Feixilleton.
Adellijk en burgerlijk bloed.
Gemeenteraad vu lloerdwljkerhouL
Vergadering van Vrijdag-avond te 8 uren.
Tegenwoordig de burgemeester en alle leden.
De Voorzitter verzoekt de commissie tot het
nazien der gemeente-rekening over 1899 by
[toonde van den heer De Kan rapport uit te
[willen brengen. Deze zegt, dat de commissie
geen stof tot op- of aanmerkingen heeft en
het beheer in orde heeft gevonden. Daarop wordt
'de rekening met een ontvangst van 14,666.89s
en een uitgaaf van /"14,208.44s, alzoo met
een batig saldo van f 453.45 goedgekeurd.
Burg. en Weths. bieden vervolgens de be
grooting voor 1900 aan om in de volgende
vorgadering te worden behandeld.
De begrooting voor de rustende schutterij
wordt vastgesteld.
Bij de voordracht van leden voor het collego
van zetters deelt de Voorz. mede, dat van de
aftredende leden, de heeren Jac. Oostdam Senr.
en P. De Kan, de eerste hem stellig heeft
verklaard voor een eventueele herbenoeming
te zullen bodaDken en dat Burg. en Weths.
in zijn plaats aanbevelen den heer C. Heems
kerk. By stemming wordt deze met algemeene
stemmen benoemd en de heer De Kan herbe
noemd. Met deze zullen als plaatsvervangers
op de voordracht worden geplaatst de heeren
H. Warmerdam en Jac. Van Stein.
De Voorzitter deelt mede, dat by de op
16 dezer plaats gehad hebbende opname van
hoeken en kas van don gemeente-ontvanger
alles in orde is bevonden; dat is ingekomen
de goedkeuring van Ged. Staten van een
af- en overschryving groot f 50,09; dat de
verkoop van het armenhuis niet heeft kunnen
plaats hebben, wegens totale afwezigheid van
kooplustigen; dat de afbraak byna geen
waarde had vanwege haar slechtigheid, de
6teenen waren gebruikt in een achterweg
en de heer v. d. Bosch voor 5 a 6 gld. eigenaar
was geworden van het hout.
Dat mejuffrouw Kokke haar taak als
onderwyzeres in de Zilk heeft aanvaard en
dat den burgemeester verlof i6 verleend om
van den 18den dezer tot den 8sten der
volgende maand zich buiten de gemeente op
te houden.
By de rondvraag vestigt de heer De Kan
de aandacht op den leeiyken aanblik van den
by het afbreken van het armenhuis bloot
gekomen i u en dat hy meent, dat die wel
wat moei. voiden opgeknapt, waarop de
Voorzittei ...woordt, dat die muur niet kon
worden weggebroken, omdat hy nu den
buitenmuur vormt van het huis, dat tegen
het armenhuis was aangebouwd; dat hy er
reeds met den heer Van Dyk, vertegen
woordiger van den eigenaar, over gesproken
heeft en dat hy veronderstelt, dat de toestand
niet zoo zal biyven, daar bedoelde even
bouwvallig is als het armenhuis was. Hierna
wordt de vergadering gesloten.
KOLONIËN,
BATAVIA, 14—16 Juli.
Volgens de „Soerab. Crt." heeft de
Regeering aan het opperbestuur voorgesteld,
te Batavia een inrichting te scheppen voor
middelbaar en vakonderwys, een Indisch
technicum.
Naar het „Bat Nwbl." verneemt, zyn
de werkzaamheden by het hoofdbureau der
genie in den laatsten tyd zoo kolossaal toege
nomen, dat de kolonel Staal in de verplich
ting is gekomen om zyn afdeeling, die vroeger
slechts drie bureaux tolde, met een vierde
uit te breiden.
In verband daarmede zal een vierde kapi
tein definitief by het hoofdbureau worden
overgeplaatst, en zal de benoeming van een
nieuwen luitenant-adjunct vermoedeiyk niet
achterwege blyven.
Naar Cliina,
Het „Bat. Nwbl." schryft:
De kapitein ter zee Lamie, die het ver-
eenigde Nederlandsche eskader in do wateren
van China zal commandeeren, is een van do
bekwaamste hoofdofficieren van onze marine
en de man, dien we onlangs bedoelden, toen
we de eventueele vervanging van den tegen-
woordigen commandant der zeemacht ter
sprake brachten.
Hy heeft de Militaire Willemsorde, een
eervolle vermelding van den Nederlandschen
Leeuw en heeft herhaaldelijk by vreemde
natiën de vlag vertoond. Ook als commandant
van het opleidingszoilvaartuig „Nautilus"
heeft hy zich by zyn omzwervingen op den
Atlantischen Oceaan een uiterst ervaren zee
man getoond.
De luitenant-kolonel der artillerie P. O.
Van der Willigen zal eveneens naar China
vertrekken in het belang der voltooiing zyner
krygskundige studiën.
Hy zal de reis doen met een der 6chepen
van de Java-divisie, indien daartegen althans
geen overwegende bezwaren blyken te bestaan.
Naar men weet, heeft overste Van der
Willigen als kapitein by den generalen staf
gediend en is hy eerst onlangs na een
langdurig verbiyf in Holland als leeraar aan
de Hoogere Krijgsschool in Indië terug
gekeerd.
Men wil, dat zyn zending ook dienen moet,
om, als troepen van de landmacht van Java
zullen gezonden worden, alles voor hun ont
vangst, onder-dak-brenging, verploging, enz.
voor te bereiden.
Naar aan het „Bat. Nwbl." van be
trouwbare zyde gemeld wordt, moesten de
„Piet Hein" en de „Koningin Wilhelmina"
Zaterdag (14 Juli) gereed zyn om zee të kiezen.
Men wachtte op oen telegram uit Holland,
om het juiste tydstip van het vertrek dier
schepen naar China te kunnen bepalen.
Een bataljon Europeanen en een bataljon
Amboneezen zullen op transportschepen volgen.
Als de expeditie eenige maanden duurt,
zullen vooral onze Amboneesjes het duchtig
te kwaad krygen, daar de winter in China
even fel en streng is als in Europa.
Het blad acht het een onbillijkheid, dat,
terwyl de grondwet verbiedt, dat Neder
landsche dienstplichtigen te land, anders dan
met hun toestemming naar de koloniën en
bezittingen van het Ryk in andere wereld-
deelen worden gezonden men er geen
bezwaar in ziet Indische militairen ter ver
dediging van Nederlandsche belangen buiten
Indië te zenden.
In het nummer van 13 Juli leest men:
„Naar men ons thans weer mededeelt, is
het nog geenszins zeker, dat er een colonne
naar China gaat. Gebeurt dit, dan 2al er by
de infanterie tevens eenige artillerie, cavalerie
en genie ingedeeld worden."
Door den Gouverneur-Generaal van Ned.-Indië
zijn de volgende beschikkingen genomen:
CIVIEL DEPARTEMENT. Benoemd: Bij
den dienst van het mijnwezen tot ingenieur der
lste klasse, W. G. Ribbius, thans beJaat met de
waarneming dier betrokking;
tot ingenieur 2do klasse, de ingenieur 8de kl.
E. Middelberg.
Belast: Met de waarneming der betrekking
vau tijdelijk leeraar in de wis- en natuurkunde
by de hoogere burgerschool te Seuiarang, de
adjunct-houtvester der 2de klasse bij het Bosch
wezen E. A. A. Gobée.
Voor den tjjd van vier maanden of zooveel
korter als zal bljjken voldoende te zijn, met de
function van buitengewoon voorzitter van de land
raden te Pekalongan en Batang, de griffier van
do landraden te Bandoeng, Tjitjalengka en Soerae-
dang [Pieanger Regentschappen], mr. A. E. Van
Arkel.
Gesteld: Gedurende den bovenbedoelden ter
mijn ter beschikking van den buitengewonen voor
zitter voornoemd, ten einde met griltierswerk-
zaamhedeu to worden belast, M. E. Wollrabe,
thans ter boscbikking van den voorzitter Yan den
landraad te Brebes-
Voor den tijd van drie maanden of zooveel
korter ala zal blijken voldoefle te zijn ter be
schikking van don voorzitter van den landraad
te Modjokerto [Soerabaiaj om te worden belast
met grillierswerkzaamheden bij die rechtbank, P.
J. Dirksen, thans ter beschikking van den voor
zitter van den landraad te Soerabaia.
V e r 1 e e n d: Wegens langdurigen dienst eon
i'aar verlof naar Europa aan den Raadsheer iu
iet Hoog-Gerechtshof van Nederlandsch-Iudiö mr.
A. C. Y. Helfrich, wordende hjj in verband hier
mede met ingaDg van 5 Augustus 1900, eervol
uit ziju betrekking ontslagen.
Bij het Binnenl. Bestuur op Java en Madoera.
V e r p 1 a a t s t: Van de residentie Bantam naar
de residentie Probohnggo de burgerlijke ambtenaar
V. Lafontaine.
Bij de in- en uitvoerrechten en accijnzen:
Overgeplaatst; Van Rengat (Riouw) naar
Soerabaia de verificateur der 5de klasse W. J.
Ph. I. Tuts;
vau Soerabaia naar Rengat de verificateur der
5do klasse V. H. Veldman.
T ij d e 1 ij k belast: Mot de betrokking van
opziener op ƒ75 'smaanda P. L. M. Van Wagen
burg, thans particulier en geplaatst te Padang.
Bij den waterstaat en 's lands B. O. W.
Geplaatst: lade res. Madoera de benoemde
opzichter 3de kl. C. P. J. Terstappen.
DEPARTEMENT VAN OORLOG. Overge
plaatst: bij de troepenmacht in Atjeh en Onder-
hoorigheden t. n. i:
de lste luit. by de garnizoenscompagnie van
Banka te Blinjoo J. H. C. Vasteuau en de 2de
luit. bij het 13de bataljon C. M. Quack: by de
garnizoenscompngnio van Banka, de lste luit. bjj
het lste depot-bataljon A. I. lloff; bij het 17de
bataljon, de lste luit. by het 3de bataljon J. F. E.
Ten Klooster.
Benoemd: Tot adjudant van den militairen
commandant van Sumatra's Oostkust en gevoerd
a la suite van zijn wapen, de lste luit. bij hot
garnizoensbataljon van Sumatra's Oostkust, H. C.
Kerfekamp.
V e r 1 e e n dWegens langdurigen dienst een
jaar verlof Daar Europa, aan den militairen apo
theker lste kl. W. M. Ottow;
wegens ziekte een tweejarig verlof naar Europa,
aan den majoor der genie, M. A. J. De Haan.
By de militaire administratie.
Bevorderd: Tot lsten iuitonant-kwartier-
meostor, de 2de luitenants-kwartiermeester E. W.
Güntber (met verlof in Nederland), W. F. C.
IiOdlich en A. Heijstek;
tot magazijnmeester lste klasse (majoor), de
magazijnmeester lste kl. (kapitein) A. D. De Bergh
DEPARTEMENT VAN MARINE. Ingetrok
ken: de overplaatsing van don luit. ter zee 2de
kl. P. H. Cool, uit de rolle van Hr. Ms. .Koningin
Wilhelmina der Nederlanden" in die Hr. Ms. 0 Java".
Overgeplaatst: Van de .Koningin Wilhel
mina der Nederlanden" naar 't departement der
marine en vergund wegens ziekte te repatrieeren
de luit. t. z. lste kl. A. H. Baron Van Heerdt
tot Eversburg; van de .Koning der Nederlanden"
naar de „Koningin Wilhelmina der Nederlanden"
onder intrekking zyner overplaatsing a. b. van
de „Piot Hein" de officier van gez. lste kl. R.
Willemsen; van de „Koningin Wilhemina der
Nederlanden" naar de „Sumatra" de officier van
gez. Will Morten; van de .Sumatra" naar de
Piet Hein" de officier van gez. lste kl. J. G.
Detmerz.
De Wet, Olivier, Prinsloo.
(Een Interview).
Ton huize van een geacht Rotterdammer
haddon wy een onderhoud met een zoo juist
van Zuid-Afrika teruggekeerd Transvaalsch
burger, die in Transvaal een hooge staats
betrekking bekleedde en in die qualiteit ge
legenheid had de invloedryke mannen van het
oorlogsterrein van dichtby te zien in al hun
eigenaardigheden. Wy hadden 't allereerst over
Paul Kruger.
De president, aldus onze zegsman, is
niet een sympathiek man in den alledaag-
schen zin van sympathiek. Hy is kortaf,
kribbig en zeer scherp in zyn uitvallen. Hy
is dat ook tegenover zyn vrouw, die even
wel nooit het antwoord schuldig blyft en met
iets imponeerend kalms zeer tersnede oom
Paul's uitvallen beantwoordt.
Maar de president is sympathiek, omdat
hy eeriyk, oprecht en zeldzaam betrouwbaar
is. Zeldzaam voor de republiek. Heel wat
hooge staatsambtenaren hebben zich met
Engelsch goud laten omkoopen, de aanbiedin
gen van John Buil waren dan ook zeer ver-
leideiyk ik weet er van mee te praten.
Doch dit behoeft op dit oogenblik niet verder
geaccentueerd, dat komt later.
Oom Paul is verstandig, in staatszaken
heeft hy een even diepen blik als in oorlogs
zaken, als in menschen. De eenige, in wien
hy en trouwens de meesten onzer zich
bedrogen heeft, was Joubert, die te veel aan
den leiband zyner vrindjes liep, te weifelachtig
en te weinig moedig was, om het recht te
hebben do Boerentroepen aan te voeren. Was
Botha aanvoerder geweest toen de oorlog
begon, of De Wet, de zaken waren anders
geloopen, dan zaten op dit oogenblik de Boeren
als overwinnaars in Kaapstad.
Vooral De Wet was de man geweest, maar
die had ln den aanvang van den oorlog nög
geen invloed. Do Wet is de meest eminente
van alle Boerenveldheeren, eminenter nog dan
Cronjé was.
Ik heb hem heel goed gekend.
De Wet is niet flegmatiek als Olivier en
ook Botha. Hy is veeleer nerveus en opvlie
gend. Hy kan doldriftig zyn en dan spaart
hy niemand of niets. Het verbazingwekkend
succes, dat De Wet thans heeft, verklaar lk
vooral daaruit, dat hy de eenige Boeren
aanvoerder is, die begrip heeft van de macht
van discipline en die dan ook 3trong onder
zyn mannen handhaaft. Wat ik u vertel is
trouwens bekend. Men zegt in Boerenkrmgen,
dat wie onder De Wet's oog in een veldslag
maar gapen durft, gefusileerd wordt. De Wet
durft, als het er op aankomt, een man die
zyn plicht niet doet, tot den kogel voroor-
deelen. En dat durft géén ander, ook Botha
niet, omdat hy zeker opstand onder zyn
troepen zou krygen. Maar De Wet, de man
van discipline, heeft nu dan ook een keurkorps
onder zich, de beste troepen van Zuid-Afrika,
van wie elke man tien Engel6chen staat. Aan
zyn naam is trouwens de faam verbonden
van nooit overwonnen te zyn. Geen Engelsch-
man heeft De Wet ooit klop kunnen geven.
H|) spoelt met de troepen van John Buil,
grjjpt hen nu en dan aan on brengt hun dan
altyd verliezen toe. De Engelschen zyn
werkeiyk bang voor De Wet. Hy is voor hen
het noodlot in dezen oorlog en als de Engel
schen het ten slotte verliezen, wat ik
absoluut zeker geloof zal De Wet het hem
hebben geleverd. Want zyn prachtig manoeu
vreeren langs Buller's verbindingslijn thans
houdt het keur der Engelscho troepen weg
van de plaats, waar zy noodig zyn om met
succes verder te kunnen gaan.
Ik herinner me, dat, na do overgave van
Cronjé, een Engelsche kolonel, die krygs-
gevangene was te Watervalonder, me zei:
Zóó, is Cronjé gevangen. Dat is een
enorm verlies voor de Boeren. Maar, ver
volgde hy, weet je, ze hebben De Wet nog.
En wy hebben toch geen enkelen De Wet.
De Wet is een tamelyk zwaargebouwd
man, met een robust behaard gezicht, maar
met flauwe oogen. Hy maakt zoo uiteriyk
niet den indruk van een man van beteekenis.
Maar zyn stem is prachtig. Hy spreekt zwaar,
diep uit de borst en met een kracht van uit
drukking, waaraan niemand ontkomt Hy is
commandant geboren. Zyn stem beheerscht
kilometers wijdte. Zyn levonawyze is, als die
van alle Boerengeneraals (Joubert uitgezonderd,
want die hield van een lekkere tafel) bijzonder
eenvoudig. Als de minste soldaat voedt hy
zich met een paar beschuiten en wat water.
Hy beroemde er zich eens op een week dag
en nacht te paard te kunnen blyven, met
wat beschuiten en een veldfiesch. Al rydende
zou ik een uur kunnen slapen, nu en dan,
als het noodig zou zyn, zei hy, maar ik zou
het ook wel zonder slaap kunnen doen.
Hy is verbazend gezond, en terwyl Botha
nogal eens aan hoofdpyn ïydt, weet hy van
niets, ook al heeft hy dagen in den oorlog
vechtende en rydende doorleefd. De Wet is
het prachtig typo van den Ouden Voortrekker
en zoolang de Boeren hem hebben, kunnen
zy don kryg niet verliozen.
Een ander man is Olivier, óók in veel op
zichten eminont, maar toch byna een tegen
voeter van De Wet. De Wet is verstandig,
Olivier is sluw; De Wet is voorzichtig, Olivier
is vermetel; De Wet heeft discipline, Olivier
beheerscht zyn mannen door zyn eigenaardig
vertrouweiyk optreden; De Wet wordt ge
vreesd, Olivier bemind; De Wet is opvliegend,
Olivier is sarcastisch.
Ik geloof niot, dat Olivier als veldheer
zooveel beteekent als Do Wet, maar hy is
even betrouwbaar, even hartelijk anti-Engelsch,
even gelukkig in den oorlog als deze. Maar,
zooals ik zei, hy is vermetel en ik heb voor
hem dikwyis myn hart vastgehouden. De
Engelschen krygen De Wet nooit te pakken,
er zou wel de gehoele Engelsche macht tegen
hem samengetrokken moeten worden en dan
misschien nóg niet, maar voor Olivier heb ik
vaak gevreesd. Hy mist, althans toen ik hem
kende miste hy, myns inziens, den ruimen
blik en het alles omvattend overzicht van
De Wet. Ook is hy niet zoo voorzichtig en
hy zou strategische fouten ton opzichte van
het vryhouden van den aftocht kunnen maken,
die by De Wet onmogelijk zyn.
Evenwel zyn deze beide Boerengeneraals
even kranige kerels in liun hart voor de
groote zaak. Vergelyk met hen Prinsloo, die
zich nu pas overgegeven heelt, en gy hebt
„les extrémes". Prinsloo is altyd onbetrouw
baar geweest. Zyn houding in de Biggars-
bergen is bekend. Hoe hy weer aan een
commando gekomen is, ik begryp er niets
van. Hy heeft niet den minsten invloed op
zyn mannen en hy is ook talentloos en mist
persooniyken moed. Terwyl De Wet on Olivier
stevige lui zyn, is Prinsloo klein en zwakjes.
Hy moet een voortreffeiyk schutter zyn, maar
een veldheer is hy niet
Als er wat te loopen valt, is Prinsloo
er byi zeggen de Boeren. Hy liet de zaken
veelal aan zyn onderbevelhebbers over, bleef
rustig op een veilige plaats achter oen kopje
en ging by de minste aarzeling ln het gevecht,
den terugtocht voor. Ik weet ook, dat hy
geen edel mensch is, waarmee ik evenwel
nieta bepaal omtrent z(jn al of niet omkoopbaar
zyn. In vredestyd zou Prinsloo een goed
diplomaat geworden zyn (natuuriyk een
Engelsch [diplomaat I), maar by is geen veld
heer, hy is geen soldaat, hy is geen kern-
Transvaler. Hy en Fereira, de man van
Kimberley, was een goed paar. Maar hy had
door familie en vrienden grooten invloed en
dus trad hy vanzelf op den voorgrond, wat
nu héél, héél jammer blykt.
Omtrent den waarschynlyken uitslag van
den oorlog was onze zegsman zeer optimistisch
gestemd. Ik geloof stellig, zei hy, dat de
Boeren winnen en niet later, maar nu.
Roberts moet, wil hy niet verhongeren,
op Bloemfontein terug. Tonzy or iets on
gelooflijks gebeurt: liet gevangennemen van
Do Wet of iets vreeselyks, hot pakken van
Olivier, zijn over een maand do Engelschen
weer over do Vaal terug. Zy kunnen het met
houden met een zoo telkens afgesneden Yor-
bindingslyn, die z(j niet beschermen kunnen
naar behooren. Hot prysgovon van Johannes
burg en Pretoria is, naar myn innige over-
tuiging, goede tactiek van de Boeren geweest.
Zy hebben dat gedaan in een iyd van vol
slagen desillusie onder hun mannen, toen alles
verloren schoon en toen oen veldslag zeker
vooruit verloren was. Toen lag hun kracht
in het uitputten van den vijand, om hem dan
te slaan, en niets uitputtender voor de Engel
schen dan de toestand van thansoveral aan
vallen, geen oogenblik rust, telkens verliezen
en hongersnood in het vooruitzicht. Dit ia
prachtige tactiek. Ik vergis me niet als ik zog,
dat De Wet die uitgedacht en by Botha er
door gekregen heeft, want ik weet, dat De
Wet er alles van verwachtte, toen by Paar-
denberg en Ladysmith de Boerenzaak ver
loren is. (Rolt. Nbl.)
Noordwykorliout. „De Echo der Duinen",
ons fanfarokorp6, is den dop ontkropen on
geeft krachtig teekon van leven. Hot bestuur
is samengostold als volgt: L. J. Mens, voor
zitter; B. M. C. v. d. Ende, secretaris; J. L.
Yan Noort, penningmeester; C. P. Broekhof,
L. Yan Hensbergon en A. v. d. Slot, commis
sarissen. In het geheel zyn er 19 leden en
2 adspirantleden onder leiding van den heer
A. Bervaes als directeur. De repetitiën worden
gehouden in de zaal van het café „Hot Wapen
van Noordwykorhout" en do zaak wordt flink
aangepakt.
Eerst moest natuuriyk gezorgd worden voor
instrumenten, geen kleinigheid voorwaar,
want de uitgaven daarvoor vorderden byna
f 500. Maar ze zyn er en het Noordwyksch
fanfarekorps „St.-Jeroen" word uitgenoodigd
ze „in te blazen". Dit nu is voor een paar
dagen geschied.
Aan het café „Ylashoven" werd „St.-Jeroen"
door „De Echo" opgewacht en na door den
voorzitter van het laatstgenoemde te zyn
verwelkomd, toog men gezamonlyk onder
muziek van de gasten naar het repetitie-lokaal.
Hier werd door het korps „St.-Jeroen" een
heel aardig programma afgespeeld, dat begon
met „De Echo der Duinen", een nieuwe com
positie van den directeur, den heer Bervaes,
en eindigde met het Volkslied.
Nog dient vermeld, dat het Noordwyker-
houtsoh fanfarekorps had gemeend aan het
Noordwyksch een biy vend aandenken aan dezen
dag te moeten aanbieden en zoo overhandigde
de voorzitter Mens aan zyn collega Van der
Weiden onder een toespraak een herinnerings
medaille. Het was een schild van zilver,
waarop een gouden lier en een inscriptie en
waarboven een gouden kroontje, waarvoor de
heer Yan der Weiden met eenige welgekozen
woorden namens zyn korps bodankto. Het
aandenken, dat is geleverd door de firma
Van Rossum Du Chattel, te Leiden, ziet er zeer
netjes uit.
Hoewel natuuriyk geheel Noord wy kei hout
op de been was, is alles in de beste orde
afgeloopen.
Wie gemeend had na den laat6ten toon
van het fanfarekorps „St.-Jeroon" spoedig
naar huis te gaan, hielden nieuwe verras
singen dien avond nog geruimen tyd aan de
omgeving geboeid. Ter eere van de logeer
gasten werd op het terrein vóór het hotel
Het Rechthuis" een vuurwerkje ontstoken,
dat onder het zware groen der boomen zoo'n
alleraardigst effect teweegbracht, dat hot,
zooals ik reeds zeide, het publiek nog lang
op de been hield.
Gistermorgen waren een ambtenaar by
de registratie en de opziener van Rynland,
de heer Parlevliet, met eenige huurders van
duingronden bezig na te gaan de door de
konynen berokkende schade. De heer Parle
vliet moet by die excursie zeer getroffen zyn
geweeBt door de 6chade, die z(jn „ééne konyn"
had aangericht (men herinnert zich zeker nog
wel zyn ingezonden stuk over dat „ééne konyn"
in het „Leidsch Dagblad"). Ik wed dan ook,
dat zoo'n voortplanting zelfs alle zoölogen
verstomd, verpletterd doet staan. Laten wo
er echter niet langer mee spotten, doch alleen
den wensch uiten, dat de arme teelders be-
hooriyk zullen worden schadeloos gesteld.
Rynsburg. Naar we vernemen, bestaat het
voornemen dit jaar wederom ter gelegenheid
van den verjaardag van H. M. de Koningin
te dezer plaatse een ringrydery te doen houden.
29)
„Neen," sprak dezelfde stem nu blykbaar
vertoornd. „Gy blyft er buiten 1"
„Drommels, nu is myn geduld ten einde,"
riep de jonge man woedend, die juist door
een nieuwe regenvlaag overvallen werd en
geen drogen draad meer aan hot lyf had.
Maak open, of ik trap de deur in en loop
storm tegen de oude barak."
Hy begon inderdaad met beide vuisten op
'de deur te trommelen en wat zyn vriendeiyk
verzoek niet had kunnen uitrichten, dat be
reikte hy met ruwheid. Deze had zeker indruk
'gemaakt op den onzlchtbaren beschermer van
den ingang, want na eenige seconden liet
zich diens stem op vry wat vriendeiyker toon
hooren
„Wie zyt gy dan eigeniyk en wat wilt gy
„Ik ben voorloopig een door en door natte
man, die een droog plekje zoekt. Overigens
ben ik in staat u alle bevredigende ophel
deringen te geven, over stand, naam, ouder
dom, afkomst, geboorteplaats, familie, enz.,
als dat gewenscht wordt."
„Gy hebt dus familie?"
„Natuuriyk 1 Ieder monsch moet toch familie
hebben."
„Ik bedoel van adel?"
„Natuuriyk. Maar doe nu eindeiyk open!"
„Wacht maar, ik koml" klonk het be
moedigend van boven; onmiddeliyk daarop
werd het raam gesloten en het licht verdween.
„Men schynt hier eerst zyn stamboom op
ts moeten geven, ear men binnen gelaten
wordt 1" bromde Hans, terwyl hy zich vast
tegen de deur drukte, om voor den regen
beveiligd te zyn. Mynontwege! Het komt er
voor my weinig op aan, my tot graaf te
verheffen, als ik maar onder het droge kom
en een nachtleger kryg. Goddank, daar gaat
eindeiyk de deur open."
Inderdaad werd van binnen een sleutel
omgedraaid en een grendel teruggeschoven;
toen ging de deur open on voor den binnen
tredende stond een oude man, die met de
rechterhand op een stok loundo en met de
linker een lamp vasthield.
Het was een magere, gebogen gestalte, die
vroeger wel statig geweest kon zyn. De per
kamentachtige huid en de duizenden rimpels
verleenden aan het gezicht een mummieachtig
voorkomen. De oogen stonden dof en onder
hot zwarte kapje kwamen enkele witte haren
te voorschijn. De weinige stappen schenen
den ouden heer aangegrepen te hebben, want
hy steunde al strompelend vaster op den
stok, terwyl hy zyn gast voorlichtte.
„Ik vraag u wel verschooning, dat ik zoo
onstuimig binnengekomen ben, maar ik was
werkeiyk op het punt weg te dryven," zeide
Hans met een buiging. „Heb ik de eer don
heer des huizes voor my te zien?"
„Udo," vry heer van Eberstein-Ortenau op
„Ebersburg," antwoordde deze met genoeg
doening. „En gy, mynheer?"
„Hans Wehlau Wehlenberg op „Forschung-
stein,"" was hot met evenveel voldoening
gegeven antwoord.
De naam scheen don ouden heer to be
vallen. Hy maakte een buiging en sprak op
waardigen aan:
„Wees welkom, heer Hans Wehlau Web 1 en-
berg, en volg myi"
Hy maakte de deur weder zorgvuldig toe
en ging toen voor, om zyn gast den weg
te wyzen. Eerst liepen zy door een ruime
gang, waarboven het dak niet al te dicht
meer scheen, want de regen had overal op
den bodem zyn 6poren achtergelaten. Toen
ging het een steile wenteltrap op mot uit
gesleten steenen treden, verder door een
eindelooze gang, waar iedere schrede op den
steenen vloer weerklonk, en in de diepe
duisternis, die rondom hen heerschte, was de
Jamp, die de burchtheer droeg, de eenige ver
lichting. Eindeiyk opende hy een deur en trad
met zyn leidsman binnen.
„Beschik over dit vertrek," sprak hy, terwyl
hy de lamp op de tafel neerzette. „Gy hebt
veel van het weder te ïyden gehad, zooals
ik zie. Ik wil u nu by het verkleeden niet
storen, maar ik verwacht u by den disch.
Tot ziens, heer Wehlau Wehlenbergl"
Hy groette met een handbeweging, die
werkeiyk iets voornaams en ridderlyks had,
en ging weg. Hans nam eerst zyn omgeving
eens op; het was een klein, somber en sober
gemeubileerd vertrek, alleen het ledikant met
hoogon hemel, dat tegen den muur stond,
scheen vroeger een praohtstuk geweest te
zyn; maar het kunstige snywerk was be
schadigd en gebroken, het zyden behangsel
verbleekt en gescheurd en de beddelakens
waren van grof, ruw linnen.
„Het zou het beste geweest zyn, maar
gauw naar bed te gaan," dacht Hans, terwyl
hy in de nabyheid van de kachel een droog-
gelegenheid gereed maakte. Omdat echter deze
Udo, vryheer van Eberstein-Ortenau, my aan
tafel genoodigd heeft, moet ik wel verschenen;
maar waar zal ik een droog kostuum van
daan halen? Misschien is er wel ergens een
oud riddergewaad of zoo iets te vinden, dat
ik aan doen kan. Ik geloof, dat het hier
grooten indruk zou maken, als ik in een
harnas gekleed in de zaal verscheen. Laten
wy eens zoeken 1"
Hy begon werkeiyk te zoeken en vond al
spoedig een kast in den muur, waarop een
sleutel stak en die de geheele, zeer bescheiden
garderobe van den burchtheer scheen te be
vatten. Hans zocht er zonder bedenken de
boste stukken uit, waaronder een pelsmantel.
Hy was nauweiyka met verkleeden gereed,
toen een reeds bejaarde vrouw verscheen, die
een doek om het hoofd geslagen had en in
zuiver borgdlalect den heer baron verzocht
aan tafel te komen.
„Maar baron, ik zou my'zelven op zyn
minst tot graaf verheven hebben 1" sprak
Hans minachtend, terwyl hy de oude vrouw
volgde, die hem weer een eind verder de
gang in leidde en toen een vertrek binnen
trad, dat oogonschyniyk als woon-, eet- en
ontvangkamer diende.
By het eerste gezioht zag dit vertrek er
zeer statig uit, maar vroegere pracht was er
zeldzaam vermengd met het verval van heden.
De wanden waren nog met kunstige tapyten
versierd, de vloerkleeden daarentegen waren
zeer eenvoudig en in een hoek stond een
gewone kachel. Dezelfde tegenstelling zag men
ook in do inrichting: eikenhouten stoelen met
hooge leuningen stonden om een tafel van
eenvoudig dennenhout; op een ouder wet sch,
met prachtig snywerk versierd wandtafeltje
stonden een paar gewone glazen notten, en
voor het fraaie, ronde venster met de schoone
spitsbogen, waarschyniyk hetzelfde, welks
lichtschyn voorheen den wandelaar geleid had,
hing een gebloem katoenen gordyn.
„Ik vraag wel verschooning voor myn
vryheid," sprak de jonge man, terwyl hy den
burchtheer naderde, die in een armstoel zat.
„Myn toilet vorkeerde in zoo'n treurigen toe
stand, dat ik er my niet in durfde vertoonen,
en op uw goedheid vertrouwende, heb ik my
veroorloofd een ander te zoeken."
Hy zag er wel wat wonderiyk uit in zyn
pelsrok, maar zyn jeugdig gelaat, met de
door den bergwind roodgekleurde wangen, en
do nog van den regen doorweekte lokken
had iets zoo aantrekkelyks, dat de oude
vryheer een glimlach op de lippen kreeg en
vriendelyk antwoordde:
„Het doet my genoegen, dat gy in myn
garderobe het noodige gevonden hebt. Ga
zitten, ik wilde u nog een vraag doen."
„Nu komt het onderzoek naar myn voor
vaderen," dacht Hans, en hy had zich niet
vergist. Zyn gastheer ging rechtstreeks op
het doel af.
„Hans Wehlau Wehlenberg dat klinkt
goedl" ging hy voort. „Daarentegen is de
naam van uw stamslot wel wat ongewoon.
Waar ligt „Forschungstein" eigeniyk?"
„In Noord-Duitschland, hoer baron," ant
woordde Hans, zonder dat hy een spier van
zyn gelaat vertrok.
„Dat dacht ik al, omdat ik het niet ken.'
De Zuid-Duitsche adellyke geslachten met hun
stamsloten ken ik allo, want myn geslacht
behoort tot de alleroudste. Het stamt uit de
tiende eeuw, dat kan historisch bewezen
worden, maar de overlovering reikt nog veel
verder terug. In Noord-Duitschland is zeker
geen enkele zoo oude familie?"
Blykbaar maakte hy zich nu gereed ook
den stamboom van zyn gast te onderzoekeO|
maar deze, die het onheil naderen zag, weerdé
het behendig af door een vraag.
(Wordt vervolgd.)