r 12365
Zaterdag 10 Juni
A*. 1900
Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van <§pn- en (feestdagen, uitgegeven.
PERSOVERZICHT.
Feuilleton,
IEIDSCE
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden. 1.10.
Franco per post L40.
Afzonderlijke Nommers 1 f» - 0.05.
PRIJS DER ADVERTENTLÊNl
Van 1—6 regels f 1.06. Iedero regel moor f 0.17 J. Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Tweede Blad.
Do Loidsehe hoogleeraar dr. P- Van Geer
deocl in de Nieuwe Rotlerdamsche Courant
een „Open Brief" opnomon a&i dr. L. J. W.
Smit, den rector van hot gymnasium te
i 'e-Hortogenbosch.
Aanleiding tot dit schreven vond prof. Van
;Geer in het feit, dat do Bossche gemeente
raad, in strijd met hot oordeel vao commie-
siën en deskundigen, verwierp het voorstel
om ook meisjes op het gymnasium
|toe te laten. De meerderheid van den
Baad, die dezen uitslag bewerkte, grondde
zich danrbtJ op het door dr. Smit uit-
jgebraehte advies.
Dit bericht is door prof. Van Geor die
als gecommitteerde voor de gymnasiale eind-
examens, naar hij zegt, dr. Smitleerde kennen
leis een man van humaniteit naast strenge
(-plichtsbetrachting, en aan het samenzijn en
samenwerken met wien hij de beste herinne-
i.ring bewaarde met diep leedwezen vernomen.
„Het ia uw advies niet", zegt prof. Van
Geer, „maar uit de mededeeling in de Nieuwe
1 Rotter damsche Courant bleek genoegzaam,
van wolkon aard het was.
1 Onbegrijpelijk z(Jn mij uw motleven, <Me
.zoozeer in strijd zfjn met de ervaring van
nagenoeg al uw ambtgenooten. Immers, als
om strijd wordt door hen aangetoond, hoede
aanwezigheid van meisjes op het gymnasium,
ver van nadeelig te werken, een gunstigen
invloed uitoefent op het onderwijs ook voor
de manlijke leerlingen, en de bezwaren, die wel
eens worden gevreesd, zich zoo goed als nooit
hebben voorgedaan.
Welnu, ook mijn ervaring wensch ik hierbij
.In de weegschaal te leggen. Herhaaldelijk heb
'ik by verschillende examens ook vrouwelijke
[leerlingen aangetroffen. Nimmer was ik daarbjj
jdo meening toegedaan, dat aan dezen, omdat
zij vrouw waren, iets moest worden toege
geven, of dat zij in eenig opzicht anders
moesten behandeld worden dan de manlijke
leerlingen. Maar wel bleek my, dat zy geens
zins by dezen behoefden achtergesteld te
.worden; dat zy vooral in ijver en volharding
om een voorgesteld doel te bereiken, om
daar.by miskenning en tegenwerking van allerlei
(aard te overwinnen, ver boven de manlijke
'candidaten uitblonken. Dezelfde verschijnselen-
'mocht ik opmerken zoo dikwijls ik onder do
.candidaten voor het gymnasiale eindexamen
vrouweiyke leerlingen aantrof.
Maar myn ervaring reikt verder. Ook myn
academische lessen werden door verscheidene
1 vrouweiyke studenten bygowoond, en hierby
vertoonden zich duidelyk de boven vermelde
rverschynsolen. In yver en opgewektheid
i stonden zy by geen der maniyke studenten
^ten achter^ en de gunstige invloed van het
samenzyn op de collegebanken zal door geen
mijner leerlingen worden ontkend.
Doch in éón opzicht was verschil merkbaar.
Soms bleek my, dat dc vrouweiyke leerlingen
meer moeite hadden om zich het voorgedragene
eigen te maken en behoorlyk te verwerken.
Yan waar dat verschil? De oorzaak lag dan
altyd in de voorbereiding. Zy hadden niet het
I voorrecht gehad van een behoorlijke voorbe
reiding op het gymnasium; met moeite hadden
zy door privaatlessen of op andere individueele
wyze de noodige kennis opgedaan om het
Staatsexamen, dat toegang opent tot de aca
demische examens, af te leggen. Maar de
•veelzydige ontwikkeling, die het bywonen
van een volledigen gym nasialen leercursus
veroorzaakt, ontbrak; nooit was dit goed te
maken, en slechts met groot» moeite en in
spanning konden de hierdoor veroorzaakt©
bezwaren worden overwonnen.
Daarom verheugde het my, zoo dikwijls fk
las, dat opnieuw een gymnasium voor vrou
weiyke leerlingen werd opengesteld; daarom
deed het mjj innig leed toen ik vernam, hoe
door uw toodoon de gymnasiale voorbereiding
voor de plaats uwer inwoning aan vrouwelijke
leerlingen wordt onthouden."
Prof. Yan Geer (die verklaart „geenszins
party te kiezen voor de moderne feministi
sche beweging, waarmede deze zaak elechtB
zydelinge in verband staat") zegt wel te be
grijpen, dat hy een man van groote ervaring
op onderwysgebied als dr. £L, door dit zyn
schrijven niet van een welgevestigde over
tuiging zal kunnen doen veranderen.
Toch, voegt hy er by, kan ik de hoop niet
prijsgeven, dat door voortgezette waarneming
en overdenking uw meening wordt gewijzigd
en gy prÜBgeeft, wat ik niet anders dan
een vooroordeel kan noemen. Dan zult gy als
eeriyk en oprecht man getuigen, dat gy hebt
gedwaald en uw advies schade heeft toege
bracht aan zoovelen, die niets liever verlangen
dan zich onder nw leiding voor te bereiden
tot het hoogor onderwjjs.
Onder het hoofd Diensturen by de
spoorwegen schryft het Handelsblad:
Wy hebben het geval medegedeeld van een
spoorwegarbeider, die ontslagen werd, omdat
hy nagelaten had, na afloop van den gewonen
diensttyd, te voldoen aan den last om een
wagen schoon te maken. Het bestuur van
de Yereeniging van Spoor- en Tramwegper
soneel had zich deswege tot den minister
van waterstaat gewend. Thans wordt gemeld,
dat, volgens 's ministers antwoord, in geen
geval aan overtreding van de bepalingen
omtrent den diensttyd door den betrokken
beambte het recht kan worden ontleend om
de bevelen van hen, die over hem gesteld
zyn, niet op te volgen. Tevens heeft ZuExc.
het bestuur der Yereeniging verzocht de leden
hierop indachtig te maken, ter voorkoming
van misverstand en schade.
In Het Volk wordt, naar aanleiding van
dit antwoord, de opmerking gemaakt, dat
aldus beambten worden verplicht oen bevol
op te volgen, dat in stryd is met een wettelyk
vastgestelde bepaling, togen welker overtreding
nog wel straf is bedreigd. Inderdaad ïykthet
vreemd, maar toch is de zaak niet zoo heel
eenvoudig. De diensturen by de spoorwegen
zyn voor het personeel in het vorig jaar
vastgesteld, „behoudens buitengewone om
standigheden". Het oordeel of zulk een om
standigheid aanwezig ie, behoort aan den
chef, die verantwoordeiyk is voor de juiste
toepassing, o. a. in verband met de bepaling,
dat „onder buitengewone omstandigheden
niet worden begrepen zoodanige omstandig
heden en byzondere dienstverrichtingen, als
door bestuurders van den spoorwegdienst
haddon kunnen worden voorzien". Yooral
met het oog op de veiligheid moest deze
uitzondering op de bepaling betreffende de
diensturen worden gemaakt en daarom heeft
de minister terecht geantwoord, dat de
beambte verplicht is een gegeven bevel op
te volgen, ook al is dit in stryd met de
gewone regeling van den diensttyd.
Een andere vraag is het echter, of in dit
bepaalde geval, waar naar het oordeel van
een ambtenaar van het staatstoezicht voor
den langeren diensttyd geen aanleiding be
stond, op de dienstweigering terecht ontslag
is gevolgd. De straf schynt hier al zeer
onevenredig aan het vergryp.
Ove^ Gymnasia schryft Het Nederlemd-
eche Dagblad:
Onlange was een wet tot wflzlging der
Hooger-Onderwjjswet aan de orde. Hoewel
veel te laat, ging de wetgever er thans ein
delijk aan denken het studeeren der Afrikaan-
dera aan de Nederlandsche Universiteiten
mogeiyk of, ten minste, gemakkeiyker te
maken. Het bleek daarvoor noodig om aan
de diploma's van enkele buitenlandsche gym
nasia rechtskracht toe te kennen en nu vroeg
de heer De Savornln Lobman waarom byzon
dere gymnasia in Nederland by vreemde
zullen achterstaan.
Die logica was moeilyk te weerstaan en
met een overgroote meerderheid gaf de Tweede
Kamer hem gelyk. Weer een merkwaardig
staaltje, hoe maatregelen, die werkelyk voor
uitgang heeten mogen, tot stand komendoor
het initiatief van mannen, die conservatief en
vyanden van den vooruitgang heeten.
Hot amendement van den heer Lohman,
om aan byzondere gymnasia net zoogenaamde
recht tot promoveeren toe te kennen, betee-
kent feiteiyk een keerpunt in de geschiedenis
van het ondorwya in Nederland, en do ge
volgen zullen zeer vèr strekkend zyn. Als de
vrye gymnasia het promoveerrecht hebben,
hoe zal men het dan aan vrye universiteiten
onthouden
Het verschil is na, dat aan de gymnasia
het oindoxamen niet door de eigen leeraren,
maar door een zelfstandige staatscommissie
wordt afgenomen. Het gevaar, dat van het
promoveerrecht misbruik zal worden gemaakt,
is nu geweken, maar feiteiyk is daarmee het
promoveerrecht voor alle gymnasia afgeschaft.
Het is nu toch weer aan den Staat voorbe
houden, die het door middel eoner staats
commissie uitoefent
Moet nu voor de Universiteiten dezelfde
maatregel worden ingevoerd, dan is het jus
promovendi een doode musch. Zal het iet3
boteekenea, dan moeten de eigen leeraren
het diploma kunnen uitreiken. Staatsexamen
en jus promovendi sluiten elkander uit Men
leze ook nog eens in het Gedenkboek van
Het Nieuws van den Dag (deel II, p. 93) wat
prof. dr. Yan der Wyck over staatsexamens
zegt: „Donders, die gelyk Thorbecke oor-
„spronkeiyk een voorstander van staafcsexa-
„mens was, zag zich spoedig verplicht te
„getuigen, dat zy veel ruimer spel aan het
„toeval lieten dan academische examens. Zeer
„middelmatige candidaten werden toegelaten,
„uitstekende nu en dan afgewezen. Geen
„wonder: niemand weet vooraf waarover de
„vreemde examinator het hebben zal; men
„mag zich voor geen enkel onderwerp byzon-
„der interesseeren, daar het op een gegeven
„oogenblik noodig zal zjjn duizend verschil*
„lende vragen te kunnen beantwoorden; de
„omnibus aliquld (van alles wat) wordt do
„eenige veilige leus; lust ia studie wordt
„gedood; studie ontaardt- in volpompen vóór
„en leegloopon na het examen."
Wy vreezen dus, dat de heor Lohman nog
slechts een halve overwinning heeft behaald,
en hopen, dat hy niet zal rusten. De staats
commissie voor het eindexamen der gymnasia
moet afgeschaft worden. De eigen leeraren
moeten bepalen of iemand goschikt is het
universitair ondorwys by te wonen en dan
heeft de heer Lohman nog eon concessie
gedaan, die in onze oogen hoogst verderfeiyk
is. De voorwaarde, dat dan ook de byzondere
gymnasia het leerplan der openbare zouden
overnemen, werd door hom aangenomen en
daarmee vervalt zoo ongeveer al het goede,
dat die gymnasia hebben of hebben kunnen.
Als het goed is, moeten geen twee gymnasia
op elkander ïyken. Do eisch van uniformiteit,
door de bureaucratie gesteld, moet onver-
biddeiyk worden afgewezen, als leidende tot
verarming van het goesteiyke leven en tot ver
nietiging van oorapronkeiykhoid en karakter.
Dat openbare instellingen van onderwys
uniform zyn ingericht, is vry natuurlyk. Dat
is niet meer dan een oisch van orde, die de
contröle gemakkeiyker maakt, maar daarom
zyn dan ook openbare instellingen van onder
wys, wanneer overigens alles gelyk is, onhor-
roepeiyk en noodzakeiyk altyd slechter dan
byzondere.
Het ia dus zeer de vraag, of de heer
Lohman niet door zyn amendement, waarover
wy ons overigens verheugen, met de beste
bedoelingen tor wereld en zonder het te willen,
de byzondere gymnasia heeft gedood. In elk
geval zal geen vrye universiteit ooit tot dien
prys het promoveerrecht kunnen aanvaarden
en de heer De Savornin Lohman zal dat wel
met one eens zyn. H(J zelf heeft indertyd
het plan ontworpen om ook de Ryksunlversi-
teiten vry en zelfstandig te maken door ze
te begiftigen met een vaste som, die zy na
eigen inzicht zouden mogen besteden (Gedenk
boek als boven, p. 102), maar wat blyft van
die vryhoid over, als het jus promovendi aan
een staatscommissie wordt toegekend. De
diploma's van enkele buitenlandscho gymnasia
worden erkend, ook al zyn zy door de eigen
leeraren en niet door een staatscommissie
uitgereikt. De gelykstelling van de Neder
landsche gymnasia met de buitenlandsche is
dus slechts schyn, zoo lang in Nederland de
staatscommissie behouden blyft.
De Tyd bevatte een hoofdartikel naar aan
leiding van het verleden week in de Tweedo
Kamer gevoerd debat tusschen de heeren
Lohman, Troelstra en den minister van justitie
over den rechtsgrond der straf. Wy
ontleenen daaraan het volgende:
Zeker, het dateert niet van heden of gisteren,
dat de vrye wil van den mensch'wordt ge
loochend en daardoor elke vaste grondslag
aan een begrip van schuld en straf wordt
onttrokken. Zooals het gewoonlyk gaat, ging
het echter ook hier. Het duurde eenigen tjjd,
het duurde vry lang zelfs vóór men op prac-
tisch gebied de laatste consequenties uit z(jn
verderflyke theorieën durfde trekken. Het
klaarbiykeiyke belang van Staat en maat-
schappy, daarby het eenvoudige gezond ver
stand der menigte, dat, als dwaalleeringen in
feiten worden omgezet, niet zóó gemakkeiyk
door sofismen is te vangen, vormden langen
tyd (en vormen zelfs tot zekere hoogte nu
nóg) een beletsel Waar het niettemin heen
gaat, werd door den heer Lohman in zjjn
rede duideiyk genoeg gezegd. Het is waar,
dat den heer Lohman door den heer Troelstra
werd verweten, dat zyn rede was geweest
een charge, dat hy had getracht een carica-
tuur te leveren van de beginselen, welke ook
hyzelf (Troelstra) op het gebied van strafrecht
was toegedaan. Doch de heer Lohman kon
daarop het volkomen afdoende antwoord
geven, dat hy, waar hy had getracht de be
ginselen van het moderne strafrecht te schetsen,
geen enkele zinsnede had gebezigd van hemzel-
ven, maar woordeiyk had geciteerd oen artikel,
voorkom wide in De Gids van April LI., af
komstig van de hand van onzen jongsten hoog
leeraar in het strafrecht, prof. Simons. Naar
die woorden mag derhalve worden geluisterd,
wanneer men den geest van hot moderne
strafrecht, zooals het aan de Universiteit wordt
onderwezen, wil leoren kennen.
Het blad besluit zyn artikel aldus:
Het is niet moeilyk te voorspellen, wat er
by een steeds verder doordringen der nieuwe
theorieën op hot gebiod van strafrecht en der
veelgeprezen „humaniteit" geschieden zaL
„Yolle verantwoordelijkheid" en „yolslagen
toerekenbaarheid" zullen hoe langer zoo zeld
zamer by een beschuldigde worden aango^
troffen. Niet lang zal hot duren, of de gevan
genissen zullen lodig en do a s i 1 o a (bet
voorvoegsel prison zal men, als herinnerend
aan de oude „wraakfcheorieên", ook wel spoedig
ter zyde stollen) zullen met belangwekkende
„patiënten" gevuld zyn.
Maar ook dan zal de loochening van *8 mon-
schen vryen wil en verantwoordelykheid voor
zyn daden nog niet haar laatste consequontie
bereikt hebbendeze laatste consequentie toch
la geen andere dan een volslagen anarchie,
waarby de mensch, levende als do wilde dieren,
noch wet, noch gezag, noch eenige zedeiyke
macht to ontzien heeft en alleen het recht
van den sterkste, In zyn meest brutalen vorm,
de onderlinge verhoudingen bepaalt.
Het verdient do aandacht, zegt Het Centrum,
dat zy, die ontstemd zyn over de houding
van hot Kabinet, voornameiyk bohooreu
tot de uiterste Linkerzyde.
De sociaal-democraten en radicalen klagen
over do lauwheid dor Eogeering, die gezwicht
is voor het votum der Eorste Kamer.
Blykbaar hadden deze heeren gewenscht,
dat hot ministerio een crisis bad uitgelokt
en aldus het geheele land in beroering ge
bracht.
Trouwens, ook liier geldt het spreekwoord,
dat de uitersten elkander raken.
Want ook van geheel tegenovergestelde
zyde is de stelling verkondigd, dat de ministers
onmogelijk konden aanbiyven, dat zy aan hun
eer verplicht waren heen te gaan, enz., onz.
Gelukkig voor het land, dat deze uiterste
elementon doorgaans hun verlangen niet zien
ingewilligd.
Een mmisterieele crisis, mot al de daaraan
verbonden gevolgen, zou slechts onvruchtbare,
misschien zelfs sciiadeiyke govolgen hebben
opgeleverd.
En bovendien schynt thans goen enkele
party behoorlyk voorbereid op een algomeene
verkiezing, terwyi by oen wisseling van be
windslieden niets te wiDnon viol.
Wy verheugen er ons daarom over, dat de
Regeering zich niet Al te prikkelbaar hoeft
getoond en met meer dan gewonen spoed
een nieuwe Ongevallen-wet zal indienen op
den ouden grondslag.
Langs dion weg zyn ons hot best practi-
sche resultaten verzekerd.
Het Vaderlandde „technische" herziening
der Kieswet besprekend, zegt, dat do wy ze,
waarop de Begeering de eigen aangifte van
huur- en loonkiezora vervangen wil door aan
gifte door verhuurdors en patroons, ook haar
bewondering niet kan wegdragen.
Gaat het aan, verhuurders en werkgevers
do verplichting op te leggen hun huurders
en loontrekkers het kiesrecht thuis te be
zorgen? Dat gaat toch wol wat ver, en de
vergeiyking met de besturen der instellingen
van weldadigheid, die ook verplicht zyn aan
de administratie opgaven te verstrokkon, gaat
niet op. Deze besturen toch zyn pubiiokroch-
teiyko lichamen, tot wier fhnctiën het be.
i)
Opofferende liefde.
L
Ik, Marie De Cresci, schryf deze regelen ter
'rechtvaardiging van iemand, die door iedereen
werd verafschuwd; ter rechtvaardiging van
den trouwen, dapperen en fleren edelman,
'Rohan d'Auriac van Saint-Pol de Léon, in
Bretagne. Als ik met myn hartebloed zyn
goeden naam had kunnen schoonwasschen,
.hoe dolgaarue zou ik het daarvoor veil hebben
gehad 1 Wat er ook van zy, het verhoogt myn
geluk, dat het my gegeven is geweest, hom
tot steun te zyn, al heb ik daardoor al het
andere ook verloren. Myn verlies was zyn
gewin en hoe iaat het geluk hem ook bereikt
heeft en hoe kortstondig het geweest is, het
was ook het myne.
Daarom is alles, wat mij is overkomen,
geen verlies, maar winst, niettegenstaande de
wereld my al lang als een gevallene en een
krankzinnige heeft gebrandmerkt.. Ik sprak
daar van zyn geluk 1 Lieve Hemel l hoe weet
men of iemand gelukkig is en waarin bestaat
het geluk I
"Want hot hart Is een goed versterkte ves
ting, waar geen vreemdeling kan binnen
dringen, en wy allen zyn elkander vreemd,
totdat opeens het eene hart het andere vindt,
het eene leven in het andere opgaat entwee
onvolmaakte zielen onder Gods hoede vol
maakt worden en éón geheel vormen.
Op eon gala-bal by den Russischen gezant heb
Ik Rohan (LAuriao voor het eerst ontmoet. Myn
oom, de hertog van Avranche, stelde hem aan
my veer op dê hen eigen, grappige jaanieiv_
„De dapperste der dapperen wilde graag
voorgesteld worden aan de schoonste der
schoonenMarie De Cresci Rohan d'Auriac."
Daarop wierp hy ons een ondeugenden blik toe
en liep door.
Myn stiefmoeder was in een druk gesprek
gewikkeld met Armand De Vilars, iemand, die
my onsympathiek was, en dat niet zonder
gegronde redenen. Wy bleven dus samen, al
was het, helaas, maar kort.
Het was heel natuurlyk, dat de woorden
van den hertog my den jongen Dunois voor
don geest hadden gebracht, den dapperste der
dapperen. Het eerlyko, open, jonge gezicht van
graaf Rohan voldeed volkomen aan het ideaal,
dat ik my van den ridderiyken, jeugdigen
krygsman had gemaakt. De woorden van
myn oom hadden my echter ook een blos
op de wangen gejaagd. Rohan vertelde my
dit later en bekende my ook, dat hy zich op
dat oogenblik had voorgenomen de oude
legende te doen herleven. Misschien ver
raadden zyn oogen dat diepe gevoeL Wat er
ook van zy, ik voelde my tot hem aan
getrokken. Myn moeder was by myn geboorte
gestorven en afgezien van het feit, dat we
denzelfden naam droegen en hetzelfde huis
bewoonden, bestond er niet veel hartelijkheid
tusschen myn vader, zyn tweede familie en my.
Rohan d'Auriac keek mjj met zjjn ernstige,
doch vriendeiyke oogen aan. Die blik boeide
my, hy was zoo geheel anders dan die, waarop
de heeren 'Armand De Yilars bjjv. my
gewoonlyk onthaalden. Ik genoot er van en
myn hart heeft er sedert zoo dikwyis en tot
berstens toe naar verlangd.
„Ik vrees, dat het my lastig zal zyn om de
edele rol te vervullen, die uw oom my heeft
toebedacht, freule," zei hy.
«De gezegden van myn oom doen mQ
dikwyis aan dien armen, ouden don Quichote
denken," zei ik.
„Ik mag don Quichote wel," zei d'Auriac.
„Had hy maar geleefd ten tyde van den jongen
Dunois, dan had hy met hem ten 8 try de
kunnen trekken i"
„Ja, alsl" zei ik. „Als alles altyd zóó
gebeurde als wy het graag wilden l"
„Wat zouden we dan vreemde dingen
beleven," zei hy glimlachend, maar dadeiyk
daarop was hy schynbaar in gedachten ver
diept, die wol heel ernstig waren voor iemand
van zyn leeftyd.
„Ik weet het niet," zei ik. Na al de flauwe
praatjes van de andere heeren te hebben aan
gehoord, kwamen my zyn woorden voor als
een oase in de woestyn en luisterde ik graag
naar hem.
„Zou u niet graag uw leven naar uw eigen
wenschen willen inrichten?"
„Neen, dank ui" zei hy, terwijl hy een
buiging maakte. „Dat laat ik liever aan den
goeden God over," en hy voegde er hy„Weet
u wel, dat wy ln Bretagne zeer vroom, zyn,
freule?"
„Ja, dat wist ik wel, ik ben er op school
geweest."
„Housch?" zei hy met veel nadruk.
„Waar?"
„Te Yitró, ln het klooster van het Hoifiga
Hart."
„O, ja," zei hy. „Daar is myn zusje Jeanne
ook op school geweest, maar dat was nauw
tyd. Zy is er gestorven en heeft my alleen
achtergelaten, als de laatste van myn geslacht.*
Hy zei dit alles heel ernstig en rustig en
ofschoon de glimlach verdwenen was, koekhy
my toch nog heet vriendelijk Ban.
„Als u dat in uw macht badt gehad. 4
sou het tochjBders zyn. geweest/! zoi ik.
Hy schudde echter met zyn hoofd, zeggende
„Wie weet? Wie zal uitmaken wat voor ons
het beste is?"
Ik heb dat gesprek altyd onthouden en ik
herhaal het nu hier, omdat het myn eerste
gesprek met Rohan d'Auriac was, en omdat het,
volgens myn meaning, hem het best karakte
riseert. Wy bleven onder dien dans zitten praten
en toen het souper begon, bracht hy my naar
binnen. Daarna deden wy nog een dans samen,
met voor by gaan van De Yilars, hetgeen my
den volgenden morgen een boetpredikatie van
de gravin op den hals haalde. Al luisterend
zag ik voortdurend het vriendeiyko, lachende
gezicht van d'Auriac voor my. Wy zagen
elkaar dikwyis, ondanks de vermaningen van
myn stiefmoeder, die iets had aan te merken
op het karakter van d'Auriac waarschyniyk
omdat hy niet voldoend fortuin had in haar oog.
„Je zult je zelf in opspraak brengen en je
kansen op een goed huwelyk bederven," zei zy.
„Een De Cresci, met jouw uiteriyk en fortuin,
kan een prachtige party doen." Myn eigen
moeder bezat een groot fortuin, waarop ik voor
het grootste gedeelte aanspraak kon maken in
geval ik een huwelyk aanging, dat de goed
keuring van myn vader wegdroeg.
Tusschen Rohan d'Auriac en my ontstond
oen liefdeband, zóó hecht en sterk, dat zelfs
do dood, die alles overwint, hem niet kon
verbreken. Do groote rampen, die ons ge
troffen hebben, hebben niet de minste betee-
kenis, als men ze van dot standpunt beziet.
Ondanks den tegenstand my nar familie, in
wier meentng het edele karakter van myn
teerbeminde niet opwoog tegen zyn gemis
aan fortuin, waren wy toch «eer gelukkig.
Als wy elkaar ontmoetten, ate wy het vooruit
zicht hadden elkaar te sollen ontmoeten, Ja,
zat& als wy van elkaar gingen want dat.
sluit een byoenkomst in, vonden wy hot
leven aanlokkeiyk en veelbelovend; dan hadden
wy geen vrees voor do toekomst. Toen, te
midden van ons goluk en zonder dat we er
in het minst op voorbereid waren, kwam die
donderslag, die ons leven vernietigde en het
tegelykertyd veredelde.
Het kost my moeite dit te vertellen.
Op een morgen liet papa my in zyn studeer
kamer roepen.
„Ga zitten, Marie," begon hy. „Ik heb slecht
nieuws voor je."
Hy was buitengewoon ernstig. Hy aarzelde
even en vervolgde dan op gorokten toon:
„Rohan d'Auriac is wegens verraad gevan
gengenomen."
„Rohan? Yerraad?" herhaalde lk.
Ik begon te lachen, zoo ongelooflijk kwam
het my voor.
„Hot is oen ernstige zaak," vervolgde liQ
„zy hebben hem naar de „Oonciergorle4
gebraoht en ik vrees, dat hot er leeiyk voor
hom uitziet, wat de publieke meening betreft."
„Maar dat is afaohuweiyk," riep ik uit.;
„Het vermoeden alleen is al een boleediging."
„Het gaat veel verder, naar ik vrees," zei
hy. „Hy is schuldig."
„Dat geloof Ik nooit," gflde ik; jb! hoorde
ik het hem zelf zeggen, dan zou ik het nog
niet gelooven."
deed er niet toe of Ik het geloofde of
niet. De autoriteiten geloofden het. De bladen
waren etr vol van de publieke mooning werd
ZÓÓ opgezweept door de pers, dat ik zeker
geloof dat het volk xnyn geliefden Rohan
gelyncht zou hebben a1» hem te pakkea
hadden kunnen kzygeo.
(Wordt vervolgd^