feze jouraat wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
r FT. f2373
Woensdag S7 Juni.
A°. 1900
Feuilleton.
VERBROEDERING.
PRIJS DEZER COURAUT:
Voor Lelden per 3 maanden. 2" 2 2 f 1.10.
Franco por post. 2 2** 2 l 2 2' i 1.40.
Afzonderlijke Nommera 0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Van 1-8 regels ƒ1.05. Iedere regel meer f 0.17Grootore
letters naar plaatsruimte. Voor hot incasseeren buiton de stad
wordt f 0.05 berekend.
Dit nommer bestaat uit TWEE
Bladen.
Eerste Blad.
Het Openbaar Slachthuis te Leiden.
Moer algemeen werd een ander bezwaar
tegen de oprichting van een abattoir gedoeld.
Men ontkende ook, dat de gemeente moreel
bevoegd zou zijn in het slagersbedrijf in te
grijpen, op een wijze als hier werd voorgesteld.
Maatregelen ter bevordering van de openbare
gezondheid waren zeker gewenscht, naleving
van de Hinderwet plicht, maar in dier voege,
dat vooralsnog eon organischeniet een
mechanische verbetering van het bedrijf word
tot stand gebracht. Men stond hier op het
punt een nieuwen weg in te slaan, zonder
evenwel voldoende rekening te houden met
de verschillende factoren, die op de beslissing
van invloed moesten zijn. Men had moeten
beginnen met eischen te stellen aan do
slachtplaatsen, krachtens de bevoegdheden, by
de Hinderwet en de Verordening op de Vee-
en Vleeschkeuring toegekend. Indien de slacht
plaatsen thans niet in voldoenden toestand
verkeerden, was dit de schuld van Burge
meester en Wethouders, die van hun bevoegd
heden geen behooriyk gebruik hadden gemaakt,
omdat zy, zoolang omtrent do al- of niet-
oprichting van oen abattoir geen beslissing
genomen was, terugdeinsden voor de kosten,
welke den slagers voor het tot-stand-brengen
der noodige verbeteringen zouden worden
opgelegd.
Nu evenwel een organische verbetering
,niet geprobeerd was, was het voorschreven
•van een mechanische niet geoorloofd. Immers,
een algeheele desorganisatie van het bedryf
zou het gevolg zyn van de oprichting van
een openbaar slachthuis. De slagers zoudon
voor het dilemma worden gesteld om öf zelf
I te slachten öf hun waar aan anderen over
to laten, aan do zoogenaamde loomlachters.
Dödén zy het iaatste, dan was het gevaar
gröot, dat by het slachten op ruwe wyze
zou worden te werk gogaan; en gingen zy
zelf naar het slachthuis, dan gold hier het
bekende „ver van zyn zaak, dicht by zyn
'schade". Veel slagers zouden uitsluitend
'vleeschverkooper worden. Een openbaar slacht-
,huis zou een nieuwen stand in het leven
'roepen, dien der grossiers, van wie do kleinere
j slagers koopen en die veelal slechte koeien
slachten. Slager worden menscheu, die geen
behooriyke opleiding hebben gehad, geen
'kennis hebben van het bedryf en geen kapitaal,
en die de goede slagers zullen hinderen.
In één woord, het geheele bedryf zou op
een ander spoor worden geleid en van
veranderen. Neen, eerst moesten den
slagers by verordening de noodige eischen
voor hun slachtplaatsen worden gesteld en
eerst wanneer zy zouden blyken aan die'
eischen niet te kunnen voldoen, zou hun do
verplichting, om van het openbaar slachthuis
gebruik te maken, mogen worden opgelegd.
dan zouden misschien de slagers
zelf om een abattoir komen vragen, in stede
idftt het hun werd opgedrongen.
Een lid verwachtte nog andero nadeelige
van dit ingrijpen in het particulier
bedryf. Door de oprichting van een openbaar
slachthuis zou do gemeente haar verant
woordelijkheid vorgrooten. Zy zou door indirect
als slager en veestal Ier op te treden, ook de
verantwoordeiykheid voor het slachten en de
behandeling van het vee op zich laden.
Ongetwyfeld zouden ook in een openbaar
slachthuis fouten gemaakt worden; dat nu
mocht niet, waar de gemeente iöts op zich
nam, waartoe zy niet verplicht was, wat
buiten haar werkkring lag. Daarom was de
oprichting van een openbaar slachthuis alleen
geoorloofd, wanneer de slagers zich incom
petent verklaren, om hun bedryf naar behooren
uit te oefenen.
Daarby, en andere ledon deelen dit bezwaar,
waar zou het heen moeten, indien de gemeente
het hier gevolgde beginsel consequent wilde
doorvoeren Niet alleen slagers, ook bakkers,
ook melkverkoopers moeten hun inrichting
zoo besturen, hun producten met zooveel zorg
behandelen, dat zy niet schadeiyk kunnen
zyn voor de gezondheid. Dit was zelfs nog
meer noodig, waar brood en melk nog voor
namer voedingsmiddelen zyn dan het vleosch
en meer blootstaan aan vervalsching. Zal de
gemeente nu ook de bakkers gaan beperken
in hun bedryf en een centrale bakkery gaan
oplichten? En zal zy een grooten veestal voor
het melkvee gaan bouwen? En zal zy ten
slotte zelve ook den verkoop der waren
moeten tor hand nemen? Dien weg keurde
men af: hy zou allerlei kleine socialistische
instellingen in do gemeente in hot leven
roepen. Neen, do gemeente behoorde zich te
beperken tot hot uitoefenen van toezicht, tot
keuring der levensmiddelenzy moest regelen
stellen, welko by de uitoefening van hot
bedryf moeten worden in acht genomen, en
straffen, waar die regelen niet werden nage
leefd of schadelyke levensmiddelen werden
verkocht. Yan aantasten van het bedryf be
hoorde zy zich te onthouden, omdat dit
overbodig was.
Niet minder krachtig was echter de tegen
spraak, lyelkö dezen beweringen van ver
schillende andere loden ten deel viel. Al was
men ook daar niet blind voor hot bezwaar,
in de belemmering van het bedryf gelegen,
en al zou men er verre do voorkeur aan
geven, indien iedere slager in het door hom
gekozen pand, mits onder ovon groote waar
borgen, zyn bedryf kon uitoefenen, men was
er van overtuigd, dat de noodige eischen niet
konden worden gesteld zonder de slagers in
nog veel ongunstiger financieels positie te
brengen, met dit gevolg, dat zyzelven op den
bouw van een openbaar slachthuis zoudon
aandringen. Daarom was die omwonteling in
het slagersbedryf dan ook geen overwegend
bezwaar, te minder, waar groote voordeelen
daartegenover stonden. Immers, hoe meer
inrichtingen by elkander zyn, hoe meer haar
bezwaren in het oog vallen en hoe gemakke-
ïyker men die kan vorwyderen. In veel parti
culiere slachtplaatsen is het onmogelyk om
de misstanden te verwyderen, eenvoudig
omdat men zo niet kent. En wat het bezwaar
betrof, tegen de zoogenaamde loonslachters
aangevoerd, de vraag was gewettigd of het
ook nu, zonder abattoir, by do kleine slach
ters niet het slechtst ging en of de beroeps-
slachters het werk dan nog niet beter zouden
doen? Daarby zouden de kleine slagers, als
er een abattoir was, hun bedryf kunnen staken
en afnemers worden van de grossiers. Dat
de grossiers niet het boste vee kochten, was
misschien waar, maar zouden ook nu de
kleine slagers niet het slechtste vee slachten
En was men dan gerechtigd de organische
hervorming in de particuliere slachtplaatsen
in te voeren, waar die hervorming den slagers
groote financieel© lasten zou opleggen, de
onzekerheid, dat zy zou slagen, groot was,
en in ieder geval de contrölb op de naleving
der gestelde eischen uiterst moeilyk zou zyn?
Die proefneming was niet geoorloofd, tenzy
men den slagers de kosten zou vergoeden.
En stol, dat de proefneming mislukte, en de
kleine slagers om een abattoir kwamen
vragen, dan zouden do groote slagers al die
uitgaven voor niets gedaan hebben. Het was
dan ook geen wonder, dat Burgemeester en
Wethouders, hangende de beslissing omtrent
de oprichting van een abattoir, in hun eischen
niet zoo ver waren gogaan, als een behooriyke
voorziening in don toestand der slachtplaatsen
zou vorderen. Dit zou zeer onbiliyk zyn, indien
tot de oprichting werd besloten. Maar mocht
dit niet geschieden, dan zouden die eischen
in al hun gestrengheid moeten worden gestold,
en daarom was de oprichting zeer zeker in
het belang van de slagers zei ven. In ieder
geval zouden de kleino slagers dan te
gronde gaan, terwyl zy b|j do oprichting
van een abattoir hun bedryf kunnen biy-
von uitoefenen. Ook uit éen oogpunt van
concurrentie werd daarom de oprichting van
een abattoir toegejuicht, die minder bemid
delden in de gelegenheid stelt het slagers
bedryf uit te oefenon. En wat eindelyk het
bezwaar betrof, dat de slagers zeiven zich
incompetent moeten verklaren en op een
abattoir aandringen, die incompetentverklaring
zou ongetwyfeld volgen, indien.men aan de
slachtplaatsen dezelfde eischen ging stellen
en deze aan dezelfde contrólo onderwierp,
welke op een openbare slachtplaats worden
in acht genomen.
Ook de in de Secties aanwezige deskundige
verklaart, dat een afdoende verbetering der
particuliere slachtplaatsen een practische
onmogelykheid is; nergens had men dan ook
het stellen van zoo ver gaando eischen aan
gedurfd. Allerlei verbeteringen hadden Burge
meester en Wethouders op zyn advies voor
geschreven -en toch was het resultaat nagenoeg
nul geweest. Alleen oen abattoir kon vol
komenheid geven, al hot andore waren slechts
palliatieven, of do kosten zouden zoo hoog
moeten zyn, dat de slagers zelf een abattoir
zouden wenschon.
Daarby mocht men toch ook niet uit het
oog verliezen, dat by het bestaan van een
abattoir voel minder kleino slagers zoudon
failleeren dan thans, omdat zy dan niet meer
voor hun slachtplaatsen zouden behoeven te
zorgen.
Daarentegen werd echter door twee andere
leden weder aangevoerd, dat do slagers tegen
het aanbrengon van afdoende verbeteringen
geen bezwaren zouden hebben, indien het
vaststond, dat er geen abattoir kwam, en dat
ook voor hot to niet gaan der kleinere slagers
en hot doen van onnoodigo uitgaven voor de
grootere niet behoefdo te worden gevreesd,
daar zich ty dons het ontwerpen der verordening,
dio do te stellen eischen regelde, een communis
opinio onder de slagers zou vormen, in hoe-
vorro naleviDg dier eischen mogelyk zou zyn.
Boe denken de slagers zeiven over een
abattoir? vroegen verschillende loden. Men
meende gehoord te hebben, dat do slagers in
Amsterdam en Rotterdam weinig met hot
slachthuis waren ingenomen, hoewel do directie
daar zeer hpmaan te werk ging.
De meeste slagers, 7.00 luidde het antwoord
van den in de Secties aanwezigen deskundige,
stelden het bezit van een abattoir op hoogen
prys. Niet in het begin; dan vonden zy het
lastig, maar al spoedig gingen zy allo ge
makkon, die een abattoir hun aanbood, waar-
deeren. Vooral wanneer aan het slachthuis
een koolhuis vorbonden was, waren zy er
spoedig mede verzoend. Indien dan ook de
slagers te Arasterdam en Rotterdam niet met
het slachthuis waren ingenomen, moest dit
zeker vooral aan .het gemis van een koelhuis
worden toegeschreven. Reeds daarom alleen
echter moeten veel slagers een abattoir waar-
deeren, omdat zy by gemis daarvan hun
bedryf onmogelyk op zoo uitgebreide schaal
zouden kunnen uitoefenen.
Die betrekkeiyk spoedige tevredenheid van
de slagers beteekent echter voor een der
leden weinig. De mensch heeft nu eenmaal
een machtig adaptatievermogen en hy vindt
ai spoedig goed, waar hy eenmaal aan gewend
is. Dit argument woog dus niet zwaar.
Daartegenover werd echter beweerd, dat
men zich dan ook evenmin als een argument
tegen de oprichting van een openbaar slacht
huis mocht boroepen op het verzet van de
slagers tegen een abattoir uit oude gewoonte,
omdat het nog niet bestaat en zy dus do
voordoelen nog niet hebben leeren kennen.
Leiden, 27 Juni.
Op de Classical© vergadering van Leiden
waren heden 30 predikanten en 38 ouder
lingen tegenwoordig.
Herkozen werd als ouderling voor het
Provinciaal Kerkbestuur de heer C. Brunt, te
Woerden, en als secundus de heer P. J. Los,
te Leiden.
Voor het Classicaal Bestuur als praeses J.
Nierstrasz, pred. te Leiderdorp, als scriba W.
IClercq, pred. te Koudekerk, als assessor J.
J. Yan Walsem, pred, te Noordwyk-aan-Zeo,
als ouderling do heer W. F. Van Wyk, to
Leidon, als quaestor W. Klercq, pred. te
Koudekerk, als socundi H. G. Yan Endt,
pred. te Woerden, J. M. Wensinck, pred. te
Alfen, J. J. Yan Walsem, pred. te Noordwyk-
aan-Zee, en de heer F. J. Los, te Leiden.
Gekozen tot secundus J. Hoogenraad, pred.
te Leiden.
Yoor het akte-examen lager onderwys is
geslaagd mej. H. Hitman, alhier.
De by do Kweekschool voor Zoevaart
alhier gedetacheerde marihier dor 1ste klasse
F. Gazendam wordt don 2den Juli a. s. ont
scheept en keert alsdan terug naar het korps,
dientengevolge wordt zyn detacheoring by
genoemdo Kweekschool met geiyken datum
ingetrokken.
Hot gonootschapsjaar der Maatschappy
tot Nut van 't Algemeen begint 1 Juli en
niet 1 Mol, geiyk gisteren by de mededeeling
der samenstelling van het Leidsch depar-
temeatsbestuur gemeld werd.
Door hot Provinciaal Utrechtsch Genoot
schap van Kunsten en Wetenschappen zyn
gekozen tot leden dor natuur- en geneeskun
dige sectie do heeren: dr. D. A. Do Jong,
Leiden; J. J. Laar, Utrecht; dr. W. M. Pynap-
pel, Zwolle; dr. R. H. Saltet, Amsterdam;
dr. J. C. Th. Scheffer, Oegstgeest; J. Wilter-
dink, Leidon, en dr. P. Zeeman, Amsterdam
tot leden der sectie van letterkunde, wysbe-
geerte en geschiedenis de heerendr. N. J.
Beverson, Zwolledr. T. De Boer, Groningen
dr. Th. Bussemaker, Groningendr. H. Canne-
gieter, 's-Gravenhage; N. A. Cramer, Zwolle;
dr. H. J. Elhorst, 's-Gravenhage; dr. J. H.
Gunning J.Hz., Utrecht; dr. J. De Jong,
's-Gravenhage; dr. H. M. Van Nes, Rotter
dam; dr. R. Van Oppenraay, Amsterdam, en
O. Poonsen, Delft; en tot leden der sectio
van rechtsgeleerdheid en staatswetenschappen
de heeren: mr. H. L. Asser, Alkmaar; mr.
L. Ch. Besier, mr. K. H. Beyen Jr., mr. W.
L. S. Bilderdyk en mr. J. J. Carsten, allen
Utrecht; jhr. mr. W. C. Th. Van Doornj
's-Gravenhage; mr. R. E. Hattink, Almelooj
mr. J. Kruseman, Amsterdam; mr. dr. J. E.
Millard, Utrecht, en mr. A. D. W. De Vries,
's-Gravenhage.
De collecte voor hot Fonds tot aan
moediging en ondersteuning van den ge-
wapenden dienst in de Nederlanden, heeft in
do gemeonte L i s s e opgebracht f 53.68, te
Hazerswoude 27.56'/i-
-Beroepen is bij de Evang.-Luthersche
Gem. te Woerden as. A. P. De Groot, te
St.-Michielsgestel.
Naar wy vernemen, hoeft mr. W. J.'
Snouck Hurgronjo een verzoek om eervol,
ontslag als schoolopziener In het arrondisso-
mont 's-Gravenhage ingediend.
Het is zeker eon bowys van hoogo waar-
deoring, dat alle hootfröff Varropenb. scholen
te 's-Gravenhage, zonder uitzondering, ge-
zamenlyk eon requoat aan den minister van
binnenlandsche zukpn hébben gericht, waarin,
zy den minister verzoeken zyn invloed te
willen aanwenden, om den heer Snouck Hur
gronjo op zyn besluit te doon terugkomen.
Een verzoek van geiyke strekking is mede
namens ailen gezonden aan den heer Fabius,
don inspecteur van het L. O., tot wiens in
spectie het arr. 's-Gravenhage behoort. Vad.)
Dr. Leyds, gezant van deZuid-Afrikaauscho
Republiek, werd gisteravond met zyn secretaris
in het „Hotel De Twee Steden" te's-Graven-1
hage verwacht.
Z. D. H. de Bisschop van Haarlem hoeft
benoomd tot Deken en Pastoor te Schagen
don weleerw. heer G. S. Koopman en tot
pastoor te Oude-Wetering den weleerw. heer
G. M. Dirken, kap e'aan te Amsterdam (O. L,
Yr. Onb. Ontvangenis).
Te Rotterdam is In den ouderdom van
49 jaren na een korte ziekte overleden dr. W.
C. L. Van Schalk, leeraar aan de H. B.-S.
met 5-jarigen cursus on de Academie van
beeldende kunsten aldaar.
Het bestuur der Yoreeniging voor den
Effectonhandel te Amsterdam bericht, dat, te
beginnen mot Zaterdag 14 Juli a. b. alle
Zaterdagen in Juli en Augustus als Beurs-
vacantiedagen zullen worden beschouwd, zoo-
dat op die dagen geen pryscouraut van
effecten zal worden opgemaakt.
Naar men verneemt, is kennis dor Noder-
landsche taal verplichtend gesteld voor de by
het Belgische gozantschap to 's-Gravenhage^
werkzame leden,
By de verkiezing van twee loden voor i
don gemeenteraad te Haarlem in de plaats j
van do heeren M. O. De Kanter on Jhr. mr. j
A. J. -Rethaan Macaró uyn gisteren gekozen
de heeren H. F. Yan Tlilel (lib.) on M. De
Braai (kath. en anti rev.)
Yan do 801 geldige stemmen vorkreeg do
heer Yan Thiel or in zyn district 492, do
hoor W. Küppers (kath. en anti-rov.), zyn eenige
tegencandidaat, 309.
De tegencandidaat van den hoor Do Braai
was do hoor mr. A. A. Van dor Mersch (lib.)
Dozo vorwiorf 453 stommen, tegon do go-
kozeno 487.
De Raad dor gomeonto Stad Alinoloo zal
eerstdaags een boslissing nemen o ntront do
verlichting.
Hot voorstel van B. on Ws. strekt tot
oprichting naast do gasfabriek van oen elec-
trischo centrale. De exploitatie daarvan zal
voor een bepaald aantal jaren op de voor
waarden, in het concept-contract vastgesteld,
worden opgedragen &6f de Eerste Nederland-
sche Eloctriciteit-Maatschappy.
Met belangstelling wordt do boslissing van
6)
„En toch, liefste juffrouw, Is het juist deze
plok* waarvan hot bezoek ons zeer na aan
het hart ligt. Het is de laatsto rustplaats van
den vader van mijn neef hier, luitenant Von
en van een besten vriend van my.
Beiden zyn op het slot Ladonchamps aan hun
wonden bezweken en in gindsch boschje ter
laatste ruste neergelegd."
Het donkere oog der dame keerde zich
naar Koenraad; toen zy zyn blik
ontmoette, overtoog een rooskleurige blos
wangen, en zy sloeg de oogen neer.
„Dat is wat andors, mynheer," sprak zy
toen, DIk wil u in uw gevoelens van piëteit
oiot hinderend in den weg treden. Sta my
u naar de graven te geleiden, opdat gy
kunt, dat uw vrienden onder goede hoede
rusten."
Zy ging weer door het houtgewas; do
volgdeD. Na eenige schreden opende
voor hun blikken een kloino open ruimto,
in het midden waarvan zich een eenvoudig
monument vorhiefrechts en links
dit gedenkteeken lagen twee met eon-
roudige kruisen en ryken bloementooi ver-
ïierde grafheuvels.
„Daar, onder die kruisen, rusten de beide
officieren," sprak de jongedame
net ernstige stem.
Er volgde een oogenblik van plechtige
toen knielden beide mannen aan den
met van het monument neder en zonden een
tort, doch vurig gebed ten hemel voor de
der dapperen, die hier op vreemden
grond hun jeugdig leven in den bloedigen
dienst des vaderlands gelaten hadden
„Toon wy de arme vrienden hier aan hun
laatste rustplaats overgaven," begon do generaal
weder op bewogen toon, „was het boschje
©enigszins verwilderd. Men hoeft het sedert
dien tyd verzorgd en verfraaid, mejuffrouw;
mogen wy daarvoor onzen hartelyksten dank
betuigen?"
„O neen, de dooden zyn onze vijanden
niet meer."
„Ook by hun leven waren zy niet uw
vyanden, mejuffrouw; doch neen, niet deze
droevige herinneringen l Aan de graven onzer
dooden moeten zy zwygen. Wy begroeven
hier ook nog een derden officier, tot het
Fransche leger behoorendeRust hy onder
dien marmeren steen?"
De generaal trad dichter op het gedonk-
tceken toe en las het in het Fransch gestelde
opschrift: i„Hier rust Engène, markies De
Ladonchamps, luitenant in het regiment
Yerrast hield hy op. „A, mejonkvrouw, was
het dan een bloedverwant van u?"
„Het was myn vader."
„Uw vader? Nu begrijp waarom g|j
deze plek voor het lastig bezoek van vreemden
wilt boschermon. Maar, mejuffrouw, met het
zelfde recht als gy, staan wy op dezen
geheiligden grond: uw vader rust hier, do
vader van myn jongen vriend rust aan do
zyde van uw vader."
Met een hartoiyk gebaar stak de dame don
generaal de slanke rechterhand toe. „Kom
zoo vaak het u belieft, mynheer," antwoordde
zy diep bewogen. „Uw recht op deze plek
is even groot als het myne. Ik verheug my,
den zoon van den man te leeren kennen, die
de laatste vriend van myn armen vader was."
.Weet gy dan....".
„In zyn laatsto aantoekoningen spreekt
myn vader van een Pruisisch officier, die met
hem, zwaar gewond, op dezelfde kamer gelegen
had. In do weinige dagen, die hun nog bo
schoren waren, sloten zy vriendschap
„Ja, mejuffrouw, de vriendschap van twee
holden, die voor huu vaderland, voor hun
volk, voor hun vorst den dood op het slagveld
stierven. Ook myn vriend, de vader van myn
neef, verhaalt in zyn brieven van dien Fran-
schen officierIk dank u, mejuffrouw, dat
gy zyn graf en dat van den anderen dapperen
kameraad zoo godvruchtig hebt laten ver
zorgen."
Ook Koenraad was diep bewogen. Hy trad
dichter op het graf zyns vaders toe. „Mag ik
een roos van myns vaders graf meenemen?"
vroeg hy.
„O zeker, mynheer. Sta my toe..l. hier,
noem de witte roos en deze purperrood©.
De jongedame brak zelve de bloemen af
en reikte zo den officier.
„Hot teeken van den bloedigen kryg en
den liofiyken vrede," sprak zy zacht.
„Ik dank u van ganscher harte, mejuffrouw."
Een wyle stonden zy, in gepeins en her
inneringen verzonken, nog by de graven stil.
Eindelyk zei de generaal: „Wy willen niet
langer storen, mejonkvrouw. Sta ons toe, ons
te verwyderen 1"
„Zeker niet, heer generaal," antwoordde de
jeugdige slotvrouwe met een aanminnigen
glimlach. „Treedt een oogenblik ons huis
binnen, mfin grootvader zal zich verheugen,
vrienden van den vriend zyns zoons te mogen
begroeten."
„U is zeer goed, mejuffrouw. Ik zond straks
een onden tuinman, dien ik toevallig in het
park aantrof, met myn kaartje en myn ver
ontschuldiging naar,het slot.,/V
„Geen woord moor van verontschuldiging,
heer generaal 1 Wy zyu wel is waar geeh
groote vrienden der Pruisen," voegde zy or
glimlachend by, „maar wy weten toch uit
zonderingen te maken."
„Zoo ik my tot deze uitzonderingen mocht
rekenen, zou ik mij zeer gelukkig achten."
Wederom gloed een schelmsch glimlachjo
om de roode lippen der jonge markiezin.
„Daar komt do oude Frangois met myn
grootvader." Zy snelde den ouden heer te
gemoet, dien Koenraad terstond herkende.
„Oom," fluisterde hy den generaal in, „dat
zyn de heer en dame, van wie ik u straks
verteldo. Nu zullen we ook Greta Martens
wederzien."
„OnbegrypeiykI'. Maar stil nu I1Wy
zullen wel zien, of ge geiyk hebt."
De oude markies trad snel op de bolde
officioren toe en stak zyn hand naar den
generaal uit.
„Uw kaartje, mon camarado," sprak hy,
„en do ophelderingen van myn kleindochter
zeggen my; dat ik een vriend in u begroeten
mag. Uw naam komt ook in de laatste aan-
toekeningen van myn zoon voor
„Het was my vergund, heer markies, uw
gewonden zoon, die met myn vriend en myn
zwager op dezelfde kamer lag, in zyn laatste
uren ter zyde te staan."
„Ik weet hetl En weest my daarom van
harto welkom op het slot Ladonchamps, gy
en uw jonge vriend, de zoon van don naast
myn zoon rustenden held!"
Do oude heer schudde ook Koenraad
harteiyk de hand. „Mag ik u verzoeken, myn
heeren, myn gasten te zyn?"
„Wy wilden volstrekt niet storen* mynheer
de markies
,Gy stoort niet! Ik ben een oude, oen-
voudigo soldaat, generaal. Do litol van markies
is my niet zoo dierbaar als dio van generaal,
dien ik op de slagveldon van do Krim en in
Italië behaald heb. Laten wij kameraden zyn,
myn heeren! Gy hebt Frankryk overwonnen
in ridderlijken stryd ik ben vertoornd op
u geweest ik bob Duitschland gehaat
dat is voorby, mon camarado! Ik heb do
laatste jaren leeren inzien, dat do schuld van
al hot ongeluk niet u, niet Duitschland treft
myn arm vaderland zelfmaar genoog t
Geon woord verder over politiek geen woord
meer over don haat en den stryd dor volken!
Hier aan het graf onzer dierbaren is het niet
de plaats voor zulke woorden l Komt, myn
heeren! Drinken wy een glas wyn ter her
inneringen aan onzo dooden1"
Het zou onbeleefd zyn goweost de harte-
ïyke uitnoodiging van den ouden heer af to
wyzon. Men begaf zich dus met hom en de
jonge markiezin naar hot kasteel, in welks
tuinzaal een eenvoudig ontbyt was opgediend.
Do oude markies, wiens herinneringon by na
nog tot de tydon van den eerston Napoleon j
opklommen, was zeer opgeruimd. Ook generaal
Von Brunk liet zich don wyn van den mar
kies en ouden Bonapartistischen soldaat voor-
treffelyk smaken. Clarisso, de kleindochter van
don markies, nam met betooverende gratie
de honneurs waar. Koenraad kon zyn oogen
niet van do bekoorlyko, 6lanke gestalte
afwendenhy zat als te droomen, op zyn hart
daaldo hot neder, als de zoete sluier der Maja„
uit onbestemde verlangens, uit bange ver-,
wachtingen en wonschen geweven
{Wordt vervolgd.)