tf» 12436
Zaterdag 8 September.
A°. 1900
Tweede Blad.
PERSOVERZICHT.
- Feuilleton.
Adellijk en burgerlijk bloei
Voor Leidon por 8 maanden
PRIJS DEZER COURAUTi
I
i r'« f 1.1K
Buiten Lcidon, per looper en waar agenten gevestigd rfln LSO.
Franco per post .il.tSiJiiiatt. 1-6S-
feze Qourant wordt dagelijks, met uitzondering
rno (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVERTEKTIEN:
Van 1—8 regel. f 1.05. Iodoro regel moor f 0.17J. Grootoro
letters naar plaatsruimte. Voor het incassooron buiten do stad
wordt f 0.05 berekend.
Offloiëele Kennisgevingen.
Bargemeoster en Wethouders van Leiden;
Gezien art. 8, 1ste alinea, dor Hinderwet;
Brengen by deze ter algomeene hennie, dat door
ien op heden vergunning ia verleend aan EDUABD
UDO, en rechtverkrijgenden, tot hot uitbreiden van
l'de boek- en e toon drukkerij aan de Hooglandsohe
jKorkgraobt hook Koppenbinketeeg No. 4, kad. bo
lkend Beolie I No. 2273, door vervanging van den
be8taanden gasmotor van 2L/j p^k, door een van
V paar don kracht.
j Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Leiden, F. WAS, Burgemeester,
f Sept. 190(W VAN HEY8T, Secretaris,
Burgemeester en Wethoodera van Loidon;
l Gelefc op art, 8, 2do lid, der Hinderwet;
Brengen ter konnis van belanghebbenden, dat
5® becliaaing op het verzoek van W. DIBBEN Az.,
in vergunning tot opriohting van een waechinrloh-
\ing, gedreven door een stoommachino mot ketel,
fa hot peroool Witte Singel Noe. 7077, ia ver
daagd, op grond, dat hot onderzoek van den
Inspecteur van den Arbeid nog niet is afgeloopen.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Lelden, F. WhS, Burgemeester.
7 Söpt, 1900. VAN HEYST, Secretaris.
Onder het opschrift „Kleinheid of Misken
ning" schroef de Nieuwe Amhemsche Courant:
Op do lange lyst van gedecoreerden,
waaronder tal van personen, wier verdiens?5n
slechts in officieele kringen bekend zyn, mist
het publiek de namen van anderen, wier groote
verdiensten tegenover hot vaderland en de
menschheid door ieder worden erkend
Wy bedoelen de namen van dr. Lingbeek,
Koster, Bierens de Haan, enz., van de doc
toren en zusters der ambulances in Zuid-
Afrika, in het bijzonder van hen, die door de
Engolschen als krijgsgevangenen naar Ceylon
zyn gezonden.
D i t had de Nederiandscho Begeering althans
moeten doen, dat zy de Leeuw- en de Oranje-
Nassau-orde geëerd had, door deze mannen en
vrouwen daarin op te nemen.
Was onze Regeering wellicht bevreesd voor
het booze gezicht van een Chamberlain? Of
is de verdienste dezer personen nog niet tot
haar doorgedrongen, zoomin als het feit hunnor
deportatie naar Ceylon?
We bohoevon wel nauwelijks te zeggen,
'schrijft Ne Maasbode naar aanleiding van het
eerste congres der katholieke democraten, dat
van do zijde van het Nederlandsche episcopaat
de katholieke democratische party
niet wordt erkend. Het uiterst ongepast be
sluit van het congres, om aan Z. D. H. den
Aartsbisschop gelegenheid te bieden, uit haar
program zooveel te schrappen, als de party
goedvindt, met voorafgaande aanzegging om
niet aan het program in zijn geheel te raken,
is een daad van verzet onder den schyn van
onderwerping.
Onder politiek opzicht is de party tameiyk
wel te karakteriseeren als een half radicale,
half socialistische, met een katholiek tintje.
Zy eischt het algemeen kiesrecht; eon
staatspensionneering der werklieden zonder
eenigo bydrage van den kant van dezen; is
stork voor een zeer uitgebreide staatsinmen
ging, geiyk o. a. bleek uit haar adres van
hulde aan twee katholieke Kamerloden na de
stemming over de leerplichtwet; wenscht by
verkiezingen slechts democraten te steunen,
ook al zyn die „niet beslist" katholiek; enz.
Kortom, wy hebben thans op Nederland
se hen bodem een zelfde groep als die, welker
treurige werkzaamheid we sinds jaren by onze
zuiderburen hebben kunnen aanschouwen.
Het ware verkeerde tactiek, de oogen daar
voor te willen sluiten. We moeten rekening
houden met den toeleg dier fractie, welke,
zoodra zy er kans toe ziet, haar hoofdkwartier
van Enschedee naar Nymegon zal trachten
te verleggen.
Bovenal is onzerzyds no o dig: eenheid, nu
en in de toekomst.
Want deze droeve les geeft de opkomst der
Kath. Dem. Party opnieuwhoo gevaaiiyk en
aanstekeiyk het kwade voorbeeld ia.
De Nieuwe Koerier heeft opgemerkt, dat
op een program van actie der Katholieken
evenredige vertegenwoordiging
de eereplaats behoort in te nemen.
Bei Huisgezin stemt hiermede van harte in.
„Wy, Katholieken", schryft het „willen
allen evenredige vertegenwoordiging, opdat de
verschillende politieke partyen in do Kamer
vertegenwoordigd worden volgens haar sterkte
buiten de Kamer. Door de E. Y. zou tevens
de mooilyke, soms spelbrekende vraag van
samenwerking by de stembus vervallen."
Intusschen wyst Y. in Het Nederlandsche
Dagblad op de omstandigheid, dat het vraag
stuk der E. Y. ook in België niet is opgelost.
Wat de nieuwe Belgische wet geeft, is een
vertegenwoordiging van minderheden en dat
is zeker reeds veel, maar ook in België be
staat geen zekerheid, dat elke minderheid
juist het aantal Afgevaardigden krygt, waarop
zy naar evenredigheid recht heeft.
Dat doel kan alleen, volgens den schryver,
worden bereikt, wanneer ieder staatsburger
gedwongen kan worden zich openiyk by een
party aan te sluiten, en dat te doen geruimen
tyd vóór de verkiezingen, zoodat er oen be
hoorlijke berekening kan worden gemaakt op
hoeveel zetels elke party recht heeft. Maar
dat is in de practyk onuitvoerbaar.
De vraag of Nederland aan de actie der
mogendheden in China moet deelnemen,
heeft tot eenige beschouwingen aanleiding
gegeven, en het is de Amhemsche Courant
die zulk een deelneming ongewenscht acht,
daar zy niet alleen Nederland in moeilykheid
zou brengen, maar ook te veroordeelen is
uit zedeiyk oogpunt, omdat deelneming aan
roofpolitiek ongerechtvaardigd en afkeurens
waard is.
Daarmee is de Kamper Courant het niet eens
De bedoeling is niet, dat Nederland in China
op roof zal uitgaan, deel zal nemen aan een
politiek, die er op uit is aan de Chineezen
hun grondgebied te ontfutselen. De bedoeling
is alleen, dat Nederland niet onverschillig zal
toezien by hetgeen er in China omgaat, zich
niet zal laten verdringen van de plaats, die
het als handeldryvend, scheepvarond en kolo-
niseerend volk inneemt
De Regeering heeft belangen te behartigen,
die met behoud van onze volkswelvaart in
het nauwste verband staan. Men vergeet
tegenwoordig maar al te zeer, dat het eerste
en hoogste belang van een volk dit is, dat
het zich wete te handhaven op het standpunt
van bloei en wolvaart, waartoe de inspanning
van vorige geslachten het heoft weten op te
voeren. Dat belang gaat boven alles, want het
beheerscht alle andere belangen. Wordt het uit
het oog verloren of vernalatigd, dan nemen
de bestaansmiddelen van het volk af, de wel
vaart gaat achteruit, het volk verarmt, en
wat wordt er dan van alle andere belangen?
Van het Nederlandsche volk zyn de voor
naamste bronnen van bestaan handel en
scheepvaart; uit deze bronnen worden aüe
andere gevoed. De eerste zorg eener RegoeriDg
moet zyn, te waken, dat deze bronnen niet
opdrogen, maar mild biyven vloeien. Wie dit
in het oog houdt, zal begrypen, dat wy ons
in China niet mogen laten verdringen.
Ons koloniaal belang, het belang van han
del en scheepvaart, de gewichtigste en drin
gendste belangen van ons volksleven eischen,
dat Nederland krachtig handele in China en
geen sentimenteele beschouwingen mogen
daarvan terughouden.
De Amhemsche antwoordt daarop 2
Dat klinkt nu alles wel grootsch en ver
heven, maar de Kamper Courant verzuimt te
zeggen, wat zy dan wel wil, dat van Neder
lands zyde geschieden zou. ,Wy mogen ons
in China niet laten verdringen"; uitnemendI
Wy zouden zelfs verder willen gaan en zeggen,
dat wy ons nergens mogen laten verdringen,
maar zal dit beproefd worden, dan moeten
wy er toch altyd eerst zyn. En nu is het juist
tegen het daarheen gaan, dat wy zoowel uit
practisch als uit moreel oogpunt waarschuwen;
uit practisch oogpunt, omdat dan vermoedeiyk
juist gebeuren zou wat de Kamper Courant
zegt, dat wy niet mogen dulden. Daarmede
is geen roof op China bedoeld, verzekert het
blad ook, maar dat dit voor den beroofde
eenig verschil maaktr, kunnen wy niet inzien,
en ondanks het verheven doel, biyft dan toch
maar altyd liet middel: roof. En deze is mis
dadig en immoreel, al heet men ook „senti
menteel" wio de zaak by haar juisten naam
noemt.
Het oordeel van Iemand in Indië, die dus
wat dichter by het vuur zit dan wy, vinden
we aldus in de Deli-Courant:
Wat Nederland zal doen is nog niet bekond.
Het ziet er naar uit, dat wy in Zuid-China
ergens een paar vierk. K.M. pachtgebied zullen
verlangen, en ook schynt het, dat er niet meer
dan een paar honderd man zullen worden uit
gezonden om mede te werken met de duizenden
manschappen der groote mogendheden.
Wy hadden liever gezien, dat er onmiddeliyk
een schip voor Swatow was ton anker gekomen
en een 1000 tal manschappen waren, aange
wezen om in Peking onze vlag naast die der
andere mogendheden te vertegenwoordigen,
doch het schynt, dat wy het al op zeer be
scheiden schaal zullen aanleggen en lioowel
we ons niet willen verstouten te beoordeel en
of de schatkist in de gegeven omstandigheden
niet verstandig doet hot kalm aan te leggen,
toch wekt het een spytig gevoel te moeten
constateeren, dat wy deze gelegenheid, om te
toonen, dat wy als koloniale mogendheid toch
ook nog meotellen, laten voorbygaan door tot
dusverre zeer langzaam te ageeren en met nog
minder troepen dan zelfs Portugal zendt op
het oorlogeterrein present te zyn.
Aan een ingezonden stuk van den heer
W. P. Groeneveldt in hot Handelsblad is het
volgende ontleend:
„Ik acht het niet waarschyniyk, dat China
verdeeld zal worden of dat de vreemde mogend
heden groote uitgestrektheden als eigen grond-
gobied zullen annexeeren; wegens het sterk
ontwikkelde nationaliteitsgevoel der Chineezen
en de economische toestanden, die weinig
plaats voor den vreemdeling laton, zouden
dat weinig begeerïyko aanwinsten zyn. Ik
zonder natuuriyk uit Mandschoerye en de
verdere streken tusschen do Amoer en Port-
Arthur, waarvan Rusland wel een groot doel
zal nemen als onontbeerlyke verbinding van
Siberië met de wereldzee; zoo ook kleinere
vestigingen van commercieele en strategische
beteekenis, zooals het Engelsche Hongkong
en het Duitsche Kiao-tschao, die slechts zoo
veel achterland behoeven, als voor de vrije
beweging der hoofdvestiging noodig is. Maar
overigens zal men, naar ik verwacht, niet
vergeten, dat China voor het buitenland vooral
waarde heeft als uitgestrekt handelsgebied
en trachten het als zoodanig te bewaren, wat
hot best geschieden kan door het ryk intact
to laten. Het kan echter ook anders loopen,
wellicht komen toch groote uitgestrektheden
als gebied of invloedssfeer in vreemde handen
of onder vreemde leiding en als dit byv. met
de provincie Canton hot geval was, dan zouden
onze belangen daarby ernstig kunnen lyden;
ten handel zouden wy vormoedeiyk wel onder
voldoend gunstige voorwaarden toegelaten
worden, maar wy hebben voor Oost-Indië
ook behoefte aan vrye emigratie uit die streken
en daaraan zouden wellicht bezwaren in den
weg gelegd worden, evenals de Engelschen
thans te Hongkong doen, waar de verscheping
van werkvolk naar andere dan Britsche havens
eenvoudig door chicanes onmogoiyk wordt
gemaakt In dat geval zou het voor ons
inderdaad een levensvraag zyn een eigene,
zy het ook kleine vestiging, m die buurt te
verkrygen.
Wanneer daarentegen, zooals ik verwacht,
de integriteit van het Chineescho ryk in
hoofdzaak geëerbiedigd wordt en men er zich
op toelegt dat ryk in den boven aangegeven
zin als handelsgebied te bewaren, dan doen
zich weder andere complicaties voor.
China is niet op don voet van geheele
geiykheid in de comitas gentium opgenomen;
de betrekkingen van dat ryk met het buiten
land worden niet in alle opzichten door begin
selen van het volkenrecht beheerscht, maar
zyn ten opzichte van verschillende byzonder-
heden geregeld by spocialo tractaten, die in
de eerste jaren na de Fransch-Engolsch6
expeditie naar Peking van 185960 gesloten
zyn; het Nederland-tractaat dateert nl. Yan
1863. De voorrechten, di9 destyds door de
groote mogendheden van China afgedwongen
zyn, heeft dit ryk later vrywiliig ook aan de
nakomende en kleinere staten toegestaan,
maar het is volstrekt niet zeker, dat dit ook
in de toekomst zoo gaan zal. Die tractaten
komen thans voor vernieuwing of althans voor
herziening in aanmerking en terwyl de eerste
eisch wol zal wezen, dat China op ruimere
schaal voor den aigemeenen handel wordt
opengesteld, waarvan dan ieder land gebruik
maken kan, is do mogelijkheid volstrekt niet
uitgesloten, dat de mogendheden, die de eerste
onderhandelingen voeren, als deelnemers aan
de Internationale actie, voor zich speciale
voordeelen bedingen, of althans zoodanige
eischen ingewilligd krygen, dat de Chineezen
die aan de later komenden niet zullen kunnen
of willen toestaan. Ook by dezon loop van
zaken bestaat er dus gevaar van bedrogen uit
te komen, wanneer men do handen in den
schoot legt en gelaten afwacht wat anderen
voor ons zullen doen".
De Regeering moet, zegt de heer Groeneve dt,
beoordeelen wat Yoor middelen in deze moeten
toegepast worden. Maar er is medewerking van
verschillendo zyden noodig: onze handel en
ny verheid moeten meer höt oog op China
vestigen dan tot dusver het geval is geweest,
de regeering moet zorgen voor een betere
regeling van het consulaatwezen, eindoiyk
kan de pers veel doen door niet uitsluitend
uit buitenlandscho bronnen te putten, maar
naar eigen berichtgevers om te zien.
In De Aannemei schryft eon inzendor, dat
by hom meer dan eens de vraag is gerezen
of, nu iedereen zich opwerpt als aanname r,
het niet eens noodig zou zijn zooveel doenlyk
juist te omschreven, wat het aannemersvak
13 en wat van den aannemer gevorderd wordt.
Het resultaat van zyn overpeinzingen daar
over legt by neer in de volgende stellingen,
welke hy dan nader uitvoerig toelicht.
L Het aannemen van werken is beslist
een apart vak, waarvoor in niet geringe mate
vereischt wordt technische- en waren-kennis
en nog meer monschen-kennis.
H. Het heeft beslist redön van bestaan.
IH. Zoowel Regeering als particuliere werk
gevers doen het vak en zyn beoefenaars
geen recht wedervaren, daarby vergetende,
dat de aannemer is hun mede-contractant
met golyko rechten en niet hun onderge
schikte of bogunstigde.
IY. De actie, in stelling Hl ontwikkeld,
komt in den regel op rekening van de archi
tecten, ingeniouzs en hun onderhebbonden,
gewoonlyk menschen met minder piactische
ervaring dan de aannemer.
V. Het is hoog tyd, dat in dat alios ver
betering kome en zeer zeker óók, dat het
publiek wete te onderscheiden, wat aanne
mers- of wat burger bazen werk is.
Het Nederlandsche Dagblad veroenigt zich
met wat onlangs in de „Haagsche Sprokke
lingen" in De Nederlandei' word gezogd, dat
er veel te weinig gelet wordt op do doodsla
gen uit onvoorzichtigheid. „Eii oogen
blik lezen wy van kinderen, lie door de
zorgeloosheid der ouders verbrand of verdron
ken zyn, en van vervolging dior ouders is
nooit sprake." Nadat het blad verder eenigo
sterke staaltjes genoemd heeft, besluit het:
„De overtuiging moet veld winnen, dat
ouders met hun kinderen niet doen mogen
wat zy willen en dat zy verantwoordelyk zyn
voor de ongevallen, die hun kinderen treffen,
wanneer zy die, met in-acht-neming van de
meest gewone voorzichtigheid, hadden kunnen
voorkomen. Het noodeloos blootstellen van
kinderen aan gevaren, het niet-gebruik-maken
van geneeskundige hulp, die binnen het bereik
ligt, zyn in onze oogen strafbare feiten, die
des te ernstiger zyn, naarmate de kinderen
jeugdiger en hulpbehoev^nder waren. Een
menschkundig rechter moet natuuriyk geven
en nemen en met de omstandigheden rekening
houden, maar daaruit volgt toch niet, dat
zulke feiten altyd ongestraft moeton blyven
en dat de overheid ze maar onopgemerkt
voor by moet laten gaan.
Onder het hoofd „De Doodstraf" lezen
wy in Het Nieuwsblad voor Nederland hot
volgende:
Een afsckuweiyk ding, de doodstrafl
Ja, wy weten wel, als men hoort van
een misdaad zooals nu weer bijvoorbeeld in
Tilburg, waar een aanvallig meisje onder de
verschrikkelykste omstandigheden mishandeld
en vermoord biykt te zyn, dan komt heel
het gemoed in opstand tegen den ellendeling,
die de misdaad beging; men zou hem kun
nen wurgen, als men hem in handen kreeg.
Maar dat ia geen doodstraf. Dat zou eon
daad van blinde woede zyn. Doodstraf wordt
eerst toegepast na rijp beraadna alle omstant
digheden wel te hebben leeren kennen, zog-
do rechter: die man is schuldig. De wet
52)
Om de lippen van den jongen graaf speelde
een uitdagend tacbje, en tergend klonken zyn
woorden, toen hy vroeg:
„Hecht gij er zooveel waarde aan door
mij opgemerkt te worden?"
„Niet de minsteI Ik haak volstrekt niet
naar de eer, nader met u bekend te worden.
Daar wy elkander echter nu eenmaal kennen,
eisch ik, dat gy tegenover my de beleefd
heidsvormen in acht neemt, wat u niet ge
makkelijk schynt te vallen."
„Kapitein Rodonbergl" stoof Raoul drei
gend op.
„Graaf Steinrückl" klonk het op yzigen
toon terug.
„Gy schynt my te willen dwingen, notitie
te nemen van betrekkingen, die voor my nu
eenmaal niot bestaan.
Op deze wyze zult gy niets verkrygen."
Michaël haalde vorachtelyk de schouders op.
„Ik meen duideiyk genoeg bewezen to
hebben, welke waarde ik aan myn betrek
king tot de graallyke familie der Steinrücks
hecht. Yraag er den generaal naar; die zal
het u kunnen bevestigen. Maar ik ben niet
van plan, langer een houding te dulden, die
van het begin af aan er op berekend was,
my te beleedigeD. Zult gy deze houding in
het vervolg veranderen? Ja of neen?"
De vraag klonk zoo gebiedend, dat Raoul
hem half toornig, half verwonderd aankeek.
„Men moet bekennen, mynheer do kapitein,
Sil de trotachfreid 2$lvg_ zytrj
„Er zyn personen, die men slechts mot
hun eigen wapenen verslaan kan", was hot
antwoord van Michaël. „Mag ik u nu om
antwoord verzoeken?"
„Ik ben niet gewoon op zulk een vraag
antwoord te geven," zeide de jonge graaf
trotsch. „En wel het allerminst aan den zoon
van een gelukzooker en van een moeder,
die
Hy kwam niet vorder, want Michaël stond
reeds naast hem, doodsbleek, maar met
vlammende blikken.
„Zwyg, graaf Steinrück!" bulderde hy hem
toe. „Nog een enkel woord over myn moeder
en ik vergeet myzelven en sla u tegen den
grond 1"
„Met de vuisten?" vroeg Raoul hoonend.
„Ik ben gewoon met ridderlyko wapenen te
strijden."
Deze vermaning hielp, Rodenberg ging
langzaam een schrede terug en dwong zich
met geweld tot kalmte.
„En toch zyt gy laag genoeg, uw tegen
stander met beleodigingen te tergen, die geen
rnftn verdraagt l" sprak hy bitter. „Ik heb
dezen toon niet aangeslagen, maar ik zie,
dat wy het onderhoud voor heden wel
kunnen staken. Gy zult morgen nader van
my hooren."
„Daar wacht ik op," sntwoorddo Raoul
en met een korten, hoogmoedigen groet
wendde hy zich om en verliet de kamer.
Michaël bleef alleen achter, hy wilde niet
te gelyk met den graaf in de feestzaal gaan.
Somber, met over elkander geslagen armen,
liep hy eenige malen de kamer op en neer
en viel dan in een zetel neer. Hertha was
intusschen bewegingloos op haar plaats ge
bleven, maar haar aanvankelyke bevreem
ding was in bezorgdheid en eindaiyk in schrik
veranderd, toen zy den uitslag van het gesprek
vernomen had. Nu stond zy op en trad
bleek, maar niettemin vast besloten, op den
drempel.
„Kapitein Rodenberg I" sprak zy zacht.
Hy sprong op, verrast en verschrikt tevens,
want op hetzelfde oogenblik, dat hy haar
aanzag, viel het hem ook in, dat de deur
van de aangrenzende kamer open gebleven
was en dat men daar ieder woord had
kunnen hooren. Hy noch Raoul hadden daar
aan gedacht.
„Gy hier, gravin Steinrück?" vroeg hy
haastig. „Ik meende u zooeven toch nog in
de zaal gezien te hebben."
„Noen, ik was daar," en zy wees op het
aangrenzend vertrek; „en daar ben ik tegen
myn wil getuige geweest van een onderhoud,
dat niet voor vreemde ooren bestemd was."
Michaël beet zich op de lippen. Hij her
stelde zich echter spoedig en antwoordde zoo
onbevangen mogeiyk:
„WQ dachten hier alleen te zyn, maar de
zaak heeft niet veel te beteekenen. Ik had
een klein geschil met graaf Steinrück, dat
op wel wat opgewonden wyze tusschen ons
uitgemaakt werd, en hiermee is de zaak
afgeloopen."
„Is dat werkeiyk wel zoo? Het einde van
het gesprek scheen veeleer het tegendeel aan
te duiden."
Rodenberg vermeed het, haar in de oogen
te zien, maar hy antwoordde bedaard:
„Ons onderhoud was werkeiyk op het punt
wat te heftig te worden. Daarom braken wy
het at Wy zullen de zaak morgen kalmer
behandelen."
„Met het wapen in de hand ik weet het l"
„Gy maakt u geheel onnoodig bezorgd,
daar is volstrekt geen sprake van."
„Houdt gy my voor zoo onervaren, dat ik
do beteekeoi3 yan uw laatste woorden niet
begrepen heb?" vroeg H9rllia beklemd, terwyl
zy vlak voor hem ging staan.
„Het was een uitdaging, die aangenomen
werd."
Michaël zweeg; hy zag, dat hier elke
leugen nutteloos zou zyn.
„Het was een zeer ongelukkig toeval, dat
gy juist getuige moest zyn van ons gesprek,"
zeide hy oindelyk. „Yoor den graaf zal dat
zeker even pynlyk zyn als voor my, maar
er valt nu eenmaal niets aan te verandoren
zoo rnin als aan de zaak zelf, en daarom
mag ik u zeker wol uit ons beider naam
stilzwygen verzoeken? Yergeot, wat niet voor
uw ooren bestemd was 1"
„Yergetenl Als ik weet, dat gy beiden
morgen op leven en dood tegen elkander
strydon zult!" barstte Hertha op heftigon
toon uit
Rodenberg keek haar vragend aan.
„Wy beiden? Yoor u kan er toch slechts
sprake zyn van het gevaar van uwverloofdo.
Hot is natuuriyk, dat gy voor hem siddert,
mijn dood zal de gravin Steinrück toch wel
onverschillig laten, zy moet hem zelfs wen-
schen, want hy beduidt voor myn tegen
stander het leven."
Hertha antwoordde niet; zij sloeg lang
zaam de oogen tot hem op. Er lag een zeld
zame gloed in, iets, als een verwyt, en meer
nog: een aogstige siddering. Maar Michaël
kon of wilde niet meer in deze oogen lezen.
Zou het oude spel opnieuw beginnen? Hy
richtte zich plotseling op en zyn houding
was zoo styf en ongenaakbaar, of hy reeds
tegenover zyn vyana stond.
De jonge gravin las misschien die gedach
ten op zyn gelaat, want haar genchb werd
vuurrood; zy deed haastig oen paar stappen
zywaarts, als wilde zy ook uitwendig een
ruimte tusschen hen laton, en ook haar hou
ding werd koel en afgemeten.
„Kan de zaak dan niet geschikt worden?"
vroeg zy, hot beven harer stem beheorschend.
„Noen 1"
„Ook niet, als ik met myn verloofde
spreek, als ik hem sniGok
„Dat zal niets heipon. De graaf zal zich
niet laten overhalon zijn woorden terug to
nemen, en daarop moot ik in do eorslo plaats
blyven aandringen. Ik verzoek u daarom die
gedachto te laton varen; by zulko zaken
komt nu eenmaal do inmenging oener vrouw
niet te pas."
„Maar een vrouw was or toch de aan
leiding toe, en nu wordt haar niot eens
toegestaan een proof tot con vorzocning te
wagen," sprak Hortba bitter. „Xjjk my uiot'
zoo verwonderd on vragend aan, ik woet,
waarom gy dezon stryd gezocht hobt, al
geeft gy er een andere aanleiding voor op.
Gy vergeet nooit een beloediging, kapitein
Rodonbergl Nooit, dat weot ik uit onder
vinding, on gy wreekt u nu daarvoor op
zulk een wyzel Een ou ander is onchristoiyk
on afschuwelijk 1"
Michaëls gezicht word somber en zyn
antwoord klonk scherp.
„Rekent gg my inderdaad tot zulk oon lage
wraakneming in staat? Dat goloof ik toch
niet verdiend te hebben 1"
„En toch haat gij Raoul? Ik kon den
rrond daarvoor maar al to goed
(Wordt vervolgd