feze jouraat wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. r FT. f2373 Woensdag S7 Juni. A°. 1900 Feuilleton. VERBROEDERING. PRIJS DEZER COURAUT: Voor Lelden per 3 maanden. 2" 2 2 f 1.10. Franco por post. 2 2** 2 l 2 2' i 1.40. Afzonderlijke Nommera 0.05. PRIJS DER ADVERTENTIËN Van 1-8 regels ƒ1.05. Iedere regel meer f 0.17Grootore letters naar plaatsruimte. Voor hot incasseeren buiton de stad wordt f 0.05 berekend. Dit nommer bestaat uit TWEE Bladen. Eerste Blad. Het Openbaar Slachthuis te Leiden. Moer algemeen werd een ander bezwaar tegen de oprichting van een abattoir gedoeld. Men ontkende ook, dat de gemeente moreel bevoegd zou zijn in het slagersbedrijf in te grijpen, op een wijze als hier werd voorgesteld. Maatregelen ter bevordering van de openbare gezondheid waren zeker gewenscht, naleving van de Hinderwet plicht, maar in dier voege, dat vooralsnog eon organischeniet een mechanische verbetering van het bedrijf word tot stand gebracht. Men stond hier op het punt een nieuwen weg in te slaan, zonder evenwel voldoende rekening te houden met de verschillende factoren, die op de beslissing van invloed moesten zijn. Men had moeten beginnen met eischen te stellen aan do slachtplaatsen, krachtens de bevoegdheden, by de Hinderwet en de Verordening op de Vee- en Vleeschkeuring toegekend. Indien de slacht plaatsen thans niet in voldoenden toestand verkeerden, was dit de schuld van Burge meester en Wethouders, die van hun bevoegd heden geen behooriyk gebruik hadden gemaakt, omdat zy, zoolang omtrent do al- of niet- oprichting van oen abattoir geen beslissing genomen was, terugdeinsden voor de kosten, welke den slagers voor het tot-stand-brengen der noodige verbeteringen zouden worden opgelegd. Nu evenwel een organische verbetering ,niet geprobeerd was, was het voorschreven •van een mechanische niet geoorloofd. Immers, een algeheele desorganisatie van het bedryf zou het gevolg zyn van de oprichting van een openbaar slachthuis. De slagers zoudon voor het dilemma worden gesteld om öf zelf I te slachten öf hun waar aan anderen over to laten, aan do zoogenaamde loomlachters. Dödén zy het iaatste, dan was het gevaar gröot, dat by het slachten op ruwe wyze zou worden te werk gogaan; en gingen zy zelf naar het slachthuis, dan gold hier het bekende „ver van zyn zaak, dicht by zyn 'schade". Veel slagers zouden uitsluitend 'vleeschverkooper worden. Een openbaar slacht- ,huis zou een nieuwen stand in het leven 'roepen, dien der grossiers, van wie do kleinere j slagers koopen en die veelal slechte koeien slachten. Slager worden menscheu, die geen behooriyke opleiding hebben gehad, geen 'kennis hebben van het bedryf en geen kapitaal, en die de goede slagers zullen hinderen. In één woord, het geheele bedryf zou op een ander spoor worden geleid en van veranderen. Neen, eerst moesten den slagers by verordening de noodige eischen voor hun slachtplaatsen worden gesteld en eerst wanneer zy zouden blyken aan die' eischen niet te kunnen voldoen, zou hun do verplichting, om van het openbaar slachthuis gebruik te maken, mogen worden opgelegd. dan zouden misschien de slagers zelf om een abattoir komen vragen, in stede idftt het hun werd opgedrongen. Een lid verwachtte nog andero nadeelige van dit ingrijpen in het particulier bedryf. Door de oprichting van een openbaar slachthuis zou do gemeente haar verant woordelijkheid vorgrooten. Zy zou door indirect als slager en veestal Ier op te treden, ook de verantwoordeiykheid voor het slachten en de behandeling van het vee op zich laden. Ongetwyfeld zouden ook in een openbaar slachthuis fouten gemaakt worden; dat nu mocht niet, waar de gemeente iöts op zich nam, waartoe zy niet verplicht was, wat buiten haar werkkring lag. Daarom was de oprichting van een openbaar slachthuis alleen geoorloofd, wanneer de slagers zich incom petent verklaren, om hun bedryf naar behooren uit te oefenen. Daarby, en andere ledon deelen dit bezwaar, waar zou het heen moeten, indien de gemeente het hier gevolgde beginsel consequent wilde doorvoeren Niet alleen slagers, ook bakkers, ook melkverkoopers moeten hun inrichting zoo besturen, hun producten met zooveel zorg behandelen, dat zy niet schadeiyk kunnen zyn voor de gezondheid. Dit was zelfs nog meer noodig, waar brood en melk nog voor namer voedingsmiddelen zyn dan het vleosch en meer blootstaan aan vervalsching. Zal de gemeente nu ook de bakkers gaan beperken in hun bedryf en een centrale bakkery gaan oplichten? En zal zy een grooten veestal voor het melkvee gaan bouwen? En zal zy ten slotte zelve ook den verkoop der waren moeten tor hand nemen? Dien weg keurde men af: hy zou allerlei kleine socialistische instellingen in do gemeente in hot leven roepen. Neen, do gemeente behoorde zich te beperken tot hot uitoefenen van toezicht, tot keuring der levensmiddelenzy moest regelen stellen, welko by de uitoefening van hot bedryf moeten worden in acht genomen, en straffen, waar die regelen niet werden nage leefd of schadelyke levensmiddelen werden verkocht. Yan aantasten van het bedryf be hoorde zy zich te onthouden, omdat dit overbodig was. Niet minder krachtig was echter de tegen spraak, lyelkö dezen beweringen van ver schillende andere loden ten deel viel. Al was men ook daar niet blind voor hot bezwaar, in de belemmering van het bedryf gelegen, en al zou men er verre do voorkeur aan geven, indien iedere slager in het door hom gekozen pand, mits onder ovon groote waar borgen, zyn bedryf kon uitoefenen, men was er van overtuigd, dat de noodige eischen niet konden worden gesteld zonder de slagers in nog veel ongunstiger financieels positie te brengen, met dit gevolg, dat zyzelven op den bouw van een openbaar slachthuis zoudon aandringen. Daarom was die omwonteling in het slagersbedryf dan ook geen overwegend bezwaar, te minder, waar groote voordeelen daartegenover stonden. Immers, hoe meer inrichtingen by elkander zyn, hoe meer haar bezwaren in het oog vallen en hoe gemakke- ïyker men die kan vorwyderen. In veel parti culiere slachtplaatsen is het onmogelyk om de misstanden te verwyderen, eenvoudig omdat men zo niet kent. En wat het bezwaar betrof, tegen de zoogenaamde loonslachters aangevoerd, de vraag was gewettigd of het ook nu, zonder abattoir, by do kleine slach ters niet het slechtst ging en of de beroeps- slachters het werk dan nog niet beter zouden doen? Daarby zouden de kleine slagers, als er een abattoir was, hun bedryf kunnen staken en afnemers worden van de grossiers. Dat de grossiers niet het boste vee kochten, was misschien waar, maar zouden ook nu de kleine slagers niet het slechtste vee slachten En was men dan gerechtigd de organische hervorming in de particuliere slachtplaatsen in te voeren, waar die hervorming den slagers groote financieel© lasten zou opleggen, de onzekerheid, dat zy zou slagen, groot was, en in ieder geval de contrölb op de naleving der gestelde eischen uiterst moeilyk zou zyn? Die proefneming was niet geoorloofd, tenzy men den slagers de kosten zou vergoeden. En stol, dat de proefneming mislukte, en de kleine slagers om een abattoir kwamen vragen, dan zouden do groote slagers al die uitgaven voor niets gedaan hebben. Het was dan ook geen wonder, dat Burgemeester en Wethouders, hangende de beslissing omtrent de oprichting van een abattoir, in hun eischen niet zoo ver waren gogaan, als een behooriyke voorziening in don toestand der slachtplaatsen zou vorderen. Dit zou zeer onbiliyk zyn, indien tot de oprichting werd besloten. Maar mocht dit niet geschieden, dan zouden die eischen in al hun gestrengheid moeten worden gestold, en daarom was de oprichting zeer zeker in het belang van de slagers zei ven. In ieder geval zouden de kleino slagers dan te gronde gaan, terwyl zy b|j do oprichting van een abattoir hun bedryf kunnen biy- von uitoefenen. Ook uit éen oogpunt van concurrentie werd daarom de oprichting van een abattoir toegejuicht, die minder bemid delden in de gelegenheid stelt het slagers bedryf uit te oefenon. En wat eindelyk het bezwaar betrof, dat de slagers zeiven zich incompetent moeten verklaren en op een abattoir aandringen, die incompetentverklaring zou ongetwyfeld volgen, indien.men aan de slachtplaatsen dezelfde eischen ging stellen en deze aan dezelfde contrólo onderwierp, welke op een openbare slachtplaats worden in acht genomen. Ook de in de Secties aanwezige deskundige verklaart, dat een afdoende verbetering der particuliere slachtplaatsen een practische onmogelykheid is; nergens had men dan ook het stellen van zoo ver gaando eischen aan gedurfd. Allerlei verbeteringen hadden Burge meester en Wethouders op zyn advies voor geschreven -en toch was het resultaat nagenoeg nul geweest. Alleen oen abattoir kon vol komenheid geven, al hot andore waren slechts palliatieven, of do kosten zouden zoo hoog moeten zyn, dat de slagers zelf een abattoir zouden wenschon. Daarby mocht men toch ook niet uit het oog verliezen, dat by het bestaan van een abattoir voel minder kleino slagers zoudon failleeren dan thans, omdat zy dan niet meer voor hun slachtplaatsen zouden behoeven te zorgen. Daarentegen werd echter door twee andere leden weder aangevoerd, dat do slagers tegen het aanbrengon van afdoende verbeteringen geen bezwaren zouden hebben, indien het vaststond, dat er geen abattoir kwam, en dat ook voor hot to niet gaan der kleinere slagers en hot doen van onnoodigo uitgaven voor de grootere niet behoefdo te worden gevreesd, daar zich ty dons het ontwerpen der verordening, dio do te stellen eischen regelde, een communis opinio onder de slagers zou vormen, in hoe- vorro naleviDg dier eischen mogelyk zou zyn. Boe denken de slagers zeiven over een abattoir? vroegen verschillende loden. Men meende gehoord te hebben, dat do slagers in Amsterdam en Rotterdam weinig met hot slachthuis waren ingenomen, hoewel do directie daar zeer hpmaan te werk ging. De meeste slagers, 7.00 luidde het antwoord van den in de Secties aanwezigen deskundige, stelden het bezit van een abattoir op hoogen prys. Niet in het begin; dan vonden zy het lastig, maar al spoedig gingen zy allo ge makkon, die een abattoir hun aanbood, waar- deeren. Vooral wanneer aan het slachthuis een koolhuis vorbonden was, waren zy er spoedig mede verzoend. Indien dan ook de slagers te Arasterdam en Rotterdam niet met het slachthuis waren ingenomen, moest dit zeker vooral aan .het gemis van een koelhuis worden toegeschreven. Reeds daarom alleen echter moeten veel slagers een abattoir waar- deeren, omdat zy by gemis daarvan hun bedryf onmogelyk op zoo uitgebreide schaal zouden kunnen uitoefenen. Die betrekkeiyk spoedige tevredenheid van de slagers beteekent echter voor een der leden weinig. De mensch heeft nu eenmaal een machtig adaptatievermogen en hy vindt ai spoedig goed, waar hy eenmaal aan gewend is. Dit argument woog dus niet zwaar. Daartegenover werd echter beweerd, dat men zich dan ook evenmin als een argument tegen de oprichting van een openbaar slacht huis mocht boroepen op het verzet van de slagers tegen een abattoir uit oude gewoonte, omdat het nog niet bestaat en zy dus do voordoelen nog niet hebben leeren kennen. Leiden, 27 Juni. Op de Classical© vergadering van Leiden waren heden 30 predikanten en 38 ouder lingen tegenwoordig. Herkozen werd als ouderling voor het Provinciaal Kerkbestuur de heer C. Brunt, te Woerden, en als secundus de heer P. J. Los, te Leiden. Voor het Classicaal Bestuur als praeses J. Nierstrasz, pred. te Leiderdorp, als scriba W. IClercq, pred. te Koudekerk, als assessor J. J. Yan Walsem, pred, te Noordwyk-aan-Zeo, als ouderling do heer W. F. Van Wyk, to Leidon, als quaestor W. Klercq, pred. te Koudekerk, als socundi H. G. Yan Endt, pred. te Woerden, J. M. Wensinck, pred. te Alfen, J. J. Yan Walsem, pred. te Noordwyk- aan-Zee, en de heer F. J. Los, te Leiden. Gekozen tot secundus J. Hoogenraad, pred. te Leiden. Yoor het akte-examen lager onderwys is geslaagd mej. H. Hitman, alhier. De by do Kweekschool voor Zoevaart alhier gedetacheerde marihier dor 1ste klasse F. Gazendam wordt don 2den Juli a. s. ont scheept en keert alsdan terug naar het korps, dientengevolge wordt zyn detacheoring by genoemdo Kweekschool met geiyken datum ingetrokken. Hot gonootschapsjaar der Maatschappy tot Nut van 't Algemeen begint 1 Juli en niet 1 Mol, geiyk gisteren by de mededeeling der samenstelling van het Leidsch depar- temeatsbestuur gemeld werd. Door hot Provinciaal Utrechtsch Genoot schap van Kunsten en Wetenschappen zyn gekozen tot leden dor natuur- en geneeskun dige sectie do heeren: dr. D. A. Do Jong, Leiden; J. J. Laar, Utrecht; dr. W. M. Pynap- pel, Zwolle; dr. R. H. Saltet, Amsterdam; dr. J. C. Th. Scheffer, Oegstgeest; J. Wilter- dink, Leidon, en dr. P. Zeeman, Amsterdam tot leden der sectie van letterkunde, wysbe- geerte en geschiedenis de heerendr. N. J. Beverson, Zwolledr. T. De Boer, Groningen dr. Th. Bussemaker, Groningendr. H. Canne- gieter, 's-Gravenhage; N. A. Cramer, Zwolle; dr. H. J. Elhorst, 's-Gravenhage; dr. J. H. Gunning J.Hz., Utrecht; dr. J. De Jong, 's-Gravenhage; dr. H. M. Van Nes, Rotter dam; dr. R. Van Oppenraay, Amsterdam, en O. Poonsen, Delft; en tot leden der sectio van rechtsgeleerdheid en staatswetenschappen de heeren: mr. H. L. Asser, Alkmaar; mr. L. Ch. Besier, mr. K. H. Beyen Jr., mr. W. L. S. Bilderdyk en mr. J. J. Carsten, allen Utrecht; jhr. mr. W. C. Th. Van Doornj 's-Gravenhage; mr. R. E. Hattink, Almelooj mr. J. Kruseman, Amsterdam; mr. dr. J. E. Millard, Utrecht, en mr. A. D. W. De Vries, 's-Gravenhage. De collecte voor hot Fonds tot aan moediging en ondersteuning van den ge- wapenden dienst in de Nederlanden, heeft in do gemeonte L i s s e opgebracht f 53.68, te Hazerswoude 27.56'/i- -Beroepen is bij de Evang.-Luthersche Gem. te Woerden as. A. P. De Groot, te St.-Michielsgestel. Naar wy vernemen, hoeft mr. W. J.' Snouck Hurgronjo een verzoek om eervol, ontslag als schoolopziener In het arrondisso- mont 's-Gravenhage ingediend. Het is zeker eon bowys van hoogo waar- deoring, dat alle hootfröff Varropenb. scholen te 's-Gravenhage, zonder uitzondering, ge- zamenlyk eon requoat aan den minister van binnenlandsche zukpn hébben gericht, waarin, zy den minister verzoeken zyn invloed te willen aanwenden, om den heer Snouck Hur gronjo op zyn besluit te doon terugkomen. Een verzoek van geiyke strekking is mede namens ailen gezonden aan den heer Fabius, don inspecteur van het L. O., tot wiens in spectie het arr. 's-Gravenhage behoort. Vad.) Dr. Leyds, gezant van deZuid-Afrikaauscho Republiek, werd gisteravond met zyn secretaris in het „Hotel De Twee Steden" te's-Graven-1 hage verwacht. Z. D. H. de Bisschop van Haarlem hoeft benoomd tot Deken en Pastoor te Schagen don weleerw. heer G. S. Koopman en tot pastoor te Oude-Wetering den weleerw. heer G. M. Dirken, kap e'aan te Amsterdam (O. L, Yr. Onb. Ontvangenis). Te Rotterdam is In den ouderdom van 49 jaren na een korte ziekte overleden dr. W. C. L. Van Schalk, leeraar aan de H. B.-S. met 5-jarigen cursus on de Academie van beeldende kunsten aldaar. Het bestuur der Yoreeniging voor den Effectonhandel te Amsterdam bericht, dat, te beginnen mot Zaterdag 14 Juli a. b. alle Zaterdagen in Juli en Augustus als Beurs- vacantiedagen zullen worden beschouwd, zoo- dat op die dagen geen pryscouraut van effecten zal worden opgemaakt. Naar men verneemt, is kennis dor Noder- landsche taal verplichtend gesteld voor de by het Belgische gozantschap to 's-Gravenhage^ werkzame leden, By de verkiezing van twee loden voor i don gemeenteraad te Haarlem in de plaats j van do heeren M. O. De Kanter on Jhr. mr. j A. J. -Rethaan Macaró uyn gisteren gekozen de heeren H. F. Yan Tlilel (lib.) on M. De Braai (kath. en anti rev.) Yan do 801 geldige stemmen vorkreeg do heer Yan Thiel or in zyn district 492, do hoor W. Küppers (kath. en anti-rov.), zyn eenige tegencandidaat, 309. De tegencandidaat van den hoor Do Braai was do hoor mr. A. A. Van dor Mersch (lib.) Dozo vorwiorf 453 stommen, tegon do go- kozeno 487. De Raad dor gomeonto Stad Alinoloo zal eerstdaags een boslissing nemen o ntront do verlichting. Hot voorstel van B. on Ws. strekt tot oprichting naast do gasfabriek van oen elec- trischo centrale. De exploitatie daarvan zal voor een bepaald aantal jaren op de voor waarden, in het concept-contract vastgesteld, worden opgedragen &6f de Eerste Nederland- sche Eloctriciteit-Maatschappy. Met belangstelling wordt do boslissing van 6) „En toch, liefste juffrouw, Is het juist deze plok* waarvan hot bezoek ons zeer na aan het hart ligt. Het is de laatsto rustplaats van den vader van mijn neef hier, luitenant Von en van een besten vriend van my. Beiden zyn op het slot Ladonchamps aan hun wonden bezweken en in gindsch boschje ter laatste ruste neergelegd." Het donkere oog der dame keerde zich naar Koenraad; toen zy zyn blik ontmoette, overtoog een rooskleurige blos wangen, en zy sloeg de oogen neer. „Dat is wat andors, mynheer," sprak zy toen, DIk wil u in uw gevoelens van piëteit oiot hinderend in den weg treden. Sta my u naar de graven te geleiden, opdat gy kunt, dat uw vrienden onder goede hoede rusten." Zy ging weer door het houtgewas; do volgdeD. Na eenige schreden opende voor hun blikken een kloino open ruimto, in het midden waarvan zich een eenvoudig monument vorhiefrechts en links dit gedenkteeken lagen twee met eon- roudige kruisen en ryken bloementooi ver- ïierde grafheuvels. „Daar, onder die kruisen, rusten de beide officieren," sprak de jongedame net ernstige stem. Er volgde een oogenblik van plechtige toen knielden beide mannen aan den met van het monument neder en zonden een tort, doch vurig gebed ten hemel voor de der dapperen, die hier op vreemden grond hun jeugdig leven in den bloedigen dienst des vaderlands gelaten hadden „Toon wy de arme vrienden hier aan hun laatste rustplaats overgaven," begon do generaal weder op bewogen toon, „was het boschje ©enigszins verwilderd. Men hoeft het sedert dien tyd verzorgd en verfraaid, mejuffrouw; mogen wy daarvoor onzen hartelyksten dank betuigen?" „O neen, de dooden zyn onze vijanden niet meer." „Ook by hun leven waren zy niet uw vyanden, mejuffrouw; doch neen, niet deze droevige herinneringen l Aan de graven onzer dooden moeten zy zwygen. Wy begroeven hier ook nog een derden officier, tot het Fransche leger behoorendeRust hy onder dien marmeren steen?" De generaal trad dichter op het gedonk- tceken toe en las het in het Fransch gestelde opschrift: i„Hier rust Engène, markies De Ladonchamps, luitenant in het regiment Yerrast hield hy op. „A, mejonkvrouw, was het dan een bloedverwant van u?" „Het was myn vader." „Uw vader? Nu begrijp waarom g|j deze plek voor het lastig bezoek van vreemden wilt boschermon. Maar, mejuffrouw, met het zelfde recht als gy, staan wy op dezen geheiligden grond: uw vader rust hier, do vader van myn jongen vriend rust aan do zyde van uw vader." Met een hartoiyk gebaar stak de dame don generaal de slanke rechterhand toe. „Kom zoo vaak het u belieft, mynheer," antwoordde zy diep bewogen. „Uw recht op deze plek is even groot als het myne. Ik verheug my, den zoon van den man te leeren kennen, die de laatste vriend van myn armen vader was." .Weet gy dan....". „In zyn laatsto aantoekoningen spreekt myn vader van een Pruisisch officier, die met hem, zwaar gewond, op dezelfde kamer gelegen had. In do weinige dagen, die hun nog bo schoren waren, sloten zy vriendschap „Ja, mejuffrouw, de vriendschap van twee holden, die voor huu vaderland, voor hun volk, voor hun vorst den dood op het slagveld stierven. Ook myn vriend, de vader van myn neef, verhaalt in zyn brieven van dien Fran- schen officierIk dank u, mejuffrouw, dat gy zyn graf en dat van den anderen dapperen kameraad zoo godvruchtig hebt laten ver zorgen." Ook Koenraad was diep bewogen. Hy trad dichter op het graf zyns vaders toe. „Mag ik een roos van myns vaders graf meenemen?" vroeg hy. „O zeker, mynheer. Sta my toe..l. hier, noem de witte roos en deze purperrood©. De jongedame brak zelve de bloemen af en reikte zo den officier. „Hot teeken van den bloedigen kryg en den liofiyken vrede," sprak zy zacht. „Ik dank u van ganscher harte, mejuffrouw." Een wyle stonden zy, in gepeins en her inneringen verzonken, nog by de graven stil. Eindelyk zei de generaal: „Wy willen niet langer storen, mejonkvrouw. Sta ons toe, ons te verwyderen 1" „Zeker niet, heer generaal," antwoordde de jeugdige slotvrouwe met een aanminnigen glimlach. „Treedt een oogenblik ons huis binnen, mfin grootvader zal zich verheugen, vrienden van den vriend zyns zoons te mogen begroeten." „U is zeer goed, mejuffrouw. Ik zond straks een onden tuinman, dien ik toevallig in het park aantrof, met myn kaartje en myn ver ontschuldiging naar,het slot.,/V „Geen woord moor van verontschuldiging, heer generaal 1 Wy zyu wel is waar geeh groote vrienden der Pruisen," voegde zy or glimlachend by, „maar wy weten toch uit zonderingen te maken." „Zoo ik my tot deze uitzonderingen mocht rekenen, zou ik mij zeer gelukkig achten." Wederom gloed een schelmsch glimlachjo om de roode lippen der jonge markiezin. „Daar komt do oude Frangois met myn grootvader." Zy snelde den ouden heer te gemoet, dien Koenraad terstond herkende. „Oom," fluisterde hy den generaal in, „dat zyn de heer en dame, van wie ik u straks verteldo. Nu zullen we ook Greta Martens wederzien." „OnbegrypeiykI'. Maar stil nu I1Wy zullen wel zien, of ge geiyk hebt." De oude markies trad snel op de bolde officioren toe en stak zyn hand naar den generaal uit. „Uw kaartje, mon camarado," sprak hy, „en do ophelderingen van myn kleindochter zeggen my; dat ik een vriend in u begroeten mag. Uw naam komt ook in de laatste aan- toekeningen van myn zoon voor „Het was my vergund, heer markies, uw gewonden zoon, die met myn vriend en myn zwager op dezelfde kamer lag, in zyn laatste uren ter zyde te staan." „Ik weet hetl En weest my daarom van harto welkom op het slot Ladonchamps, gy en uw jonge vriend, de zoon van don naast myn zoon rustenden held!" Do oude heer schudde ook Koenraad harteiyk de hand. „Mag ik u verzoeken, myn heeren, myn gasten te zyn?" „Wy wilden volstrekt niet storen* mynheer de markies ,Gy stoort niet! Ik ben een oude, oen- voudigo soldaat, generaal. Do litol van markies is my niet zoo dierbaar als dio van generaal, dien ik op de slagveldon van do Krim en in Italië behaald heb. Laten wij kameraden zyn, myn heeren! Gy hebt Frankryk overwonnen in ridderlijken stryd ik ben vertoornd op u geweest ik bob Duitschland gehaat dat is voorby, mon camarado! Ik heb do laatste jaren leeren inzien, dat do schuld van al hot ongeluk niet u, niet Duitschland treft myn arm vaderland zelfmaar genoog t Geon woord verder over politiek geen woord meer over don haat en den stryd dor volken! Hier aan het graf onzer dierbaren is het niet de plaats voor zulke woorden l Komt, myn heeren! Drinken wy een glas wyn ter her inneringen aan onzo dooden1" Het zou onbeleefd zyn goweost de harte- ïyke uitnoodiging van den ouden heer af to wyzon. Men begaf zich dus met hom en de jonge markiezin naar hot kasteel, in welks tuinzaal een eenvoudig ontbyt was opgediend. Do oude markies, wiens herinneringon by na nog tot de tydon van den eerston Napoleon j opklommen, was zeer opgeruimd. Ook generaal Von Brunk liet zich don wyn van den mar kies en ouden Bonapartistischen soldaat voor- treffelyk smaken. Clarisso, de kleindochter van don markies, nam met betooverende gratie de honneurs waar. Koenraad kon zyn oogen niet van do bekoorlyko, 6lanke gestalte afwendenhy zat als te droomen, op zyn hart daaldo hot neder, als de zoete sluier der Maja„ uit onbestemde verlangens, uit bange ver-, wachtingen en wonschen geweven {Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1900 | | pagina 1