N*. 12427 Woensdag 20 Augustus A". 1900 <§eze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Eerste Blad. Een quaestie in liet verre Oosten. EIDSCI DA(fB PRIJS DEZER COURANT i Voor leiden per 3 maanden, 2 I i i if 1.10. Franco por post1.40. Afzonderlijke Nommers .1 1 0.06. I RIJS DEE ADVERTENTEËN: Van 1 6 regels 1.06. Iedere regel meer 0.17J. Grootei* Jettors naar plaatsruimte. Voor hot incasseeron buiten stad wordt 0.05 berekend. Pit iioimner bestaat uit TWEE bladen. Officieel© Kennisgeving, Inkomstenbelasting. Burgemeester en Wethouders van Leiden brengen ia herinnering, dat ruot 81 Aug. a. e. dc tweede jerniijn vervalt van do Inkomstenbelasting, dieDBt lüOP, en dat alzoo op den liten Be i omber s. e. minstens twee zesde gedeelten van den aanslag moeten zijn voldaaD. Zij noodigen mitsdien bel.mghebbenden uit, om, ter voorkoming van vervolgingskosten, tot do betaling van het verachuldijde ten kantore vac den Gemeente ontvanger over te ganD. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Lelden, F. WAS, Burgemeester. 25 Aug. 1300. VAN liEYBT, Öoorotaris. IV (Slot). Dat China door zyn ontzaglijke grooto be volking, naar men wil aan die van geheel Europa ongeveer geluk, met zgn verlangen om met de overige wereld niet verder in aanraking te komen dan het zelf verkiest, een gevaar zou opleveren; dat het de legers der mogendheden desnoods zou kunnen ver pletteren, is een sprookje. Do organisatie van den staat is van dien aard, dat het op de been brengen van een leger, van voldoende sterkte en uitrusting om zulk een taak uit te voeren, volstrekt ondenkbaar is. Ook ont breekt het geheel aan middelen om zich met de noodige snelheid te verplaatsen en is men aan de kust, waar het grootste gedeelte der bevolking is opgehoopt, weerloos tegen de Europoesche en Japansche vloten. Dat China zich volkomen van de wereld zou willen afscheiden, is een dwaalbegrip. Hot heeft evenals andere landen steeds de behoefte gevoeld, om zgn producten tegen die van andere volken te ruilen. Wanneer do be volking, die zeer arbeidzaam is, maar met de oude, gebrekkige hulpmiddelen op de oude manier blijft worken, meer geiykmatig over het grondgebied ware verdeeld en meer op grooter schaal word verbouwd, met demoge lijkheid om de producten door goede vervoer middelen steeds overal en in voldoende mate verkrijgbaar te 6tellen, dan zou China, wat de noodzakelijke voeding betreft, van het buitenland onafhankelijk kunnen z\jn. Dit is ovenwel niet het geval. China ondervindt de nadeelen van het kleine grondbezit, dat door de staatsinstellingen wordt bevorderd. Het krielt er van grondbezitters; doch ieder heeft maar een klein stuk. Van cultuur op groote schaal is geen sprake en men hangt dus van tijdelijke en plaatselijke toestanden af. Wel is het de wensch van volk en regee ring, om het verkeer met de buitenwereld uitsluitend een beperkt handelsverkeer te doen z\jn, en, hoe dwaas dit ook in ons oog schyne, men kan aan China moeilyk het recht ont zeggen, om naar een verwezenlijking van dien wensch te streven. Ongelukkig heeft men het altijd verkeerd aangelegd en heeft men er zich nooit ernstig op toegelegd, om niet alleen den wil, maar ook de macht te bezitten. Zooals de zaken nu staan, is het volkomen ondenkbaar, dat China in één enkel opzicht zijn wenschen vervuld zal zien. Het Is niet met de mogendheden in oorlog; maar het heeft zich zelf, door zyn onwil of onmacht, om hot levon en de bezittingen der vreemde lingen te beschermen en voor hun veiligheid te waken, aan vijandelijke daden op zjjn grond gebied blootgesteld. De vraagt rijst, wat die vijandelijke daden thans ten gevolge zullen hebben; wat thans het doel moet wezen? Het doel kan, dunkt ons, geen ander zijn, dan te trachten zich met de wettige regeering van China in verbinding te stellen, haar de voorwaarden te stellen, op welke een ontrui ming van het grondgebied kan worden ver kregen, en waarborgen te eischen tot voor koming eener herhaling van de ergerlijke tooneelen, welke hebben plaats gehad. Wu vreezen, dat die waarborgen óf zeer moeilijk te geven zijn, óf feitelijk niet veel zullen beteekenen en dat de mogendheden zullen trachten in China een positie to ver krijgen, die haar ten allen tyde in staat zal stellen als politiemacht op te treden; maar dün is het met China grooten deels gedaan en zal het de vraag wezen of de concurrentie der mogendheden in het oosten geen toestan den in hot leven zal roepen, veel gevaarlijker voor rust en vrede dan de tegenwoordige. Yan het begin af aan heeft ons in doze zaak zeer getroffen de verstandige houding, aangenomen door het Fransche ministerie van buitenlandsche zaken, dat blikbaar niet gezind is om to trachten in troebel water te vissclien. Door die houding wordt het bost bevorderd wat wij in ons eerste opstel aan gaven als dc Chineesche quaestie. Nog weer-heeft de minister, de heer Dol- cassó, in het openbaar te kennen gegevon, dat Frankrljks politiek onveranderd is ge bleven. Beslist drukte hy den wensch uit, dat van China niet meer verlangd zal worden, dan het in staat is te geven en dat de mogend heden voor zich zelf geen eischen zullen stellen, die de eendracht in gevaar zullen brengen en aanleiding geven tot misverstand. Op dit laatste zijn wü allesbehalve/gerust Engeland moge nu tot werkeloosheid zijn gedoemd, Rusland en Duitschland zullen ver moedelijk de gelegenheid niet ongebruikt voorby laten gaan en dan zal Frankryks ge matigde houding weinig kunnen uitwerken. Yan hoe groot belang een ernstig streven naar een bevredigende oplossing in deze moet geacht worden, behoeven wjj nauwelijks op te merken. W. Leiden, 29 Augustus. De verjaardag van H. M. de Koningin op Yrydag 31 Aug. a. s. zal alhier op de gebruike- ïyke wüze worden gevierd door een muziek uitvoering op de Koornbeursbrug, welke by die gelegenheid zal worden geïllumineerd. Zooals in do jongste gemeenteraadszit ting, verleden week, werd medegedeeld, zyn de beschikkingen van Gedeputeerde Staten dezer provincie ontvangen op een aantal be zwaarschriften tegen aanslagen in de plaatse lijke directe belasting over 1899, ten gevolge waarvan een bedrag van 211.42 wegens over genoemd dienstjaar te veel betaalde belasting moet worden teruggegeven. Yermits de rekening over 1899 echter reed3 voorloopig is vastgesteld, zal de terugbetaling van die gelden uit het dienstjaar 1900 moe ten plaats hebben. Hetzelfde zal moeten geschieden met de door A. P. Gerstel te veel betaalde plaatselyke directe belasting over 1899. Deze belasting schuldige toch heeft zyn belasting over 1899, ten bedrage van 2.75, over het volle jaar betaald, terwyi hy einde September 1899 de gemeente metterwoon heeft verlaten en de belasting dus slechts over 9 maanden ver schuldigd was; een bedrag van ƒ0.68 zal hem dientengevolge op zyn dd. 3 Augustus j.l. ingediend verzoek behooren te worden ge restitueerd. B. en Ws. geven den gemeenteraad mits dien in overweging de bovengenoemde be lastingbedragen, te zamen ƒ212.10, uit den post voor Onvoorziene Uitgaven van het loopende jaar te restitueeren en te dien einde den overgelegden staat vast te stellen. Op den post voor Onvoorziene Uitgaven zyn thans nog ƒ16,928.935 beschikbaar. In haar in de leeskamer voor de ge meenteraadsleden nedergelegd rapport spreekt de commissie van fabricage don wensch uit, dat aan den eervol ontslagen stadswerkman G. Yan Dissel een jaariyksche toelage wordt verzekerd. Van Dissel is den lsten Augustus 1886 tot tydeiyk werkman by de gemeentewerken aangesteld en eerst in Maart 1895 als vast werkman in dienst getreden. Eerst van af laatstgenoemd tijdstip draagt hy dus in het ponsioenfonds by. En aangezien nu niet vast staat, dat de gebreken, welke Yan Dissol in het vervolg voor zyn werkzaamheden ongeschikt maken, ten gevolge van de uit oefening zjjner functie zy'n ontstaan, kan hy ingevolge do verordening geenerlei aanspraak op pensioen doen gelden. Het komt B. en Ws. Intusschen met de commissie van fabricage gewenscht voor, aan deze hardheid eenigszins te gemoet te komen. Yan Dissel heeft gedurende de 14 jaren, dat hij in dienst der gemeente geweest is, steeds Ijverig en flink zyn plicht gedaan, zonder ooit eenige straf te hebben beloopen. Hem van gemeentewege eenigermate te helpen, om in zü'n onderhoud te voorzien, schynt B. en Ws. niet meer dan billyk. Zy stellen daarom voor, om. evenals des- tyds in een analoog geval bes.Men werd by Raadsbesluit van 7 Juli 1899, aan den eervol ontslagen stadswerkman G. Van Dissel een gratificatie too te kennen van ƒ117 'sjaars. Met 31 October a. s. eindigt de huur van de bovenwoning van het perceel Nieuw- steeg No. 10, krachtens Raadsbesluit van 21 September 1899 voor den tijd van één jaar vorhuurd aan den heer J. A. Van der Valk Bouman, alhier, voor 175 por jaar. Aangezien de huurder het verlangen heeft te kennen gegeven de huur weder voor den tyd van één jaar te verlengen, waartegen by B. en Ws. geen bezwaar bestaat geven zy in overweging op dat verzoek gunstig te beschikken. Zy leggen tevens over een schrijven van commissarissen van de Stedeiyke Gasfabriek, houdende een voordracht van de benoeming van een commissaris ter vervulling van de vacature, ontstaan door het periodiek aftreden van dr. A. W. Kroon Jr. Die voordracht be staat uit de heeren dr. A. W. Kroon Jr. en dr. P. J. Kaiser. Ter voldoening van art. 4 van het Reglement op de Gasfabriek worden door B. en Ws. aan het voorgedragen dubbeltal toegevoegd de heeren dr. Th. W. Yan Lidth de Jeude en W. Pera. By Raadsbesluit van 12 October 1899 werd besloten tot de oprichting van een gemeenteiyke graanbeurs, waarvan de kosten niet meer zouden bedragen dan 25,000. Sedert heeft de aanbesteding van den bouw plaats gehad en is deze gegund aan den laagsten inschrijver voor 19,478. Voorts wordt voor toezicht by den bouw, eventueel meerdor werk en onvoorziene uitgaven een bedrag van 1722 door B. en Ws. noodig geacht, terwijl eindeiyk voor de inrichting van het gebouw en den aanleg der gasleiding 3800 zullen noodig z|jn. Ook by een nadere specifieke raming biyken dus de kosten ƒ25,000 te zullen bedragen. Ten eindo over dit bedrag te kunnen be schikken, geven B. en Ws. den gemeenteraad daarom in overweging tot de vaststelling van den door hen overgelegden suppletoiren be- grootingsstaat over te gaan. Door de commissie van beheer van het gesticht „Endegeest" wordt, biykens haar in de leeskamer ter inzage liggend schryven, ten behoeve van het buitengoed „RhyDgeest" de aankoop wenecheiyk geacht van een daar alsnog aanwezige groote vulkachel en een zestal planten, waaronder 4 palmen, welks! te zamen eon verkoopwaarde hebben van 120, en door de eigenaren, de erfgenamen van j wqlen prof. dr. Suringar, voor dezen prya zullen worden afgestaan. Aangezien B. en Ws. nu met dc commissi® I van oordeel zijn, dat het bezit dezer voor-, werpen voor do gemeente van belang is, geheel onafhankelyk van de bestemming, welke aan „Rhyngeest", mocht wordon ge- geven, geven zy den gemeenteraad ii over-1 weging tot den aankoop daarvan ten behoevs der gemeente voor bedoelden koopprys te besluiten. Naar aanleiding van het bepaalde by art. 2 der Verordening van den 9den Januari 189G, houdende reglement op het beheer en bestuur van het krankzinnigengesticht „Endegeest", bevelen B. en Ws., na raad pleging der commissie van beheer, voor de benoeming van een lid dier commissie in plaats van dr. E. F. Yan Dissel, aftredend hd, aan de heeren: lo. dr. E. F. Yan Dissel en 2o. J. J. Hasselbach. Geiyk uit een in ons vorig noinmer ge plaatste advertentie biykt, zal do a. s. ver jaardag van Koningin Wilholmina, 31 Aug., by de Ned.-Herv. Gemeente alhier worden herdacht met een ure des gebeds in de Pieterskerk, des morgens te acht uren, onder voorgang van ds. J. Hoogenraad. Voor de hoofdakte zyn geslaagd do heeren W. F. Maartense en J. Francken, en voor de akte Fransch, lager onderwys, de dames D. A. Dobbe en N. H. Gouwentak, allen van Leiden, en mej. W. A. M Van Lingen, van Ter-Aar. De l8te luit. H. C. Wins, van het 4de reg. inf. te Leidon, wordt 1 Sept. a. s. ge detacheerd by het departement van oorlog to 's-Gravenhage. De algemeene jaariyksche protestver gadering van don Algemeonen Nedorlandschca Zouavenbond zal dit jaar gehouden worden op Zondag 23 Sopt. a. s. te Leiden. Te halftwaalf zal in de kerk aan do Harte- brug een H. Mis worden opgedrapren voor do levende en overleden zouaven en k waarna de plechtige vergadering, die ook voor vrouwen toegankeiyk zal zyn, in de Bonds-of Stadsge hoorzaal zal plaats hebben. De protestrede zal gehouden worden door don Z.Ew. heer E. Bosse, leeraar aan het gymnasium te Venraai. Medo zal een toespraak worden gehouden door den zeereerw. heer L. E. Jansen, pastoor te Amster dam en geestelijk adviseur van het Contraal- Bestuur. In den loop der vergadering zal een collecte gehouden worden ten voordeele der hulpbehoevende oud-zouaven. De byeenkomst wordt gesloten met een gemeenschappeiyken maaltyd. Het vergevorderde uur der aankomst van den Schah in de residentie belette gistermid dag niet, dat honderden naar het Holland. Hagenaars over Leienaars DOOR oom TOJ3IE, XVIL De groene bril van Apollonia. Annie Olmberg was achtergebleven in het deftig huis van den professor, die er zoo weinig representatief uitzag. Het geheele huis scheen leeggestoven. De dames van den hoogleeraar, de neven, de nichten, de gasten waren ver trokken, om den intocht van Hertog Albrecht nog eene tweede reize te zien. Men had afge sproken elkaar te ontmoeten in het Van-der- 'Werf-park, nu feestterrein genoemd. Annie Olmberg hoopte innig. Al hare hoop berustte op mevrouw Hope. Deze had op zich genomen met mevrouw Olmberg ernstig te spreken. Toestemming tot de verloving met den eersten luitenant Karei Van den Brande wilde mevrouw Hope verwerven, op goede en overtuigende gronden, die zy aan Annie's moeder zou medo- deelen. Annie was niet heel alleen achtergebleven, Mathilde Hope hield haar gezelschap. De beide meisjes waren nu zeer innig verbonden, sedert zy weken saam hadden geleefd. Annie was als herboren uit de slaverny der examens, en uit den haar opgelegden dwang, om te zwijgen over hare liefde. Ze was geheel anders go- vrordon. Het dagelyksch verwyt, dat haar in de slordige figuren van hare zusters Dora en Jeannet tegemoet trad, had gedaan. Annie had veel van zichzelve gevergd, jaren en jaren gestudeerd, om eindelijk helder in te zien, dat niet alle jonge meisjes het in hare macht hebben een akte-examen voor boekhouden af te leggen. Haar groot verdriet was, dat er nu te Leiden niet meer met zooveel lof over de meisjes Olmberg zou gesproken worden. Zy zelve was afgewezen, en nu weer Jo, die daarenboven eene belachelijke houding had aangenomen. De roem der knappe dames Olmberg, die rechts en links examens aflegden, zoodat een aureool van wetenschappeiyken adel om hare hoofden scheen te zwieren, werd nu alleen vertegenwoordigd door Dora en Jeannet Annie gevoelde, dat zy eenvoudig tot de klasse dier jonge meisjes was terugge keerd, ''die in het biy vooruitzicht van een gelukkig huwelyk haro^estemming meenen bereikt te hebben. Annie en Mathilde zaten in de vrooiyke voorkamer van den professor, in de schaduw van de houten maskerade-stellage naar de tallooze voorbygangers te kyken—en spraken soms een vriendeiyk woord. „Zaterdagavond is het bal, Annie I Ik heb zoo'n idee, dat je dansen zult met je kereltje I" Annie lachte luid. „Nu, Karei is toch zoo'n klein kereltje nietl Ais mama ons maar niet teleurstelt. Dat ik trouwen zou mot een flink, braaf jonkman, schynt haar iets zeer antipathieks daar is geen wetenschappeiyke glorie by te behalen 1 En dat kost altemaal maar geld, zegt mamal" „Misschien brengt onze professor zoo dadeiyk heugiyko tijding!" Na een oogenblik wachten, verscheen de professor even weinig representatief als ooit te voren. Hy wenkte stilzwygond met de hand, en zei eindelijk: „De hoofdzaak is nog niet beslist misschien van avond De dienstmeid kwam met een visitekaartje voor den heer des huizes. Deze las luid; „Karei Van den Brande, lste Luitenant bij liet Regiment Grenadiers en Jagers Zullen we hom maar ontvangen, Annie?" Annie bloosde niet. Mevrouw Hope had haar neef uitgenoodigd naar Leiden te komen. Wanneer zy slaagde in hare onderneming by Annie's moeder, zou do aanwezigheid van den jongen officier, volkomen verklaarbaar door de academiefeesten, van dubbel nut zijn. Daar om was Annie niet verrast, maar glimlachte zy toch zeer dankbaar, toen haar gastheer last gaf den bezoeker toe te laten. Van den Brande had vroeger al kennis gemaakt met den professor en zyne familie, en wist, dat zyne Anna hem met ongeduld verbeidde. De professor dacht er toevallig aan, dat de pen dule in de suite stilstond, en haastte zich om het uurwerk in orde te brengen. Van den Brande bevond zich nagenoeg alleen met Annie, toen hy binnentrad, daar Mathilde zich verdekt opgesteld had achter hoog opwuivende varens, om quasi naar de voorbygangers te kgken. Annie kwam den jonkman een paar schreden tegemoet, en hy, niemand ontwarend, ving haar in zyne armen op, en kuste haar op den frisschen mond. Snel fluisterde hy: „Is er nieuws?'* „Nog nietl Maar we zullen het van avond weten!" „Och, hoe lang nogl" De professor kwam zeor deftig binnen hy had de pendule opgewonden, tegelgkertyd vertoonde zich Mathilde. Er werd een oogen blik vrooiyk gesproken. Annie herinnerde den gastheer, dat mevrouw Hope beloofd had naar do matinee op het feestterrein te komen, als zy goede tydingen mocht brengen. Het zou dus het best zijn allen naar deze Leidsche oase op te trekken waar nog zooveol vrienden op hen wachten. Er naar toe wandelend liep Annie aan de zgde van den professor, voortdurend sprekend over hare zustor Jo, hare moeder beklagend, dat ze zoo weinig eerbied en liefde van deze jongste dochter ondervond. De professor meende, dat de over dreven cultuur van wat men goed vond, „moderne" denkbeelden te noemen, tot voort durend grooter verwildering van het zedelyk gevoel aanleiding zou geven. Mathilde liep aan de zyde van haar neof Yan den Brande, en poogde dezen zooveel mogeiyk hoop in te boezemen. Mevrouw Olmberg moest toegeven, als ze naar de argumenten van mevrouw Hope wilde luisteren. Op hot feestterrein aangekomen vonden ze een ontzettend dichte massa Leienaars, Hage naars en vreemden. Het heldere weer, de lustige muziek, hot feesteiyke in de algemeene stemming, blonk uit de oogen van jong en oud. Toch werd er aan vele zyden van het feest terrein geklaagd, dat de stoet der gemaskerden zoo lang uitbleef. Er waren groote hoopen van reünisten en studenten, die uit louter verveling nogmaals en nogmaals op het welzijn van Hertog Albrecht en zgne schitterende gemalin, Margaretha van Cleve hunne glazen ledigden. Het gerucht der stemmen werd telkens grooter. Mathilde Hope ontdekte weldra de familie van den professor in een breeden kring van vrienden en kennissen. Men voegde zich by hen luitenant Yan den Brande werd zoo ver mogeiyk van Annie Olmberg gescheiden. Men wensch te geen onvoorzichtigheid te be gaan. Niemand lette op hen. Alle stemmen klonken feesteiyk en opgewekt. De Hagenaren overtroffen in getal zóó ver de Leienaren, dat men geen tyd of lust gevoelde naar byzondere personen om te zien. Onder de menigte bewogen zich ook mevrouw Pilat van Bulderen en Jo Olmborg. De eerste onderscheidde zich door een verschrikkeiyken hoed van zwart stroo, overdekt met vullroode, versleten papavers, eon groenen bril, en een slordige japon vei vlekken, de laatste droeg een bruingeel manteltje en een zwarten japonrok, die nagenoeg nieuw, maar haastig en nonchalant aangetrokken was zonder eenigen zweem van behaagzucht. Het bleeke, fletse gelaat van Jo, met verward lichtbruin haar omzwierd, maakte geen anderen indruk dan door de nydige trekken om mond en neusvleugels. Ze droeg een zwart- en witgeruiten en-cas met een knop van wit ivoor. Ze wandelden zwygend door de menigte. Mevrouw Pilat van Bulderen durfde niet voor stellen aan een tafeltje te gaan zitten, want dan zou Johanna verwachten, dat dure glazen met verfrisschende dranken moesten aange boden worden, en dit ging boven hare kracht. Jo wilde geen cent aan wat ook besteden en daarom bleven beide, zeer innig ver knochte vriendinnen gedurig heen en weer loopen door de geheele uitgestrektheid van het Yan-der-Werf-park. Jo zag tot tweemaal toe, dat hare zuster Annie zat in den kring van eene bekende professoren-familie. Ze was dus zeker uit Den Haag gekomen met Mathilde Hope, die daar ook plaats had genomen. En het mooiste van alles was, dat de luitenant Van den Brande tot het gezelschap behoorde. „Apollonia I" zei Jo „Zie, daar zit eene van myne lieve zusters, en een Haagsche luitenant behoort tot dien kring. Dat is een koppelpartytje van mevrouw Hope uit Den Haag, waaraan die kale professorenfamilie ook meedoetze kunnen voor myn part naar China verhuizen!" En Jo sleurde Apollonia moe, en zag zoo zuur in 't rond, dat sommige wandelaars, of groepen aan tafeltjes, in gelach uitbarstten. Dicht by het statig monument, aan Van-der- Werf gewyd, zat een uiterst vrooiyk gezel schap van studenten en reünisten. De stem ming dezer heeren was gestegen tot de dolste uitgelatenheid. Toen Jo met Apollonia in hare zigzagwandelingon een paar keeren deze luid ruchtige groep had voorbggoloopen, geschiedde het by de derde reis, dat een jong reünist met een stroohoed op het achterhoofd, dezelfde, die haar in de Hoogstraat had aangesproken, opsprong, en gevolgd door zgne kameraden een kringetje om de beide wandelaarsters vormde. „Mag ik vragen" begon de reünist „is u by deze gelegenheid uit de Elyzeesche velden naar Leiden gekomen, en laat mama Demeter het feesteiyk Leiden bewonderen aan hare dochter, de Hellevorstin Persephone?" Een donderend gejoel liet zich hooren rondom de geplaagde vrouwen, men kon niet ondorv scheiden, wat or gezegd word, wat er geschiedde. Opeens zag men den' stok van den belhamel omhooggaan, en ver weg vloog Apollonia's hoed met de verkleurde papavers, de groer bril en een haarsieraad, zgnde: eenige gele krulletjes aan een koordje door de lucht. Apollonia stond daar zonder krulletjes als een vogelverschrikster zonder hoed. En Jo bracht terstond in ziedende woede met den ivoren knop van haar en-cas zulk een feilen slag toe aan den roünist met den stroohoed, dat niet alleen deze van zyn hoofd vloog, maar dat hy, luid opschreeuwend, zyne beide handen naar zyn linkeroog bracht, daar een stroom van bloed hem zyn gezicht ontnam. Er volgde een tooneel van onuitsprekelijke verwarring. Enkele studenten hieven hunne rottingen op, om Jo aan te vallen, maar een gevoel van billgkheid en rechtvaardigheid be lette bot hun. Gelukkig wa3 een dienaar der zoogezegde „Heilige Hermandad" in de naby- heid. De studenten en reünisten verlangden, dat men Jo „die floddermadam met haaf vieze bakkes" word er geschreeuwd, in hechtenis zou nemen, omdat ze een gast van het Leidsche Studentencorps, een reünist, blind had geslagen. De agent vroeg aan Jo en Apollonia hare namen, die ze beide weigerden op te geven. Daarna kondigde do agent den dames aan, dat ze hem moesten volgen naar het bureel van Politie. Jo stemde daarin toe, als de jongelui, die hare vriendin zoo deeriyk hadden toegetakeld, ook verplicht werden mee te gaan. Plotseling scheen de geheele club de vlucht te hebben genomen. De waarheid was, dat twee artsen onder de reünisten er op aandron gen het gewonde oog van Jo's vijand onmid- deliyk te onderzoeken. Ze gingen naar een houten tentje, waar mon helder water en linnen kon krggen. Het onderzoek liep bevre digend af. Er was een bloedende wond ter zyde van de wenkbrauw het oog zelf waa ongedeerd. Intusschen moesten Jo en de ontluisterd® Apollonia den agent onder een ontzettenden toeloop volgen. Maar Jo riep by don uitgang van het park den eersten den besten koetsier, en terwyi de agent op den bok plaats nam, reden ze naar het bureel van politie. En aldus kwam het, dat de ter zake van lichaamsgebreken gepensionneerde majoor Pilat van Bulderen op dien merkwaardigen dag zoo laat diDeerde.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1900 | | pagina 1