LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 25 AUGUSTUS. - DERDE BLAD.
Anno 1900.
Feuilleton.
Adellijk en burgerlijk bloed.
No. 12424.
jpe oorlog tusschen Engeland en Transvaal.
In Roberts* telegram van gisteron wordt
jpog gezegd, dat Baden-Powell de Boeren onder
ftrobler ten ooste.rVsai Pienaars-rivier (tusschen
pretoria en Pietersburg) heeft teruggedreven
en 's avonds het station van dien naam bezet
heeft, terwyl hun lager, dat 's ochtends te
Cyferkuil aan de Plat-rivier was, doorPlumer
de hielen werd gezeton.
Dit telegram van lord Roberts, waarvan
Reuter slechts een uittreksel zond, is overigens
Vrij lang, maar fcc ~t niet veel meer dan ons
van werd geseuPr
Slechts een paar opmerkingen maakt het
yabL":
Lord Roberts seint, dat by hot gevecht
tusschen Groblers achterhoede on Baden-
'Powoll's troepen, de voorhoeden van beide
legermachten op elkander inreden, waarby
een kolonel en vier man gedood, 2 officieren
en zes man ernstig werden gewond. Hoe het
mogelijk is, dat by een achterhoode-gevecht
:de beide voorhoeden op elkander inryden,
wordt niet gemeld.
Natuurlijk verloren daarby do Boeren veel
dooden en gewonden. Hun lager te Cyferkuil
werd „achtervolgd" door Plumer en Hickman.
De terugtocht van De Wet naar den Vrij
staat is maar vrijwel zoker. Het bericht daar
omtrent schijnt als zoovele van Engelsche
zjjde op gissingen te berusten. Mocht het
waar zijn, dan is het slechts de erkenning, dat
De Wet niet alleen opnieuw is ontsnapt,
maar zelfs vry is terug te keeren naar de
plaats, waarvan hy met zooveel moeite ver
jaagd is. Lord Roberts heeft dit ook heel
goed gevoeld en troost daarom het Britsche
publiek met deze mededeeling:
„Hy zal daar onder geheel andere omstan
digheden terugkeeren dan hy heenging uit
Bethlehem. Toen had hy zes of acht kanon
nen en zoowat 2000 man by zich en liet
Prinsloo achter met vijf- of zes duizend man
in de heuvels van Bethlehem. Vier- tot vyf-
duizend van dezen zyn op weg naar Ceylon,
'de kanonnen zyn voor het meerendeel be-
-graven en De Wet's persooniyk gevolg kan
niet meer dan driohonderd man zyn."
Wat aangaat de mannen van Prinsloo en
de raming van de oorspronkelyke macht van
De Wet, weten wij precies wat wy daarvan
te donken hebben. De 300 man, die De Wet
by zich hoeft, kunnen er ook wol meer zyn;
W getal is althans niet zeker on voor oen
commandant als De Wet is het niet zoo heel
moeiiyk moer wat mannon by elkaar to kry
gen. Als de kanonnen begraven zyn, zal De
Wot wel weten waar en kan hy zo dus 'weer
opgraven.
Maar de kroon zet lord Roberts op zyn
belangryko gissingen door do medodeeling,
dat zyn berichten, dio uit verschillende bron
komen, worden bevestigd door een Duitscher,
die zich aan generaal Paget hooft overgegeven.
Mooier kan het niet; deze by voeging brongt
alle onderstellingen van lord Roberts terug
tot praatjes, die nog bevestiging behoeven
oit een bron, die voor den Britschen opper
bevelhebber housch niot als de meest betrouw
bare mag gelden,.
Charles Williams gelooft ook niot heel veel
van Roberts' redeneering. Hy zegt:
„Het is vry zeker voor hem (Roberts), dat
|De Wet naar den Vry staat terugkeert na
jzyn kanonnen in Transvaal begraven te heb-
jben. Wy zullen zien. Tot dusver heeft De
(Wet juist dat gedaan, wat lord Roberts en
;zyn generaals niet verwachtten, on or is geen
reden om aan te nemeD, dat ons inzicht in
.zyn plannen nu beter is dan het gedurende
den geheelen veldtocht was.
„Als De Wet mot een paar ruitors naar
den Vrystaat terugkeert, is dit zeker, omdat
;hy als Vrystater het terrein daar beter kent.
iMaar wy zyn van oordeel, dat de onderstel-
Jling, dat hy (langs dien weg) naar den Vry
staat terugkeert, wel een beetje ver gezocht
<is, daar hy door de linies van Carrington,
Methuen of Kitchener zou moeten breken en
zyn gemakkelykste weg zou zyn geweest om
jtusschen Heidelberg en Standerton te trek
ken, waar dos daags do bergen hem een schuil
plaats zouden geven en hy des nachts vry
veilig den spoorweg en de Vaal op verschil
lende plaatsen zou kunnen overstekon, daar
iBuller niet meer dan éón divisie kan hebben
afgezonderd voor de bewaking van de strook
/tusschen Newcastle en den Rand, torwyl de
'Boeren in Natal sterk genoeg zijn om don
spoorweg tegeiykortyd by Glencoo en by
Ingogo af to snyden."
Het „Standard"-telegram," dat gisteren ver
kort geseind werd, luidt in zyn geheel als
volgt
De Boeren staan nog ten getale van 20,000
in het veld. Hun detachementen strekken
zich uit van Belfast tot de Krokodil-rivier
en dekken dus den toegang tot het Bosch-
veld, waar duizenden stukken vee zyn.
Tusschen Belfast en Machadodorp staan
5000 man. Van dezen staan 2000 ten Westen
van Dalmanutha, waar Botha verdedigings
werken laat aanleggen. Een andere sterke
afdeeling met een zesduimskanon staat twee
myien ten Noordwesten van Belfast.
Kruger is te Drinkwater, ten Zuiden van
Roosenkal. Vyfhonderd Heidelbergers zyn by
Nooitgedacht. Erasmus staat 98 myi ten
Noorden van Bronkhorst-station, waar hy
onlangs in verbinding was met Grobler.
Er worden voorbereidselen gemaakt voor
den verderen terugtocht langs don spoorweg.
Achttien kanonnen zyn oostwaarts gebracht
door Nooitgedacht, van waar de Britsche ge
vangenen naar Komatipoort worden gezonden,
waarschynlyk met de bedoeling ze over de
grens te zetten.
Deze teekenen wyzen echter niet nood-
zakelyk op het opgeven van den stryd en
den terugtocht naar Lydenburg. De Boeren
schynen voornemens to zyn Spitskop aan
den zuideiyken oever van de Zandrivier te
bezetten.
Er wordt gemeld, dat de vyand kanonnen
en munitie van Delagoa-baai heeft ontvangen,
die overboord werden gezet toen op het schip,
dat ze aanbracht, een onderzoek naar contra
bande werd ingesteld.
De Wet's doel is onzeker. Hy trok Trans
vaal binnen met 2000 manen 8 kanonnen.
Sommigen gelooven, dat zyn bedoeling was
zich by Botha aan to sluiten. Dit zou echter
in stryd zyn met zyn vroegere wyze van doen.
Het is waarschynlyker, dat hy zal trachten
zyn eigen land weder te bereiken en zyn
vryheid van handelen terug te krygen om
onze gemeenschapslinién aan te vallen in de
nabyheid van Wilge, van waar do terugtocht
naar het Boschveld gemakkelyk is. Ofhy kan
van een punt ten zuiden van den Delagoa-
spoorweg de spooriyn naar het Oosten tus
schen Pretoria en Standerton of die tusschen
de hoofdstad en Vereeniging onveilig maken.
De Wet wordt uitstekend bediend door zyn
verkonningsdienst. Het hoofd daarvan is een
Schot, die in khaki gekleed do Britsche kampen
binnengaat en bekend staat onder den naam
Jack. Men zegt, dat hy by de Cameron Hoog
landers heeft gediend. De meeste spionnen
van De Wet hebben Britsche passen.
Steyn en Theron zyn by De Wet. Diens
strydmacht heeft by nacht gemarcheerd en
op het land geleefd. Zyn paarden zyn in uit
stekenden toestand; vele zynor dieren zyn
Britsche afgekeurde paarden.
In het zuidwesten van Transvaal zyn de
Boeren meer vyandig en agressief gezind dan
zy ooit zyn geweest 6inds het ontzet van
Mafeking. Dit is een gevolg van de operaties
van De Wet en de geestkracht van De Ja Rey.
Te Zeerust, Klerksdorp, Rustenburg en
Lichtenburg zjjn de Boeronambtenaren in eer
hersteld. Er zyn verschillende commando's
op het pad, die om Lichtenburg opereeren.
Hun waarschynlyk doel is Mafeking, de
spoorweg en Vry burg. Er staat oen Booren-
macht ten Noorden van Mafeking. Visser is
met 1000 man te Kumana, waar de aan
wezigheid van den vyand onrust heeft ge
baard onder de inlanders. Dutoit heeft een
sterk commando te Wolmaransstad.
Jhr. Sandberg, gewezen militaire secretaris
van generaal Botha, heeft een medewerker
van het „Handelsblad" het juiste verhaal go-
daan van de overgave van Pretoria,
Den 4den Juli, 'e avonds, werd jhr. S. by
generaal Botha geroepen en vond daar eeu
jong Engelsch luitenant, Watson genaamd, die
uit naam van Roberts kwam eischen, dat
Pretoria onvoorwaardelyk overgegeven zou
worden. Botha zond daarop jhr. Sandberg naar
Roberts kamp met een briefwaarin een samen
komst voor don volgenden dag werd voor
gesteld, ten einde te onderhandelen over de
overgave van Pretoria, of zoo mogelyk, den
tyd te bepalen, die den Boeren zou worden
toegestaan om hun vrouwen en kinderen de
stad uit te laten trekken. Sandberg ging mot
generaal Oosthuizon en don parlementair op
weg en kwam kort voor middernacht in het
Engelsche kamp, waar hy Roberts den brief
vertaalde. De Britsche opperbevelhebber nam
hot voorstel aan en bepaalde het tydstip der
samenkomst op negen uren, den volgenden
ochtend.
„Wy namen daarop afscheid van Lord
Roberts zegt jhr. S. en bleven nog een
oogenblik praten met een der militaire
secretarissen van Lord Roberts, die een oude
bekende van my was. Toen wy wilden ver
trekken, merkte de militaire secretaris, kolonel
Chamberlain, op, dat dus overeengekomen
was, dat den volgenden dag, met het aanbreken
van den dag, de Engelsche troepen Pretoria
zouden binnentrekken. Ik antwoordde hem,
dat deze bewering ten eenenmalo foutief was,
aangezien wy mot Lord Roberts waren over
eengekomen, dat Roberts en Botha een samen
komst zouden houden, waar eventueel over
do verdere verdediging der stad zou worden
gesproken, en dat, waar nog sprake was
van een samenkomst, de troepen aan weers-
zyden natuurlyk geen beweging konden maken,
zoolang het onderhoud duurde.
„Kolonel Chamberlain meende, dat ik Lord
Roberts verkeerd had verstaan, en verzocht
my nog een oogenblik te wachten, ten einde
dit punt zuiver te kunnen vaststellen. Hy
ging naar Lord Roberts terug en kort daarop
werd my gevraagd nog even by den opper
bevelhebber te willen komen.
„Deze zeide zonder eenige inleiding:
„Ik wensch dat het duideiyk begrepen wordt,
dat vóór alles my voor morgenochtend by het
aanbreken van den dag Pretoria moet zyn
overgegeven. Mocht dit niet het geval zyn,
dan zal ik byi het aanbreken van den dag
Pretoria binnenrukken en by het geringste
blyk van verzet do Btad zonder genade laten
beschieten. Het antwoord op dezen el6ch moet
my ter hand komen door iemand van uwe
troepen, aangozien de verantwoordeiykheid
voor de al of niet-aflevering en de gevolgen,
die eventueel daaruit zouden kunnen voort
vloeien, by u moeten berusten."
„Ik merkte aan, dat het hedendaagsch
oorlogsrecht ons het recht geeft op behoor-
ïyken tyd om eventueel vrouwen en kinde
ren in het algemeen niet-combattanten
uit de stad te verwyderen, waarop lord Roberts
zeide, dat, aangezien wy zulks hun ook niet
hadden toegestaan by Mafeking, Kimberley
en Ladysmith, hy zich ook niet genoopt
achtte ons dit toe te staan."
Jhr. Sandberg ontkende dit krachtig, althans
wat Ladysmith betreft, waar hy zelf geweest
was, maar lord Roberts bleef by zyn eisch.
„Toen wy te Pretoria terug waren, bracht
ik myn generaal hot antwoord over, dat hem
dus slechts mondeling werd gegoven. Generaal
Botha schreef daarop aan lord Roberts, dat,
aangezien de Britsche bevelhobber geen tyd
wilde laten om eventueel vrouwen en kinderen
uit Pretoria te verwyderen, generaal Botha
het voorgestelde onderhoud overbodig achtte,
dat hy bern hievby liet weten, dat hy niet
van plan was Pretoria verder te verdedigen,
dat hy hem echter verantwoordeiyk stelde
voor de bescherming yan non-combattanten
en eigendommen, en dat hy niot nalaten Kon
ten sterkste Roberts' bewering, als zouden wy
by Mafeking, Kimberley en Ladysmith den
Engelschen geen gelegenheid hebben gegeven
om non-combattanten te vorwyderen, tegen
te spreken, daar zulks by allo drie de plaatsen
wel degelyk geschied was.
„Het antwoord werd aan den Britschen
kolonel ter hand gesteld, die ons begoleid had,
met verzoek het aan lord Roberts te over
handigen. Generaal Botha verliet daarop met
zyn staf de stad. Ik bleef achter."
De „Pungolo" bevat eveneens een verslag
van een onderhoud, dat oen harer medewer
kers te Napels over hetzelfde ondorwerp had
met jhr. Sandberg, aide-de-camp van generaal
Botha, waaraan tevens is toegevoegd, dat
Botha op 5 Juni te 4 uren v.m. met 5000
man Pretoria verliet. Te 9 uren trokken de
Engelschen binnen en gaven vrouwen en
kinderen vryheid om te vertrekken, terwyl
zjj do inwoners good behandelden.
Jhr. Sandberg weigerde eenige mededeeling
te doen over zyn zending naar Europa.
Hy geeft niot toe, dat tusschen do Engel
schen en de Boeren een schikking te treffen
is; hy verzekert, dat de laatsten niet moeten
toegeven, maar dat do Engelschen zich daar
toe gonoodzaakt zullen zien.
Jhr. Sandberg moet gozegd bobben, niette
gelooven, dat do Engelschen nog langen tyd
in Zuid-Afrika stand zullen kunnen houden,
en dat wel om drie redenenomdat het
verbiyf van 200,000 man te kostbaar is;
omdat het uiterst moeiiyk is hun van proviand
te voorzien en omdat het klimaat verderfeiyk
voor hen is.
Yerder ontkende jhr. Sandberg formeel, dat
de EDgelschen groote overwinningen be
haalden en dat de Boeren nederlagen en ver
liezen ïyden; integendeel, hy zeide, dat de
Boeren nog in goeden toestand en vol ver
trouwen in een eindoverwinning zyn.
Hot bezetten van Protoria is voor de Engel
schen niet het begin van do onderwerping
van Transvaal geweest.
Toen Pretoria bezet werd, had het Engelsche
leger 23,000 zieken; hot is onmogolyk, zich
met de dooden te bemoeien, die voor hot
meerendeel onbegraven blyven.
De verliezen der Engelschen zullen nog
grooter worden. Do Boeren hebben, zeide
jhr. Sandberg, geen voldoendo bronnen, om
den Engelschen de schade, welke deze oorlog
hun berokkend heeft, te vergoeden en de
mynen zyn vernietigd.
„Onze tactiek is," zoo eindigde de aide-de-
camp, „verdedigend. De Engelschen zullen
uitgeput raken. Wy beschikken nog over
100,000 mannon,"
Het transportschip „Monterey" is, met
muildieren uit Nieuw-Orloans, te Kaapstad
aangekomen.
Volgens eon bericht aan de „Daily Mail"
hebben de Britsche hospitalen te Pretoria
ook tegenwoordig aan zoo wat alles gebrek.
Uit de Zuid-Jfrikaansche Mail.
De heer Frederik Rumpel, oorlogscorres
pondent van „De Yolksstem", schryft aan
't „Hbl." o. a.:
Generaal De la Rey is de energiekste onder
de Transvaalscke bevelhebbers. Hy is Do Wet
van de Zuid-Afrikaansche Republiek. Overal,
waar de zaken verkeerd gingen, werd hy heeh
gezonden. Hy kan er op bogen, het eerste
succes behaald te hobbon in dezen oorlog.
Het was te Kraaipan, waar hy den gepant-
serden trein deed ontsporen en buitmaakte,
benevens kapt. Nesbitt en zyn 30 man ge-
vangonnam. En toen er geen samenwerking
heersckte onder de Boeren-commando's aan
de Wostergrens, ten zuiden van Kimberley,
was bot Do la Rey, dio daarheen gezonden
werd om de eendracht te herstellen en den
opmarsck naar Grootrivier to volbrengen.
Ongelukkigerwys werden de Boeren, terwyl
hy op weg was naar Mafeking, te Bolmont
uit hun posities verjaagd en moesten zy twee
dagen later te Rooilaagte voor do ovei macht
hot veld ruimen, hoewol Do la Rey toen aan
d.n slag deelnam. Met wolk een gelukkigen
uitslag hy te Tvveerivleren opereerde, heb ik
hierboven reeds uiteengezet.
Langzamorhand kwam het onderling ver
trouwen er nu by deBurgers in. Had generaal
Cronjó echter zyn plannon doorgevoeld kunnen
krygen, dan was de slag van Magersfontein
ook verloren. Oom Piet, die zyn byzondere
voorliefde voor posities op de kopjes nog
maar steeds ni6t kon opgeven, trots hy er
zeer noodlottige ondervinding van had opge
daan te Bolmont en to Graspan (Rooilaagte),
had wederom loopgraven laten maken in den
berg. Generaal Do la Rey echter had al zyn
invloed en overredingsgave in den krygsraad
aangewend, om op ©enigen afstand van den
berg die slooten zooals de Boeren zeggen
te doen graven. Dit plan werd uitgevoerd en
de trefkans werd hierdoor voor do Engelschen
zooveel kleiner. Oom Piot kon er zich nog
altyd niot moe vereenigen, totdat het bombar
dement voor den slag van Magersfontein liet
nut er van glashelder bewees. Den geheelen
middag, tot zonsondergang, boschoton de
Engelschen do kopjes van boven tot onder
met 48 kanonnen. Het resultaat was, dat er
vyf Burgers licht gekwetst werden.
Oom Piet zyn schansen lagen vol bom- en
steenschervon. In Oom Koos zyn stellingen,
waar de Transvalers en Vrystaters schuilden,
was net óón bom gevallen; terwyl de Burgers
in die slooten geen last hadden gehad van
de klipsplinters, die gewooniyk meer dooden
en gewonden maken dan de granaten zelf.
Ook van generaal De la Rey is de uit
vinding van do beroemde draadversperring te
Magersfontein.
Te Colesberg liet generaal Schoeman zich
lnmiddola alle mooie posities ontnemen en'
liep deze alle kans omsingeld te worden. Weer
werd generaal De la Rey daarheen gezonden
en spoedig werden alle verloren stellingen'
herwonnen.
Maar nog had hy geen rust. Magersfontein
was ontruimd, Kimberley ontzet, Cronjó om
singeld. Oom Koos kroeg instructie ook daar,
weer zyn talent te toonen. In Bloemfontein'
kwam echter oponthoud en Cronjó had zich
overgegeven vóór De la Rey met zyn beste
commando's ter plaatse kon zyn. By Abrahams-'
kraal stuitte generaal French op de nu ver-
eenigde machten van de twee vrienden: De
Wet en De la Rey en al zat de paniek erin,
toch wist de laatstgenoemde zyn Burgers by
elkaar te houden. Generaal French moest
ook hier weder, evenals te Colesberg, De la
Rey'8 meesterschap erkennen.
Meer dan eenig ander generaal weet hy
zyn menschen een hart onder den riem to
Bleken door zyn beslistheid en den scherpm
blik, waarmode hy onmiddellyk den toestand
overziet. To Tweerivieren was hy met 1600
omsingeld, doch vóór de Engelschen gelegen
heid hadden hot cordon nauwer to hal^n,
waren hy en de zynen reeds weder vry. Het
„daar moet ons los skiet", dat generaal De
Wet van hem heeft overgenomen, was onder
zyn leiding met zulk een snolheid uitgevoerd,
dat de kranige manoeuvre byna geen menschen-
levens had gekost.
De plaatsing zynor Burgers toont altyd zyn
grondige menschenkennis. Op de gewichtigste
punten zet hij steeds de dappersten, die van
geen wyker. weten en door hun voorbeeld
don zwakkeren van hart moed geven. Zyn
posities blyven dan ook altyd hot langste bezot.
Hy houdt van doortastondo maatregelenen
als hy? niet laat stormen, is het, omdat hy
het Boerenkarakter te goed kent, of omdat
hy weet, dat de tyd hem do overgave zal
brengen, zonder hem meer verlies te bezorgen
dan een onmiddellyk optreden.
Zyn bevelen zyn zoo kort, dat zy voor oen
andor dan een Boer onuitvoerbaar zouden zyn,
doch hy weet altyd wien hy m9t een opdracht
belast en dat de man in staat is ze uit to
voeren. Toen majoor Albrecht met twee
stukkon geschut door de bedekking alleen
op een kopje was achtergelaten, liet hy zyn
broer roepen en beval hem: „Ga met drie
honderd man die stukken halen." Hy wist
toen, dat de vyand moeite deed de kanonnen
te vermeesteren. Maar zy zyn niet in handen
der Engelschen gevallen. Oom Koos wist wien
hy zond en zyn bevel is beroemd geworden.
Zyn donker uiterlyk toont den hartstochte-
lyken man aan. Hy is middelmatig groot;
heeft een zwarten baard, donkere oogon en een
©enigszins gobogen neus, die hem een Joodsch
type geven. Kalm te zyn ligt niet in zyn
aaru. Overyld is hy evenwel nooit. Wee den
bange, die wegloopt, ongenadig kastydt hy
hem met zyn patroongoidel. Zyn menschen
zyn zoo bovreesd voor hom, dat zy meestal
niet durven vluchten.
Cronjó heeft menige harde waarheid van hom
moeten hooren en niemand was meer teleur
gesteld over Piot's krijgsbeleid dan generaal
De la Rey, die hem voor dezen oorlog hoog
gehouden had als do Boerengeneraal by uit
nemendheid.
In den Eersten Volksraad is Oom Koos
vertegenwoordiger voor Lichtenburg. Hy is
altyd trouw m zyn zetel; praat veel, maar
niot' te veel; kan zich vree6elyk opwinden
en is bang voor niemand. Als staatsman acht
hy president Kruger, maar van zyn staat
huishoudkundig beboer is hy een scherpe
criticus en dan kan hy wel eens iets meer
zeggen dan wel voegt in don mond van een
volksvertegenwoordiger tegenover het gryze
hoofd dor Z -A. R. Maar als do meeste driftige
menschen, is hy do eerste om rondborstig
vergiffenis te vragen on hy mag er dan ook
op roemen, dat hy zeer weinig vyanden heeft.
Vaak is hem Hollanderhaat verweten; wie
Oom Koos echter goed kent, weet boter. Hy
had éón gebrek en dat was, dat hy zich te
veel door Loveday, het Engelsche raadslid,
liet advisoeren. De ondervinding zal hem
thans echter wel verstandigor hebben go-
maakt, want hy ziet gauw zyn ongolyk in
en bekent dit eeiiyk.
Ik mag my tot generaal De la Rey's vrien
den rekenen en ik ben trotsch op die vriend
schap en overtuigd, dat Oom Koos nog \eel
van zich zal doen hooren.
37)
Hot woord kwam kort en ruw over de
Ibevondo lippen, maar men hoorde toch, hoe-
Teel pjjn het hem deed.
„Het doet my leed tegenover den zoon
[dit punt te moeten aanroeren, maar ik kan
'.het helaas niet voorbygaan. Gy hebt er niet
'de minste schuld aan, en gy zult er ook niet
Ionder ïyden. Uw opvoeding by professor
•Wehlau dekt alle onbescheiden navorschingen.
i Naar ik hoor, gaat gy voor een zoon van
(©on vriend zyner jeugd door, een uitstekend
jmiddel, om de zaak geheim te houden. Daaren
boven is uw vader al meer dan twintig jaar
idood en heeft hy zyn laatste levensjaren in
'hot buitenland doorgebracht. Ook is hy
voor zoover ik weet nooit openiyk met
hot gerecht in aanraking gekomen."
Snydend scherp als een dolk klonk dit:
foor zoover ik weetMichaël was doodsbleek
'geworden, hy antwoordde niet, maar er
Schitterde een onheilspellende gloed in zyn
'oog by de kwelling, die hy zoo onmeedoogend
van dezen man moest verduren. Thans ging
Steinrück op denzelfden kouden, bedaarden
toon voort:
„De zaak is echter anders zoodra gy
den naam uwer moeder noemt; Dat zal
natuurlyk een groot opzien baren, vooral
in de kringen der aristocratie en van het
leger; er zal een eindeloos gepraat ontstaan,
dat pilnljjk, zelfs gevaarlyk worden kan,
ffrucht gaat in zoo'n geval altyd
^eel verder dan de feiten en wat door een
halven menschenleeftyd in vergetelheid ge
dompeld is, zal weder aan het daglicht
komen. Ik moet hot aan u overlaten, of gij
het verdragen kunt en wilt, dat het aan
denken van uw vader aan de vergetelheid
ontrukt wordt. Wat myn houding in de zaak
betreft, ik doe een beroep op uw gevoel Yan
rechtvaardigheid, dat u zeggen zal
„Genoeg 1" viel do jonge officier hem
thans somber in de rede met half verstikte
stem. „Spaar my het overige, Excellentie.
Ik zeide u immers reeds, dat al deze woor
den overbodig zyn, want ik heb er zelfs
geen enkel oogenblik aan gedacht, aanspra
ken to doen gelden, die ik even beslist
afwys als gy. Ik dacht, dat gy dat reeds
by onze eerste ontmoeting bemerkt hadt,
toen ik de my aangeboden bescherming van
do hand wees. Ik zie nu eerst, dat zy de
prys voor myn stilzwygen zou zyn."
Michaöl sprak deze woorden vol bitter
heid uit, en zyn hand omklemde kramp
achtig het gevest van zyn degen; toch
behield hy zyn zelfbeheersching nog, maar
het was blykbaar slechts met inspanning
van al zyn krachten. De generaal zag en
voelde dat waarschynlyk ook, want hy sprak
op veel zachteren toon:
„Dat is een geheel verkeerde opvatting. Ik
herhaal u, dat ik u niet beleedigen wilde."
„Niet?" barstte Michaël op snyden den toon
uit; „En wat is dit heele onderhoud dan
anders als een beleediging, van het begin tot
het einde? Of hoe noemt gy het, als men
tegen een zoon zoo over zyn vader spreekt,
en hem te geiyk te kennon geeft, dat hy
ook daardoor de aanspraak op een eervolle
behandeling verloren heeft? Ik kan myn vader
niet verdedigen en niet wreken; hy heeft
my day toe de mogelijkheid ontnomen^ en gy
meent, dat ik niet Iyd onder dit bewustzynl
Er is een tyd geweest, dat ik daaraan te
gronde gegaan zou zyn. Maar ik gordde my
aan, om den stryd met deze schaduw te wagen.
Nog sta ik aan het begin myner loopbaan,
nog heb ik niet veel gedaan; maar als een
maal een geheel leven vol eerlykon, inge
spannen arbeid achter my ligt, dan zal ook
die oude schaduw moeten wyken. Do men
schen zyn immers niet allen zoo onbarmhartig
als graaf Steinrück, en zy hebben ook niet
allen een wapenschild, dat voor een vlek be
waard moet worden 1"
De generaal stond plotseling op; hy nam
die gebiedende houding aan, die hom eigen
was, wanneer hy de een of andere aanmatiging
binnen haar perken wilde terugdringen.
„Matig u wat, luitenant Rodenberg 1 Gy
vergeet, tegenover wien gy staat."
„Tegenover myn grootvader, en die zal
wel voor eenige minuten kunnen vergeten,
dat hy tevens myn generaal is. Yrees maar
niet; het is de eerste maal, dat ik u zoo
noem, en het zal ook de laatste maal zyn,
want voor my heeft deze naam niets dier
baars en heiligs. Myn moeder Btierf in kom
mer en ellende, in jammer en vertwyfeling;
maar zy opende geen eDkele maal de lippen
tot een bede aan hem, die haar en haar kind
met een enkel woord had kunnen redden.
Zy kende haar vaderF'
„Ja, zy kende hem," sprak Steinrück hard.
„Toen zy het ouderïyk huis ontvluchtte, om
de vrouw van een gelukzoeker te worden,
toen wist zy, dat elke band tusschen haar
en haar familie verbroken was, dat zy niet
meer terug kon keeren of op verzoening
hopen. Wil haar zoon zich nu het recht aan
matigen met een diep beleedigden vader in
het gericht U treden?^
„Neen," antwoordde Michaöl, met het oog
somber en dreigend op den generaal geves
tigd. „Ik weet, dat myn moeder zich openiyk
tegen uw wil verzet hoeft, dat zy haar aan-
spiaken op haar geboortegrond en haar
familie verbeurde, en omdat het hart van
den vader niet meer sprak, waar hy alleen
zyn recht deed gelden, moe3t hy haar wel
verstooten. Maar ik weet ook, dat haar
grootste schuld daarin lag, dat zy een bur
gerlijk gelukzoeker volgde. Was hy iemand
van adel geweest, do verloren en veronge
lukte zoon van een adeliyke familie, men
zou haar niet zoo onvorbiddeiyk gericht heb
ben, en in het ongeluk waren haar weder
de vaderarmen geopend geworden, en haar
zoon zou nu het aandenken van zyn vader
niet als een bespotting voorgehouden worden.
Dan was ik immers de erfgenaam van een
ouden naam geweest; al het andere was zorg
vuldig onder den dekmantel verborgen. En
zeker zou ik niet aan de handen van een
Wolfram overgegeven zyn, met het doel, my
daar geesteiyk te laten omkomen 1"
De oogen van den generaal schoten vuur,
maar hy gaf het op, den officier nog verder
als een vreemdeling te behandelen. Hy sprak
nu in vollen toorn, maar tot zyn kleinzoon:
„Niet verder, Michaöl 1 Ik ben niet gewoon,
dat men op zulk een toon tot my spreekt.
Hoe waagt gy het, my te trotseerenl"
„Ik zeg niets anders dan wat ik verant
woorden kan, want het is de volle waarheid,"
verklaarde Michaöl, den dreigenden blik zyns
grootvaders beantwoordend. „Het zou u
gemakkelyk gevallen zyn, den verweesden
knaap, dien gy nu eenmaal niet zien kondet,
in de een of andere plaats te laten opvoeden,
waar gy niets meer van hem zien of hooren
zoudt» maar waar hy toch nog zooveel opvoe
ding kreeg, dat hy voor het leven deugdo,
hoewel hy daarvoor niet deugen mocht.
Daarom werd ik in oen ruwe en onbescliaafdo
omgeving geplaatst, waar mishandeling en
schimpwoorden het eenige onderricht waren,
dat ik ontving, waar elk geesteiyk element
onderdrukt, iedere aanleg vernietigd werd,
waar hot er enkel op aangelegd was, my tot
den ruwen, schuwen knaap te vormen, die
zyn leven veröroomen en versuffen moest in
de wouden. Dan was ook het gevaar uit
gesloten, dat ik ooit den edelen kring dei
Stemrücks nader zou komon; dan moest ik
my golukkig achten, als ik ergens een boeren
bestaan vond. Een vreomde hand ontrukte
my aan deze ellende; sen vreemde dank ik
myn opvoeding en de betrokking, waarin ik
nu voor u sta; myn bloedverwanten heb ik
slechts myn geestelyken dood te danken
gehad l"
Steinrück stond verstomd over zoovel
driestheid en antwoordde niet, maar er was
ook nog iets anders, dat hom de lippen
gesloten hield. Reeds eens, jaren geleden,
had hy een dergeiyk verwyt moeten hooren;
de priester had hem ernstig en vermanend
hetzelfde gezegd. Nu word hot hem mot
vlammende blikken In het gelaat geslingerd,
en de aanklacht kwam uit den mond van
hem, dien hij onschadeiyk had willen maken
door hem als boer te laten opgroeien.
Graaf Michaöl was er anders de man niet
naar, om tegenover een aanmatiging of
beleediging den mond te houdenhier wist
hy geen antwoord, want hy voelde hoe
gegrond het verwyt was.
(Wordt vervolg <D