NM2322 Woensdag 35 April. A°. 1900 Courant wordt dagelijks, met uitzondering van gonr en feestdagen, uitgegeven. Tweede Blad. PERSOVERZICHT. 2J"©*u.±3JL©'tc>:o.. MOOIE VROUWEN. LEIDSCH DAGBLAD. PEU8 DKEKB COUBABT» Toor Leiden per 8 maanden, j 4 a i f 1.10. Franco per post|I«. 1.40. Afzonderlyke Nnmmam af 0.06. SBUS DEB ADVEBTZHTEËBt Van 1-8 regot» f 1.08. Iedere regel meer f 0.17J. - Grootere letter» naar plaatsruimte. Voor het incaeseeren bnlten de stad wordt ƒ0.06 berekend. Eet Vaderland gaf een overzicht van de Wetsontwerpen tot herziening van lo. de ,wettoiyke bepalingen betreffende de bevor dering, het ontslag en het pension- ,neoren der militaire officieren tyj zee- en landmacht; 2o. de militaire pon lei o on en bh de zee- en landmacht. Het blad •teekent daarby enkele opmerkingen aan. Zoo [verwacht het van de voorgestelde wetten, dat ^daardoor een eind zal komen aan den nood- ilottigen invloed, dien de militaire pensioenraad 'tegenwoordig uitoefent èn op het levenslot van imonig oud militair èn op de legertoestanden. [Of do Regeering er in geslaagd is door de jDieuwo redactie van het betrekkelijk artikel 5 der pensioen wetten aan dit bezwaar te gemoet jte komen, vermag Het Vaderland thans niet 'te constateeren. In de tweede plaals, waar de bestaande ;wotten voorschrijven, dat de oorzaak, de aard [en de gevolgen van de verwonding, vermin king, ziels- en lichaamsgebreken, dio recht op pensioen gevon, by militair geneeskundig onderzoek moeten zijn erkend, voegt art. 5 der ontwerp-pensioenwotien hieraan toe, dat ;dlt moet geschieden „naar regelen, te stellen by algemeenen maatregel van bestuur". 1 Eet Vaderland meende, dat bedoeld onder hoek ook thans reeds op die wijze geschiedt, ill. volgens de by algemeenen maatregel van (bestuur vastgestelde reglemonten op hot ge neeskundig onderzoek van 2 November 1883 jiStsU. No. 151). In elk geval at.ht het maat regelen tot wijziging van don toestand zeer 'dringend noodig. Zooals het nu gaat, kan het 'niet langer. By de bereden wapens vermindert het aan- jtal vrijwilligers op hoogst onrustbarende wyze; (terwijl van de ouderen, die er nog zyn, zonder 'twyfel verscheidene biyven medoloopon, al !voelon zy zich eigeniyk niet geschikt meer, V 'at ze de zeer gegronde vroes koeeteren ,v; wanneer zij zich laten afkeuren, zonder 'eemg pensioen te worden weggezonden. Y. schrijft in Eet Nederlandsche Dag'Aad: De Nieuws Provinciale Groninger Courant 'heeft de artikelen over Samenwerking Ivan prof. Van Veen met onverholen blijdschap begroot. Zy keurt het evenwel af, dat Bet Neder- landsche Dagblad reeds bij voorbaat aan de (/Standaard-party do schuld geeft, indien er [van samenwerking niets komt. Alsof niot de reeks aitikelen, waarin De Standaard een nauwo samenwerking met do Roomschen, ook reeds by eerste stemming, heeft bepleit, de houding van Het Neder- lanclsche Dagblad volkomen rechtvaardigt? Worden die artikelen gehandhaafd en toe gepast, dan is samenwerking by voorbaat ionmogelyk gemaakt en dat door De Stansbard en door haar alleen. Die ongelukkige artikelen hebben alles bedorven, omdat zy bewijzen, dab De Standaard 'jdenzelfden weg uit wil als in 1897 en met (nog moer consequentie. De Nieuwe Groninger zegt zelf, dat alles, iwot do gemoederen kan scheiden, naar den 'achtergrond moet worden gedrongen, ten einde .'samenwerking mogeiyk te maken, on wy zijn dat geheel met haar eens, maar is De •Standaard dan niet begonnen juist het omgo- keerde te doen? De verhouding tot de Roomschen by de stembus is het teero punt, dat niet onbesproken en onbeslist kan blyven, en juist dat punt is door de Standaard-party nu reeds uitgemaakt tegen den zin van den Chrlsteiyk-Hi8torischen Kiezersbond en zonder overleg met hem. Volgens de Nieuwe Gro ninger, die zichzelvo ook tót de Slandaard- party rekent, is het volstrekt niet de be doeling van die party, dat Rome haar eerste en allernaaste medestryder zyn zal voor de handhaving van het Cbristeiyk karakter der natie, en indien dat waar is, bestaat er nog kans op samenwerking; maar uit De Standaard hebben wy slechts het omgekeerde kunnen lezen en zoolang De Standaard niet openiyk heeft verklaard, dat de Groninger geiyk heeft, zullen wy zoo vry zyn aan onze opvatting vast te houden. De Groninger wil thans Rome voorloopig laten rusten. Eerst moeten de anti-revolutionairen en Christelyk-Histori- schen trachten in hoofdzaak tot overeen stemming te komen, maar is dat wel mogelyk, daar die hoofdzaak toch juist de verhouding tot de Roomschen is? Ten slotte zegt de Groninger dan ook zolf, dat er aan samen werking niet te denken valt, indien de eene party in geen geval iets van Rome weten wil, en daarmee erkent zy weer, dat de quaeatie, die zy voorloopig wilde laten ruston, allereerst dient besproken te worden. Wy hebben nooit beweerd, dat wy in geen govaï iets van de Roomschen weten willen. Samen werking in de Kamer hebben wy altyd aan bevolen. Onmogeiyk achtten wy het alleen, dat Roomsche candidaten by eerste stemming kwamen op een Chrlsteiyk-Historische lyst en zoolang nu do Groninger zich niet duideiyk op dat punt uitspreekt, is elke poging, om tot een vergeiyk te komen, vruchteloos. Hier moet geen dubbelzinnigheid hoerschen. Hoe vat de Groninger de samenwerking met de Roomschen op? Wordt die vraag bevredigend beantwoord, dan komt al het andere vanzelf terecht. De Hooge Raad heeft het verzoek om revisie in zako gebrs. Hogerhuis afge wezen. Mot deze afwyzing der revisie-aanvraag is deze zaak, dio een tydlang veel gemoederen in beroering bracht, nu geëindigd, zegt De Nederlander Men heeft, onder den indruk van enkele feiten, die na de veroordeeling der Hogerhuizen voorvielen, getwyfeld aan de schuld der ver oordeelden. Men heeft het betreurd, dat onze gebrekkige revisie-procedure geen middel tot herstel bood. Men heeft in socialistische krin gen deze gelegenheid aangegrepen tot vergui zing der rechteriyke macht, men heeft in andere kringen zich waariyk eenigszins ongerust ge maakt over dit concrete geval. Yyf Kamer leden hebben toen oen voorstel tot wyzigmg der revisie-procedure ingediend. Zy hebben dit gedaan, niot zooals het in progressistische kringen werd voorgesteld als „gelegen heidswetje", om de Hogerhuizen uit de gevan genis te halen, maar omdat de revisie-procedure sinds lang wyziging behoefde en omdat dit recente geval slechts opnieuw de aandacht er op vestigde en de wottelyke leemte als het ware op den voorgrond drong, zoodat het gunstige oogonblik („le moment psychologique", zou mr. Yan Houten zeggen) voor een wijziging was aangebroken. Do Kamers hebben dit voorstel, na eenige wyziging, goedgekeurd en de Koningin heeft het bekrachtigd. Een dor eerste zaken, die toen aan de nieuwe regeling werden onderworpen, was, zooals te vermoeden viel, de Hogorhuis-zaak. Er werd revisie aangevraagd aan den Hoogen Raad. Deze stelde een grondig en nauwgezet onderzoek in, waarby ten slotte bleek, dat geen gronden voor revisie aanwezig waren. Gebleken is nu dus, dat niot de vroegere gobrekkelyke regeling de revisie tegenhield, immers dat ook onder régime der huidige milde en doeltreffende bepalingen geen termen voor revisie aanwezig zyn. Degenen, die op grond van allerlei (niet te controleeren) geruchten aan de schuld der Hogerhuizen waren gaan twijfelen, hebben zich dus vergist, zy hebben zich, te goeder trouw, noodeloos beangst gomaakt. Zy zyn thans gerustgesteld en kunnen zich over hun vergissing en over don loop dezer zaak in zoover troosten, dat deze medo den stoot hoeft gegeven tot een wyziging in ons formeel strafrecht, waaraan dringend behoefte bestond. Reden om aan do eeriykheid of nauwgezet heid van het onderzoek van den Hoogen Raad te twyfelen, bestaat natuurlijk niet Geen poli tieke of persoonlyke consideraties, ala in de lichtschuwe Dreyfus-proceduro, compliceerden deze zaak. Zy was een rechtszaak „por et simple". De éénigen, voor wie nu nog reden kan bestaan de agitatie voort te zetten, zyn zy, voor wie de eigeniyke bedoeling was hot in discrediet brengen der rechteriyke macht en wien thans een wapen uit de hand is geslagen. Misschien zal het hun gelukken, nog een tyd lang eenig leven in de brouwery te houden, maar op den duur zullen zy ongetwijfeld hot hoofd stooten tegen het Nederlandscbe volks karakter en de ongerepte reputatie onzer rechteriyke macht. Het Nederlandoche Dagblad zegt: Een nieuw bewys hoe ■chromelyk licht vaardig de agitatie voor dt gebroeders Hoger huis op touw is gezet. Wy voor ons hebben altyd volgehouden, dat slechts zy, die de stukken hadden gelezen en de gedaagden en de getuigen gehoord, bevoegd waren oen oordeel te vellen. Nooit hebben wy er ons mee kunnen vereenigen, dat zoovelon het vonnis aan critiek onder wierpen en op hoogen toon beweerden, dat de Hogerhuizen onschuldig waren. Ook aan de particuliere enquêtes, door de hoeren Troelstra, Staalman en anderen op touw gezet, hebben wy geen waarde gehecht. Wij hebben do gedachte nooit van ons kunnen weren, dat de beweging ten gunste van de gebroeders Hogerhuis kunstmatig was opgeschroefd on dat de politiek er zich van meester had gemaakt. Thans blykt dan ook alles als een kaartenhuis ineen te zakken. Ook nu zullen er nog menschen genoeg zyn, die beweren, dat de gebroeders Hogerhuis onschuldig zjjn, maar ons vertrouwen in hot doorzicht en in de onpartydigheid van den Hoogen Raad is onbeperkt. Voor ons staat het thans vast, dat de veroordeelden werkeiyk schuldig zyn. Waren er vormen geschonden, zooals in do Dreyfusprocedure, dan zouden wy van harte aan de agitatie hebben mee gedaan, maar als er regelmatig is geprocedeerd en alle instantiön zyn doorloopen, dan berusten wy vol vertrouwen in de uitspraak. Gerechte lyke dwalingen zyn natuuriyk altyd wel mogeiyk, hoewel wy ons voor Nederland zulke dwalingen niet herinneren, maar dan kan elke zaak wel aan revisie worden onder worpen, terwyl toch ook in revisie dwaling mogeiyk is. Eenmaal moet het toch uit zyn en wy achten het ongepast om zonder zoor krachtige grondon een in den behoorlyken vorm gewezen vonnis onjuist te verklaren. Critiek op juridische punten biyft altyd ge oorloofd en zelfs heilzaam, maar het oordeel over het schuldig of het onschuldig mag het publiek zich niet aanmatigen. Dat is feiteiyk de jury, maar zonder de waarborgen, waarmee zy gewoonlyk is om ringd. Er zyn er, die meenen, dat de gebroe ders Hogerhuis minder straf zouden hebben gekregen als zy niet socialist waren geweest, maar ook dat wil er by ons niet in. Eerder zouden wy geneigd zyn om aan de rechters te voel dan te weinig toegevendheid tegen over de socialisten te verwyton. Wy hopen dus nu, dat de zaak voorgoed uit zal zyn en dat ook de socialisten zich het genoegen zullen ontzeggen om na te pleiten. De beslissing van den Hoogen Raad bevestigt bovendien, dat de heer Troelstra terecht is veroordeeld en dat hem terecht gratie is geweigerd. Hy heeft den goeden naam van een magistraatspersoon aangerand op de meest zwakke gronden en moet nu boeten voor zyn gemis aan kieschkeurigheid in de keuze zyner middelen en z(ja gemis aan kalmte. Geen goede trouw verontschuldigt het ge drag van mr. Troelstra in deze treurige zaak en nu de Hooge Raad de revisie heeft ver worpen, kunnen wy alleen aan de goede trouw van mr. Troelstra blyven gelooven door zyn juridisch inzicht sterk in twyfel te trekkon. Het Handelsblad schryft Door deze beslissing van het hoogste rechts college is aan deze zaak, voorloopig althans, een einde gekomen. Yoorloopig, want het is niet uitgesloten, dat er nieuwe feiten zich voordoen, die van gewichtiger aard zyn dan de tot dusver aangevoerde en den Hoogen Raad aanleiding geven een nieuwe berech ting te bevelen. Yelen zou het zeker niet onwelkom zyn geweest, dat de Hooge Raad termen had gevonden het verzeek om revisie toe te wyzen en dat de geruchtmakende zaak nogmaals in haar geheel voor een der gerechtshoven ware behandeld. Hierdoor zou, hoe ook do beslis sing in tweede berechting ware uitgevallen, aan de langdurige beweging voorgoed een eind zyn gekomen. De uitspraak is echter anders geweest en daarin hoeft men niet alleen to berusten, maar men moet er ook deze gevolgtrekking uit afleiden, dat naar do overtuiging van het hoogste rechtscollege geen zweem van ernstt- gen twyfel bestaat omtrent de schuld der veroordeelden. De nieuwe wet op de horzlening van strafvonnissen geeft aan den Hoogen Raad in de ruimste mate bevoegdheid een nieuwe behandeling te bevelen, en stellig zou dit zyn geschied, indien door de aangevoerde gronden ook maar eenigszins de juistheid van hot strafvonnis in het oordeel der Raadsleden aan het wankelen was gebracht. Juist omdat het hier een geval betrof, dat zoo lang en zoo diep de gemoederen hoeft bezig gehouden, kan men verzekerd zyn, dat de Hooge Raad elk der geopperde bedenkin gen op de meest nauwkeurige wyze heeft overwogen en veeleer geneigd zal zyn geweest de revisie te bevelen dan af te wyzen. Dat hy desniettemin zich genoodzaakt heeft ge zien in dien laatsten zin te beslissen, is voor ons een afdoend bewys, dat in de zaak der Hogerhuizen geen onrecht is gepleegd. De stuitende, verontrustende gedachte, welke in de laatste jaren duizenden landgenooten bybleef, dat eenige burgers onschuldig ver oordeeld en van hun vryheid beroofd waren, zal nu plaats maken voor het inzicht, dat tot dusver niets is gebleken, dat recht geeft tot zulk een meening. En de beslissing van den Hoogen Raad is tevens oen voldoening voor de rechteriyke ambtenaren, die by de ver» vulling van hun zware plichten mot smaad zyn overladen. Het sociaal-democratische dagblad Het VoÜi en mr. Yan den Bergh in het Volksdagblad schreven in anderen geest. De laatste vraagt o. a.: „Wat zullen do ontwerpers der nieuwe revisie-wet thans zeggen van hun eigen pro* duct? Of zullen zy zeggen: Dat is niet ona product, dat Is de carioatuur, die de rechter van ons product heeft gemaakt?" Het Volk besluit een scherp artikel alduai „Yoor dit eigenmachtig bedryf, dat niet da minste zedeiyke waarde heeft en teekenend is voor de verwaten hoogheid onzer rechter iyke kaste en voor haar minachting van de publieke opinie, kunnen wy geen woorden vinden, scherp en tevens gematigd genoeg, om onze verontwaardiging te uiten binnen de grenzen, door wet en zelf beheerschlng gesteld. Wy gevoelen ons in ons rechtsgevoel ten diepste geschokt en beleodigd en beklagen het arms volk, dat aan de verwatenheid en bekrompenheid van zulke rechters ia ever- geleverd". Het blad dringt aan op een volkapetition- nement voor gratie aan de Hogerhuizen. De MtcUMburg8che Courant teekent by boven vermelde uitlatingen van Ret Volk onder meer aan: „Mr. Troelstra en de zijnen mogen ln dezen hun eigen opvatting hebben, het voegt hun niet, om hen, die in de zaak-Hogorhuls, naar him overtuiging en hnn geweten, hun plicht betrachtten, te beschuldigen van eigenmachtig handelen, van een daad, die „niet de minste zedeiyke waarde heeft", en hnn „verwaten hooghe'd" toe te scbry ven Dit dergelyk geschryf, als dat in Hef Volk, blykt hoe do tactiek, va a het begin af in de Hogerhu zaak gevolgd, om de rechteriyke macht in discrediet te brengen, wordt vol gehouden. Sn dio tactiok hooft rolon afkeerig gemaakt van deze zaak." Over wat nu verder zal gebeuren, schryft de Middelburgsche Courant „De groote IJveraars voor deze zaak, dis behoefte hebben aan agitatie, zullen het niet licht opgevendit hebben zy trouwens zeiven verklaard. Het hangt er slechts van af, of na de gevallen beslissingen hun invloed nog groot genoeg Is om die beweging by het volk, waar zy toch reed9 aan het tanen was, gaande te houden. Naar ons gevoelen zou er, nu het hoogste rechtscollege zyn oordeel heeft gezegd, en de motieven, waarop een revisie zon moeten steunen, ongegrond heeft verklaard, alle reden bestaan om de zaak als agitatie-middel te laten rasten." 3 pCts. Congo-loten van 1888 h ft. 100. Trekking van 20 April 1900. Betaalbaar 15 April 190L Getrokken aerioSn819 4476 10071 10666 16129 20684 26064 27446 89006 43022 44980 47336 49014 61682 62898 66367. Premitai Serie 4476 No. 6 fr. 160 000, a 20864 n. 14 fr. 1600, s. 819 n. 16, a 27446 n. 7, a. 39006 n. 13 elk fr. 600 8. 819 n. 22, a. 4476 n. 6 10,t e. 10071 No. 9 17, a 20684 n. 16 19, a 27446 n. 11 18 22, a 89006 n. 2 18 26, e. 43022 n. 8 6 14, a. 44980 n. 14 21, a. 47336 n. 3, a 61682 n. 26 elk fr. 260. Alle overige nummers, vervat in bovenstaande aerieön, xgn losbaar met fr. 166. i) Geen zweem van broederlyke genegonheid vertoonde zich op zyn toornig gelaat, toen hy zijn magere vingers grimmig om do koude ,hand van den overledene klemde. Wanneer ;het niet in zyn macht stond, deze strakke oogen weer ziende te maken, deze bloedloozo lippen sprekend, wat hielp hem dau het tooncn van een gevoel, dat by in het gunstigste 'geval moest huichelen? De knecht keerde terug. „De secretaris bevindt zich in de kamor van de markiezin. Yóór eenige oogenblikken liet zy hem by zich roepen," meldde hy. „Breng my daarheen," beval de markies. 'Hy wierp den zydon doek weer vluchtig :Over het hoofd van het lyk en verliet het vertrek In hetzelfde oogenblik, dat Raoul De Beaure mont in de gang trad, werd tegenover hem de deur naar het woonvertrek der markiezin ;van binnen opengerukt en met strakken blik en alle teekenen van verwarring des geestes 6tormdo de secretaris over den drempel, kwam, I zonder het te bemerken, in aanraking met Iden schouder van De Beauremont en snelde 'als oen vervolgde verder. „Wie was dat?" vroeg de markies, terwyl hy den jongen man nakeek. „De secretaris Ehlers," zeide de knecht |6pottend. „Zyn gouden dagen zyn nu voorby. •Da markies heeft hem zeer verwend." Raoul antwoordde niets. Met kracht drukte ifcy het alot neer en trad dcaoogedaeud het (Weduwenvertrek binnen. - Was het de straal van het witte licht, welke by het openen der deur over de gestalte der markiezin viel? Zy was doodsbleek en haar oogen hadden een zonderling loerende uitdrukking. By het binnentreden van De Beauremont nam zy dadeiyk haar gewone houding weer aan, ofschoon zy zich bewust was, dat zy spoedig een doodsvyand in hem zou hebben. „Mijn waarde markies," zeide zy, hem eenige schreden te gemoet gaande. „Welkom in zulk een droevig uur l Gy komt zeker om my broe- derlyk over zulk een zwaar verlies te troosten? Dat is liefdevol en welgedaan, ofschoon," voegde zy er met fijne ironie bij, „uw komst en Ernsts dood wel zeer toevallig samentreffen. In de drie jaren van ons huwelyk was het my niet vergund, u in dit huis te begroeten. Ik doe het nu dubbel oprecht." Raoul had by deze woorden slechts nauw merkbaar met het hoofd gebogen. Hy moest zich beheerschen, om de weduwe niet don- zelfden afkeer te toonen, als eertyds de bruid en vrouw van zyn broeder. „Wat gy daar zegt, mevrouw," zeide hy mot levendige stem, „kan slechts opeenver- c -achtigheid van uw geheugen berusten. Ernst heeft my hierheen bescheiden, om myn rechten to laten gelden, welke my reeds al te lang zyn onthouden. Ik heb den.brief by my, welke my verzoening en vergeving tot plicht stelt In dezen laatsten brief geeft myn broeder my het recht zyn nalatenschap te aanvaarden. Qy zult weten, mevrouw, om welke redenen myn broeder u buiten die nalatenschap wenscht te houden." De markiezin vertrok haar bekooriyk mondje tot een glimlach. „Myn waarde Raoul, uw woorden wekken myn verbazing op. Bovendien denkt gy, dat ik meer weet dan het geval is. Tot myn diepe droefheid heeft uw broeder hardnekkig geweigerd my to zien en my niet by zyn ziekbed toegelaten. Myn voet heeft zyn kamer niet betreden. Ik heb het plan van uw broeder niet vermoed om u oen liefdesverklaring te doen." „Mevrouw „Deze liefdesverklaring is wel wat laat uit gevallen," ging Ines spottend voort. „Maar altyd beter dan in het geheel niet. Gy zult toch niot gelooven, dat ik het goedkeurde, dat Ernst zoo bittor jegens u gestemd was?" „Wie was het," zeide de markies op scherpen toon, „die myn broeder uit eigenbelang tegen mij innam? Tegon myn zoon? Wie wakkerde den twist aan en verstokte zyn hart? Wie trok met volle handen naar zich toe, wat my reeds behoorde vóór Ernst de onbegry- pelyke dwaasheid beging dit tweede huwelyk aan te gaan? Het zyn zyn eigen woorden, mevrouw. Ik draag die by my." De markiezin trok met een minachtend gebaar de schouders op. „Maar, lieve zwager, een getrouwd man heeft werkeiyk aan andere uitgaven te denken dan aan de verplichtingen jegens twee even groote verkwisters en schuidenmakers. Uw broedorlyke liefde moet dat inzien." Zy sloeg haar schitterende oogen op, om zich aan don toorn van den ander te ver lustigen. Daarna vroeg zy barsch: „Wat zoekt gy by my?" „Myn recht, mevrouw." „Zoek het. Het myne ligt goed bewaard 1" De markies kon zich niet langer inhouden. Hy greep naar haar hand on drukte die. „Wilt gy daarmee beweren, dat myn broeder heen ging, zonder zyn plan uit te voeren en zyn eerste testament te vernietigen? Bespaar u de moeite om my dat te doen gelooten. Ik moet u in het gezicht zeggen, dat gy liegt." „Wanneer gy daarin een by zonder genoegen vindt, ga dan uw gang. Ik ben beleefder en verzoek u deze kamer te verlaten. Yan de laatste uren van uw broeder weet ik niets af. Vóór u ontving ik zyn secretaris, een kinderachtigen, sentimenteelen Duitscher, dio door het gebeurde zyn hoofd heeft verloren. De secretaris, die alleen by den stervende was, zou my het bestaan van een tweede testament meegedeeld hebben, dat my van myn rechten beroofde. Door den notaris, beter gezegd, na diens aankomst, hoorde ik echter pas van het sterfgeval. Gy kunt," ging zy met bytenden spot voort, welke den heet- bloedlgen Provencaal by na tot wanhoop bracht, „dit alles nauwkeurig in uw geheugen prenten en myn wonsch daarby, om nu alleen te blyven." „Het kan niet zyn, zooals gy zegt," bracht Raoul Dl Beauremont bevend uit, toen hy zyn toekomst weer in dezelfde duisternis zag verzinken, waaruit zy voor korten tyd schitterend was opgedoken. „De secretaris moet my te woord staan. Ernst kan niet met zyn haat jegens u, die hy den demon van zyn ouderdom heeft genoemd, tot het laatste oogenblik gewacht hebben. Deze brief hier geeft zyn vast besluit te kennen. O, geloof niet, mevrouw, dat ik geen listen en bedriegeryen aan het licht weet te brengen I En niets zal my bewegen, u te ontzien. Dat weet gy nu. Nu een woord met den secretaris." Hy verliet de kamer, zonder op den glimlach te letten, welke nu weer om haar mond speelde, en snelde de gang door. „Den secretaris van den markiesl" beval hy den knecht. De hofmeester trad op hem toe. „Ik moet u verzoeken een weinig geduld te hebben. De secretaris hoeft voor eenige minuten het huis verlaten. Zoodra hy thuiskomt, zal ik hem uw boodschap overbrengen." „Goedl Ik zal wachten f Het werd morgen, dag en eindoiyk avond. Hy wachtte steeds nog, maar altyd tevergeefs. Frits Ehlera keerde niet terug. IL Het onweer woedde met alle kracht. Op den laatsten donderslag volgde een wervelwind, welke zelfs de woedende muziek van den boschstorm voor oogenblikken tot zwygen scheen te brengen. De regen, welke ree da eenige minuten in ruime mate was neer gevallen, viel na letteriyk in stroomen en de boschweg werd een modderpoel. „Dat hebben wy aan jou te danken," liet zich een verdrietige stem achter een tot aan den neus opgetrokken plaid vernemen, waar van kleine stralen op de doornatte broeks- pypen neervielen. „Opdat wy al het genot van de boschpoézie zouden hebben, moesten wy de post in don steek laten. Onze koffers zyn wie weet waar en wy zinken hier in den moerassigon grond van het Thuringer bosch weg." „Het wordt my ook wel wat al te bar," zeide de aaDgesprokone. „Ik heb geen drogen draad meor aan het ïyf." „Wanneer ik nog eens aan jo kunstenaars- grillen op deze reis toegeef, dan, kom, ga took op het moa liggen en droom! Dat waart gy immer» van plan?" Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1900 | | pagina 5