N*. 12427
Woensdag 20 Augustus
A". 1900
<§eze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Eerste Blad.
Een quaestie in liet verre Oosten.
EIDSCI
DA(fB
PRIJS DEZER COURANT i
Voor leiden per 3 maanden, 2 I i i if 1.10.
Franco por post1.40.
Afzonderlijke Nommers .1 1 0.06.
I RIJS DEE ADVERTENTEËN:
Van 1 6 regels 1.06. Iedere regel meer 0.17J. Grootei*
Jettors naar plaatsruimte. Voor hot incasseeron buiten stad
wordt 0.05 berekend.
Pit iioimner bestaat uit TWEE
bladen.
Officieel© Kennisgeving,
Inkomstenbelasting.
Burgemeester en Wethouders van Leiden brengen
ia herinnering, dat ruot 81 Aug. a. e. dc tweede
jerniijn vervalt van do Inkomstenbelasting,
dieDBt lüOP, en dat alzoo op den liten Be i omber
s. e. minstens twee zesde gedeelten van den aanslag
moeten zijn voldaaD.
Zij noodigen mitsdien bel.mghebbenden uit, om, ter
voorkoming van vervolgingskosten, tot do betaling
van het verachuldijde ten kantore vac den Gemeente
ontvanger over te ganD.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Lelden, F. WAS, Burgemeester.
25 Aug. 1300. VAN liEYBT, Öoorotaris.
IV (Slot).
Dat China door zyn ontzaglijke grooto be
volking, naar men wil aan die van geheel
Europa ongeveer geluk, met zgn verlangen
om met de overige wereld niet verder in
aanraking te komen dan het zelf verkiest,
een gevaar zou opleveren; dat het de legers
der mogendheden desnoods zou kunnen ver
pletteren, is een sprookje. Do organisatie van
den staat is van dien aard, dat het op de
been brengen van een leger, van voldoende
sterkte en uitrusting om zulk een taak uit
te voeren, volstrekt ondenkbaar is. Ook ont
breekt het geheel aan middelen om zich met
de noodige snelheid te verplaatsen en is men
aan de kust, waar het grootste gedeelte der
bevolking is opgehoopt, weerloos tegen de
Europoesche en Japansche vloten.
Dat China zich volkomen van de wereld
zou willen afscheiden, is een dwaalbegrip.
Hot heeft evenals andere landen steeds de
behoefte gevoeld, om zgn producten tegen die
van andere volken te ruilen. Wanneer do be
volking, die zeer arbeidzaam is, maar met
de oude, gebrekkige hulpmiddelen op de oude
manier blijft worken, meer geiykmatig over
het grondgebied ware verdeeld en meer op
grooter schaal word verbouwd, met demoge
lijkheid om de producten door goede vervoer
middelen steeds overal en in voldoende mate
verkrijgbaar te 6tellen, dan zou China, wat
de noodzakelijke voeding betreft, van het
buitenland onafhankelijk kunnen z\jn. Dit is
ovenwel niet het geval. China ondervindt de
nadeelen van het kleine grondbezit, dat door
de staatsinstellingen wordt bevorderd. Het
krielt er van grondbezitters; doch ieder heeft
maar een klein stuk. Van cultuur op groote
schaal is geen sprake en men hangt dus van
tijdelijke en plaatselijke toestanden af.
Wel is het de wensch van volk en regee
ring, om het verkeer met de buitenwereld
uitsluitend een beperkt handelsverkeer te doen
z\jn, en, hoe dwaas dit ook in ons oog schyne,
men kan aan China moeilyk het recht ont
zeggen, om naar een verwezenlijking van dien
wensch te streven. Ongelukkig heeft men
het altijd verkeerd aangelegd en heeft men er
zich nooit ernstig op toegelegd, om niet alleen
den wil, maar ook de macht te bezitten.
Zooals de zaken nu staan, is het volkomen
ondenkbaar, dat China in één enkel opzicht
zijn wenschen vervuld zal zien. Het Is niet
met de mogendheden in oorlog; maar het
heeft zich zelf, door zyn onwil of onmacht,
om hot levon en de bezittingen der vreemde
lingen te beschermen en voor hun veiligheid
te waken, aan vijandelijke daden op zjjn grond
gebied blootgesteld.
De vraagt rijst, wat die vijandelijke daden
thans ten gevolge zullen hebben; wat thans
het doel moet wezen?
Het doel kan, dunkt ons, geen ander zijn,
dan te trachten zich met de wettige regeering
van China in verbinding te stellen, haar de
voorwaarden te stellen, op welke een ontrui
ming van het grondgebied kan worden ver
kregen, en waarborgen te eischen tot voor
koming eener herhaling van de ergerlijke
tooneelen, welke hebben plaats gehad.
Wu vreezen, dat die waarborgen óf zeer
moeilijk te geven zijn, óf feitelijk niet veel
zullen beteekenen en dat de mogendheden
zullen trachten in China een positie to ver
krijgen, die haar ten allen tyde in staat zal
stellen als politiemacht op te treden; maar
dün is het met China grooten deels gedaan en
zal het de vraag wezen of de concurrentie
der mogendheden in het oosten geen toestan
den in hot leven zal roepen, veel gevaarlijker
voor rust en vrede dan de tegenwoordige.
Yan het begin af aan heeft ons in doze
zaak zeer getroffen de verstandige houding,
aangenomen door het Fransche ministerie
van buitenlandsche zaken, dat blikbaar niet
gezind is om to trachten in troebel water te
vissclien. Door die houding wordt het bost
bevorderd wat wij in ons eerste opstel aan
gaven als dc Chineesche quaestie.
Nog weer-heeft de minister, de heer Dol-
cassó, in het openbaar te kennen gegevon,
dat Frankrljks politiek onveranderd is ge
bleven. Beslist drukte hy den wensch uit,
dat van China niet meer verlangd zal worden,
dan het in staat is te geven en dat de mogend
heden voor zich zelf geen eischen zullen
stellen, die de eendracht in gevaar zullen
brengen en aanleiding geven tot misverstand.
Op dit laatste zijn wü allesbehalve/gerust
Engeland moge nu tot werkeloosheid zijn
gedoemd, Rusland en Duitschland zullen ver
moedelijk de gelegenheid niet ongebruikt
voorby laten gaan en dan zal Frankryks ge
matigde houding weinig kunnen uitwerken.
Yan hoe groot belang een ernstig streven
naar een bevredigende oplossing in deze moet
geacht worden, behoeven wjj nauwelijks op
te merken. W.
Leiden, 29 Augustus.
De verjaardag van H. M. de Koningin op
Yrydag 31 Aug. a. s. zal alhier op de gebruike-
ïyke wüze worden gevierd door een muziek
uitvoering op de Koornbeursbrug, welke by
die gelegenheid zal worden geïllumineerd.
Zooals in do jongste gemeenteraadszit
ting, verleden week, werd medegedeeld, zyn
de beschikkingen van Gedeputeerde Staten
dezer provincie ontvangen op een aantal be
zwaarschriften tegen aanslagen in de plaatse
lijke directe belasting over 1899, ten gevolge
waarvan een bedrag van 211.42 wegens over
genoemd dienstjaar te veel betaalde belasting
moet worden teruggegeven.
Yermits de rekening over 1899 echter reed3
voorloopig is vastgesteld, zal de terugbetaling
van die gelden uit het dienstjaar 1900 moe
ten plaats hebben.
Hetzelfde zal moeten geschieden met de
door A. P. Gerstel te veel betaalde plaatselyke
directe belasting over 1899. Deze belasting
schuldige toch heeft zyn belasting over 1899,
ten bedrage van 2.75, over het volle jaar
betaald, terwyi hy einde September 1899 de
gemeente metterwoon heeft verlaten en de
belasting dus slechts over 9 maanden ver
schuldigd was; een bedrag van ƒ0.68 zal
hem dientengevolge op zyn dd. 3 Augustus j.l.
ingediend verzoek behooren te worden ge
restitueerd.
B. en Ws. geven den gemeenteraad mits
dien in overweging de bovengenoemde be
lastingbedragen, te zamen ƒ212.10, uit den
post voor Onvoorziene Uitgaven van het
loopende jaar te restitueeren en te dien einde
den overgelegden staat vast te stellen.
Op den post voor Onvoorziene Uitgaven zyn
thans nog ƒ16,928.935 beschikbaar.
In haar in de leeskamer voor de ge
meenteraadsleden nedergelegd rapport spreekt
de commissie van fabricage don wensch uit,
dat aan den eervol ontslagen stadswerkman
G. Yan Dissel een jaariyksche toelage wordt
verzekerd.
Van Dissel is den lsten Augustus 1886
tot tydeiyk werkman by de gemeentewerken
aangesteld en eerst in Maart 1895 als vast
werkman in dienst getreden. Eerst van af
laatstgenoemd tijdstip draagt hy dus in het
ponsioenfonds by. En aangezien nu niet vast
staat, dat de gebreken, welke Yan Dissol
in het vervolg voor zyn werkzaamheden
ongeschikt maken, ten gevolge van de uit
oefening zjjner functie zy'n ontstaan, kan hy
ingevolge do verordening geenerlei aanspraak
op pensioen doen gelden.
Het komt B. en Ws. Intusschen met de
commissie van fabricage gewenscht voor, aan
deze hardheid eenigszins te gemoet te komen.
Yan Dissel heeft gedurende de 14 jaren, dat
hij in dienst der gemeente geweest is, steeds
Ijverig en flink zyn plicht gedaan, zonder ooit
eenige straf te hebben beloopen. Hem van
gemeentewege eenigermate te helpen, om in
zü'n onderhoud te voorzien, schynt B. en Ws.
niet meer dan billyk.
Zy stellen daarom voor, om. evenals des-
tyds in een analoog geval bes.Men werd by
Raadsbesluit van 7 Juli 1899, aan den eervol
ontslagen stadswerkman G. Van Dissel een
gratificatie too te kennen van ƒ117 'sjaars.
Met 31 October a. s. eindigt de huur
van de bovenwoning van het perceel Nieuw-
steeg No. 10, krachtens Raadsbesluit van 21
September 1899 voor den tijd van één jaar
vorhuurd aan den heer J. A. Van der Valk
Bouman, alhier, voor 175 por jaar.
Aangezien de huurder het verlangen heeft
te kennen gegeven de huur weder voor den
tyd van één jaar te verlengen, waartegen
by B. en Ws. geen bezwaar bestaat geven
zy in overweging op dat verzoek gunstig te
beschikken.
Zy leggen tevens over een schrijven van
commissarissen van de Stedeiyke Gasfabriek,
houdende een voordracht van de benoeming
van een commissaris ter vervulling van de
vacature, ontstaan door het periodiek aftreden
van dr. A. W. Kroon Jr. Die voordracht be
staat uit de heeren dr. A. W. Kroon Jr. en
dr. P. J. Kaiser.
Ter voldoening van art. 4 van het Reglement
op de Gasfabriek worden door B. en Ws.
aan het voorgedragen dubbeltal toegevoegd
de heeren dr. Th. W. Yan Lidth de Jeude
en W. Pera.
By Raadsbesluit van 12 October 1899
werd besloten tot de oprichting van een
gemeenteiyke graanbeurs, waarvan de kosten
niet meer zouden bedragen dan 25,000.
Sedert heeft de aanbesteding van den bouw
plaats gehad en is deze gegund aan den
laagsten inschrijver voor 19,478. Voorts
wordt voor toezicht by den bouw, eventueel
meerdor werk en onvoorziene uitgaven een
bedrag van 1722 door B. en Ws. noodig
geacht, terwijl eindeiyk voor de inrichting van
het gebouw en den aanleg der gasleiding
3800 zullen noodig z|jn. Ook by een nadere
specifieke raming biyken dus de kosten
ƒ25,000 te zullen bedragen.
Ten eindo over dit bedrag te kunnen be
schikken, geven B. en Ws. den gemeenteraad
daarom in overweging tot de vaststelling van
den door hen overgelegden suppletoiren be-
grootingsstaat over te gaan.
Door de commissie van beheer van het
gesticht „Endegeest" wordt, biykens haar in
de leeskamer ter inzage liggend schryven,
ten behoeve van het buitengoed „RhyDgeest"
de aankoop wenecheiyk geacht van een daar
alsnog aanwezige groote vulkachel en een
zestal planten, waaronder 4 palmen, welks!
te zamen eon verkoopwaarde hebben van 120,
en door de eigenaren, de erfgenamen van j
wqlen prof. dr. Suringar, voor dezen prya
zullen worden afgestaan.
Aangezien B. en Ws. nu met dc commissi® I
van oordeel zijn, dat het bezit dezer voor-,
werpen voor do gemeente van belang is,
geheel onafhankelyk van de bestemming,
welke aan „Rhyngeest", mocht wordon ge-
geven, geven zy den gemeenteraad ii over-1
weging tot den aankoop daarvan ten behoevs
der gemeente voor bedoelden koopprys te
besluiten.
Naar aanleiding van het bepaalde by
art. 2 der Verordening van den 9den Januari
189G, houdende reglement op het beheer
en bestuur van het krankzinnigengesticht
„Endegeest", bevelen B. en Ws., na raad
pleging der commissie van beheer, voor de
benoeming van een lid dier commissie in
plaats van dr. E. F. Yan Dissel, aftredend hd,
aan de heeren: lo. dr. E. F. Yan Dissel en
2o. J. J. Hasselbach.
Geiyk uit een in ons vorig noinmer ge
plaatste advertentie biykt, zal do a. s. ver
jaardag van Koningin Wilholmina, 31 Aug.,
by de Ned.-Herv. Gemeente alhier worden
herdacht met een ure des gebeds in de
Pieterskerk, des morgens te acht uren, onder
voorgang van ds. J. Hoogenraad.
Voor de hoofdakte zyn geslaagd do
heeren W. F. Maartense en J. Francken, en
voor de akte Fransch, lager onderwys, de
dames D. A. Dobbe en N. H. Gouwentak,
allen van Leiden, en mej. W. A. M Van Lingen,
van Ter-Aar.
De l8te luit. H. C. Wins, van het 4de
reg. inf. te Leidon, wordt 1 Sept. a. s. ge
detacheerd by het departement van oorlog to
's-Gravenhage.
De algemeene jaariyksche protestver
gadering van don Algemeonen Nedorlandschca
Zouavenbond zal dit jaar gehouden worden op
Zondag 23 Sopt. a. s. te Leiden.
Te halftwaalf zal in de kerk aan do Harte-
brug een H. Mis worden opgedrapren voor do
levende en overleden zouaven en k waarna
de plechtige vergadering, die ook voor vrouwen
toegankeiyk zal zyn, in de Bonds-of Stadsge
hoorzaal zal plaats hebben. De protestrede zal
gehouden worden door don Z.Ew. heer E. Bosse,
leeraar aan het gymnasium te Venraai. Medo
zal een toespraak worden gehouden door den
zeereerw. heer L. E. Jansen, pastoor te Amster
dam en geestelijk adviseur van het Contraal-
Bestuur. In den loop der vergadering zal een
collecte gehouden worden ten voordeele der
hulpbehoevende oud-zouaven. De byeenkomst
wordt gesloten met een gemeenschappeiyken
maaltyd.
Het vergevorderde uur der aankomst van
den Schah in de residentie belette gistermid
dag niet, dat honderden naar het Holland.
Hagenaars over Leienaars
DOOR
oom TOJ3IE,
XVIL
De groene bril van Apollonia.
Annie Olmberg was achtergebleven in het
deftig huis van den professor, die er zoo weinig
representatief uitzag. Het geheele huis scheen
leeggestoven. De dames van den hoogleeraar,
de neven, de nichten, de gasten waren ver
trokken, om den intocht van Hertog Albrecht
nog eene tweede reize te zien. Men had afge
sproken elkaar te ontmoeten in het Van-der-
'Werf-park, nu feestterrein genoemd. Annie
Olmberg hoopte innig. Al hare hoop berustte
op mevrouw Hope. Deze had op zich genomen
met mevrouw Olmberg ernstig te spreken.
Toestemming tot de verloving met den eersten
luitenant Karei Van den Brande wilde mevrouw
Hope verwerven, op goede en overtuigende
gronden, die zy aan Annie's moeder zou medo-
deelen.
Annie was niet heel alleen achtergebleven,
Mathilde Hope hield haar gezelschap. De beide
meisjes waren nu zeer innig verbonden, sedert
zy weken saam hadden geleefd. Annie was
als herboren uit de slaverny der examens, en
uit den haar opgelegden dwang, om te zwijgen
over hare liefde. Ze was geheel anders go-
vrordon. Het dagelyksch verwyt, dat haar in
de slordige figuren van hare zusters Dora en
Jeannet tegemoet trad, had gedaan. Annie
had veel van zichzelve gevergd, jaren en jaren
gestudeerd, om eindelijk helder in te zien,
dat niet alle jonge meisjes het in hare macht
hebben een akte-examen voor boekhouden af
te leggen. Haar groot verdriet was, dat er
nu te Leiden niet meer met zooveel lof over
de meisjes Olmberg zou gesproken worden.
Zy zelve was afgewezen, en nu weer Jo, die
daarenboven eene belachelijke houding had
aangenomen. De roem der knappe dames
Olmberg, die rechts en links examens aflegden,
zoodat een aureool van wetenschappeiyken
adel om hare hoofden scheen te zwieren, werd
nu alleen vertegenwoordigd door Dora en
Jeannet Annie gevoelde, dat zy eenvoudig
tot de klasse dier jonge meisjes was terugge
keerd, ''die in het biy vooruitzicht van een
gelukkig huwelyk haro^estemming meenen
bereikt te hebben.
Annie en Mathilde zaten in de vrooiyke
voorkamer van den professor, in de schaduw
van de houten maskerade-stellage naar de
tallooze voorbygangers te kyken—en spraken
soms een vriendeiyk woord.
„Zaterdagavond is het bal, Annie I Ik
heb zoo'n idee, dat je dansen zult met je
kereltje I"
Annie lachte luid.
„Nu, Karei is toch zoo'n klein kereltje
nietl Ais mama ons maar niet teleurstelt.
Dat ik trouwen zou mot een flink, braaf
jonkman, schynt haar iets zeer antipathieks
daar is geen wetenschappeiyke glorie by te
behalen 1 En dat kost altemaal maar geld,
zegt mamal"
„Misschien brengt onze professor zoo
dadeiyk heugiyko tijding!"
Na een oogenblik wachten, verscheen de
professor even weinig representatief als ooit
te voren. Hy wenkte stilzwygond met de hand,
en zei eindelijk:
„De hoofdzaak is nog niet beslist
misschien van avond
De dienstmeid kwam met een visitekaartje
voor den heer des huizes. Deze las luid;
„Karei Van den Brande,
lste Luitenant bij liet Regiment Grenadiers
en Jagers
Zullen we hom maar ontvangen, Annie?"
Annie bloosde niet. Mevrouw Hope had haar
neef uitgenoodigd naar Leiden te komen.
Wanneer zy slaagde in hare onderneming by
Annie's moeder, zou do aanwezigheid van den
jongen officier, volkomen verklaarbaar door
de academiefeesten, van dubbel nut zijn. Daar
om was Annie niet verrast, maar glimlachte
zy toch zeer dankbaar, toen haar gastheer
last gaf den bezoeker toe te laten. Van den
Brande had vroeger al kennis gemaakt met
den professor en zyne familie, en wist, dat
zyne Anna hem met ongeduld verbeidde. De
professor dacht er toevallig aan, dat de pen
dule in de suite stilstond, en haastte zich
om het uurwerk in orde te brengen.
Van den Brande bevond zich nagenoeg
alleen met Annie, toen hy binnentrad, daar
Mathilde zich verdekt opgesteld had achter
hoog opwuivende varens, om quasi naar de
voorbygangers te kgken. Annie kwam den
jonkman een paar schreden tegemoet, en hy,
niemand ontwarend, ving haar in zyne armen
op, en kuste haar op den frisschen mond.
Snel fluisterde hy:
„Is er nieuws?'*
„Nog nietl Maar we zullen het van avond
weten!"
„Och, hoe lang nogl"
De professor kwam zeor deftig binnen
hy had de pendule opgewonden, tegelgkertyd
vertoonde zich Mathilde. Er werd een oogen
blik vrooiyk gesproken. Annie herinnerde den
gastheer, dat mevrouw Hope beloofd had naar
do matinee op het feestterrein te komen, als
zy goede tydingen mocht brengen. Het zou
dus het best zijn allen naar deze Leidsche
oase op te trekken waar nog zooveol vrienden
op hen wachten. Er naar toe wandelend
liep Annie aan de zgde van den professor,
voortdurend sprekend over hare zustor Jo,
hare moeder beklagend, dat ze zoo weinig
eerbied en liefde van deze jongste dochter
ondervond. De professor meende, dat de over
dreven cultuur van wat men goed vond,
„moderne" denkbeelden te noemen, tot voort
durend grooter verwildering van het zedelyk
gevoel aanleiding zou geven. Mathilde liep
aan de zyde van haar neof Yan den Brande,
en poogde dezen zooveel mogeiyk hoop in te
boezemen. Mevrouw Olmberg moest toegeven,
als ze naar de argumenten van mevrouw Hope
wilde luisteren.
Op hot feestterrein aangekomen vonden ze
een ontzettend dichte massa Leienaars, Hage
naars en vreemden. Het heldere weer, de
lustige muziek, hot feesteiyke in de algemeene
stemming, blonk uit de oogen van jong en oud.
Toch werd er aan vele zyden van het feest
terrein geklaagd, dat de stoet der gemaskerden
zoo lang uitbleef. Er waren groote hoopen
van reünisten en studenten, die uit louter
verveling nogmaals en nogmaals op het welzijn
van Hertog Albrecht en zgne schitterende
gemalin, Margaretha van Cleve hunne glazen
ledigden. Het gerucht der stemmen werd
telkens grooter.
Mathilde Hope ontdekte weldra de familie
van den professor in een breeden kring van
vrienden en kennissen. Men voegde zich by
hen luitenant Yan den Brande werd zoo
ver mogeiyk van Annie Olmberg gescheiden.
Men wensch te geen onvoorzichtigheid te be
gaan. Niemand lette op hen. Alle stemmen
klonken feesteiyk en opgewekt. De Hagenaren
overtroffen in getal zóó ver de Leienaren, dat
men geen tyd of lust gevoelde naar byzondere
personen om te zien.
Onder de menigte bewogen zich ook mevrouw
Pilat van Bulderen en Jo Olmborg. De eerste
onderscheidde zich door een verschrikkeiyken
hoed van zwart stroo, overdekt met vullroode,
versleten papavers, eon groenen bril, en een
slordige japon vei vlekken, de laatste droeg een
bruingeel manteltje en een zwarten japonrok,
die nagenoeg nieuw, maar haastig en nonchalant
aangetrokken was zonder eenigen zweem van
behaagzucht. Het bleeke, fletse gelaat van Jo,
met verward lichtbruin haar omzwierd, maakte
geen anderen indruk dan door de nydige
trekken om mond en neusvleugels. Ze droeg
een zwart- en witgeruiten en-cas met een
knop van wit ivoor.
Ze wandelden zwygend door de menigte.
Mevrouw Pilat van Bulderen durfde niet voor
stellen aan een tafeltje te gaan zitten, want
dan zou Johanna verwachten, dat dure glazen
met verfrisschende dranken moesten aange
boden worden, en dit ging boven hare kracht.
Jo wilde geen cent aan wat ook besteden
en daarom bleven beide, zeer innig ver
knochte vriendinnen gedurig heen en weer
loopen door de geheele uitgestrektheid van
het Yan-der-Werf-park. Jo zag tot tweemaal
toe, dat hare zuster Annie zat in den kring
van eene bekende professoren-familie. Ze was
dus zeker uit Den Haag gekomen met Mathilde
Hope, die daar ook plaats had genomen. En
het mooiste van alles was, dat de luitenant
Van den Brande tot het gezelschap behoorde.
„Apollonia I" zei Jo „Zie, daar zit
eene van myne lieve zusters, en een Haagsche
luitenant behoort tot dien kring. Dat is een
koppelpartytje van mevrouw Hope uit Den
Haag, waaraan die kale professorenfamilie ook
meedoetze kunnen voor myn part naar
China verhuizen!"
En Jo sleurde Apollonia moe, en zag zoo
zuur in 't rond, dat sommige wandelaars, of
groepen aan tafeltjes, in gelach uitbarstten.
Dicht by het statig monument, aan Van-der-
Werf gewyd, zat een uiterst vrooiyk gezel
schap van studenten en reünisten. De stem
ming dezer heeren was gestegen tot de dolste
uitgelatenheid. Toen Jo met Apollonia in hare
zigzagwandelingon een paar keeren deze luid
ruchtige groep had voorbggoloopen, geschiedde
het by de derde reis, dat een jong reünist
met een stroohoed op het achterhoofd, dezelfde,
die haar in de Hoogstraat had aangesproken,
opsprong, en gevolgd door zgne kameraden
een kringetje om de beide wandelaarsters
vormde.
„Mag ik vragen" begon de reünist
„is u by deze gelegenheid uit de Elyzeesche
velden naar Leiden gekomen, en laat mama
Demeter het feesteiyk Leiden bewonderen aan
hare dochter, de Hellevorstin Persephone?"
Een donderend gejoel liet zich hooren rondom
de geplaagde vrouwen, men kon niet ondorv
scheiden, wat or gezegd word, wat er geschiedde.
Opeens zag men den' stok van den belhamel
omhooggaan, en ver weg vloog Apollonia's
hoed met de verkleurde papavers, de groer
bril en een haarsieraad, zgnde: eenige gele
krulletjes aan een koordje door de lucht.
Apollonia stond daar zonder krulletjes als een
vogelverschrikster zonder hoed. En Jo bracht
terstond in ziedende woede met den ivoren
knop van haar en-cas zulk een feilen slag toe
aan den roünist met den stroohoed, dat niet
alleen deze van zyn hoofd vloog, maar dat hy,
luid opschreeuwend, zyne beide handen naar
zyn linkeroog bracht, daar een stroom van
bloed hem zyn gezicht ontnam.
Er volgde een tooneel van onuitsprekelijke
verwarring. Enkele studenten hieven hunne
rottingen op, om Jo aan te vallen, maar een
gevoel van billgkheid en rechtvaardigheid be
lette bot hun. Gelukkig wa3 een dienaar der
zoogezegde „Heilige Hermandad" in de naby-
heid. De studenten en reünisten verlangden,
dat men Jo „die floddermadam met haaf
vieze bakkes" word er geschreeuwd, in
hechtenis zou nemen, omdat ze een gast van
het Leidsche Studentencorps, een reünist, blind
had geslagen. De agent vroeg aan Jo en
Apollonia hare namen, die ze beide weigerden
op te geven. Daarna kondigde do agent den
dames aan, dat ze hem moesten volgen naar
het bureel van Politie. Jo stemde daarin toe,
als de jongelui, die hare vriendin zoo deeriyk
hadden toegetakeld, ook verplicht werden mee
te gaan.
Plotseling scheen de geheele club de vlucht
te hebben genomen. De waarheid was, dat
twee artsen onder de reünisten er op aandron
gen het gewonde oog van Jo's vijand onmid-
deliyk te onderzoeken. Ze gingen naar een
houten tentje, waar mon helder water en
linnen kon krggen. Het onderzoek liep bevre
digend af. Er was een bloedende wond ter
zyde van de wenkbrauw het oog zelf waa
ongedeerd.
Intusschen moesten Jo en de ontluisterd®
Apollonia den agent onder een ontzettenden
toeloop volgen. Maar Jo riep by don uitgang
van het park den eersten den besten koetsier,
en terwyi de agent op den bok plaats nam,
reden ze naar het bureel van politie.
En aldus kwam het, dat de ter zake van
lichaamsgebreken gepensionneerde majoor
Pilat van Bulderen op dien merkwaardigen
dag zoo laat diDeerde.