Feixilleton. Adellijk en burgerlijk bloed. Gemeenteraad vu lloerdwljkerhouL Vergadering van Vrijdag-avond te 8 uren. Tegenwoordig de burgemeester en alle leden. De Voorzitter verzoekt de commissie tot het nazien der gemeente-rekening over 1899 by [toonde van den heer De Kan rapport uit te [willen brengen. Deze zegt, dat de commissie geen stof tot op- of aanmerkingen heeft en het beheer in orde heeft gevonden. Daarop wordt 'de rekening met een ontvangst van 14,666.89s en een uitgaaf van /"14,208.44s, alzoo met een batig saldo van f 453.45 goedgekeurd. Burg. en Weths. bieden vervolgens de be grooting voor 1900 aan om in de volgende vorgadering te worden behandeld. De begrooting voor de rustende schutterij wordt vastgesteld. Bij de voordracht van leden voor het collego van zetters deelt de Voorz. mede, dat van de aftredende leden, de heeren Jac. Oostdam Senr. en P. De Kan, de eerste hem stellig heeft verklaard voor een eventueele herbenoeming te zullen bodaDken en dat Burg. en Weths. in zijn plaats aanbevelen den heer C. Heems kerk. By stemming wordt deze met algemeene stemmen benoemd en de heer De Kan herbe noemd. Met deze zullen als plaatsvervangers op de voordracht worden geplaatst de heeren H. Warmerdam en Jac. Van Stein. De Voorzitter deelt mede, dat by de op 16 dezer plaats gehad hebbende opname van hoeken en kas van don gemeente-ontvanger alles in orde is bevonden; dat is ingekomen de goedkeuring van Ged. Staten van een af- en overschryving groot f 50,09; dat de verkoop van het armenhuis niet heeft kunnen plaats hebben, wegens totale afwezigheid van kooplustigen; dat de afbraak byna geen waarde had vanwege haar slechtigheid, de 6teenen waren gebruikt in een achterweg en de heer v. d. Bosch voor 5 a 6 gld. eigenaar was geworden van het hout. Dat mejuffrouw Kokke haar taak als onderwyzeres in de Zilk heeft aanvaard en dat den burgemeester verlof i6 verleend om van den 18den dezer tot den 8sten der volgende maand zich buiten de gemeente op te houden. By de rondvraag vestigt de heer De Kan de aandacht op den leeiyken aanblik van den by het afbreken van het armenhuis bloot gekomen i u en dat hy meent, dat die wel wat moei. voiden opgeknapt, waarop de Voorzittei ...woordt, dat die muur niet kon worden weggebroken, omdat hy nu den buitenmuur vormt van het huis, dat tegen het armenhuis was aangebouwd; dat hy er reeds met den heer Van Dyk, vertegen woordiger van den eigenaar, over gesproken heeft en dat hy veronderstelt, dat de toestand niet zoo zal biyven, daar bedoelde even bouwvallig is als het armenhuis was. Hierna wordt de vergadering gesloten. KOLONIËN, BATAVIA, 14—16 Juli. Volgens de „Soerab. Crt." heeft de Regeering aan het opperbestuur voorgesteld, te Batavia een inrichting te scheppen voor middelbaar en vakonderwys, een Indisch technicum. Naar het „Bat Nwbl." verneemt, zyn de werkzaamheden by het hoofdbureau der genie in den laatsten tyd zoo kolossaal toege nomen, dat de kolonel Staal in de verplich ting is gekomen om zyn afdeeling, die vroeger slechts drie bureaux tolde, met een vierde uit te breiden. In verband daarmede zal een vierde kapi tein definitief by het hoofdbureau worden overgeplaatst, en zal de benoeming van een nieuwen luitenant-adjunct vermoedeiyk niet achterwege blyven. Naar Cliina, Het „Bat. Nwbl." schryft: De kapitein ter zee Lamie, die het ver- eenigde Nederlandsche eskader in do wateren van China zal commandeeren, is een van do bekwaamste hoofdofficieren van onze marine en de man, dien we onlangs bedoelden, toen we de eventueele vervanging van den tegen- woordigen commandant der zeemacht ter sprake brachten. Hy heeft de Militaire Willemsorde, een eervolle vermelding van den Nederlandschen Leeuw en heeft herhaaldelijk by vreemde natiën de vlag vertoond. Ook als commandant van het opleidingszoilvaartuig „Nautilus" heeft hy zich by zyn omzwervingen op den Atlantischen Oceaan een uiterst ervaren zee man getoond. De luitenant-kolonel der artillerie P. O. Van der Willigen zal eveneens naar China vertrekken in het belang der voltooiing zyner krygskundige studiën. Hy zal de reis doen met een der 6chepen van de Java-divisie, indien daartegen althans geen overwegende bezwaren blyken te bestaan. Naar men weet, heeft overste Van der Willigen als kapitein by den generalen staf gediend en is hy eerst onlangs na een langdurig verbiyf in Holland als leeraar aan de Hoogere Krijgsschool in Indië terug gekeerd. Men wil, dat zyn zending ook dienen moet, om, als troepen van de landmacht van Java zullen gezonden worden, alles voor hun ont vangst, onder-dak-brenging, verploging, enz. voor te bereiden. Naar aan het „Bat. Nwbl." van be trouwbare zyde gemeld wordt, moesten de „Piet Hein" en de „Koningin Wilhelmina" Zaterdag (14 Juli) gereed zyn om zee të kiezen. Men wachtte op oen telegram uit Holland, om het juiste tydstip van het vertrek dier schepen naar China te kunnen bepalen. Een bataljon Europeanen en een bataljon Amboneezen zullen op transportschepen volgen. Als de expeditie eenige maanden duurt, zullen vooral onze Amboneesjes het duchtig te kwaad krygen, daar de winter in China even fel en streng is als in Europa. Het blad acht het een onbillijkheid, dat, terwyl de grondwet verbiedt, dat Neder landsche dienstplichtigen te land, anders dan met hun toestemming naar de koloniën en bezittingen van het Ryk in andere wereld- deelen worden gezonden men er geen bezwaar in ziet Indische militairen ter ver dediging van Nederlandsche belangen buiten Indië te zenden. In het nummer van 13 Juli leest men: „Naar men ons thans weer mededeelt, is het nog geenszins zeker, dat er een colonne naar China gaat. Gebeurt dit, dan 2al er by de infanterie tevens eenige artillerie, cavalerie en genie ingedeeld worden." Door den Gouverneur-Generaal van Ned.-Indië zijn de volgende beschikkingen genomen: CIVIEL DEPARTEMENT. Benoemd: Bij den dienst van het mijnwezen tot ingenieur der lste klasse, W. G. Ribbius, thans beJaat met de waarneming dier betrokking; tot ingenieur 2do klasse, de ingenieur 8de kl. E. Middelberg. Belast: Met de waarneming der betrekking vau tijdelijk leeraar in de wis- en natuurkunde by de hoogere burgerschool te Seuiarang, de adjunct-houtvester der 2de klasse bij het Bosch wezen E. A. A. Gobée. Voor den tjjd van vier maanden of zooveel korter als zal bljjken voldoende te zijn, met de function van buitengewoon voorzitter van de land raden te Pekalongan en Batang, de griffier van do landraden te Bandoeng, Tjitjalengka en Soerae- dang [Pieanger Regentschappen], mr. A. E. Van Arkel. Gesteld: Gedurende den bovenbedoelden ter mijn ter beschikking van den buitengewonen voor zitter voornoemd, ten einde met griltierswerk- zaamhedeu to worden belast, M. E. Wollrabe, thans ter boscbikking van den voorzitter Yan den landraad te Brebes- Voor den tijd van drie maanden of zooveel korter ala zal blijken voldoefle te zijn ter be schikking van don voorzitter van den landraad te Modjokerto [Soerabaiaj om te worden belast met grillierswerkzaamheden bij die rechtbank, P. J. Dirksen, thans ter beschikking van den voor zitter van den landraad te Soerabaia. V e r 1 e e n d: Wegens langdurigen dienst eon i'aar verlof naar Europa aan den Raadsheer iu iet Hoog-Gerechtshof van Nederlandsch-Iudiö mr. A. C. Y. Helfrich, wordende hjj in verband hier mede met ingaDg van 5 Augustus 1900, eervol uit ziju betrekking ontslagen. Bij het Binnenl. Bestuur op Java en Madoera. V e r p 1 a a t s t: Van de residentie Bantam naar de residentie Probohnggo de burgerlijke ambtenaar V. Lafontaine. Bij de in- en uitvoerrechten en accijnzen: Overgeplaatst; Van Rengat (Riouw) naar Soerabaia de verificateur der 5de klasse W. J. Ph. I. Tuts; vau Soerabaia naar Rengat de verificateur der 5do klasse V. H. Veldman. T ij d e 1 ij k belast: Mot de betrokking van opziener op ƒ75 'smaanda P. L. M. Van Wagen burg, thans particulier en geplaatst te Padang. Bij den waterstaat en 's lands B. O. W. Geplaatst: lade res. Madoera de benoemde opzichter 3de kl. C. P. J. Terstappen. DEPARTEMENT VAN OORLOG. Overge plaatst: bij de troepenmacht in Atjeh en Onder- hoorigheden t. n. i: de lste luit. by de garnizoenscompagnie van Banka te Blinjoo J. H. C. Vasteuau en de 2de luit. bij het 13de bataljon C. M. Quack: by de garnizoenscompngnio van Banka, de lste luit. bjj het lste depot-bataljon A. I. lloff; bij het 17de bataljon, de lste luit. by het 3de bataljon J. F. E. Ten Klooster. Benoemd: Tot adjudant van den militairen commandant van Sumatra's Oostkust en gevoerd a la suite van zijn wapen, de lste luit. bij hot garnizoensbataljon van Sumatra's Oostkust, H. C. Kerfekamp. V e r 1 e e n dWegens langdurigen dienst een jaar verlof Daar Europa, aan den militairen apo theker lste kl. W. M. Ottow; wegens ziekte een tweejarig verlof naar Europa, aan den majoor der genie, M. A. J. De Haan. By de militaire administratie. Bevorderd: Tot lsten iuitonant-kwartier- meostor, de 2de luitenants-kwartiermeester E. W. Güntber (met verlof in Nederland), W. F. C. IiOdlich en A. Heijstek; tot magazijnmeester lste klasse (majoor), de magazijnmeester lste kl. (kapitein) A. D. De Bergh DEPARTEMENT VAN MARINE. Ingetrok ken: de overplaatsing van don luit. ter zee 2de kl. P. H. Cool, uit de rolle van Hr. Ms. .Koningin Wilhelmina der Nederlanden" in die Hr. Ms. 0 Java". Overgeplaatst: Van de .Koningin Wilhel mina der Nederlanden" naar 't departement der marine en vergund wegens ziekte te repatrieeren de luit. t. z. lste kl. A. H. Baron Van Heerdt tot Eversburg; van de .Koning der Nederlanden" naar de „Koningin Wilhelmina der Nederlanden" onder intrekking zyner overplaatsing a. b. van de „Piot Hein" de officier van gez. lste kl. R. Willemsen; van de „Koningin Wilhemina der Nederlanden" naar de „Sumatra" de officier van gez. Will Morten; van de .Sumatra" naar de Piet Hein" de officier van gez. lste kl. J. G. Detmerz. De Wet, Olivier, Prinsloo. (Een Interview). Ton huize van een geacht Rotterdammer haddon wy een onderhoud met een zoo juist van Zuid-Afrika teruggekeerd Transvaalsch burger, die in Transvaal een hooge staats betrekking bekleedde en in die qualiteit ge legenheid had de invloedryke mannen van het oorlogsterrein van dichtby te zien in al hun eigenaardigheden. Wy hadden 't allereerst over Paul Kruger. De president, aldus onze zegsman, is niet een sympathiek man in den alledaag- schen zin van sympathiek. Hy is kortaf, kribbig en zeer scherp in zyn uitvallen. Hy is dat ook tegenover zyn vrouw, die even wel nooit het antwoord schuldig blyft en met iets imponeerend kalms zeer tersnede oom Paul's uitvallen beantwoordt. Maar de president is sympathiek, omdat hy eeriyk, oprecht en zeldzaam betrouwbaar is. Zeldzaam voor de republiek. Heel wat hooge staatsambtenaren hebben zich met Engelsch goud laten omkoopen, de aanbiedin gen van John Buil waren dan ook zeer ver- leideiyk ik weet er van mee te praten. Doch dit behoeft op dit oogenblik niet verder geaccentueerd, dat komt later. Oom Paul is verstandig, in staatszaken heeft hy een even diepen blik als in oorlogs zaken, als in menschen. De eenige, in wien hy en trouwens de meesten onzer zich bedrogen heeft, was Joubert, die te veel aan den leiband zyner vrindjes liep, te weifelachtig en te weinig moedig was, om het recht te hebben do Boerentroepen aan te voeren. Was Botha aanvoerder geweest toen de oorlog begon, of De Wet, de zaken waren anders geloopen, dan zaten op dit oogenblik de Boeren als overwinnaars in Kaapstad. Vooral De Wet was de man geweest, maar die had ln den aanvang van den oorlog nög geen invloed. Do Wet is de meest eminente van alle Boerenveldheeren, eminenter nog dan Cronjé was. Ik heb hem heel goed gekend. De Wet is niet flegmatiek als Olivier en ook Botha. Hy is veeleer nerveus en opvlie gend. Hy kan doldriftig zyn en dan spaart hy niemand of niets. Het verbazingwekkend succes, dat De Wet thans heeft, verklaar lk vooral daaruit, dat hy de eenige Boeren aanvoerder is, die begrip heeft van de macht van discipline en die dan ook 3trong onder zyn mannen handhaaft. Wat ik u vertel is trouwens bekend. Men zegt in Boerenkrmgen, dat wie onder De Wet's oog in een veldslag maar gapen durft, gefusileerd wordt. De Wet durft, als het er op aankomt, een man die zyn plicht niet doet, tot den kogel voroor- deelen. En dat durft géén ander, ook Botha niet, omdat hy zeker opstand onder zyn troepen zou krygen. Maar De Wet, de man van discipline, heeft nu dan ook een keurkorps onder zich, de beste troepen van Zuid-Afrika, van wie elke man tien Engel6chen staat. Aan zyn naam is trouwens de faam verbonden van nooit overwonnen te zyn. Geen Engelsch- man heeft De Wet ooit klop kunnen geven. H|) spoelt met de troepen van John Buil, grjjpt hen nu en dan aan on brengt hun dan altyd verliezen toe. De Engelschen zyn werkeiyk bang voor De Wet. Hy is voor hen het noodlot in dezen oorlog en als de Engel schen het ten slotte verliezen, wat ik absoluut zeker geloof zal De Wet het hem hebben geleverd. Want zyn prachtig manoeu vreeren langs Buller's verbindingslijn thans houdt het keur der Engelscho troepen weg van de plaats, waar zy noodig zyn om met succes verder te kunnen gaan. Ik herinner me, dat, na do overgave van Cronjé, een Engelsche kolonel, die krygs- gevangene was te Watervalonder, me zei: Zóó, is Cronjé gevangen. Dat is een enorm verlies voor de Boeren. Maar, ver volgde hy, weet je, ze hebben De Wet nog. En wy hebben toch geen enkelen De Wet. De Wet is een tamelyk zwaargebouwd man, met een robust behaard gezicht, maar met flauwe oogen. Hy maakt zoo uiteriyk niet den indruk van een man van beteekenis. Maar zyn stem is prachtig. Hy spreekt zwaar, diep uit de borst en met een kracht van uit drukking, waaraan niemand ontkomt Hy is commandant geboren. Zyn stem beheerscht kilometers wijdte. Zyn levonawyze is, als die van alle Boerengeneraals (Joubert uitgezonderd, want die hield van een lekkere tafel) bijzonder eenvoudig. Als de minste soldaat voedt hy zich met een paar beschuiten en wat water. Hy beroemde er zich eens op een week dag en nacht te paard te kunnen blyven, met wat beschuiten en een veldfiesch. Al rydende zou ik een uur kunnen slapen, nu en dan, als het noodig zou zyn, zei hy, maar ik zou het ook wel zonder slaap kunnen doen. Hy is verbazend gezond, en terwyl Botha nogal eens aan hoofdpyn ïydt, weet hy van niets, ook al heeft hy dagen in den oorlog vechtende en rydende doorleefd. De Wet is het prachtig typo van den Ouden Voortrekker en zoolang de Boeren hem hebben, kunnen zy don kryg niet verliozen. Een ander man is Olivier, óók in veel op zichten eminont, maar toch byna een tegen voeter van De Wet. De Wet is verstandig, Olivier is sluw; De Wet is voorzichtig, Olivier is vermetel; De Wet heeft discipline, Olivier beheerscht zyn mannen door zyn eigenaardig vertrouweiyk optreden; De Wet wordt ge vreesd, Olivier bemind; De Wet is opvliegend, Olivier is sarcastisch. Ik geloof niot, dat Olivier als veldheer zooveel beteekent als Do Wet, maar hy is even betrouwbaar, even hartelijk anti-Engelsch, even gelukkig in den oorlog als deze. Maar, zooals ik zei, hy is vermetel en ik heb voor hem dikwyis myn hart vastgehouden. De Engelschen krygen De Wet nooit te pakken, er zou wel de gehoele Engelsche macht tegen hem samengetrokken moeten worden en dan misschien nóg niet, maar voor Olivier heb ik vaak gevreesd. Hy mist, althans toen ik hem kende miste hy, myns inziens, den ruimen blik en het alles omvattend overzicht van De Wet. Ook is hy niet zoo voorzichtig en hy zou strategische fouten ton opzichte van het vryhouden van den aftocht kunnen maken, die by De Wet onmogelijk zyn. Evenwel zyn deze beide Boerengeneraals even kranige kerels in liun hart voor de groote zaak. Vergelyk met hen Prinsloo, die zich nu pas overgegeven heelt, en gy hebt „les extrémes". Prinsloo is altyd onbetrouw baar geweest. Zyn houding in de Biggars- bergen is bekend. Hoe hy weer aan een commando gekomen is, ik begryp er niets van. Hy heeft niet den minsten invloed op zyn mannen en hy is ook talentloos en mist persooniyken moed. Terwyl De Wet on Olivier stevige lui zyn, is Prinsloo klein en zwakjes. Hy moet een voortreffeiyk schutter zyn, maar een veldheer is hy niet Als er wat te loopen valt, is Prinsloo er byi zeggen de Boeren. Hy liet de zaken veelal aan zyn onderbevelhebbers over, bleef rustig op een veilige plaats achter oen kopje en ging by de minste aarzeling ln het gevecht, den terugtocht voor. Ik weet ook, dat hy geen edel mensch is, waarmee ik evenwel nieta bepaal omtrent z(jn al of niet omkoopbaar zyn. In vredestyd zou Prinsloo een goed diplomaat geworden zyn (natuuriyk een Engelsch [diplomaat I), maar by is geen veld heer, hy is geen soldaat, hy is geen kern- Transvaler. Hy en Fereira, de man van Kimberley, was een goed paar. Maar hy had door familie en vrienden grooten invloed en dus trad hy vanzelf op den voorgrond, wat nu héél, héél jammer blykt. Omtrent den waarschynlyken uitslag van den oorlog was onze zegsman zeer optimistisch gestemd. Ik geloof stellig, zei hy, dat de Boeren winnen en niet later, maar nu. Roberts moet, wil hy niet verhongeren, op Bloemfontein terug. Tonzy or iets on gelooflijks gebeurt: liet gevangennemen van Do Wet of iets vreeselyks, hot pakken van Olivier, zijn over een maand do Engelschen weer over do Vaal terug. Zy kunnen het met houden met een zoo telkens afgesneden Yor- bindingslyn, die z(j niet beschermen kunnen naar behooren. Hot prysgovon van Johannes burg en Pretoria is, naar myn innige over- tuiging, goede tactiek van de Boeren geweest. Zy hebben dat gedaan in een iyd van vol slagen desillusie onder hun mannen, toen alles verloren schoon en toen oen veldslag zeker vooruit verloren was. Toen lag hun kracht in het uitputten van den vijand, om hem dan te slaan, en niets uitputtender voor de Engel schen dan de toestand van thansoveral aan vallen, geen oogenblik rust, telkens verliezen en hongersnood in het vooruitzicht. Dit ia prachtige tactiek. Ik vergis me niet als ik zog, dat De Wet die uitgedacht en by Botha er door gekregen heeft, want ik weet, dat De Wet er alles van verwachtte, toen by Paar- denberg en Ladysmith de Boerenzaak ver loren is. (Rolt. Nbl.) Noordwykorliout. „De Echo der Duinen", ons fanfarokorp6, is den dop ontkropen on geeft krachtig teekon van leven. Hot bestuur is samengostold als volgt: L. J. Mens, voor zitter; B. M. C. v. d. Ende, secretaris; J. L. Yan Noort, penningmeester; C. P. Broekhof, L. Yan Hensbergon en A. v. d. Slot, commis sarissen. In het geheel zyn er 19 leden en 2 adspirantleden onder leiding van den heer A. Bervaes als directeur. De repetitiën worden gehouden in de zaal van het café „Hot Wapen van Noordwykorhout" en do zaak wordt flink aangepakt. Eerst moest natuuriyk gezorgd worden voor instrumenten, geen kleinigheid voorwaar, want de uitgaven daarvoor vorderden byna f 500. Maar ze zyn er en het Noordwyksch fanfarekorps „St.-Jeroen" word uitgenoodigd ze „in te blazen". Dit nu is voor een paar dagen geschied. Aan het café „Ylashoven" werd „St.-Jeroen" door „De Echo" opgewacht en na door den voorzitter van het laatstgenoemde te zyn verwelkomd, toog men gezamonlyk onder muziek van de gasten naar het repetitie-lokaal. Hier werd door het korps „St.-Jeroen" een heel aardig programma afgespeeld, dat begon met „De Echo der Duinen", een nieuwe com positie van den directeur, den heer Bervaes, en eindigde met het Volkslied. Nog dient vermeld, dat het Noordwyker- houtsoh fanfarekorps had gemeend aan het Noordwyksch een biy vend aandenken aan dezen dag te moeten aanbieden en zoo overhandigde de voorzitter Mens aan zyn collega Van der Weiden onder een toespraak een herinnerings medaille. Het was een schild van zilver, waarop een gouden lier en een inscriptie en waarboven een gouden kroontje, waarvoor de heer Yan der Weiden met eenige welgekozen woorden namens zyn korps bodankto. Het aandenken, dat is geleverd door de firma Van Rossum Du Chattel, te Leiden, ziet er zeer netjes uit. Hoewel natuuriyk geheel Noord wy kei hout op de been was, is alles in de beste orde afgeloopen. Wie gemeend had na den laat6ten toon van het fanfarekorps „St.-Jeroon" spoedig naar huis te gaan, hielden nieuwe verras singen dien avond nog geruimen tyd aan de omgeving geboeid. Ter eere van de logeer gasten werd op het terrein vóór het hotel Het Rechthuis" een vuurwerkje ontstoken, dat onder het zware groen der boomen zoo'n alleraardigst effect teweegbracht, dat hot, zooals ik reeds zeide, het publiek nog lang op de been hield. Gistermorgen waren een ambtenaar by de registratie en de opziener van Rynland, de heer Parlevliet, met eenige huurders van duingronden bezig na te gaan de door de konynen berokkende schade. De heer Parle vliet moet by die excursie zeer getroffen zyn geweeBt door de 6chade, die z(jn „ééne konyn" had aangericht (men herinnert zich zeker nog wel zyn ingezonden stuk over dat „ééne konyn" in het „Leidsch Dagblad"). Ik wed dan ook, dat zoo'n voortplanting zelfs alle zoölogen verstomd, verpletterd doet staan. Laten wo er echter niet langer mee spotten, doch alleen den wensch uiten, dat de arme teelders be- hooriyk zullen worden schadeloos gesteld. Rynsburg. Naar we vernemen, bestaat het voornemen dit jaar wederom ter gelegenheid van den verjaardag van H. M. de Koningin te dezer plaatse een ringrydery te doen houden. 29) „Neen," sprak dezelfde stem nu blykbaar vertoornd. „Gy blyft er buiten 1" „Drommels, nu is myn geduld ten einde," riep de jonge man woedend, die juist door een nieuwe regenvlaag overvallen werd en geen drogen draad meer aan hot lyf had. Maak open, of ik trap de deur in en loop storm tegen de oude barak." Hy begon inderdaad met beide vuisten op 'de deur te trommelen en wat zyn vriendeiyk verzoek niet had kunnen uitrichten, dat be reikte hy met ruwheid. Deze had zeker indruk 'gemaakt op den onzlchtbaren beschermer van den ingang, want na eenige seconden liet zich diens stem op vry wat vriendeiyker toon hooren „Wie zyt gy dan eigeniyk en wat wilt gy „Ik ben voorloopig een door en door natte man, die een droog plekje zoekt. Overigens ben ik in staat u alle bevredigende ophel deringen te geven, over stand, naam, ouder dom, afkomst, geboorteplaats, familie, enz., als dat gewenscht wordt." „Gy hebt dus familie?" „Natuuriyk 1 Ieder monsch moet toch familie hebben." „Ik bedoel van adel?" „Natuuriyk. Maar doe nu eindeiyk open!" „Wacht maar, ik koml" klonk het be moedigend van boven; onmiddeliyk daarop werd het raam gesloten en het licht verdween. „Men schynt hier eerst zyn stamboom op ts moeten geven, ear men binnen gelaten wordt 1" bromde Hans, terwyl hy zich vast tegen de deur drukte, om voor den regen beveiligd te zyn. Mynontwege! Het komt er voor my weinig op aan, my tot graaf te verheffen, als ik maar onder het droge kom en een nachtleger kryg. Goddank, daar gaat eindeiyk de deur open." Inderdaad werd van binnen een sleutel omgedraaid en een grendel teruggeschoven; toen ging de deur open on voor den binnen tredende stond een oude man, die met de rechterhand op een stok loundo en met de linker een lamp vasthield. Het was een magere, gebogen gestalte, die vroeger wel statig geweest kon zyn. De per kamentachtige huid en de duizenden rimpels verleenden aan het gezicht een mummieachtig voorkomen. De oogen stonden dof en onder hot zwarte kapje kwamen enkele witte haren te voorschijn. De weinige stappen schenen den ouden heer aangegrepen te hebben, want hy steunde al strompelend vaster op den stok, terwyl hy zyn gast voorlichtte. „Ik vraag u wel verschooning, dat ik zoo onstuimig binnengekomen ben, maar ik was werkeiyk op het punt weg te dryven," zeide Hans met een buiging. „Heb ik de eer don heer des huizes voor my te zien?" „Udo," vry heer van Eberstein-Ortenau op „Ebersburg," antwoordde deze met genoeg doening. „En gy, mynheer?" „Hans Wehlau Wehlenberg op „Forschung- stein,"" was hot met evenveel voldoening gegeven antwoord. De naam scheen don ouden heer to be vallen. Hy maakte een buiging en sprak op waardigen aan: „Wees welkom, heer Hans Wehlau Web 1 en- berg, en volg myi" Hy maakte de deur weder zorgvuldig toe en ging toen voor, om zyn gast den weg te wyzen. Eerst liepen zy door een ruime gang, waarboven het dak niet al te dicht meer scheen, want de regen had overal op den bodem zyn 6poren achtergelaten. Toen ging het een steile wenteltrap op mot uit gesleten steenen treden, verder door een eindelooze gang, waar iedere schrede op den steenen vloer weerklonk, en in de diepe duisternis, die rondom hen heerschte, was de Jamp, die de burchtheer droeg, de eenige ver lichting. Eindeiyk opende hy een deur en trad met zyn leidsman binnen. „Beschik over dit vertrek," sprak hy, terwyl hy de lamp op de tafel neerzette. „Gy hebt veel van het weder te ïyden gehad, zooals ik zie. Ik wil u nu by het verkleeden niet storen, maar ik verwacht u by den disch. Tot ziens, heer Wehlau Wehlenbergl" Hy groette met een handbeweging, die werkeiyk iets voornaams en ridderlyks had, en ging weg. Hans nam eerst zyn omgeving eens op; het was een klein, somber en sober gemeubileerd vertrek, alleen het ledikant met hoogon hemel, dat tegen den muur stond, scheen vroeger een praohtstuk geweest te zyn; maar het kunstige snywerk was be schadigd en gebroken, het zyden behangsel verbleekt en gescheurd en de beddelakens waren van grof, ruw linnen. „Het zou het beste geweest zyn, maar gauw naar bed te gaan," dacht Hans, terwyl hy in de nabyheid van de kachel een droog- gelegenheid gereed maakte. Omdat echter deze Udo, vryheer van Eberstein-Ortenau, my aan tafel genoodigd heeft, moet ik wel verschenen; maar waar zal ik een droog kostuum van daan halen? Misschien is er wel ergens een oud riddergewaad of zoo iets te vinden, dat ik aan doen kan. Ik geloof, dat het hier grooten indruk zou maken, als ik in een harnas gekleed in de zaal verscheen. Laten wy eens zoeken 1" Hy begon werkeiyk te zoeken en vond al spoedig een kast in den muur, waarop een sleutel stak en die de geheele, zeer bescheiden garderobe van den burchtheer scheen te be vatten. Hans zocht er zonder bedenken de boste stukken uit, waaronder een pelsmantel. Hy was nauweiyka met verkleeden gereed, toen een reeds bejaarde vrouw verscheen, die een doek om het hoofd geslagen had en in zuiver borgdlalect den heer baron verzocht aan tafel te komen. „Maar baron, ik zou my'zelven op zyn minst tot graaf verheven hebben 1" sprak Hans minachtend, terwyl hy de oude vrouw volgde, die hem weer een eind verder de gang in leidde en toen een vertrek binnen trad, dat oogonschyniyk als woon-, eet- en ontvangkamer diende. By het eerste gezioht zag dit vertrek er zeer statig uit, maar vroegere pracht was er zeldzaam vermengd met het verval van heden. De wanden waren nog met kunstige tapyten versierd, de vloerkleeden daarentegen waren zeer eenvoudig en in een hoek stond een gewone kachel. Dezelfde tegenstelling zag men ook in do inrichting: eikenhouten stoelen met hooge leuningen stonden om een tafel van eenvoudig dennenhout; op een ouder wet sch, met prachtig snywerk versierd wandtafeltje stonden een paar gewone glazen notten, en voor het fraaie, ronde venster met de schoone spitsbogen, waarschyniyk hetzelfde, welks lichtschyn voorheen den wandelaar geleid had, hing een gebloem katoenen gordyn. „Ik vraag wel verschooning voor myn vryheid," sprak de jonge man, terwyl hy den burchtheer naderde, die in een armstoel zat. „Myn toilet vorkeerde in zoo'n treurigen toe stand, dat ik er my niet in durfde vertoonen, en op uw goedheid vertrouwende, heb ik my veroorloofd een ander te zoeken." Hy zag er wel wat wonderiyk uit in zyn pelsrok, maar zyn jeugdig gelaat, met de door den bergwind roodgekleurde wangen, en do nog van den regen doorweekte lokken had iets zoo aantrekkelyks, dat de oude vryheer een glimlach op de lippen kreeg en vriendelyk antwoordde: „Het doet my genoegen, dat gy in myn garderobe het noodige gevonden hebt. Ga zitten, ik wilde u nog een vraag doen." „Nu komt het onderzoek naar myn voor vaderen," dacht Hans, en hy had zich niet vergist. Zyn gastheer ging rechtstreeks op het doel af. „Hans Wehlau Wehlenberg dat klinkt goedl" ging hy voort. „Daarentegen is de naam van uw stamslot wel wat ongewoon. Waar ligt „Forschungstein" eigeniyk?" „In Noord-Duitschland, hoer baron," ant woordde Hans, zonder dat hy een spier van zyn gelaat vertrok. „Dat dacht ik al, omdat ik het niet ken.' De Zuid-Duitsche adellyke geslachten met hun stamsloten ken ik allo, want myn geslacht behoort tot de alleroudste. Het stamt uit de tiende eeuw, dat kan historisch bewezen worden, maar de overlovering reikt nog veel verder terug. In Noord-Duitschland is zeker geen enkele zoo oude familie?" Blykbaar maakte hy zich nu gereed ook den stamboom van zyn gast te onderzoekeO| maar deze, die het onheil naderen zag, weerdé het behendig af door een vraag. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1900 | | pagina 10