Wegens verbouwing Botermarkt 16
Breesf raat 114, bij de HCeerniiPtagsteeg.
GRACIEUSE.
28.
GEBABD BK. DEE, Breestr.
Cursus Hoefbeslag,
het fijnste wat gemaakt wordt.
EENIG AGENT:
Dienstbode.
Meid-Huishoudster
STOÖMOÊKFJBRM „HOLLAND", LEIDEN.
EN
VAN ALLE
Interc. Telephoonn. 367.
Dienstboden
JE>ien@tt>o<le,
is het merk van ecbt Bosscbe Koek, keurig lekker van
smaak, die op geen Ontbijttafel mag ontbreken. In nette
verpakking bij alle Winkeliers verkrijgbaar a 25 Cts. per stuk.
F'euilleton.
tVlOOIE VROUWEN.
MANTELS
STOFEENl
FINALE UITVERKOOP
4464 444
MANTELS EN STOFFEN
J. N. ZIIRLOH
A '."A- •V-.-Vr^jAc'-.-r '-AA V "v '1 -
_**T- -- -• - -
LEIDEX.
Belanghobbonden is nog gelegen
heid gegeven zich aan te melden by
den Heer B. VAN GRUTING,
plaatsvervangend Districtveearts te
leiderdorp, tot Donderdag
a. s. (24 Moi). 4458 14
De Secretaris van de Af deeling Leiden
v/d. Hollandsche Maatschappi/j
van Landbouw,
BOLMAX.
4455 60
Worden gevraagd met 1 Jiali:
2 flinke R.-K.
in een druk gezin, tegen hoog loon.
Zich persoonlijk aanmelden, 's avonds
tusschen 8 en 9 urenHaarlemmer
straat 134 136. 4462 8
Mevrouw BINNENDIJK-VAN
NES, te Noordwyk-Binnen, vraagt,
wegons huwelyk der tegenwoordige,
tegen 1 Aug. of eerder, een flinke
.Dienstbode, goed kunnende werken
en ook bekend met koken. 4450 9
Wegens huwelyk der tegenwoor
dige vraagt A. VAN DER WELK,
te Warmond, met 1 Aug. eone netto
van den P. G., in een zeer klein ge
zin. Zonder goede getuigen onnoo
dig aan te meidon. Brieven aan het
Bureel van dit Blad onder No. 4445. 10
Wegens huwelyk der tegenwoordige
verlangt Mevr. NEDERBÜRGH,
te lVarmond, tegen 1 Augustus,
een bekwame 4446
als »ll'ID.tr.l.FFV
HOLLAND'5 ROEI
85)
„Hier betreft het slechts Greta en haar
kind. Gy hebt haar genomen, zooals zy was,
zooals wy haar leerden kennen. Zy heeft niet
de minste schuld aan uw teleurstelling. Een
schreeuwende onrechtvaardigheid zouhetzyn,
wanneer gy haar nu wildefc verlaten."
„Daarover sta ik niemand toe een oordeel
te vollen 1" riep KUussen heftig. „U niet,
noch iemand anners, want ik ben het, die
zedeiyk in dit samenleven ten gronde gericht
wordt. Myn talent verdort, myn gezondheid
(wordt ondermynd; Lc heb aiie energie ver-
floren. Wat zou ik niet, wanneer ik niet
jgebonden was, kunnen scheppen 1 Maar myn
^phantasie, myn scheppingskracht zyn ver-
jlamd. Het spook der ellende komt met
reuzenschreden op ons toal En wanneer nu
Jin deze ellende de liefde van een edeldenkende,
,geesteiyk ryk begaafde vrouw als een zonne
straal valt, wanneer mjjn hart zich smachtend
ivoor haar opent, wie zal my verdoemen?"
j Olaf had deze warme zelfverdediging
jrwygend aangehoord. Nu schudde hy het
[hoofd. „Ik moet je beklagen, Hans. Gy hebt
geweten hoe het komen moest. Nu helpen
Jgeen drogredenen. Droomt gy nu weer van
,een geluk, met dien last op het geweten,
(wanneer gy do scheiding werkeiyk hebt
I doorgezet? Want het zou my ten minste
Als een last drukken, al hield ik den hemel
zelf ook in myn armen en ik dacht aan die
'beide arme verlaten wurmen, die ergens by
Vreemde menschen bescherming moesten
zoeken I Wanneer gy myn moening wilt
weten, dit is zy."
Klaussen's gelaat was vaalbleek geworden.
De aderen op zyn voorhoofd zwollen op. „En
is dit alles, wat gy my, die een beroep op
Je vriendschap deed, weet te zeggen?"
„Volstrekt niet! Ik vat mgn plicht als
raadgever die rol hebt gy my toch toe
gedacht integendeel ernstiger op dan je lief
is. Gy denkt, dat de toekomst je van alles
zal brengen: onder anderen groote sommen,
die gy mogelyk kunt verdienen. Maar zoo
niet, wat dan? Waar blyft het verzekerde
bestaan van je vrouw en je kind?"
„Dat is m()n zaak!" riep Klaussen,toornig
opstuivend. „Wat ik beloofd heb te betalen,
zal ik betalen, en meerl"
Olaf knikte veelbeteekenend. Met spottende
minachting viel hy hem in de rede„Een mooie
geschiedenis. De vrouw, die je echtgenoot»
haar man, je zoon den vader ontsteelt, onder
houdt de beide bestolenen dan met haar geld.
En die beiden nemen het, in onwetendheid en
wyi zy niet anders kunnen, aan. Het is min."
„Gy waagt het," riep Klaussen, zichzelven
byna niet meer meester, „je eigen ellendige
veronderstellingen my toe te dichten? Gy
stelt my als een nietswaardigen kerel voor
zonder schaamte en eergevoel? Wyi ik dwaas
genoeg was, om je getuige van myn zielstryd
te maken? En gy denkt, dat gy dit ongestraft
kunt doen, wyi ik dom genoeg was in jou
myn vriend te zien? Neem je in acht. Gy
zy t aan de grens gekomen
Olafs breede borstkas ging sneller op en
neer. „Wat ik gezegd heb, heb ik gezegd,"
zeide hy barsch. „My kunt gy nieta wys
maken. De geheele familie De Beauremont
is een rotte boel. Voor eiken fatsoenlijken
kerel bestaat daarover geen twyfeL"
„Dat zult gy verantwoorden," fluisterde
Klaussen heesch. „Het fatsoen zal ik je ten
minste leeren."
Olaf lachte spottend.
Dit werkte op de overspannen zenuwen van
den kunstenaar als een zweepslag. „Gy zult
my voldoening geven, Olaf. Dadeiyk."
„De familie De Beauremont is geen schot
kruit waard," zeide Olaf vorachteiyk. „Bespaar
my zulke comedies."
„Dan zal ik je dwingen, lafaard!" riep
Klaussen.
Olaf, die op het punt stond de kamer te
verlaten, bleef by dit laatste woord op den
drempel staan. Zyn blauwe oogen schoten
vnur. „Ellendige, onverstandige zwakkeling,"
zeide hy tandenknarsend, „aan wien niemand
iets verliest! Wanneer gy het dan volstrekt
wilt, dan zullen wy duelleerenl" En met die
woorden verliet hy haastig de kamer.
Klaussen's rytuig wachtte buiten. Hy wierp
zich in een niet te beschry ven toestand daarin.
Beider belang bracht mee, dat het twee
gevecht zoo weinig mogelyk ruchtbaar werd.
Goede vrienden hielpen hiertoe mee en
bewaarden het geheim.
Daar het duel 's morgens in de vroogte in
een boschje tusschen twee stations van den
Oosterspoorweg zou plaats vinden, nam
Klaussen 's avonds te voren van Greta en
het kind afscheid.
Toen hy by Greta binnentrad, onderdrukte
hy den wensch, haar zyn besluit schriftelijk
mee te deelen. Hy wilde niet laf zyn.
Greta," zeide hy, zonder een blik op het
bleeke gelaat van de jonge vrouw te werpen,
„het keerpunt, waaraan ik sta, legt my den
plicht op, je gevoel van reoht en billykheid
in te roepen. Gy weet zelve, dat het leven,
hetwelk wy belden iadenlaatateo tydiekkten,
geen leven te noemen was. Het was niets
dan een gedwongen samenzyn, waaruit voor
het kind, wanneer zyn verstand begint te
werken, niets dan schade en onheil kan
voortkomen."
Een oogenblik meende zy, dat do kamer om
haar heen draaide. Zy tastte naar zyn hand.
„Wat zegt ge? Wat wilt gy doen?"
Zy had gemeend de kracht te bezitten,
haar leven zoo vreugdeloos verder maar aan
zyn zyde door te brengen. De gedachte, dat
hy van haar gaan, haar geheel alleen laten
kon, drong zich zóó plotseling aan haar op,
dat haar woorden als een kreet klonken.
„Ik moet afscheid van je nemen, voor een
stryd, waaruit ik wellicht niet levend terug
keer," zeide hy.
„Een stryd? Gy? En met wien?" De stem
begaf haar.
„Met Olaf Harmsen."
Ines' beeld kwam hem weer voor den
geest. Zyn weekhartige stemming verdween.
Greta," zeide hy, haar hand drukkend,
met de vastberadenheid van een onvermydeiyk
besluit, „voor jou en het kind zal gezorgd
worden, wanneer ik vallen mocht, zoo goed
ik zorgen kon, door myn laatste portret.
Wanneer ik echter in het leven biy£ hebt
gy dan liever, dat ik my zelf op een goeden
dag een kogel door het hoofd jaag, dan dat
gy my de vryheid grootmoedig teruggeeft?"
Het gevoel van schaamte en medelyden,
dat hem tot dusver had weerhouden dit te
zeggen, was vervlogen. Klaussen sprak op
haastigen, gejaagden toon, alsof hy zoo
spoedig mogelyk aan dit ptJniyk gesprek een
einde wilde maken.
„Gy zegt zelve, dat het niet anders met
ons kan worden. Moeten wy dus beiden,
wy inzien, dak wy niet voor
elkander geschapen zyn, aan die dwaling ten
gronde gaan?"
„Is een eed dan niets?" vroeg zy bevend.
„Wanneer wy beproefden öf ik ging met
het kind öf gy ondernaamt een groote
reis! Zoo lief" zy barstte in snikken
uit „als ik je heb.
„Als gy my werkeiyk liefhebt," riep hy
hartstochteiyk, „geef my dan aan myzelven,
aan myn talent terug! Ik kan zóó niet verder
loven. Ik zou voortaan met een geboeide ziel
ook niets meer kunnen scheppen en wy zouden
dus armoede en gebrek ïyden."
„Ik wil gaarne ontberen!" riep Greta, zyn
arm omklemmend. „Ik vrees niets, wanneer
gy maar by my zytl"
„Ik ben deze liefde niet waard," zeide hy
somber. „En vind ook geen troost daarin.
Greta, heb medelyden! Wat verliest gy aan
my? Den echtgenoot niet meer. Maar een
vriend kunt gy winnen, die in de verte in
trouwe dankbaarheid voor jou en het kind
zal zorgen. Liefde is zoo dikwyis een vluchtige
droom. Achting en dankbaarheid weven een
sterken band. Die zal nimmer tusschen ons
breken, dat zweer ik je."
Zy wist, wat zyn hart van haar ver
vreemdde. Met een bitterheid, zooals haar
vroom gemoed nooit had gekend, zeide zy,
haar handen latende vallen: „Ik wil my niet
aan je opdringen en evenmin zult gy om my
ten gronde gaan. Doe, wat gy wiltl Neem je
geluk, waar ge wilt. Ik heb geen kracht
meer om weerstand te bieden. De kleine zou
ook zoo spreken, wanneer hy begreep wat
gt) ons aandoet."
,Het kind blijft hot nwe. Do xorg voor rijn
beeta&n en het uwe sal voortaan mijn hei
ligste plicht sjft."
tWert# wrvetyi>