon toon uit Rodenberg keek haar vragend aan. „Wy beiden? Yoor u kan er toch slechts sprake zyn van het gevaar van uwverloofdo. Hot is natuuriyk, dat gy voor hem siddert, mijn dood zal de gravin Steinrück toch wel onverschillig laten, zy moet hem zelfs wen- schen, want hy beduidt voor myn tegen stander het leven." Hertha antwoordde niet; zij sloeg lang zaam de oogen tot hem op. Er lag een zeld zame gloed in, iets, als een verwyt, en meer nog: een aogstige siddering. Maar Michaël kon of wilde niet meer in deze oogen lezen. Zou het oude spel opnieuw beginnen? Hy richtte zich plotseling op en zyn houding was zoo styf en ongenaakbaar, of hy reeds tegenover zyn vyana stond. De jonge gravin las misschien die gedach ten op zyn gelaat, want haar genchb werd vuurrood; zy deed haastig oen paar stappen zywaarts, als wilde zy ook uitwendig een ruimte tusschen hen laton, en ook haar hou ding werd koel en afgemeten. „Kan de zaak dan niet geschikt worden?" vroeg zy, hot beven harer stem beheorschend. „Noen 1" „Ook niet, als ik met myn verloofde spreek, als ik hem sniGok „Dat zal niets heipon. De graaf zal zich niet laten overhalon zijn woorden terug to nemen, en daarop moot ik in do eorslo plaats blyven aandringen. Ik verzoek u daarom die gedachto te laton varen; by zulko zaken komt nu eenmaal do inmenging oener vrouw niet te pas." „Maar een vrouw was or toch de aan leiding toe, en nu wordt haar niot eens toegestaan een proof tot con vorzocning te wagen," sprak Hortba bitter. „Xjjk my uiot' zoo verwonderd on vragend aan, ik woet, waarom gy dezon stryd gezocht hobt, al geeft gy er een andere aanleiding voor op. Gy vergeet nooit een beloediging, kapitein Rodonbergl Nooit, dat weot ik uit onder vinding, on gy wreekt u nu daarvoor op zulk een wyzel Een ou ander is onchristoiyk on afschuwelijk 1" Michaëls gezicht word somber en zyn antwoord klonk scherp. „Rekent gg my inderdaad tot zulk oon lage wraakneming in staat? Dat goloof ik toch niet verdiend te hebben 1" „En toch haat gij Raoul? Ik kon den rrond daarvoor maar al to goed (Wordt vervolgd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1900 | | pagina 5