N*. T2372 Dinsdag 26 Juni. A*. 1900 <§eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van §on- en feestdagen, uitgegeven. Het Openbaar Slachthuis te Leiden. Leiden, 26 Jnni. Feuilleton. VERBROEDERING. PRIJS DEZER COURA2STT:-. - Voor Leiden per 3 maanden. I 2 *'*0' Franco per post Afzonderlijke Nommers 1.40. 5. w '&4- .v 0.05. FBUS DER ADVERTENTIÊN: Van 1 6 regels f 1.06. Iedore regel moer f 0.17J. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren bulten de stad wordt f 0.05 berekend. Het algemeen verslag Is verschenen van het verhandelde in de secties van den ge meenteraad, by het onderzoek van het voor stel tot oprichting van een openbaar slachthuis. De vergadering der lsto sectie werd bijge woond door de heeren: dr. M. G. Dekhuyzen, wethouder-voorzitter, fabricage; A. E. Yan Kempen, mr. S. J. Fockema Andreae, dr. A. W. Kroon Jr., mr. L. M. J. H. Kerstens, dr. Th. G. Den Houter, A. J. Van Hoeken J.Jz. en dr. Th. W. Van Lidth de Jeude, financiën, rapporteur. Die der 2de sectie door de heerenJ. Kore- vaar, wethouder-voorzittermr. H. L. Drucker, financiën; J. J. Hasselbach, fabricage; dr. M. J. De Goeje, dr. T. Zaajjor, dr. P. J. Kaiser, dr. A. Van Rhtfn, mr. Egbert De Vries en J. A. Van Hamel, rapporteur. Die der 3de sectie door de heeren: H. C. Juta, wethouder-voorzitterW. Pera, dr. E. F. Van Dissel, P. Zillesen, J. P. J. Driossen en J. Do Lange, fabricage, rapporteur. De Burgemeester, de wethouder van fabri cage, de directeur van gemeentewerken en de inspecteur der vee- en vleeschkeuring waren by de behandeling in de drie secties tegenwoordig. Uit het rapport der algemeens beschou wingen biykt, dat vry algemeen het voorstel van B. en Ws., om tot do oprichting van een openbaar slachthuis over'te gaan, met warme ingenomenheid werd ontvangen, al meende ook een der leden, die overigens het voorstel zeer toejuichte, dat het tijdstip voor die oplichting minder goed gekozen was, nu de prys der bouwmaterialen zoo hoog en de stand der geldmarkt zoo ongunstig was. Immers, het thans ingediende plan was niet 'minder dan f 80,000 duurder dan dat van den voormaligen gemeente-architect en het was zeer de vraag of het bonoodigde kapitaal tegen een rente van 3'/^ pCt. zou kunnen worden vorkregen. Daarentegen werd van andere zyde bezwaar maakt om de stichting op dien grond uit te stellen, omdat men moeilyk vooruit kon zeggen, welk het verloop van den rentestand in de eerstvolgende jaren zou zy'n. Het was geenszins onmogeiyk, dat de rentestand na een tiental jaren nog hooger zou wezen. Trouwens, al werd thans tot de oprichting besloten, zoo behoefde nog niet dadeiyk. tot het sluiten eener leening te worden overge gaan. En niet anders stond het met de bouw materialen. Ook omtrent den prys daarvan viel weinig met zekerheid te voorspellen. Onjuist was evenwel de bewering, dat de hoogore kosten uitsluitend het gevolg waren van die prysverhoogingde thans voorgelegde plannen waren ook uitgebreider dan de des- ty.ds ingediende. In ieder geval echter mochten deze opportuniteitsbezwaren, waar het de voorziening gold van een zoo gewichtig hygië nisch belang, niet den doorslag geven. Is echter de gemeente wel rechtens bevoegd cldus meende vóór alles een ander lid te inoeten vragen, om de slagers te verplichten in één algemeen openbaar slachthuis te slachten Z. i. was het gemis dier bevoegdheid een overwegend bezwaar. Immers, art. 4 der Hinderwet gaf den Raad wel de bevoegdheid in het belang der openbare orde, veiligheid of gezondheid een bepaalde plaats of gedeelte der gemeente aan te wyzen voor het oprichten, hebben of gebruiken van een inrichting als hier bedoeld, met verbod om elders in de gemeente het bedryf uit te oefenen, waartoe de oprichting of het gebruik van de inrichting vereischt wordt, maar daar werd alleen gesproken van de aanwyzing van een bepaalde plaatsniet van die eener inrichting, en dat de wetgever wel degelyk het onderscheid tusschen die beide begrippen kende, bewees heb volgende artikel, dat tusschen plaats en inrichting onderscheidt. En spreker stond in zyn opvatting niet alleen: ook juristen van naam en „De Gemeentestem" ontkènden het recht der ge meentebesturen om een bepaalde inrichting aan te wyzen. En eigenaardig was dan ook, dat de Amsterdamsche verordening niet het verbod bevatte om elders te slachten dan op het abattoir, maar elders dan op de terreinen van het abattoir. En indien nu eens de ge meente die bevoegdheid niet bezat, was dan niet het gevaar groot, dat het doel, met de oprichting beoogd, niet zou worden bereikt, dat de slagers hun slachtplaatsen naar die plaats zouden overbrengen en op die wyze der gemeentelijke inrichting concurrentie zouden aandoen? Anderzijds ochter had men dit bezwaar waarlyk niet meer verwacht Men meende slechts te behoeven te wyzen op de abattoirs, welke hier te lande reeds waren opgericht, op de verordeningen, waarby hot bedryf in die abattoirs was geregeld, zonder van hooger hand eenige tegenkanting te ontmoeten, op de administratieve jurisprudentie, waarby de bevoegdheid der gemeentebesturen in deze was erkend, om alle bezorgdheid te dien aan zien te laten varen. Maar stel eens, dat de gemeente die bevoegdheid niet bezat, dan zou het gemeentebestuur verplicht zyn aan de particuliere slachtplaatsen zeer hooge eischen te stellen, en nu was toch waarlyk niet te verwachten, dat de slagers naast de model inrichting, van gemeentewege beschikbaar ge steld, andere model-inrichttngen zouden oprich ten. Trouwens, do ervaring had in deze reeds uitspraak gedaan. Immers, in Amsterdam waren op het abattoir-terroin naast de gemeentelyke slachtplaats geen particuliere slachtplaateen verrezen. Daarentegen achtte het eerstbedoelde lid het niet alleen ondenkbaar, dat aan particuliere slachtplaatsen even hooge eischen zouden worden gesteld als aan het gemeentelyke, maar bovendien meende hy ook de bevoegd heid daartoe te mogen ontkennen, waar tegen intusscken weder met een beroep op art. 12 der Hinderwet werd aangevoerd, dat de gemeente alle eischen kan stellen, welke in het belang der hygiëne worden noodig geacht Naar de Ned.-Herv. Gemeente te Uitwyk en "Waardhuizen is beroepen de heer J. Swart, candidaat te Leidon. De matroos der lsto klas9e D. W. Maljers, wiens detacheering by de Kweekschool voor Zeevaart alhier is ingetrokken, is aangewezen voor de reserve van het transport onder officieren en mindere schepelingen van Hr. Ms. zeemacht, dat bestemd is om 14 Juli a. 8. met het particulier stoomschip „Oengarang" van de Rotterdamsche Lloyd naar Oost-Indië te vertrekken. H. M. de Koningin Is voornemens de te 's Gravenhage te houden geschiedkundige tentoonstelling van het Nederlandsche Zee wezen 16 Juli persooniyk te openen. Ook de Koningin-Moeder heeft toegezegd by do plechtigheid tegenwoordig te zyn. By deze gelegenheid zal door de marine-kapel eene muziekuitvoering worden gegeven, waarby oud-Nederlandsche muziekstukken ten gehoore worden gebracht. De minister van marine heeft goedgevonden, dat door jongens van het opleiding8cbïp „Wassenaar" oude liederen zullen worden gezongen. Do Ópper-Ceremoniemeester maakt be kend, dat het Hof, ingevolge de bevelen van Hare Majesteit de Koningin, ingegaan Maandag 25 Juni, den lichten rouw heeft aangenomen voor den tyd van drie dagen, wegens het overlijden van Hare KoninkJyke Hoogheid Mevrouw de Prinses Douairière Josephine van HohenzoUern. Gedep. Staten van Zuid-Holland hebben thans voorgesteld het maximum van het renteloos voorschot aan de Westlandsche Stoomtramweg-Maatschappy' voor de uitbrei ding van haar tramwegnet te verhoogen van f 271,355 tot f 288,000 wegens de meerdere kosten, die noodzakeiyk voortvloeien uit de wyziging in de richting van den tramweg tusschen het gehucht te Hoorn en Delft, aangebracht op verlangen der Regeering. Voor den waterweg ^an den IJsel naar de Ringvaart van den Haarlemmermeerpolder blyft nog in hoofdzaak te verrichten het maken van de beide coupures te Gouda en de verdieping, zooveel noodig, van het ge- heele vaarwater. Voor verlegging van het kanaal met ge- wyzigde constructie der Gouwekaden zal een voorstel worden gedaan. Daarby zal worden uitgegaan van het denkbeeld, dat geen open gemeenschap met de Gouwe gegeven wordt, voordat de zekerheid bestaat, dat de polder niet met een beteekenende hoeveelheid water wordt bezwaard. De Tweede Kamer ontving van den minister van marine het ontwerp eener nieuwe regeling van het corps zeeofficieren, met memorie van toelichting. De Sehah van Perzië zal by zyn bezoek hier te lande, dat wellicht reeds in het laatst der volgende maand zal worden gebracht, ontvangen worden met het voor oen Oostersch Souverein gebruikelijke ceremonieel. Gedeputeerdo Staten van Zuid-Holland hebben aan het bestuur der afdeoling 's-Gra venhage van de Hollandsche Maatschappij van Landbouw, in antwoord op het te dezer zake ingediend adres, te kennen gegeven, dat naar het oordeel van hun college by het bestaan van de kleinere verspreide cursussen tn hoef beslag in deze provincie, door een cursus als door adressant is bedoeld, de landbouw belangen niet in die mate worden gediend, dat het verleenen van een provinciaal sub sidie daarvoor wordt gerechtvaardigd en hun college dus geen termen heeft kunnen vinden om aan de Staten een voorstel te doen om een subsidie van f 200 voor den cursus, dien adressant wenscht te houden, op de begrooting uit te trekken. Met betrekking- tot deze zaak kan nog ver meld worden, dat adressant het provinciaal belang van dezen cursus ook grondde op de aanvragen uit verschillende deelen der pro vincie tot by woning van den cursus in hoef beslag, te weten uit: Scheveningen, Voorburg, Pynacker, Ryswyk, 's-Gravenhage, De Lier en Zevenhuizen. Naar men verneemt, hebben van de negen mogendheden, wier bekrachtiging van de tractaten der Haagsche Vredes-conferentie noodig is om uitvoering te geven aan do vestiging van het Hof van Arbitrage te 's-Gra venhage, tot heden 5 de verdragen geratificeerd. De ratificatie door de nog ontbrekende Staten kan in den loop van dit jaar verwacht worden. Eerst daarna zullen de gezanten van de by ons Hof geaccrediteerde Ryken byoen- komen tot benoeming van een secretaris generaal van het bureau en het Hof van Arbitrage. De civiel-ingenieur Veth, die by de ver- breeding van den Ryn en de Gouwe met het toezicht op de werken was belast, is thans deels voor de Gouwe, deels voor zaken van algemeenen aard by den provincialen hoofd ingenieur van Zuid-Holland werkzaam, en hem zal, indien mogeiyk nog in dezen zomer, een waterpassing worden opgedragen om van de overeenstemming tusschen dyktafels en het profiel der verhoogde en verzwaarde dyken de zekerheid te verkrijgen. De „Petit Bleu" van Brussel hoeft „uit politieke kringen" te 's-Gravenhage vernomen, dat onze Regeering naar aanleiding der be dreiging van maarschalk Roberts om de hoeven der Boeren te vernielen en met het oog op do uitwyzing van 1400 ambtenaren der Ned. Zuid-Afr. Spoorwegmaatschappy, besloten zon hebben haar neutrale houding in zake den Transvaalschen oorlog te laten varen en het initiatief te nemen voor een collectief protest der Mogendheden tegen Engelands inbreuken op de regelen van het volkenrecht en op de bepalingen van do conventie nopens de rechten van invallende legers, op de Haagsche confe rentie vastgesteld. Op kondschap uitgaande, is aan het „Vad." gebleken, dat hiervan in politieke kringen niets bekend is. In elk geval zouden in be doelde „bedreigingen" en in het feit der wegzending van de ambtenaren der Z.-A. S.-M. moeilyk redenen te vinden zyn de tot nog toe aangenomen houding te wyzigen. Wat met laatstbedoelde ambtenaren gebeurd is, la nog niet met volkomen zekerheid bekend, maar als zy geweigerd hebben den over winnaar te dienen, is het niet in stryd met het volkenrecht hen te vorwyderen. Te Paramaribo is overleden de heer K. T. Wy brand, offle. van den Kon. West- Ind. maildienst. Te Leeuwarden behaalde de gemeente- gasfabriek in 1899 een winst van ƒ33,618.0672 of ƒ3578.4971 meer daQ hi 1898. Koudekerk. De afdeeling Alfen a/d. Ryn van het Ned. Onderwyzers-Genootschap be noemde In haar laatstgehouden byeenkomst tot afgevaardigde naar de op 25,26 en 27 Juli a. s. te Utrecht te houden Algemoeno Ver gadering den heer J. Miedema, te Alfen, tot plaatsvervanger den heer J. Hage, te Aar- landerveen. Overeenkomstig het advies van de commis sie tot wetswyziging, in haar voorlaatste vergadering benoemd, besloot zy, voorbehan deling op deze Algemeene Vergadering het volgende voorstel in te dienen: „De Algemeene Vergadering spreke er zich over uit, of het N. O.-G. moet aandringen op een geheele wyziging der Wet op het L. O. In den geest der wenschen en voorstellen of alleen op een noodregoling in den geest van het voorstol-Schagen." Hoewel by het hoofdbestuur niet ingekomen vóór den in art. 24 der wet van het N. O.-G. genoemden datum, is het echter, in verband met art. 26 en 32 derzelfde wet, toch zeer wel mogeiyk, dat genoemd voorstol een punt van behandeling zal uitmaken. Voorhout. Op Woensdag 27 Juni a. 6. des namiddags van 2 tot 3 uren zal ter gemeente-secretarie gelegenheid worden ge geven tot kosteloozo inenting. Het feestnummer van het Alg. IVecL* Stud.-Weekblad. „Minerva". Elk lustrum, als alle vereenigingen haar beste beentje vóórzetten, opdat ook de gezel schappen van het Leidsch Studentencorps in optima forma zich aan de buitenwereld zullen vertoonen komt ook het Algemeen Neder- landsch Studentenweekblad „Minorva" en toont waartoe zyn medewerkers in staat, zyn be- f langstellenden by machte zyn. En dit feestnummer geeft een vry be- vredigonden indruk van wat hot jongere ge slacht praesteeren kan. Dat dit jongere geslacht eigenaardige trekken j heeft en dat het karakter der huidige tfiden noodzakelykerwyze zyn stempel moot drukken j op ons jongeren, wie is er zoo mateloos be krompen, dat hy dat thans, na 20 jaren, nog 1 ontkennon kan? Is het ènders mogelyk dan dat wy do dragers zyn van hot nieuwe, jonge f en frissche van onze tyden en is het niet verstandig dit dankbaar in te zien ook al is men niet blind voor de moderne gebreken en volmondig te erkennen, dat het goed Is om met zyn tyd mede te gaan? Zoo zien wy dan ookhier weer hot verschil, dat oudere., v van dagen en jongeren uiteen doet loopen, in den geheel anderen toon van de inzendingen van reünisten tegenover jong-studenten. Over het algemeen hebben de bydragen der jongeren een tikje weg van de sterke strooming naar hot artistieke, dat geheel onze laatste kwarteeuw gekenmerkt heeft. De ouderen van dagen hebben zich niet of byna nlot los kunnen maken van den schryftrant van vóór 1860 ongeveer. Dit in het algemeen. Ik wü ovenwei niet eenzydig te werk gaan en ook de minder artistieke bydragen waardeeren, omdat zy toch eonige strekking hebben, een welwillend mede- willen-werken aan het boek, dat met zooveel toewyding werd ineengezet door do vyf Leldscho hoofdredacteuren, de heeren A. J. Bamouw, S. J. R. De Monchy, H. A. Hartogh, W. J. M. Van Eysinga, H. Van der Hoeven Jr. en E. Gorter. En als primus inter pares mag hier wel byzonderiyk een woord van groote waar- deering my uit de pen voor den praeses dei') Hoofdredactie, die, tevens lid der Maskerade-' Commissie, zoo veel, zoo héél veel gedaan höeft om de feesten, die het aanzien van het Leidsche Studentencorps zoo verbazond hebben versterkt In deze glorievolle dagen, tot zulk een goed einde te brengen. Van den lof, die aan de Maskerade-Co m- misslo (de heeren D. W. Van Hoeckeren, A. J. Bamouw, M. T. Van Heioma, E. B. F. F. Wittert van Hoogland en EL Q. A. Obreen) toekomt voor het welslagen van den optocht en voor het méér dan welslagen van den schitterend mooien ridderslag, oogst de heer Barnouw een zeer groot deel in. En zoo heeft hy ook hier weer veel gegeven en wat hy gaf was uitnemend en behoort tot het besto van dit goede feestnummer. Maar laat ik, om niet alles dooreen te halen, eenigszins systematisch te werk gaan. Prof. J. J. Hartman vertaalde de Ballade des Pauvres Gens van Th. de Banville In Latynsche verzen, voorzoover ik durf beoor- deelen, zeer verdionsteiyk, doch onnoodig. Het ovorzetten van de eene taal in de andere doet altyd al is 't nog zoo weinig nadeel aan het onderhavige kunstwerk. Dit is een noodzakeiyk kwaad by zoodanige stukken literatuur, die geschreven zyn in een taal, die^ sommigen of velen niet verstaan. Evenwen wanneer wy iets overzetten van oen bekende T o Hy had zich er nooit mee verzoend, dat zyn zuster met een Pruisisch officier getrouwd was; hy was een sty f hoofdig republikein gebleven, en eerst do geweldige gebeurtenissen van 1870 verzoenden hem eenigermate met zyn oud vaderland. Maar hy wilde toch niet in Duitschland blyven; 'hy had daarginds een bloeiende zaak, hy was een vormogend man geworden. Hy beloofde voor Greta Martens te zullen zorgen on nam haar mede. Ik ontving nog een paar brieven van het kind, daarna heb ik niets meer van hen gehoord. Zy zal daarginds in Amerika wel getrouwd zyn." „Neen, oom," riep Koenraad levendig uit, ',z(j is niet getrouwd l Ik heb haar weer gezien „"Wat wilt ge me nu wy smaken?" lachte de generaal. „Ge zoudt Greta Martens hebben weergezien?" „Ik vergis my niet. Het was by het laatste concert op de Esplanade. Een oude heer oen Franschman en een-jongedame vielen my 'door hun in hot oog loopende verschyning ;opik sloeg hen een poos gade. Toen voegde xich een andere dame, dertig jaar oud mis schien, 6lank en flink van postuur, met blauwe oogen en blond haar, een kind aan do hand, 'by de twee anderen. Uit enkele woorden, die ik hoorde, kon ik opmaken, dat de blonde dame de gouvernante van het kind was. De !dame kwam my terstond bekend voor. Ik wist enkel maar niet, waar ik haar gezien ha<L Maar nu weet ik, dat het Greta Martens is. De golykenis is niet te miskennen." „Hoe zou Greta Martens als gouvernante in een Fransche familie komen? Haar oom was ryk, hy woonde in Amerika, te Baltimore, als ik my niet bedrieg. Een vluchtige gelykenis zal je misleid hebben, myn jongen." „Wy zullen zien, oom. Als die familie, in wier dienst de dame zich bevindt, hier In Metz of omstreken woont, zullen wy haar nog wel vaker zien. Dan kunt gy zelf oor- dpelenIk meen geheel zeker van myn zaak te zyn." „Als dat het geval zou wezen, dan begryp ik niet, hoe Greta Martens in die afhankelyko positie gekomen is. Maar kyk, daar is het slot Ladonchamps l" Men had middelerwyi de Moezelvlakte be reikt, die door de groote heirbaan on den spoorweg naar Diedenhofen of ThionviUe doorsneden wordt. De roode daken van do dorpen en afzonderlyko hofsteden kwamen vriendelyk uit de groene tuinen te voorschyn gluren. Golvende korenvelden strekten zich tot aan den oever van den kalm voortstroo- menden groenen Moezel uit, aan wier overzyde zich wederom steil oploopende bergen ver hieven. De zon flikkerde in de vensters van het op een hooge rots liggende fort St.-Julien en rustte met schitterenden glans op de oude kathedraal van Metz, die te midden van de donkergekleurde huizenzee ernstig en opwek kend haar torens naar den onbewolkten blau wen hemel opstak. Aan den voet van den aan deze zyde ge legen berg, dicht by den grooten weg en over het lachende landschap van den Moezel heen turend, verhief zich te midden van een uit gestrekt oud park een groot, in rococo-styi gebouwd slot. Een hoog yzeren hek omringde het park, maar hoewel de hoofdpoort gesloten was, 6tond toch een zypoortje open. „Dat is Ladonchamps! In dit park hebben wy uw vader en kapitein Martens een laatste rustplaats bereid. Voor zoover ik weet, woont de eigenaar van het slot in Parys; het zal ons dus wel geoorloofd zyn binnen te treden." De generaal wenkte den ordonnans, wien men de paarden overgaf met de boodschap, aan dezen uitgang te wachten. Toen betraden de generaal en zyn neef het lommerryke park, waarin een netjes geharkt kiezelpad naar de gaandery van het slot leidde. IIL Na korten tyd sloeg de generaal een zypad in, dat dieper het park inliep. „In gindsch boschje," zoo wendde hy zich tot zyn neef, „moeten, volgens myn herinnering, de graven liggen." „Een heerlyke plaats," antwoordde Koen- raad, met weemoedige belangstelling het boschje van dennen en cypressen beschouwend. „Er bevinden zich nog meer graven in. Ik herinner my, dat wy ook een Franschen officier daar ter laatste rustplaats brachten. Hy lag met uw vader in één kamer; zy hadden in de laatste uren huns levens vriendschap gesloten; zy stierven byna gefijk- tydig. Het zyn toch droevige herinneringen." „Hó holla, monsieurI "Wat doetgy daar?" üonk op dit oogenblik een luide stom. De beide officieren ontwaarden een ouden tainman, die niet ver van hen af met het opbinden van rozen bezig was. „Goeden dag, myn vriend," sprak de generaaL „"Wy vragen verschooning, dat wy zoo zonder verlof binnen zyn gedrongen. Wy zochten naar het graf van een vrouw.,.." „Ja, ja, er zyn hier in het rond veel graven sinds den grooten oorlog. Maar, monsieur „Is het soms niet geoorloofd, hier binnen te treden?" „Mais oui, monsieur. Maar ziet u, mon general, mynheer de markies is er." De oude tuinman wees naar het slot, om welks tinnen oen schaar witte duiven zweefde geiyk een van zilver glanzende wolk. „Monsieur le marquis houdt er niet van, vreemdelingen te zien." „Is de markies van Ladonchamps hier? Ik meende, dat hy niet meer op deze zyn bezitting kwam; dat hy in Parys woonde? Als ik dat geweten had, zou ik eerst om vergunning gevraagd hebben." „O, mon gónéral, mynheer de markies is zeer vriendelyk, zeer goed voor alle men- 6chen, maar mademoiselle, die.... die is.... zeer boos." „Mademoisollo? Wie is die booze made moiselle?" „Mais De kleindochter van don markies 1 Zy houdt niet van de Pruisen 1" „Ha zoo, maar dat is zeer interessanti" lachte de generaaL „Wy staan liior dus op vyandeiyken bodem? Doch gy hebt geiyk, oudjo, wy deden verkeerd hier zoo maar binnen te dringen. Wilt gy mynheer den markies myn verontschuldiging overbrengen? Hier is myn kaartje. En hem uit myn naam verlof vragen, hier wat rond te mogen kyken?" „Monsieur baron Von Brunk las hy halfluid. „Ja, dat is myn naam. Maar ga nu i „Ik, ik heb een heer Von Brunk gekend, mon gónéralIn het jaar '70." „Er dienden destyds verscheidene officieren van myn naam hy het legergal" „Het is niet noodig, mon gónéral. Daar* komt mademoiselle." De officieren keerden zich vlug om. Zy haddon wellicht verwacht een eenigszins. bejaarde freule te zien, doch een uitroep van verrassing ontsnapte aan hun lippen, toen zy een jonge, slanke meisjesfiguur in een licht zomergewaad uit het donkere struik gewas zagen treden. Koenraad herkende terstond do jongedame van de Esplanade. Onstuimig klopte zyn hart, en een warme gloed steeg hem naar de wangen. Mot verbazing keek de jongedame naar de/ officieren. De generaal ging met een beleefden groet op haar toe. „Wy moeten vergiffenis vragen, mejuf frouw," sprak by hoffeiyk, „dat wy zonder verlof hior zyn binnengedrongen. Ik meende,/ dat het slot onbewoond was; de oude tuin-/ man echter zeide my, dat mynheer de markies I was teruggekeerd. Wy verzoeken nogmaals j om verschooning, mejuffrouw. Beveel, dat. wy ons vorwyderen, dan zullen wy terstond,' aan uw bevel gevolg geven." Een minzaam glimlachje vloog over hefc gelaat der jongedame. „Ik heb hier niets te bevelen, mynheer. Mijn grootvader is de eigenaar van dit park. Hy staat gaarne het bezoeken daarvan toe.... Maar juist deze' plek hier.... oprecht gezegd, mynheer: ilfc wenschto ze tegen een al to druk bezoek van^. vreemden te beschermen." (Wortit wrvolgij

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1900 | | pagina 1