r 12365 Zaterdag 10 Juni A*. 1900 Courant wordt dagelijks, met uitzondering van <§pn- en (feestdagen, uitgegeven. PERSOVERZICHT. Feuilleton, IEIDSCE DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden. 1.10. Franco per post L40. Afzonderlijke Nommers 1 f» - 0.05. PRIJS DER ADVERTENTLÊNl Van 1—6 regels f 1.06. Iedero regel moor f 0.17 J. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad wordt f 0.05 berekend. Tweede Blad. Do Loidsehe hoogleeraar dr. P- Van Geer deocl in de Nieuwe Rotlerdamsche Courant een „Open Brief" opnomon a&i dr. L. J. W. Smit, den rector van hot gymnasium te i 'e-Hortogenbosch. Aanleiding tot dit schreven vond prof. Van ;Geer in het feit, dat do Bossche gemeente raad, in strijd met hot oordeel vao commie- siën en deskundigen, verwierp het voorstel om ook meisjes op het gymnasium |toe te laten. De meerderheid van den Baad, die dezen uitslag bewerkte, grondde zich danrbtJ op het door dr. Smit uit- jgebraehte advies. Dit bericht is door prof. Van Geor die als gecommitteerde voor de gymnasiale eind- examens, naar hij zegt, dr. Smitleerde kennen leis een man van humaniteit naast strenge (-plichtsbetrachting, en aan het samenzijn en samenwerken met wien hij de beste herinne- i.ring bewaarde met diep leedwezen vernomen. „Het ia uw advies niet", zegt prof. Van Geer, „maar uit de mededeeling in de Nieuwe 1 Rotter damsche Courant bleek genoegzaam, van wolkon aard het was. 1 Onbegrijpelijk z(Jn mij uw motleven, <Me .zoozeer in strijd zfjn met de ervaring van nagenoeg al uw ambtgenooten. Immers, als om strijd wordt door hen aangetoond, hoede aanwezigheid van meisjes op het gymnasium, ver van nadeelig te werken, een gunstigen invloed uitoefent op het onderwijs ook voor de manlijke leerlingen, en de bezwaren, die wel eens worden gevreesd, zich zoo goed als nooit hebben voorgedaan. Welnu, ook mijn ervaring wensch ik hierbij .In de weegschaal te leggen. Herhaaldelijk heb 'ik by verschillende examens ook vrouwelijke [leerlingen aangetroffen. Nimmer was ik daarbjj jdo meening toegedaan, dat aan dezen, omdat zij vrouw waren, iets moest worden toege geven, of dat zij in eenig opzicht anders moesten behandeld worden dan de manlijke leerlingen. Maar wel bleek my, dat zy geens zins by dezen behoefden achtergesteld te .worden; dat zy vooral in ijver en volharding om een voorgesteld doel te bereiken, om daar.by miskenning en tegenwerking van allerlei (aard te overwinnen, ver boven de manlijke 'candidaten uitblonken. Dezelfde verschijnselen- 'mocht ik opmerken zoo dikwijls ik onder do .candidaten voor het gymnasiale eindexamen vrouweiyke leerlingen aantrof. Maar myn ervaring reikt verder. Ook myn academische lessen werden door verscheidene 1 vrouweiyke studenten bygowoond, en hierby vertoonden zich duidelyk de boven vermelde rverschynsolen. In yver en opgewektheid i stonden zy by geen der maniyke studenten ^ten achter^ en de gunstige invloed van het samenzyn op de collegebanken zal door geen mijner leerlingen worden ontkend. Doch in éón opzicht was verschil merkbaar. Soms bleek my, dat dc vrouweiyke leerlingen meer moeite hadden om zich het voorgedragene eigen te maken en behoorlyk te verwerken. Yan waar dat verschil? De oorzaak lag dan altyd in de voorbereiding. Zy hadden niet het I voorrecht gehad van een behoorlijke voorbe reiding op het gymnasium; met moeite hadden zy door privaatlessen of op andere individueele wyze de noodige kennis opgedaan om het Staatsexamen, dat toegang opent tot de aca demische examens, af te leggen. Maar de •veelzydige ontwikkeling, die het bywonen van een volledigen gym nasialen leercursus veroorzaakt, ontbrak; nooit was dit goed te maken, en slechts met groot» moeite en in spanning konden de hierdoor veroorzaakt© bezwaren worden overwonnen. Daarom verheugde het my, zoo dikwijls fk las, dat opnieuw een gymnasium voor vrou weiyke leerlingen werd opengesteld; daarom deed het mjj innig leed toen ik vernam, hoe door uw toodoon de gymnasiale voorbereiding voor de plaats uwer inwoning aan vrouwelijke leerlingen wordt onthouden." Prof. Yan Geer (die verklaart „geenszins party te kiezen voor de moderne feministi sche beweging, waarmede deze zaak elechtB zydelinge in verband staat") zegt wel te be grijpen, dat hy een man van groote ervaring op onderwysgebied als dr. £L, door dit zyn schrijven niet van een welgevestigde over tuiging zal kunnen doen veranderen. Toch, voegt hy er by, kan ik de hoop niet prijsgeven, dat door voortgezette waarneming en overdenking uw meening wordt gewijzigd en gy prÜBgeeft, wat ik niet anders dan een vooroordeel kan noemen. Dan zult gy als eeriyk en oprecht man getuigen, dat gy hebt gedwaald en uw advies schade heeft toege bracht aan zoovelen, die niets liever verlangen dan zich onder nw leiding voor te bereiden tot het hoogor onderwjjs. Onder het hoofd Diensturen by de spoorwegen schryft het Handelsblad: Wy hebben het geval medegedeeld van een spoorwegarbeider, die ontslagen werd, omdat hy nagelaten had, na afloop van den gewonen diensttyd, te voldoen aan den last om een wagen schoon te maken. Het bestuur van de Yereeniging van Spoor- en Tramwegper soneel had zich deswege tot den minister van waterstaat gewend. Thans wordt gemeld, dat, volgens 's ministers antwoord, in geen geval aan overtreding van de bepalingen omtrent den diensttyd door den betrokken beambte het recht kan worden ontleend om de bevelen van hen, die over hem gesteld zyn, niet op te volgen. Tevens heeft ZuExc. het bestuur der Yereeniging verzocht de leden hierop indachtig te maken, ter voorkoming van misverstand en schade. In Het Volk wordt, naar aanleiding van dit antwoord, de opmerking gemaakt, dat aldus beambten worden verplicht oen bevol op te volgen, dat in stryd is met een wettelyk vastgestelde bepaling, togen welker overtreding nog wel straf is bedreigd. Inderdaad ïykthet vreemd, maar toch is de zaak niet zoo heel eenvoudig. De diensturen by de spoorwegen zyn voor het personeel in het vorig jaar vastgesteld, „behoudens buitengewone om standigheden". Het oordeel of zulk een om standigheid aanwezig ie, behoort aan den chef, die verantwoordeiyk is voor de juiste toepassing, o. a. in verband met de bepaling, dat „onder buitengewone omstandigheden niet worden begrepen zoodanige omstandig heden en byzondere dienstverrichtingen, als door bestuurders van den spoorwegdienst haddon kunnen worden voorzien". Yooral met het oog op de veiligheid moest deze uitzondering op de bepaling betreffende de diensturen worden gemaakt en daarom heeft de minister terecht geantwoord, dat de beambte verplicht is een gegeven bevel op te volgen, ook al is dit in stryd met de gewone regeling van den diensttyd. Een andere vraag is het echter, of in dit bepaalde geval, waar naar het oordeel van een ambtenaar van het staatstoezicht voor den langeren diensttyd geen aanleiding be stond, op de dienstweigering terecht ontslag is gevolgd. De straf schynt hier al zeer onevenredig aan het vergryp. Ove^ Gymnasia schryft Het Nederlemd- eche Dagblad: Onlange was een wet tot wflzlging der Hooger-Onderwjjswet aan de orde. Hoewel veel te laat, ging de wetgever er thans ein delijk aan denken het studeeren der Afrikaan- dera aan de Nederlandsche Universiteiten mogeiyk of, ten minste, gemakkeiyker te maken. Het bleek daarvoor noodig om aan de diploma's van enkele buitenlandsche gym nasia rechtskracht toe te kennen en nu vroeg de heer De Savornln Lobman waarom byzon dere gymnasia in Nederland by vreemde zullen achterstaan. Die logica was moeilyk te weerstaan en met een overgroote meerderheid gaf de Tweede Kamer hem gelyk. Weer een merkwaardig staaltje, hoe maatregelen, die werkelyk voor uitgang heeten mogen, tot stand komendoor het initiatief van mannen, die conservatief en vyanden van den vooruitgang heeten. Hot amendement van den heer Lohman, om aan byzondere gymnasia net zoogenaamde recht tot promoveeren toe te kennen, betee- kent feiteiyk een keerpunt in de geschiedenis van het ondorwya in Nederland, en do ge volgen zullen zeer vèr strekkend zyn. Als de vrye gymnasia het promoveerrecht hebben, hoe zal men het dan aan vrye universiteiten onthouden Het verschil is na, dat aan de gymnasia het oindoxamen niet door de eigen leeraren, maar door een zelfstandige staatscommissie wordt afgenomen. Het gevaar, dat van het promoveerrecht misbruik zal worden gemaakt, is nu geweken, maar feiteiyk is daarmee het promoveerrecht voor alle gymnasia afgeschaft. Het is nu toch weer aan den Staat voorbe houden, die het door middel eoner staats commissie uitoefent Moet nu voor de Universiteiten dezelfde maatregel worden ingevoerd, dan is het jus promovendi een doode musch. Zal het iet3 boteekenea, dan moeten de eigen leeraren het diploma kunnen uitreiken. Staatsexamen en jus promovendi sluiten elkander uit Men leze ook nog eens in het Gedenkboek van Het Nieuws van den Dag (deel II, p. 93) wat prof. dr. Yan der Wyck over staatsexamens zegt: „Donders, die gelyk Thorbecke oor- „spronkeiyk een voorstander van staafcsexa- „mens was, zag zich spoedig verplicht te „getuigen, dat zy veel ruimer spel aan het „toeval lieten dan academische examens. Zeer „middelmatige candidaten werden toegelaten, „uitstekende nu en dan afgewezen. Geen „wonder: niemand weet vooraf waarover de „vreemde examinator het hebben zal; men „mag zich voor geen enkel onderwerp byzon- „der interesseeren, daar het op een gegeven „oogenblik noodig zal zjjn duizend verschil* „lende vragen te kunnen beantwoorden; de „omnibus aliquld (van alles wat) wordt do „eenige veilige leus; lust ia studie wordt „gedood; studie ontaardt- in volpompen vóór „en leegloopon na het examen." Wy vreezen dus, dat de heor Lohman nog slechts een halve overwinning heeft behaald, en hopen, dat hy niet zal rusten. De staats commissie voor het eindexamen der gymnasia moet afgeschaft worden. De eigen leeraren moeten bepalen of iemand goschikt is het universitair ondorwys by te wonen en dan heeft de heer Lohman nog eon concessie gedaan, die in onze oogen hoogst verderfeiyk is. De voorwaarde, dat dan ook de byzondere gymnasia het leerplan der openbare zouden overnemen, werd door hom aangenomen en daarmee vervalt zoo ongeveer al het goede, dat die gymnasia hebben of hebben kunnen. Als het goed is, moeten geen twee gymnasia op elkander ïyken. Do eisch van uniformiteit, door de bureaucratie gesteld, moet onver- biddeiyk worden afgewezen, als leidende tot verarming van het goesteiyke leven en tot ver nietiging van oorapronkeiykhoid en karakter. Dat openbare instellingen van onderwys uniform zyn ingericht, is vry natuurlyk. Dat is niet meer dan een oisch van orde, die de contröle gemakkeiyker maakt, maar daarom zyn dan ook openbare instellingen van onder wys, wanneer overigens alles gelyk is, onhor- roepeiyk en noodzakeiyk altyd slechter dan byzondere. Het ia dus zeer de vraag, of de heer Lohman niet door zyn amendement, waarover wy ons overigens verheugen, met de beste bedoelingen tor wereld en zonder het te willen, de byzondere gymnasia heeft gedood. In elk geval zal geen vrye universiteit ooit tot dien prys het promoveerrecht kunnen aanvaarden en de heer De Savornin Lohman zal dat wel met one eens zyn. H(J zelf heeft indertyd het plan ontworpen om ook de Ryksunlversi- teiten vry en zelfstandig te maken door ze te begiftigen met een vaste som, die zy na eigen inzicht zouden mogen besteden (Gedenk boek als boven, p. 102), maar wat blyft van die vryhoid over, als het jus promovendi aan een staatscommissie wordt toegekend. De diploma's van enkele buitenlandscho gymnasia worden erkend, ook al zyn zy door de eigen leeraren en niet door een staatscommissie uitgereikt. De gelykstelling van de Neder landsche gymnasia met de buitenlandsche is dus slechts schyn, zoo lang in Nederland de staatscommissie behouden blyft. De Tyd bevatte een hoofdartikel naar aan leiding van het verleden week in de Tweedo Kamer gevoerd debat tusschen de heeren Lohman, Troelstra en den minister van justitie over den rechtsgrond der straf. Wy ontleenen daaraan het volgende: Zeker, het dateert niet van heden of gisteren, dat de vrye wil van den mensch'wordt ge loochend en daardoor elke vaste grondslag aan een begrip van schuld en straf wordt onttrokken. Zooals het gewoonlyk gaat, ging het echter ook hier. Het duurde eenigen tjjd, het duurde vry lang zelfs vóór men op prac- tisch gebied de laatste consequenties uit z(jn verderflyke theorieën durfde trekken. Het klaarbiykeiyke belang van Staat en maat- schappy, daarby het eenvoudige gezond ver stand der menigte, dat, als dwaalleeringen in feiten worden omgezet, niet zóó gemakkeiyk door sofismen is te vangen, vormden langen tyd (en vormen zelfs tot zekere hoogte nu nóg) een beletsel Waar het niettemin heen gaat, werd door den heer Lohman in zjjn rede duideiyk genoeg gezegd. Het is waar, dat den heer Lohman door den heer Troelstra werd verweten, dat zyn rede was geweest een charge, dat hy had getracht een carica- tuur te leveren van de beginselen, welke ook hyzelf (Troelstra) op het gebied van strafrecht was toegedaan. Doch de heer Lohman kon daarop het volkomen afdoende antwoord geven, dat hy, waar hy had getracht de be ginselen van het moderne strafrecht te schetsen, geen enkele zinsnede had gebezigd van hemzel- ven, maar woordeiyk had geciteerd oen artikel, voorkom wide in De Gids van April LI., af komstig van de hand van onzen jongsten hoog leeraar in het strafrecht, prof. Simons. Naar die woorden mag derhalve worden geluisterd, wanneer men den geest van hot moderne strafrecht, zooals het aan de Universiteit wordt onderwezen, wil leoren kennen. Het blad besluit zyn artikel aldus: Het is niet moeilyk te voorspellen, wat er by een steeds verder doordringen der nieuwe theorieën op hot gebiod van strafrecht en der veelgeprezen „humaniteit" geschieden zaL „Yolle verantwoordelijkheid" en „yolslagen toerekenbaarheid" zullen hoe langer zoo zeld zamer by een beschuldigde worden aango^ troffen. Niet lang zal hot duren, of de gevan genissen zullen lodig en do a s i 1 o a (bet voorvoegsel prison zal men, als herinnerend aan de oude „wraakfcheorieên", ook wel spoedig ter zyde stollen) zullen met belangwekkende „patiënten" gevuld zyn. Maar ook dan zal de loochening van *8 mon- schen vryen wil en verantwoordelykheid voor zyn daden nog niet haar laatste consequontie bereikt hebbendeze laatste consequentie toch la geen andere dan een volslagen anarchie, waarby de mensch, levende als do wilde dieren, noch wet, noch gezag, noch eenige zedeiyke macht to ontzien heeft en alleen het recht van den sterkste, In zyn meest brutalen vorm, de onderlinge verhoudingen bepaalt. Het verdient do aandacht, zegt Het Centrum, dat zy, die ontstemd zyn over de houding van hot Kabinet, voornameiyk bohooreu tot de uiterste Linkerzyde. De sociaal-democraten en radicalen klagen over do lauwheid dor Eogeering, die gezwicht is voor het votum der Eorste Kamer. Blykbaar hadden deze heeren gewenscht, dat hot ministerio een crisis bad uitgelokt en aldus het geheele land in beroering ge bracht. Trouwens, ook liier geldt het spreekwoord, dat de uitersten elkander raken. Want ook van geheel tegenovergestelde zyde is de stelling verkondigd, dat de ministers onmogelijk konden aanbiyven, dat zy aan hun eer verplicht waren heen te gaan, enz., onz. Gelukkig voor het land, dat deze uiterste elementon doorgaans hun verlangen niet zien ingewilligd. Een mmisterieele crisis, mot al de daaraan verbonden gevolgen, zou slechts onvruchtbare, misschien zelfs sciiadeiyke govolgen hebben opgeleverd. En bovendien schynt thans goen enkele party behoorlyk voorbereid op een algomeene verkiezing, terwyi by oen wisseling van be windslieden niets te wiDnon viol. Wy verheugen er ons daarom over, dat de Regeering zich niet Al te prikkelbaar hoeft getoond en met meer dan gewonen spoed een nieuwe Ongevallen-wet zal indienen op den ouden grondslag. Langs dion weg zyn ons hot best practi- sche resultaten verzekerd. Het Vaderlandde „technische" herziening der Kieswet besprekend, zegt, dat do wy ze, waarop de Begeering de eigen aangifte van huur- en loonkiezora vervangen wil door aan gifte door verhuurdors en patroons, ook haar bewondering niet kan wegdragen. Gaat het aan, verhuurders en werkgevers do verplichting op te leggen hun huurders en loontrekkers het kiesrecht thuis te be zorgen? Dat gaat toch wol wat ver, en de vergeiyking met de besturen der instellingen van weldadigheid, die ook verplicht zyn aan de administratie opgaven te verstrokkon, gaat niet op. Deze besturen toch zyn pubiiokroch- teiyko lichamen, tot wier fhnctiën het be. i) Opofferende liefde. L Ik, Marie De Cresci, schryf deze regelen ter 'rechtvaardiging van iemand, die door iedereen werd verafschuwd; ter rechtvaardiging van den trouwen, dapperen en fleren edelman, 'Rohan d'Auriac van Saint-Pol de Léon, in Bretagne. Als ik met myn hartebloed zyn goeden naam had kunnen schoonwasschen, .hoe dolgaarue zou ik het daarvoor veil hebben gehad 1 Wat er ook van zy, het verhoogt myn geluk, dat het my gegeven is geweest, hom tot steun te zyn, al heb ik daardoor al het andere ook verloren. Myn verlies was zyn gewin en hoe iaat het geluk hem ook bereikt heeft en hoe kortstondig het geweest is, het was ook het myne. Daarom is alles, wat mij is overkomen, geen verlies, maar winst, niettegenstaande de wereld my al lang als een gevallene en een krankzinnige heeft gebrandmerkt.. Ik sprak daar van zyn geluk 1 Lieve Hemel l hoe weet men of iemand gelukkig is en waarin bestaat het geluk I "Want hot hart Is een goed versterkte ves ting, waar geen vreemdeling kan binnen dringen, en wy allen zyn elkander vreemd, totdat opeens het eene hart het andere vindt, het eene leven in het andere opgaat entwee onvolmaakte zielen onder Gods hoede vol maakt worden en éón geheel vormen. Op eon gala-bal by den Russischen gezant heb Ik Rohan (LAuriao voor het eerst ontmoet. Myn oom, de hertog van Avranche, stelde hem aan my veer op dê hen eigen, grappige jaanieiv_ „De dapperste der dapperen wilde graag voorgesteld worden aan de schoonste der schoonenMarie De Cresci Rohan d'Auriac." Daarop wierp hy ons een ondeugenden blik toe en liep door. Myn stiefmoeder was in een druk gesprek gewikkeld met Armand De Vilars, iemand, die my onsympathiek was, en dat niet zonder gegronde redenen. Wy bleven dus samen, al was het, helaas, maar kort. Het was heel natuurlyk, dat de woorden van den hertog my den jongen Dunois voor don geest hadden gebracht, den dapperste der dapperen. Het eerlyko, open, jonge gezicht van graaf Rohan voldeed volkomen aan het ideaal, dat ik my van den ridderiyken, jeugdigen krygsman had gemaakt. De woorden van myn oom hadden my echter ook een blos op de wangen gejaagd. Rohan vertelde my dit later en bekende my ook, dat hy zich op dat oogenblik had voorgenomen de oude legende te doen herleven. Misschien ver raadden zyn oogen dat diepe gevoeL Wat er ook van zy, ik voelde my tot hem aan getrokken. Myn moeder was by myn geboorte gestorven en afgezien van het feit, dat we denzelfden naam droegen en hetzelfde huis bewoonden, bestond er niet veel hartelijkheid tusschen myn vader, zyn tweede familie en my. Rohan d'Auriac keek mjj met zjjn ernstige, doch vriendeiyke oogen aan. Die blik boeide my, hy was zoo geheel anders dan die, waarop de heeren 'Armand De Yilars bjjv. my gewoonlyk onthaalden. Ik genoot er van en myn hart heeft er sedert zoo dikwyis en tot berstens toe naar verlangd. „Ik vrees, dat het my lastig zal zyn om de edele rol te vervullen, die uw oom my heeft toebedacht, freule," zei hy. «De gezegden van myn oom doen mQ dikwyis aan dien armen, ouden don Quichote denken," zei ik. „Ik mag don Quichote wel," zei d'Auriac. „Had hy maar geleefd ten tyde van den jongen Dunois, dan had hy met hem ten 8 try de kunnen trekken i" „Ja, alsl" zei ik. „Als alles altyd zóó gebeurde als wy het graag wilden l" „Wat zouden we dan vreemde dingen beleven," zei hy glimlachend, maar dadeiyk daarop was hy schynbaar in gedachten ver diept, die wol heel ernstig waren voor iemand van zyn leeftyd. „Ik weet het niet," zei ik. Na al de flauwe praatjes van de andere heeren te hebben aan gehoord, kwamen my zyn woorden voor als een oase in de woestyn en luisterde ik graag naar hem. „Zou u niet graag uw leven naar uw eigen wenschen willen inrichten?" „Neen, dank ui" zei hy, terwijl hy een buiging maakte. „Dat laat ik liever aan den goeden God over," en hy voegde er hy„Weet u wel, dat wy ln Bretagne zeer vroom, zyn, freule?" „Ja, dat wist ik wel, ik ben er op school geweest." „Housch?" zei hy met veel nadruk. „Waar?" „Te Yitró, ln het klooster van het Hoifiga Hart." „O, ja," zei hy. „Daar is myn zusje Jeanne ook op school geweest, maar dat was nauw tyd. Zy is er gestorven en heeft my alleen achtergelaten, als de laatste van myn geslacht.* Hy zei dit alles heel ernstig en rustig en ofschoon de glimlach verdwenen was, koekhy my toch nog heet vriendelijk Ban. „Als u dat in uw macht badt gehad. 4 sou het tochjBders zyn. geweest/! zoi ik. Hy schudde echter met zyn hoofd, zeggende „Wie weet? Wie zal uitmaken wat voor ons het beste is?" Ik heb dat gesprek altyd onthouden en ik herhaal het nu hier, omdat het myn eerste gesprek met Rohan d'Auriac was, en omdat het, volgens myn meaning, hem het best karakte riseert. Wy bleven onder dien dans zitten praten en toen het souper begon, bracht hy my naar binnen. Daarna deden wy nog een dans samen, met voor by gaan van De Yilars, hetgeen my den volgenden morgen een boetpredikatie van de gravin op den hals haalde. Al luisterend zag ik voortdurend het vriendeiyko, lachende gezicht van d'Auriac voor my. Wy zagen elkaar dikwyis, ondanks de vermaningen van myn stiefmoeder, die iets had aan te merken op het karakter van d'Auriac waarschyniyk omdat hy niet voldoend fortuin had in haar oog. „Je zult je zelf in opspraak brengen en je kansen op een goed huwelyk bederven," zei zy. „Een De Cresci, met jouw uiteriyk en fortuin, kan een prachtige party doen." Myn eigen moeder bezat een groot fortuin, waarop ik voor het grootste gedeelte aanspraak kon maken in geval ik een huwelyk aanging, dat de goed keuring van myn vader wegdroeg. Tusschen Rohan d'Auriac en my ontstond oen liefdeband, zóó hecht en sterk, dat zelfs do dood, die alles overwint, hem niet kon verbreken. Do groote rampen, die ons ge troffen hebben, hebben niet de minste betee- kenis, als men ze van dot standpunt beziet. Ondanks den tegenstand my nar familie, in wier meentng het edele karakter van myn teerbeminde niet opwoog tegen zyn gemis aan fortuin, waren wy toch «eer gelukkig. Als wy elkaar ontmoetten, ate wy het vooruit zicht hadden elkaar te sollen ontmoeten, Ja, zat& als wy van elkaar gingen want dat. sluit een byoenkomst in, vonden wy hot leven aanlokkeiyk en veelbelovend; dan hadden wy geen vrees voor do toekomst. Toen, te midden van ons goluk en zonder dat we er in het minst op voorbereid waren, kwam die donderslag, die ons leven vernietigde en het tegelykertyd veredelde. Het kost my moeite dit te vertellen. Op een morgen liet papa my in zyn studeer kamer roepen. „Ga zitten, Marie," begon hy. „Ik heb slecht nieuws voor je." Hy was buitengewoon ernstig. Hy aarzelde even en vervolgde dan op gorokten toon: „Rohan d'Auriac is wegens verraad gevan gengenomen." „Rohan? Yerraad?" herhaalde lk. Ik begon te lachen, zoo ongelooflijk kwam het my voor. „Hot is oen ernstige zaak," vervolgde liQ „zy hebben hem naar de „Oonciergorle4 gebraoht en ik vrees, dat hot er leeiyk voor hom uitziet, wat de publieke meening betreft." „Maar dat is afaohuweiyk," riep ik uit.; „Het vermoeden alleen is al een boleediging." „Het gaat veel verder, naar ik vrees," zei hy. „Hy is schuldig." „Dat geloof Ik nooit," gflde ik; jb! hoorde ik het hem zelf zeggen, dan zou ik het nog niet gelooven." deed er niet toe of Ik het geloofde of niet. De autoriteiten geloofden het. De bladen waren etr vol van de publieke mooning werd ZÓÓ opgezweept door de pers, dat ik zeker geloof dat het volk xnyn geliefden Rohan gelyncht zou hebben a1» hem te pakkea hadden kunnen kzygeo. (Wordt vervolgd^

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1900 | | pagina 5