NM2322
Woensdag 35 April.
A°. 1900
Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van gonr en feestdagen, uitgegeven.
Tweede Blad.
PERSOVERZICHT.
2J"©*u.±3JL©'tc>:o..
MOOIE VROUWEN.
LEIDSCH
DAGBLAD.
PEU8 DKEKB COUBABT»
Toor Leiden per 8 maanden, j 4 a i f 1.10.
Franco per post|I«. 1.40.
Afzonderlyke Nnmmam af 0.06.
SBUS DEB ADVEBTZHTEËBt
Van 1-8 regot» f 1.08. Iedere regel meer f 0.17J. - Grootere
letter» naar plaatsruimte. Voor het incaeseeren bnlten de stad
wordt ƒ0.06 berekend.
Eet Vaderland gaf een overzicht van de
Wetsontwerpen tot herziening van lo. de
,wettoiyke bepalingen betreffende de bevor
dering, het ontslag en het pension-
,neoren der militaire officieren tyj
zee- en landmacht; 2o. de militaire pon
lei o on en bh de zee- en landmacht. Het blad
•teekent daarby enkele opmerkingen aan. Zoo
[verwacht het van de voorgestelde wetten, dat
^daardoor een eind zal komen aan den nood-
ilottigen invloed, dien de militaire pensioenraad
'tegenwoordig uitoefent èn op het levenslot van
imonig oud militair èn op de legertoestanden.
[Of do Regeering er in geslaagd is door de
jDieuwo redactie van het betrekkelijk artikel 5
der pensioen wetten aan dit bezwaar te gemoet
jte komen, vermag Het Vaderland thans niet
'te constateeren.
In de tweede plaals, waar de bestaande
;wotten voorschrijven, dat de oorzaak, de aard
[en de gevolgen van de verwonding, vermin
king, ziels- en lichaamsgebreken, dio recht op
pensioen gevon, by militair geneeskundig
onderzoek moeten zijn erkend, voegt art. 5
der ontwerp-pensioenwotien hieraan toe, dat
;dlt moet geschieden „naar regelen, te stellen
by algemeenen maatregel van bestuur".
1 Eet Vaderland meende, dat bedoeld onder
hoek ook thans reeds op die wijze geschiedt,
ill. volgens de by algemeenen maatregel van
(bestuur vastgestelde reglemonten op hot ge
neeskundig onderzoek van 2 November 1883
jiStsU. No. 151). In elk geval at.ht het maat
regelen tot wijziging van don toestand zeer
'dringend noodig. Zooals het nu gaat, kan het
'niet langer.
By de bereden wapens vermindert het aan-
jtal vrijwilligers op hoogst onrustbarende wyze;
(terwijl van de ouderen, die er nog zyn, zonder
'twyfel verscheidene biyven medoloopon, al
!voelon zy zich eigeniyk niet geschikt meer,
V 'at ze de zeer gegronde vroes koeeteren
,v; wanneer zij zich laten afkeuren, zonder
'eemg pensioen te worden weggezonden.
Y. schrijft in Eet Nederlandsche Dag'Aad:
De Nieuws Provinciale Groninger Courant
'heeft de artikelen over Samenwerking
Ivan prof. Van Veen met onverholen
blijdschap begroot.
Zy keurt het evenwel af, dat Bet Neder-
landsche Dagblad reeds bij voorbaat aan de
(/Standaard-party do schuld geeft, indien er
[van samenwerking niets komt.
Alsof niot de reeks aitikelen, waarin De
Standaard een nauwo samenwerking met do
Roomschen, ook reeds by eerste stemming,
heeft bepleit, de houding van Het Neder-
lanclsche Dagblad volkomen rechtvaardigt?
Worden die artikelen gehandhaafd en toe
gepast, dan is samenwerking by voorbaat
ionmogelyk gemaakt en dat door De Stansbard
en door haar alleen.
Die ongelukkige artikelen hebben alles
bedorven, omdat zy bewijzen, dab De Standaard
'jdenzelfden weg uit wil als in 1897 en met
(nog moer consequentie.
De Nieuwe Groninger zegt zelf, dat alles,
iwot do gemoederen kan scheiden, naar den
'achtergrond moet worden gedrongen, ten einde
.'samenwerking mogeiyk te maken, on wy
zijn dat geheel met haar eens, maar is De
•Standaard dan niet begonnen juist het omgo-
keerde te doen? De verhouding tot de
Roomschen by de stembus is het teero punt,
dat niet onbesproken en onbeslist kan blyven,
en juist dat punt is door de Standaard-party
nu reeds uitgemaakt tegen den zin van den
Chrlsteiyk-Hi8torischen Kiezersbond en zonder
overleg met hem. Volgens de Nieuwe Gro
ninger, die zichzelvo ook tót de Slandaard-
party rekent, is het volstrekt niet de be
doeling van die party, dat Rome haar eerste
en allernaaste medestryder zyn zal voor de
handhaving van het Cbristeiyk karakter der
natie, en indien dat waar is, bestaat er nog
kans op samenwerking; maar uit De Standaard
hebben wy slechts het omgekeerde kunnen
lezen en zoolang De Standaard niet openiyk
heeft verklaard, dat de Groninger geiyk heeft,
zullen wy zoo vry zyn aan onze opvatting
vast te houden. De Groninger wil thans Rome
voorloopig laten rusten. Eerst moeten de
anti-revolutionairen en Christelyk-Histori-
schen trachten in hoofdzaak tot overeen
stemming te komen, maar is dat wel mogelyk,
daar die hoofdzaak toch juist de verhouding
tot de Roomschen is? Ten slotte zegt de
Groninger dan ook zolf, dat er aan samen
werking niet te denken valt, indien de eene
party in geen geval iets van Rome weten
wil, en daarmee erkent zy weer, dat de
quaeatie, die zy voorloopig wilde laten ruston,
allereerst dient besproken te worden. Wy
hebben nooit beweerd, dat wy in geen govaï
iets van de Roomschen weten willen. Samen
werking in de Kamer hebben wy altyd aan
bevolen. Onmogeiyk achtten wy het alleen,
dat Roomsche candidaten by eerste stemming
kwamen op een Chrlsteiyk-Historische lyst
en zoolang nu do Groninger zich niet duideiyk
op dat punt uitspreekt, is elke poging, om
tot een vergeiyk te komen, vruchteloos. Hier
moet geen dubbelzinnigheid hoerschen. Hoe
vat de Groninger de samenwerking met de
Roomschen op?
Wordt die vraag bevredigend beantwoord,
dan komt al het andere vanzelf terecht.
De Hooge Raad heeft het verzoek om
revisie in zako gebrs. Hogerhuis afge
wezen.
Mot deze afwyzing der revisie-aanvraag is
deze zaak, dio een tydlang veel gemoederen
in beroering bracht, nu geëindigd, zegt De
Nederlander
Men heeft, onder den indruk van enkele
feiten, die na de veroordeeling der Hogerhuizen
voorvielen, getwyfeld aan de schuld der ver
oordeelden. Men heeft het betreurd, dat onze
gebrekkige revisie-procedure geen middel tot
herstel bood. Men heeft in socialistische krin
gen deze gelegenheid aangegrepen tot vergui
zing der rechteriyke macht, men heeft in andere
kringen zich waariyk eenigszins ongerust ge
maakt over dit concrete geval. Yyf Kamer
leden hebben toen oen voorstel tot wyzigmg der
revisie-procedure ingediend. Zy hebben dit
gedaan, niot zooals het in progressistische
kringen werd voorgesteld als „gelegen
heidswetje", om de Hogerhuizen uit de gevan
genis te halen, maar omdat de revisie-procedure
sinds lang wyziging behoefde en omdat dit
recente geval slechts opnieuw de aandacht er
op vestigde en de wottelyke leemte als het ware
op den voorgrond drong, zoodat het gunstige
oogonblik („le moment psychologique", zou
mr. Yan Houten zeggen) voor een wijziging
was aangebroken. Do Kamers hebben dit
voorstel, na eenige wyziging, goedgekeurd en
de Koningin heeft het bekrachtigd.
Een dor eerste zaken, die toen aan de
nieuwe regeling werden onderworpen, was,
zooals te vermoeden viel, de Hogorhuis-zaak.
Er werd revisie aangevraagd aan den Hoogen
Raad. Deze stelde een grondig en nauwgezet
onderzoek in, waarby ten slotte bleek, dat
geen gronden voor revisie aanwezig waren.
Gebleken is nu dus, dat niot de vroegere
gobrekkelyke regeling de revisie tegenhield,
immers dat ook onder régime der huidige
milde en doeltreffende bepalingen geen termen
voor revisie aanwezig zyn.
Degenen, die op grond van allerlei (niet te
controleeren) geruchten aan de schuld der
Hogerhuizen waren gaan twijfelen, hebben
zich dus vergist, zy hebben zich, te goeder
trouw, noodeloos beangst gomaakt. Zy zyn
thans gerustgesteld en kunnen zich over hun
vergissing en over don loop dezer zaak in zoover
troosten, dat deze medo den stoot hoeft gegeven
tot een wyziging in ons formeel strafrecht,
waaraan dringend behoefte bestond.
Reden om aan do eeriykheid of nauwgezet
heid van het onderzoek van den Hoogen Raad
te twyfelen, bestaat natuurlijk niet Geen poli
tieke of persoonlyke consideraties, ala in de
lichtschuwe Dreyfus-proceduro, compliceerden
deze zaak. Zy was een rechtszaak „por
et simple".
De éénigen, voor wie nu nog reden kan
bestaan de agitatie voort te zetten, zyn zy,
voor wie de eigeniyke bedoeling was hot in
discrediet brengen der rechteriyke macht en
wien thans een wapen uit de hand is geslagen.
Misschien zal het hun gelukken, nog een tyd
lang eenig leven in de brouwery te houden,
maar op den duur zullen zy ongetwijfeld hot
hoofd stooten tegen het Nederlandscbe volks
karakter en de ongerepte reputatie onzer
rechteriyke macht.
Het Nederlandoche Dagblad zegt:
Een nieuw bewys hoe ■chromelyk licht
vaardig de agitatie voor dt gebroeders Hoger
huis op touw is gezet.
Wy voor ons hebben altyd volgehouden,
dat slechts zy, die de stukken hadden gelezen
en de gedaagden en de getuigen gehoord,
bevoegd waren oen oordeel te vellen. Nooit
hebben wy er ons mee kunnen vereenigen,
dat zoovelon het vonnis aan critiek onder
wierpen en op hoogen toon beweerden, dat
de Hogerhuizen onschuldig waren. Ook aan
de particuliere enquêtes, door de hoeren
Troelstra, Staalman en anderen op touw gezet,
hebben wy geen waarde gehecht.
Wij hebben do gedachte nooit van ons
kunnen weren, dat de beweging ten gunste
van de gebroeders Hogerhuis kunstmatig was
opgeschroefd on dat de politiek er zich van
meester had gemaakt. Thans blykt dan ook
alles als een kaartenhuis ineen te zakken.
Ook nu zullen er nog menschen genoeg zyn,
die beweren, dat de gebroeders Hogerhuis
onschuldig zjjn, maar ons vertrouwen in hot
doorzicht en in de onpartydigheid van den
Hoogen Raad is onbeperkt. Voor ons staat
het thans vast, dat de veroordeelden werkeiyk
schuldig zyn. Waren er vormen geschonden,
zooals in do Dreyfusprocedure, dan zouden
wy van harte aan de agitatie hebben mee
gedaan, maar als er regelmatig is geprocedeerd
en alle instantiön zyn doorloopen, dan berusten
wy vol vertrouwen in de uitspraak. Gerechte
lyke dwalingen zyn natuuriyk altyd wel
mogeiyk, hoewel wy ons voor Nederland
zulke dwalingen niet herinneren, maar dan
kan elke zaak wel aan revisie worden onder
worpen, terwyl toch ook in revisie dwaling
mogeiyk is. Eenmaal moet het toch uit zyn
en wy achten het ongepast om zonder zoor
krachtige grondon een in den behoorlyken
vorm gewezen vonnis onjuist te verklaren.
Critiek op juridische punten biyft altyd ge
oorloofd en zelfs heilzaam, maar het oordeel
over het schuldig of het onschuldig mag het
publiek zich niet aanmatigen.
Dat is feiteiyk de jury, maar zonder de
waarborgen, waarmee zy gewoonlyk is om
ringd. Er zyn er, die meenen, dat de gebroe
ders Hogerhuis minder straf zouden hebben
gekregen als zy niet socialist waren geweest,
maar ook dat wil er by ons niet in. Eerder
zouden wy geneigd zyn om aan de rechters
te voel dan te weinig toegevendheid tegen
over de socialisten te verwyton.
Wy hopen dus nu, dat de zaak voorgoed
uit zal zyn en dat ook de socialisten zich
het genoegen zullen ontzeggen om na te
pleiten. De beslissing van den Hoogen Raad
bevestigt bovendien, dat de heer Troelstra
terecht is veroordeeld en dat hem terecht
gratie is geweigerd. Hy heeft den goeden
naam van een magistraatspersoon aangerand
op de meest zwakke gronden en moet nu
boeten voor zyn gemis aan kieschkeurigheid
in de keuze zyner middelen en z(ja gemis
aan kalmte.
Geen goede trouw verontschuldigt het ge
drag van mr. Troelstra in deze treurige zaak
en nu de Hooge Raad de revisie heeft ver
worpen, kunnen wy alleen aan de goede
trouw van mr. Troelstra blyven gelooven
door zyn juridisch inzicht sterk in twyfel te
trekkon.
Het Handelsblad schryft
Door deze beslissing van het hoogste rechts
college is aan deze zaak, voorloopig althans,
een einde gekomen. Yoorloopig, want het is
niet uitgesloten, dat er nieuwe feiten zich
voordoen, die van gewichtiger aard zyn dan
de tot dusver aangevoerde en den Hoogen
Raad aanleiding geven een nieuwe berech
ting te bevelen.
Yelen zou het zeker niet onwelkom zyn
geweest, dat de Hooge Raad termen had
gevonden het verzeek om revisie toe te wyzen
en dat de geruchtmakende zaak nogmaals in
haar geheel voor een der gerechtshoven ware
behandeld. Hierdoor zou, hoe ook do beslis
sing in tweede berechting ware uitgevallen,
aan de langdurige beweging voorgoed een eind
zyn gekomen.
De uitspraak is echter anders geweest en
daarin hoeft men niet alleen to berusten,
maar men moet er ook deze gevolgtrekking
uit afleiden, dat naar do overtuiging van het
hoogste rechtscollege geen zweem van ernstt-
gen twyfel bestaat omtrent de schuld der
veroordeelden. De nieuwe wet op de horzlening
van strafvonnissen geeft aan den Hoogen
Raad in de ruimste mate bevoegdheid een
nieuwe behandeling te bevelen, en stellig zou
dit zyn geschied, indien door de aangevoerde
gronden ook maar eenigszins de juistheid van
hot strafvonnis in het oordeel der Raadsleden
aan het wankelen was gebracht.
Juist omdat het hier een geval betrof, dat
zoo lang en zoo diep de gemoederen hoeft
bezig gehouden, kan men verzekerd zyn, dat
de Hooge Raad elk der geopperde bedenkin
gen op de meest nauwkeurige wyze heeft
overwogen en veeleer geneigd zal zyn geweest
de revisie te bevelen dan af te wyzen. Dat
hy desniettemin zich genoodzaakt heeft ge
zien in dien laatsten zin te beslissen, is voor
ons een afdoend bewys, dat in de zaak der
Hogerhuizen geen onrecht is gepleegd. De
stuitende, verontrustende gedachte, welke
in de laatste jaren duizenden landgenooten
bybleef, dat eenige burgers onschuldig ver
oordeeld en van hun vryheid beroofd waren,
zal nu plaats maken voor het inzicht, dat tot
dusver niets is gebleken, dat recht geeft tot
zulk een meening. En de beslissing van den
Hoogen Raad is tevens oen voldoening voor
de rechteriyke ambtenaren, die by de ver»
vulling van hun zware plichten mot smaad
zyn overladen.
Het sociaal-democratische dagblad Het VoÜi
en mr. Yan den Bergh in het Volksdagblad
schreven in anderen geest.
De laatste vraagt o. a.:
„Wat zullen do ontwerpers der nieuwe
revisie-wet thans zeggen van hun eigen pro*
duct? Of zullen zy zeggen: Dat is niet ona
product, dat Is de carioatuur, die de rechter
van ons product heeft gemaakt?"
Het Volk besluit een scherp artikel alduai
„Yoor dit eigenmachtig bedryf, dat niet da
minste zedeiyke waarde heeft en teekenend
is voor de verwaten hoogheid onzer rechter
iyke kaste en voor haar minachting van de
publieke opinie, kunnen wy geen woorden
vinden, scherp en tevens gematigd genoeg,
om onze verontwaardiging te uiten binnen de
grenzen, door wet en zelf beheerschlng gesteld.
Wy gevoelen ons in ons rechtsgevoel ten
diepste geschokt en beleodigd en beklagen
het arms volk, dat aan de verwatenheid en
bekrompenheid van zulke rechters ia ever-
geleverd".
Het blad dringt aan op een volkapetition-
nement voor gratie aan de Hogerhuizen.
De MtcUMburg8che Courant teekent by boven
vermelde uitlatingen van Ret Volk onder
meer aan:
„Mr. Troelstra en de zijnen mogen ln dezen
hun eigen opvatting hebben, het voegt hun
niet, om hen, die in de zaak-Hogorhuls, naar
him overtuiging en hnn geweten, hun plicht
betrachtten, te beschuldigen van eigenmachtig
handelen, van een daad, die „niet de minste
zedeiyke waarde heeft", en hnn „verwaten
hooghe'd" toe te scbry ven
Dit dergelyk geschryf, als dat in Hef Volk,
blykt hoe do tactiek, va a het begin af in de
Hogerhu zaak gevolgd, om de rechteriyke
macht in discrediet te brengen, wordt vol
gehouden.
Sn dio tactiok hooft rolon afkeerig gemaakt
van deze zaak."
Over wat nu verder zal gebeuren, schryft
de Middelburgsche Courant
„De groote IJveraars voor deze zaak, dis
behoefte hebben aan agitatie, zullen het niet
licht opgevendit hebben zy trouwens zeiven
verklaard. Het hangt er slechts van af, of na
de gevallen beslissingen hun invloed nog
groot genoeg Is om die beweging by het
volk, waar zy toch reed9 aan het tanen was,
gaande te houden.
Naar ons gevoelen zou er, nu het hoogste
rechtscollege zyn oordeel heeft gezegd, en de
motieven, waarop een revisie zon moeten
steunen, ongegrond heeft verklaard, alle reden
bestaan om de zaak als agitatie-middel te
laten rasten."
3 pCts. Congo-loten van 1888 h ft. 100.
Trekking van 20 April 1900. Betaalbaar 15 April
190L Getrokken aerioSn819 4476 10071 10666
16129 20684 26064 27446 89006 43022 44980 47336
49014 61682 62898 66367.
Premitai Serie 4476 No. 6 fr. 160 000, a 20864
n. 14 fr. 1600, s. 819 n. 16, a 27446 n. 7, a. 39006
n. 13 elk fr. 600 8. 819 n. 22, a. 4476 n. 6 10,t
e. 10071 No. 9 17, a 20684 n. 16 19, a 27446
n. 11 18 22, a 89006 n. 2 18 26, e. 43022 n. 8 6
14, a. 44980 n. 14 21, a. 47336 n. 3, a 61682
n. 26 elk fr. 260.
Alle overige nummers, vervat in bovenstaande
aerieön, xgn losbaar met fr. 166.
i)
Geen zweem van broederlyke genegonheid
vertoonde zich op zyn toornig gelaat, toen
hy zijn magere vingers grimmig om do koude
,hand van den overledene klemde. Wanneer
;het niet in zyn macht stond, deze strakke
oogen weer ziende te maken, deze bloedloozo
lippen sprekend, wat hielp hem dau het tooncn
van een gevoel, dat by in het gunstigste
'geval moest huichelen?
De knecht keerde terug.
„De secretaris bevindt zich in de kamor
van de markiezin. Yóór eenige oogenblikken
liet zy hem by zich roepen," meldde hy.
„Breng my daarheen," beval de markies.
'Hy wierp den zydon doek weer vluchtig
:Over het hoofd van het lyk en verliet het
vertrek
In hetzelfde oogenblik, dat Raoul De Beaure
mont in de gang trad, werd tegenover hem
de deur naar het woonvertrek der markiezin
;van binnen opengerukt en met strakken blik
en alle teekenen van verwarring des geestes
6tormdo de secretaris over den drempel, kwam,
I zonder het te bemerken, in aanraking met
Iden schouder van De Beauremont en snelde
'als oen vervolgde verder.
„Wie was dat?" vroeg de markies, terwyl
hy den jongen man nakeek.
„De secretaris Ehlers," zeide de knecht
|6pottend. „Zyn gouden dagen zyn nu voorby.
•Da markies heeft hem zeer verwend."
Raoul antwoordde niets. Met kracht drukte
ifcy het alot neer en trad dcaoogedaeud het
(Weduwenvertrek binnen. -
Was het de straal van het witte licht,
welke by het openen der deur over de gestalte
der markiezin viel? Zy was doodsbleek en
haar oogen hadden een zonderling loerende
uitdrukking.
By het binnentreden van De Beauremont
nam zy dadeiyk haar gewone houding weer
aan, ofschoon zy zich bewust was, dat zy
spoedig een doodsvyand in hem zou hebben.
„Mijn waarde markies," zeide zy, hem eenige
schreden te gemoet gaande. „Welkom in zulk
een droevig uur l Gy komt zeker om my broe-
derlyk over zulk een zwaar verlies te troosten?
Dat is liefdevol en welgedaan, ofschoon,"
voegde zy er met fijne ironie bij, „uw komst
en Ernsts dood wel zeer toevallig samentreffen.
In de drie jaren van ons huwelyk was het
my niet vergund, u in dit huis te begroeten.
Ik doe het nu dubbel oprecht."
Raoul had by deze woorden slechts nauw
merkbaar met het hoofd gebogen. Hy moest
zich beheerschen, om de weduwe niet don-
zelfden afkeer te toonen, als eertyds de bruid
en vrouw van zyn broeder.
„Wat gy daar zegt, mevrouw," zeide hy
mot levendige stem, „kan slechts opeenver-
c -achtigheid van uw geheugen berusten.
Ernst heeft my hierheen bescheiden, om myn
rechten to laten gelden, welke my reeds al
te lang zyn onthouden. Ik heb den.brief by
my, welke my verzoening en vergeving tot
plicht stelt In dezen laatsten brief geeft myn
broeder my het recht zyn nalatenschap te
aanvaarden. Qy zult weten, mevrouw, om
welke redenen myn broeder u buiten die
nalatenschap wenscht te houden."
De markiezin vertrok haar bekooriyk mondje
tot een glimlach. „Myn waarde Raoul, uw
woorden wekken myn verbazing op. Bovendien
denkt gy, dat ik meer weet dan het geval
is. Tot myn diepe droefheid heeft uw broeder
hardnekkig geweigerd my to zien en my niet
by zyn ziekbed toegelaten. Myn voet heeft
zyn kamer niet betreden. Ik heb het plan
van uw broeder niet vermoed om u oen
liefdesverklaring te doen."
„Mevrouw
„Deze liefdesverklaring is wel wat laat uit
gevallen," ging Ines spottend voort. „Maar
altyd beter dan in het geheel niet. Gy zult
toch niot gelooven, dat ik het goedkeurde, dat
Ernst zoo bittor jegens u gestemd was?"
„Wie was het," zeide de markies op scherpen
toon, „die myn broeder uit eigenbelang tegen
mij innam? Tegon myn zoon? Wie wakkerde
den twist aan en verstokte zyn hart? Wie
trok met volle handen naar zich toe, wat
my reeds behoorde vóór Ernst de onbegry-
pelyke dwaasheid beging dit tweede huwelyk
aan te gaan? Het zyn zyn eigen woorden,
mevrouw. Ik draag die by my."
De markiezin trok met een minachtend
gebaar de schouders op. „Maar, lieve zwager,
een getrouwd man heeft werkeiyk aan andere
uitgaven te denken dan aan de verplichtingen
jegens twee even groote verkwisters en
schuidenmakers. Uw broedorlyke liefde moet
dat inzien."
Zy sloeg haar schitterende oogen op, om
zich aan don toorn van den ander te ver
lustigen. Daarna vroeg zy barsch:
„Wat zoekt gy by my?"
„Myn recht, mevrouw."
„Zoek het. Het myne ligt goed bewaard 1"
De markies kon zich niet langer inhouden.
Hy greep naar haar hand on drukte die. „Wilt
gy daarmee beweren, dat myn broeder heen
ging, zonder zyn plan uit te voeren en zyn
eerste testament te vernietigen? Bespaar u
de moeite om my dat te doen gelooten. Ik
moet u in het gezicht zeggen, dat gy liegt."
„Wanneer gy daarin een by zonder genoegen
vindt, ga dan uw gang. Ik ben beleefder en
verzoek u deze kamer te verlaten. Yan de
laatste uren van uw broeder weet ik niets
af. Vóór u ontving ik zyn secretaris, een
kinderachtigen, sentimenteelen Duitscher, dio
door het gebeurde zyn hoofd heeft verloren.
De secretaris, die alleen by den stervende
was, zou my het bestaan van een tweede
testament meegedeeld hebben, dat my van
myn rechten beroofde. Door den notaris, beter
gezegd, na diens aankomst, hoorde ik echter
pas van het sterfgeval. Gy kunt," ging zy
met bytenden spot voort, welke den heet-
bloedlgen Provencaal by na tot wanhoop
bracht, „dit alles nauwkeurig in uw geheugen
prenten en myn wonsch daarby, om nu alleen
te blyven."
„Het kan niet zyn, zooals gy zegt," bracht
Raoul Dl Beauremont bevend uit, toen hy
zyn toekomst weer in dezelfde duisternis
zag verzinken, waaruit zy voor korten tyd
schitterend was opgedoken. „De secretaris
moet my te woord staan. Ernst kan niet
met zyn haat jegens u, die hy den demon
van zyn ouderdom heeft genoemd, tot het
laatste oogenblik gewacht hebben. Deze brief
hier geeft zyn vast besluit te kennen. O,
geloof niet, mevrouw, dat ik geen listen en
bedriegeryen aan het licht weet te brengen I
En niets zal my bewegen, u te ontzien.
Dat weet gy nu. Nu een woord met den
secretaris."
Hy verliet de kamer, zonder op den glimlach
te letten, welke nu weer om haar mond
speelde, en snelde de gang door.
„Den secretaris van den markiesl" beval
hy den knecht.
De hofmeester trad op hem toe. „Ik moet
u verzoeken een weinig geduld te hebben.
De secretaris hoeft voor eenige minuten het
huis verlaten. Zoodra hy thuiskomt, zal ik
hem uw boodschap overbrengen."
„Goedl Ik zal wachten f
Het werd morgen, dag en eindoiyk avond.
Hy wachtte steeds nog, maar altyd tevergeefs.
Frits Ehlera keerde niet terug.
IL
Het onweer woedde met alle kracht. Op
den laatsten donderslag volgde een wervelwind,
welke zelfs de woedende muziek van den
boschstorm voor oogenblikken tot zwygen
scheen te brengen. De regen, welke ree da
eenige minuten in ruime mate was neer
gevallen, viel na letteriyk in stroomen en de
boschweg werd een modderpoel.
„Dat hebben wy aan jou te danken," liet
zich een verdrietige stem achter een tot aan
den neus opgetrokken plaid vernemen, waar
van kleine stralen op de doornatte broeks-
pypen neervielen. „Opdat wy al het genot van
de boschpoézie zouden hebben, moesten wy
de post in don steek laten. Onze koffers zyn
wie weet waar en wy zinken hier in den
moerassigon grond van het Thuringer bosch
weg."
„Het wordt my ook wel wat al te bar,"
zeide de aaDgesprokone. „Ik heb geen drogen
draad meor aan het ïyf."
„Wanneer ik nog eens aan jo kunstenaars-
grillen op deze reis toegeef, dan, kom, ga
took op het moa liggen en droom! Dat waart
gy immer» van plan?"
Wordt vervolgd.)