*•.12337
Zaterdag 12 Mei.
A*. 1900
<£)eze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
PERSOVERZICHT.
Feuilleton.
MOOIE VROUWEN.
LEIDSCH
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leidon per 3 maanden.1 f 1.10.
Franco por post1.40.
Afzonderlijke Nommers 0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17 J. Grootero
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten do stad
wordt f 0.05 berekend.
Tweede Blad.
KENNISGEVING.
Inschrijving voor de Schutterij.
Burgemeester en Wethouders van Leiden,
Gelet op aitikel 7 van het Koninklijk besluit
van 21 Maart 1828 (Staatsblad No. 6);
Koepen b(j deze de inwoners dezer gemeente,
voor zoover zij ingezetenen van het Rijk zijn en
op 1 Januari laatstleden hun 25ste jaar waren
ingetreden (alzoo de geborenen in 1875), op om
zich, overeenkomstig art. li der wet van 11 April
1827 (Staatsblad No. 17), vóór den lsten Juni a. s.
voor de Schutterij te doen inschrijven, onver
schillig of zy al dan niet vermeenen reden van
vrijstelling ot uitsluiting van den Schutterlijken
dienst te hebben, zullende met deze inschrijving,
iDgevolge art. 5 van het aangehaald Koninklijk
besluit, den löden Mei a. 3. een aanvang worden
gemaakt.
Belanghebbenden worden er aan herinnerd, dat,
uit kracht van art. 2 van voormelde wet, als
ingezetenen, met betrekking tot de toepassing
dier wet, worden beschouwd zoowel vreemdelingen
als Nederlandors, mits zij binnen hot Ryk gevos-
tigd zijn, en dat aan de bovonbedoelde inschrijving
alleen niet onderworpen is do binnen het Rijk
gevestigde vreemdeling, niet tevens Nederlander
zijnde en behoorende tot een der Staten, welker
onderdanen, als gevolg van tusscben Nederland
en die Staten gesloten verdragen, hier te lande
niet tot den dienst bij de Schutterjj verplicht
kunnen worden.
De aandacht van belanghebbenden wordt wijders
in hot bijzonder gevestigd op de bepaling, van
art. 9 van genoemde wet, volgens welke zij die
zich niet vóór 1 Juni a s. hebben doen inschrijven,
bij ontdekking, ambtshalve ingeschreven, ver
volgens door den Schuttersraad tot eene geldboete
verwezen en daarenboven, bijaldien voor hen
geen reden van vrijstelling of uitsluiting mocht
bestaan, zonder loting bij de Schutterij ingelijfd
zullen worden.
Belanghebbenden worden voorts verwittigd, dat
tot deze inschrijving meer bepaaldelijk zitting ge
houden zal worden ten Raadhuizo dezer gemeente
(kamer No. 9):
voor hen, wier familienaam aanvangt met de
letter A, B, C of D, op Dinsdag 15 Mei 1900,
voor hen wier familienaam aanvangt mot de
letter E, F, G, H, I, J of K, op Donderdag 17
Wei 1900,
voor hen, wier familienaam aanvangt met de
lettor L, M, N of O, op Zaterdag 19 Mei 1900,
voor hen, wier familienaam aanvangt met de
letter P, Q, R of S. op Maandag 21 Mei 1900,
voor hen, wier familienaam aanvangt met de
letter T, U, Vr W, X, Y of Z, op Woensdag 23
Mei 1900, telken dage van des voormiddags 10
tot des namiddags 8 uren, zullende dooi elkeen, die
tot de aangifte ter inschrijving verplicht is, teu
blyke van zijn ouderdom een deugdelijk geboorte
bewijs bebooren te worden overgelegd.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
F. WAS, Burgemeester.
VAN HEYST, Secretaris.
Leiden, den 28sten April 1900.
KENNISGEVING.
S C II U T T E B IJ.
Burgemeester en Wethouders van Leiden,
Gelet op art. 7 van het Koninklijk besluit van
7 September 1828 (Staatsblad No. 55);
Roepen bjj deze op alle binnen deze gemeente
wonende personen, geboren in de jaren 1866 en
volgende tot en met 1874 ingesloten en achter
eenvolgens in 1891, 1892, 1893, 1894, 1895, 1896,
1897, 1898 en 1899 voor de Schutterij alhier inge
schreven, voor zoover zij door de Commissie van
onderzoek, in art. 15 der wet van 11 April 1827
(Staatsblad No. 17) op de Schutterijen omschreven,
cot den dienst werden aangewezen en, als behoo
rende tijdens het opmaken van de schuttersrol
tot de gehuwden of wedawnaars met kind of
kinderen, buiten oproeping gebleven, doch sedert
door storfgeval kinderloos weduwnaar geworden
zjjn, om van laatstgenoemde omstandigheid uiterlijk
op 14 Mei aanstaande aan hen, Burgemeester en
Wethouders, sohriftelijk of mondeling keunis te
geven.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Leiden, F. WAS, Burgemeester.
28 April 1900. VAN HEYST, Secretaris.
De ministerieel© circulaire,, waarby wordt
bepaald, dat kweekelingen der R (1 k s-
normaallessen, die de vierde klasje
doorloopen hebben, zich behooren te onder
werpen aan het akte-examen voor onder
wijzers, vindt in Eet Schoolblad een verdediger
in den hoer D. Boswijk, directeur aan de Rijks
normaalschool te Arnhem. Hij schrijft o.^o.:
„Er wordt bezwaar gemaakt tegen de_,j$jt-
drukking, dat do kweekelingen v e r pj i cJut
zijn zich aan het examen te onderwerpen.
Nu, liever zou ik lezen „de kweekelingen
hebben hot recht". Maar komt dat in
dë practyk niet op hetzelfde neer? Kan men
zich het geval denken, dat oen kweekeliDg
verzoekt om een jaar uitstel? Als
dat gebeurt, dan zijn er zeer bijzondere omstan
digheden in het spel, en dan kan hij vrij
stelling van de verplichting bekomen,
van.den minister van binnenlandsche zaken.
Ik zie dus niet het geringsto- bezwaar in dessfc
„verplichting"; alleen vind ik het onnoodi*
dat een kweekeling voor het verkrijgen djp
vrijstelling zich moet wenden tot den Minister:
het ware eenvoudiger dit te verzoeken aan
den districts-8choolopziener, nog wel zoo ei
voudig, do vraag om vrijstelling te rieki
tot den directeur dor lessen. Erg is hot o]
al weer niet, want het aantal jrragen om vi
stelling zal wel zeer, zeer klein zijn.
Waarom ik wensch, dat de kweekelingen
van het 4de studiejaar het recht hebbën
om examen te doen?
Omdat ik het verderfelijk voor hen a%b,
dat zij tweemaal het hoogste leerjaar ^©or
moeten maken. Dat geschiede slechtst in
nood als een afgewezen kweekeling aelf dit
wenscht.
En, in het hoogste leerjaar zal toch het
besef van verantwoordelijkheid wel zóó groot
zijn, dat do kweekeling oven goed werkt bij
de wetenschap „ik mag opgaan" als bjj de
gedachte: „Wanneer ik niet goed werk, krijg
ik geon verlof voor hot examen". 'tWil m\j
zelfs voorkomen, dat het wegnemen van den
dwang hier in het algemeen heilzaam zal
werken.
Maar zegt men als dat nu eens jiiet
het geval is, zij hot ook maar by onkejgn»?
Welnu, dan is van die leeriingeflf viyt
onvoldoende en verdienen ze ^orv?ydj3rd
te worden.
Het hoofdbezwaar van een direot^ui* betreft
de zwakkere kweekelingen,. dfo f betalen,
examen-koorts krygen, door zwakte, „af. h. w,
ter slachtbank worden gevoerd." 1
Ik wensch daarop eenvoudig te antwoórden
Die zwakken hadden niet moeten toegelaten
worden tot de 4do klasse. Wanneer men alleen
flinke (geen buitengewone) leerlingen toelaat
tot de lessen en streng is by de overplaatsing,
vooral naar de 4de klasse, dan zie geen
enkele reden, waarom de leerlingen dier klasse
niet het recht zouden hebben om examen
te doen.
Vergis lk my, wanneer ik zeg: By het
laten overgaan naar de 4de klasse beant
woorde men voor eiken leerling deze'vraaf*:
„Kan hy onder gowone omstandigheden over
een jaar vry zeker 6lagen?" Het antwoord
op die vraag beslisse over de bevordering.
My dunkt, die vraag stelt men zich ook aan
Gymnasia en H. B.-S.
Ik heb althans nooit vernomen, dat een
leerling, die do hoogste klasse van een dier
inrichtingen had doorloopen, verlof moest
vragen voor het afleggen van het eindexamen.
Wel verre dan van in te stemmen met de
geopperde bezwaren, kan ik niet anders dan
het besluit van 10 April toejuichen."
De FAeschc Courantwier redacteur (een
Hervormd predikant) vroeger vaak met prof.
Van Veen schynt gepolemiseerd te hebben,
toen beiden nog in het noorden des lands
woonden, schrflft nu, dat het haar „een oor
zaak van niet geringe vreugde is", dat ook
prof. Van Veen „tot het wel gewikt en over
wogen besluit is gekomen, dat, zal er van
een tegengaan van do invloeden van het
liberalisme, enz. sprake zyn, er samen
werking moet komen van alle Chris-
teiyke partyen", en „dat, komt deze
niet tot stand, ons goede vaderland aan de
opperheerschappy van oen liberalisme blyft
overgeleverd, die het hoe langer hoe meer
op de paden van het socialisme voert."
Het fijne puntje blyft, meent het blad, de
verhouding tot de Roomsche party.
,Wy voor ons kunnen ons ook niet ver
eenigen met het denkboeld öm reeds by eerste
stemming een Roomschen Staatsman te
kiezen, en biyven aan het Program getrouw
om bij eerste stemming mot een eigen candi-
daat op te treden.
Maar by herstemming, op een vast accoord,
of wól omschrevon program, bij herstomming,
wanneer het do keuzo geldt tusschon een
Roomsche en oen liberaal, achten wy het een
gebiedenden plicht, om niet don liberaal, maar
den Roomsche te stemmen."
Het blad betoogt verder, dat eonerzyds de
Kuyperophobie moet verdwijnen, anderzyds
do Kuyporianen moeten ophouden in mr.
Lobman eon verdacht anti-revolutionair te
zien, en dat men moet beginnen „met het
oprecht gekoesterde voornemen om het waar-
ïyk eens te willen worden" en om, met ter-
zyde-stelling van kleine verschilpunten, naar
besliste samenwerking heen te sturen.
Plet artikel besluit:
„In do Kamer staan alle Christeiyko partyon
schouder aan schouder, als het den strijd van
beginsel geldt.
Mogo dat ook zoo zyn, als by do stombus
dezelfde strijd gevoerd wordt."
Dr. A. W. Bronsveld schryftin de „Kroniek"
van het Meinummer der Stemmen voor Waar
heid en Vrede het een en ander naar aan-
loiding van de discussie, in verschillende
bladen ontstaan over de artikelen van
prof. V a n V o o n. De hoofdstrekking blykt
uit het'volgende:
Het Nsderlandsche Dagblad heeft het volste
recht,- om het zyn lezers voor te houden, dat
de- christelyk-historischen geen „Bronsveidia-
nen" zyn, maar men moet ook niot vergoten,
dat zy niet alios behoeven te onderschreven
wat voorkomt in de met een Y. onderteekende
artikelen. Dit geldt o. a. hetgeen Eet Ned.
Dagblad heeft geschreven naar aanleiding van
do Unie-voorstellen van prof. Van Yeen. Het
Dagblad geeft den indruk, dat hetgoen do
christeiyk-historisclien geschoidon houdt van de
anti-revolutionairen zoo niet alleen dan toch
voornamoiyk bestaat in het samengaan met
Rome. Verklaart dr. Kuyper, dat hy zyn leuze:
„ook by eerste stemming wil ik wel een
Roomsch-Katkoliek stemmen" laat varen, dan
zal, zoo zegt Het Ned. Dagblad, aan een ver
bond met anti-revolutionairen niets, of niet
veel meer in den weg staan. Al hot andore
zal dan vanzelf volgen.
Ik wensch hier te zeggen, dat de leden
van don Christeiyk-Historischen Kiezersbond
den man, aangeduid door de letter V., zeer
hoog schatten, maar dat velen op dit punt
hem niet byvallen. Wy althans hebben, afge
zien van het verbond met Rome, ook nog
andere principieele en ingrypende bezwaren
niet alleen tegen het program, maar ook
tegen de manieren van do anti-revolutio
naire party.
Dr. De Visser heeft in z(1n politieke rede,
onlangs te Arnhem gehouden, ons standpunt
in dezen duideiyk in het licht gesteld.
Al deed dr. Kuyper afstand van zyn
Roomsche sympathieën, dan zou hy nog do
man niet wezen, met wien wy wenschen
samen te gaan en samen te stryden. Deze
gozindheid vloeit by ons niet voort uit on-
christeiyken wrok, uit do herinnering aan
persooniyke, grove beleedigingen en verdacht1
makingen, welke wy en onze beste vrienden
van den redacteur van Da Standaard en De
Heraut hebben ondervonden, maar uit de vrees
om de verdediging van hetgoen ons het hoogst
en het heiligst is, toe te vertrouwen aan
een man, wiens wyze van strydvoeren, wiens
wapenen ons zoo dikworf bleken zeer onheilig
en zeer „vleeschelyk" te zyn. Zyn machtige
porsooDlykheid hoeft haar stempel gedrukt
op zyn volgelingen, en hoe onedel, hoe klein
deze man van groote gaven is, blykt byv.
uit de wyze, waarop hy den heer De Savornin
Lobman bestrydt en vervolgt. Van al de be
zwaren, die wy koesterden tegen de anti
revolutionaire party en haar leider, hebben
altyd bij ons het zwaarst diegene gewogen,
weike wy ontleenden aan do consciëntie, aan
het gebied der christolyke zedenleer....
Door dit to schryven neom ik niet terug
den wensch, onlangs door my te kennen ge
geven, naar voreeniging van allen, die van
Christolyke professie zyn. Maar hebben wy
ooit het Evangelie van onzen Heer Jezus
Christus willens on wetens verloochend?
Hebben wy niot steeds in ons leven en
streven als doelwit gesteld, ons door de be
ginselen van dat Evangelie te laten leiden?
Maar als men dat voortdurend verdacht en
belacheiyk maakt? Als men Calvyn in plaats
van Christus en dr. Kuyper in plaats van
Calvjjn stolt wordt dan toenadering niet
zoo goed als onmogeiyk-gemaakt? En gesteld,
dat het kwam tot een vredesonderhandeling,
meent gy niet, dat de anti revolutionairen
van ons zouden oischen met hun eischen ons
tevreden te stellen? -
De „Liberale Unie", die op 2 Juni
haar jaarvergadering zal houden, stelt thans
voor aan het bekende besluit over de wensche-
lykheid van de invoering yan algemeen
kiesrocht voor mannon ©n van de
mogelykheid van toekenning van kiesrecht
aan vrouwen, te doen voorafgaan:
„zoodra de politieke omstandig
heden dit veroorloven."
Daarvan zegt het Handelsblad: „Beteekenen
die woorden: „zoodra", enz., dat Grondwets
herziening geen integreerend deel zal uit
maken van het verkiezingsprogram voor 1901,
maar afhankelyk wordt gesteld van de „poli
tieke omstandigheden"? Is dit de bedoeling,
dan heeft de overweging inderdaad groote
waarde en komt zy aan het gerezen bezwaar
te gemoet.
Hebben die woorden echter een andere
betoekenis, dan scbynon ze ons niet zeer
duideiyk toe. Welke zyn de „politieke om-
standi lieden", die invoering van algemeen
kiesrecht, enz. veroorloven? Zoodra daarvoor
een meerderheid in beide Kamers te vinden
is? Dit is iots, wat zoozeer vanzelf spreekt,
dat het wel niet bodoeld zal zyn. Maar wat
dan? Wy zullen onze weetgierigheid moeten
opschorten tot de vergadering van 2 Juni."
De Haagsche Briefschryver van de Nieuwe
Groninger Courant is van meening, dat het
verslag d9r Eerste Kamer over do Onge
vallenwet nieuwe gezichtspunten opent.
Vooral de nota Van den heer Godin de Beau
fort over hot verband der wet met onze
pensioenwetten getuigt zyns inziens van
groote scherpzinnigheid.
Ongetwyfeld zegt hy zal de quacstio,
door den heer Godin do Beaufort opgeworpen,
op de een of andere wyze moeton worden
opgelost, en misschien ligt hierin by den feilen
tegenstand, dien het ontwerp blijkbaar in de
Eerste Kamer ontmoet, do reddingsplank.
Niet onmogelyk toch is het, dat do Regee
ring, om het veronachtzaamde verband lus-
schen ongevallen- en pensioenwetten to her
stellen, een novelle zal toezeggen en dat
men dan van de zyde der Kamer zal verlangen,
dat in die novelle ook andere punten worden
opgenomen, en dat op die wys een compromis
tot stand komt.
Gemengd Nieuws.
Eergisteravond omstreeks half-
tion greep te Kampen een diep treurig voorval
plaats. De 18-jarige J. K., eenige dochter
eener weduwe aldaar, heeft door verdrinking
een einde aan haar leven gemaakt. Ter hoogte
ongeveer van de Koornmarktspoort sprong
zy m den IJsol, nadat iemand tevergeefs ge
tracht had haar vast te houden. Zy had zich
vooraf van eenige kleedingstukken ontdaan-
Een aankomende jongen heeft zich nog to
water begeven, doch kon haar niet bereiken.
Een half uur daarna gelukte het de politie
haar ïyk te vinden, dat onmiddellyk naar het
Ziekenhuis is overgebracht.
Te Schiedam is in de houtzagery
van do heeren Van Deventer Zn. do 22-jarige
houtzager Gerardus Van Geene by het zagen
getroffen door een plank, welko met kracht
werd teruggeslagen. Door hevige pyn aan het
onderiyf kon hy zyn werk niet voortzetten
en werd naar huis gebracht. Don volgenden
dag is de ongelukkige overleden.
De inzenders ter Parysche ten-
toonstelling zyn naar het 6chynt lang niet
allen tevreden over den veiligheidsdienst.
Naar gemeld wordt, heeft zelfs de Hongaar-
6che commissaris het „paleis" zyner landge-
nooten weer doen sluiten, omdat het histo
risch merkwaardige zaken en kunstschatten
bevat, welker bewaking hem onvoldoende
voorkwam, zoodat hy eerst zelf zyn personeel
wil aanvullen. Een Parysch juwelier moende
het beste bewys te leveren van het gebrek
kig toezicht in het Champ de Mars door op
klaarlichten dag met twee zyner werklieden
zyn eigen kast open te breken en do meeste
juweeien in een zak weg te dragen.
Volgens de „New-York Herald" heeft
do Pennsylvaansche Spoorwegmaatschappy de
spoonvegïyu van Long Island gekocht en wil
zy daar een aanlegplaats vestigen voor de
transatlantsche stoombooten, om aldus den
overtocht van en naar Europa nog een halven
dag te bekorten.
De Senaat der Vereenigdo Staten
heeft de mededeeling ontvangen, dat een
nieuwe bom was uitgevonden, welko zulke
geweldige eigenschappen heeft, dat geen enkel
pantsorvaartuig of vestingmuur er weerstand
aan kan bieden. By proefneming moeton de
sterkste pantserplaten van Krupp door
geschoten zyn.
25)
„Wat dragen?" viel Klaussen in.
„Dat zult gy wel beter weten dan ik. In
©lk goval drukt haar iets op het gemoed, dat
gy alleen kunt wegnemen."
„Dacht ge, dat ik my niet alle moeite gafJ
om dat te doen?" riep Klaussen, zenuwachtig
opstuivend. „Wilt ge my verwyten, dat ik
liefdeloos bon? Donkt ge, dat ik nog een
6tap in huis kan doen zonder door pyniyke
gevoelens gedrukt te worden? De jongen is
nog niet groot genoeg om myn plaats te
vervangen, maar mettertyd zal dit wel komen.
Bovendien," voegde hy er, zich tot kalmte
dwingend, by, „zal ik Greta ondervragen. Ik
vind zelf, dat z(j er te bleek uitziet. Maar zy
tobt zich ook op onverstandige wyze met
den jongen af. Ik kan haar toch niet dwingen
eens uit te slapen."
Olaf floot zacht by zichzelven. Klaussen
kende dit toeken van ontevredenheid. Zyn
overspannen zenuwen werden daardoor nog
meer geprikkeld.
„Wat wilt gy eigenlyk van my?" vroeg h(j
heftig, zich met over elkaar gekruiste armen
voor den schommelstoel plaatsend. „Welke'
lynen trekt gy? Gy hebt je technische
kennis goed gebruikt en zult er ryk by
worden, wanneer gy voortgaat met het ver
stand te werken. Daarby zou ik echter ver
hongeren; ik heb inspiratie noodig. En die kan
ik niet commandeeren, zooals gy je getallen.
Ik kan my die ook niet laten voorschryven;
ik neem die, waar zy my ten deel valt. Volg
ik myn genius, dan is het je niot naar den
zin, maar liet ik myn familie honger ly'den,
dan zou het je goedkeuring ook niet weg-
dragen. En daar gy je toch op een bepaald
standpunt moet plaatsen, zoo zeg my, wat
ik naar je meening doen en wat ik laten
moet om myn plicht te vervullen."
Olaf stond op. „Ik word je lastig, zooals
ik zie."
„Neen," riep Klaussen, bleek van ergernis,
ofschoon in zyn binnenste geheel van de
waarheid dezer woorden doordrongen. „Zeker,
plaag my nu ook nog met gevoeligheid l
Hier thuis ben ik een monster en buitens
huis een phenomeen." Hy lachte schamper.
„Een mooie toestand l Ik wilde, dat gy in
myn vel staakt I"
„Gy pronkt te veel met je goede eigen
schappon buitenshuis en te weinig binnens
huis," zeide Olaf laconiek. „En dat moet ik
zeggen, ik dank God, dat Hy my in zoo'n
eenvoudig vel gestoken heeft. Wel, bambino,
wat wilt ge?" brak hy het gesprek ter
rechter tyd af, daar Greta zich met het kind
in de andere kamer vertoonde.
De kleine trappelde en juichte altyd van
pleizier by het zien van Olaf, zoodat de jonge
vrouw nooit spoedig genoeg zyn ongeduld
kon bevredigen en dus ook nu haastig over
den drempel trad.
Klaussen ging hartstochteiyk ontroerd op
zyn zoon toe, nam hem met een zenuwachtig
vertrokken gelaat van Greta's arm en drukte
hem tegen zich aan. Hy deed hem daarby zeker
pyn, want de kleine schrikte en begon te
schreien.
„Wees still" gebood hy met barschestem.
Het hoofd deed hem pyn en hy voelde
zich ellendig. „Ga dan maar weer heen,
schreeuwer!"
Greta bedekte de blonde haartjes van den
kleinen levenmaker met kussen. Hy had
beide armpjes om haar hals geslagen on
verborg het hoofdje tegen haar wang. „Wy
gaan weer weg, Hansje," zeide zy met zachte
waardigheid.
„Ei, beware l" riep Olaf, en snel het
glanzende papier met het gouden wapen van
do tafel nemend, zwaaide hy dat voor den
kleine heen en weer.
„Opgepast, bambinol Wie schreit er nul
Daar, neem het t Sla er maar mee 1 Zoo, wel,
wat staat daar? Lees, bambino 1"
Klaussen had zich naar het raam begeven
en zoo zag hy niet, dat Greta's blikken
onafgewend aan den eersten regel van de
uitnoodigingskaart bleven hangen. „De mar
kiezin De Beauremont
„Mevrouw Klaussen," zeide Olaf, bezorgd
de hand uitstekend, „ik geloof byna, dat de
jongen van plan is op den grond te tuimelen."
Zy ontstelde even. „Ik dank u," antwoordde
zy haastig, „ik werd een oogenblik getroffen
door den naam hier op de kaart. Zeg oom
goeden dag, Hansje 1 Wy storen 1"
Zy hield Olaf vluchtig den kleine toe en
verliet toen de kamer.
VI.
Niet zonder bevangenheid had Klaussen
dezen eersten stap in de hoogste kringen
gedaan, welke zyn pas verworven roem als
adeldiploma lieten gelden en meer over het
hoofd zouden gezien hebben dan een licht
begrypeiyke, snel overwonnen verlegenheid.
Ines, die zich inneriyk vermaakte met den
jaloerschen toorn harer vereerders, behandelde
Klaussen met onderscheiding en bewees hem
allerlei oplettendheden, zonder zich ia het
minst door de verbaasde gezichten van haar
voormalige gunstelingen van den weg te
laten brengen.
Haar voorbeeld vond navolging. De jonge,
begaafde man werd by zonder knap en onder
houdend gevonden, nu hy ongedwongen aan
zyn levendig temperament toegaf, zóó toegaf,
dat hy meende het leven nooit van eon andere
zyde gezien en kennen geleerd te hebben.
Steeds beter werden de vooruitzichten daarby
voor later voor hem. Maar zyn droevig, huise-
lyk leven wierp zyn donkere schaduwen
daarover heen als sombere gevangenismuren
over een zonnig stuk aarde. Ja, zyn talent
moest in zulk een suffe, drukkende omgeving
verdorren en ten gronde gaanl
Deze gedachte joeg Klaussen, toen hy zich
voor het eerst aan hem opdrong, een rilling
door de aderen. Zy droef hem uit den
lachenden kring der feestgenooten in de een
zaamheid. De markiezin volgde hem. Toen hy
opkeek, stond zy voor hem in het perzikkleurig
boudoir, van welks zoldering een rozerood
licht uit kristallen bloemkelken hen bestraalde.
Uit de muziekzaal klonk spel en gezang.
De tonen weerkaatsten gedempt tegen de
glinsterende zyde, waarmede de muren van
het vertrek waren behangen. Uit vazen en
schalen verspreidden welriekende kindoren der
lente hun geur.
„Hebt gy over myn portret nagedacht?"
vroeg Ines.
Zy zag er ln haar purperrood gewaad met
de fonkelende sterren in het zwarte haar
onboschrynyk schoon uit, zooals koningin
Esther er moest uitgezien hebben, toen zy
het vertrek van den Perzischen vorst Xerxes
betrad.
Die gedachte schoot Klaussen plotseling by
het zien van haar door het hoofd. „Koningin
Esther l" zeide hy, met bewonderende blikken
haar gestaite monsterend.
Zy lachte. „Niet kwaad 1 Op dit idee zou
ik niot gekomen zyn. Wilt gy muziek hooren
of praten?"
„By u zynl" antwoordde hy vermetel, tot
in do vingertoppen opgewonden door het genot
van haar by zyn.
Zy fixeerde hem scherp. „Waarmede wilt
gy dezen wensch rechtvaardigen?"
„Gy hebt my verwend en nu durf ik hem
onder woorden brongen."
„Gy wilt zeggen: Verwende kinderen
worden overmoedig?" vroeg zy met een zacht
boven van haar neusvleugels.
„Ja," antwoordde hy zacht. „Of treurig."
Zy glimlachte, keerde zich om en verliet
de kam or.
Het was hom te moede, alsof met Ines'
verdwynen de zoele lucht om hem heen,
dikker werd. De tyd van zyn vurigen
liefdegloed tusschen de bescheiden bloemen'
van oen dorpstuin kwam hem daarby als een
lang vervlogen geluk in den zin. Een diep
weemoedige stemming overviel hem, hy had
willen wegsnellen, en toch trok oen onweer
staanbaar verlangen hem weer naar het
feestgewoel.
Eenmaal in de gunst van de toonaangevende
kringen, kon de jonge kunstenaar zich geheel,
en naar hartelust geven zooals hy verkoos.
Hoe zonderlinger, hoe onberekenbaarder hy'
zich gedroeg, des te interessanter hy werd. Zyn
beminlyke persoonlykheid wist elke licht-;
geraaktheid glansryk te overwinnen. Zoo
geheel uit zyn gewone sfeer gerukt, stortte'
Klaussen zich met teugelloozo ongebonden*1
held la de genietingen van het nieuwe levea^
ÏWvrdl vmlQd'u