N°. 12346 Woensdag 1® April. A'. 1900 feze gourant wordt dagelijks, met uitzondering Tan (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Feuilleton. DE STIEFMOEDER. LEOSCH DA&BIAD. t 'PEIJS DEZEB CJJUBAHTl Voor Lfildaa pa 8 maandon. franco per post Afzonderlijke Nommorp 4 l.iQ- 1,40. 0.05? PHUS DEB éXTVEBTEHTIËHt Vie 1*8 rtfgèla t 1,05. Iedere regel moer f 0.17J. ffffcatot* letters ifaar etaateraOit» wordt f 0.05 berekend. Voor bet incasseeren tuato de etad Tweede Blad. KOLONIËN. BATAVIA., 15-20 Maart. De commandant der zeemacht is gemach tigd om tegon 16 April 1900 twee van de itot de Java-divisie bohoorende oorlogsbodems, nader door hem aan te wijzen, naar Makasser te dirigeeren, ten einde den gouverneur van Celebes te vergezellen op den voorgenomen tocht naar Loewoe, en dezen in staat te stellen desnoods mot kracht aldaar op treden. Van Sumatra's Westkust verneemt het ~,Bat. Nwsblad," dat de flinke en voortvarende waarnemende gouverneur van dat gewest er naar zal streven, om ons gezag op Nias, dat buiten den verboden kring voor de verster king te Goenoeng Sitoli niet veel beteekent, uit te breiden en te consolideeren. Het verzoek daartoe moet zijn uitgegaan van de in do buurt van onze vestiging wonende bevolking zelf, die veol last heeft van de zwervende benden uit het binnenland van het eiland en niets liever zou willen dan dat orde en rust in de plaats traden van de onveiligheid van tegenwoordig. ATJEH. De „Java Courant" meldt: Blijkens van den gouverneur van Atjeh ontvangen tele grammen keerde deze van de Westkust te Kotta-Radja terug. De in Meulaboh ageerende colonne trok de vijandelijke stelling by Oedjoeng Tandjoeng Meulaboh om, welke positie daarop door den vijand zonder verdediging werd prijsgegeven; de Europeesche fuselier Wijgers werd niet levensgevaarlijk gewond. De in Meulaboh in aanleg zijnde weg kwam grootendeeis gereed tot Pase Aroen en werd voortgezet naar Babah Kroeng Manggi. Het bivouak te Lho Soekoen (Keureutoe) werd opgeheven. De excursie in Keureutoe word voorloopig gestaakt De colonne van Daalen keerde van Sama- langa terug, na aldaar Tookoo Kerkoen en de weduwe van T. Rangoot Montasi met haar kinderen gevangengenomen te hebben. Opge spoord werden Pangiima Polèm, Imeum Xoeeng Bata, Pofjoet Ma Tahé, T. Brahim Bfmtasi en Toungkoe Lamoo, de goeroe van Poleui die echter allen bij de nadering der colonne in het gebergte vluchtten. Daar Pang1 «ma Polöm schuil gehouden was in de jt Moekims Tocnoeng, werden de hoofden van Samalanga ter verantwoording geroepen. Yan de ter Noordkust geageerd hebbende colonne zouden een Europeo8che compagnie van het 12de bat. pn de marechaussees naar Groot-Atjeh cn do inlandsche compagnie van genoemd bat. naar Lhó~Seumawè terugkeeren. De colonnecommandant zou met twee comp. van het 13de bat. de handbrug overdePasei te Goude Geudong verplaatsen en daarna oen bivouak aan de Djaruboe Ajer betrekken, om van daar uit den Pretendent Sultan te ver volgen. Van Atjeh meldt men aan het „B. N.", dat Nja Din, weduwe van Toekoo Oemar, ons bestuur heeft doen polsen omtrent de voor- waardon, waarop haar onderwerping zou worden aangenomen. Haar moet geantwoord zjjn, dat op haar onderwerping niet veel prijs gesteld wordt, doch dat, wanneer zy wil komen, ze minstens eenige hondorden van dc indertijd door haar echtgenoot aan het gouvernement ontnomen geweren zal moeten inleveren. Het schijnt, dat Nja Din's invloed niet hoog meer moet worden aangeslagen en dat haar partij langzaam maar zeker is verloopen. Door den Gouverneur-Generaal van Ned.-Indiö zijn de volgende beschikkingen genomen: CIVIEL DEPARTEMENT. Ontslagen: Eer vol uit 's lands dienst, de gewezen commies der 3de klasso bij den post- en telegraafdienst G. M. Duparc; in verband met de hem tijdelijk opgedragen waarneming der betrekking van lia der wees- en boedelkamer te Padang, eervol als advocaat en procureur bij den raad van justitie te Makassar, mr. F. D. E. Van Ossenbruggen. Bij den burgerlijken geneesk. dienst. Ontheven: Op verzoek, eorvol van de waar neming van den civielen geneesk. dienst en het opzicht over de vaccine in de afdeelingen Koedoes en Japara der residentie Japara, E. Baumann. Belast: Met do waarneming van den civielen geneeskundigen dienst in de afdeelingen Koedoes en Japara der residentie Japara en met het op zicht der vaccine in die afdeelingen, met uitzon dering van dat in het vaccinedistrict Soewawal van de afdeeling Japara J. F. Vis, arts. Bij den post- en telegraafdienst. Ingetrokken: De benoeming van den com mies 2de kl. G. C. F. Hoedt te Soerabaia, tot chef van het kantoor te Kotsboemi. Ontheven: Eervol van het beheer van het kantoor te Kotaboemi en overgeplaatst naar Padang, de commies 2de kl. H. Th. Van Overvest, en zulks met intrekking zijner overplaatsing naar SoerAbaia. Benoemd: Tot chef van het Kantoor te Kota boemi, de commies 2de kl. H. Van Laar te Padang. Bij de exploitatie der Staatsspoorwegen op Java. Benoemd: Tot commies voor den stations dienst de lste klerk Ch. J. W. Collard; tot tijdelijke commies voor den stationsdienst de tijdelijke lste klerk G. Klinkert. Verleend: Wegens ziekte een tweejarig verlof naar Europa, aan het lid der algemeene rekenkamer J. Jonker en aan de hulponderwijzeres bij het openbaar lager onderwijs voor Europeanen mejuf frouw L. G. F. A. Gaa88ens. Ontslagen: Wegens volbrachten diensttijd, eervol nit 's lands dienst, de ambtenaar op wacht geld A. A. Falek, laatst zontverkooppakhnismeester te Modjoagoeng [Soerabaia]. Benoemd: Tot zoutverkooppakhuismeester te Klaten [Soerakarta], de gewezen tijdelijk betaal meester bij de werken en opnemingen aan de rivier de Solo H. F. M. Aronda. Bij den waterstaat en 's lands B. O. W. Bepaald: Dat de ingenieur 2de klasse J. F. Quant bij de directie geplaatst bluft, T ij d e 1 ij k geste lcUTer beschikking van den chef der irrigatie afdeeling Brantas, met Malang als standplaats, de ingenieur 2de kl. G. Cb. J. Strengnaerts. Toegevoegd: Aon den chef der 2do water- staats-atdeeling voor do opnemings-sectie Tegal- Pekalongan, do ingenieur 2de kl. S. C. P. Van Mueschenbroek. Overgeplaatst! Van de res. Banka naar de res. Kediri, de opr. 3de kl. W. C. Van der Spek. Bij de exploitatie der Staatsspoorwegen op Java. Overgeplaatst: Van de Oostor- naar de Westerlijnen, de tijdelijk waarnemende adjunct chef der 8de afdeeling J. F. A. Mulock Houwer. DEPARTEMENT VAN OORLOG. Overge plaatst: Van het hoofdbureau der art. (ILIde afd. Departement van Oorlog) te Batavia, naar de 18de comp. art. (lste bergbatterij) te Batavia, de kap. der art. E. Lank bout; van de 18de corap. art (lste bergbatterij) te Batavia, naar bot hoofdbureau der art. (lilde afd. Departement van Oorlog) te Batavia, de kap. der art. G. Engelberts; van de ode comp. art (3de bergbatterij) te Soerabaia, naar de lste comp. art. (lste veld- batterij) te Batavia, de lste luit. der art. H. J. D. De Fremery; vaD de 13de comp. (4de comp. vesting) art. te Batavia, naar de 3de comp. art. (3do bergbatterjj) te Soerabaia, de 2de luit. der art. R. A. J. Savalle. Bovorderd: Bij het wapen der infanterie tot majoor, de kapitein E. P. Van Thiel; tot kapitein, de lste luitenants W. B. Oort (gedetacheerd in Nederland), C. Reedijk en F. Kilian, met bepaling, dat de kapitein C. Reedijk ook in zijn nieuwen raüg in de betrekking van adjudant van den militairen commandant van Sumatra's Oostkust gehandhaafd en h la suite van zijn kader gevoerd zal blijven. DEPARTEMENT VAN MARINE. Overge plaatst: Van de «Koning der Ned." naar de BJava", de off. van gez. 2de kl. P. J. Vastenou. Geplaatst: Aan boord van do „Siboga" als commandant do uit Nederland aangekomen luit. ter zee lste kl. F. Pinko. Vergunning verleend: Om te repatrieeren wegens ziekte aan den luit. t. z. 2de kl. C. M. Schoeffer en ingevolge lastgeving van den minister van marine aan den luit t z. lste kl. G. F. Tijdeman. Opgave van passagiers, van Batavia vertrokken per S8. .Burgemeester Den Tex", naar Amsterdam en Genuagep. majoor der genie A. Zon met echtg. en kind, lste luit.-adj. inf. G. J. Verstege met echtg. en 2 kinderen, onderwijzer J. H. Correlje met echtg. en 3 kinderen, movr. P. Cherief met echtg. en 3 kinderen, mevr. G. C. Vonck niet 2 kinderen en bonne, mevr. de wed. S. C. Loth, ing. S.-S. N. De Vicq, met echtg. en 2 kinderen, mevr. de wed. C. E. Voorthuysen met kind, professor Max Weber en echtg., ar. J. Versluys, dr. H. F. Nierstrasz, ing. 2de ld. B. O. W. F. M. E. L. Kerstens, dirig. off. van gez. 2de kl. F. J. M. Fiebig met echtg. en 6 kinderen, de heeren A. Van ËDthoven met echtg. en kind, mevr. A. C. M. Fischer geb. Scholten en 2 kinderen, zendeling W. Pos en echtg., pastoor Diederen, gep. majoor inf. K. Th. Engelbert van Bevervoorde, kapt. K. P. M. J. D. Griek, kapt. inf. H. Houbolt met echtg. en 2 kinderon, opzichter B. O. W. R. Van Laar niet echtg. en 4 kinderen, A. v. d. Hage, jongejuff, J. Bekking, jongenheer E. Voorbij, opper- lood8 W. Backer met echt. en 4 kinderen, mevr. de wed. Louworens, C. L. Van Stein, Hr. Ms. militairen en schepelingen; te Padang embarkeeren: pastoor Hoevenaar, R. R. H. toe Laer met ochtg., Rooseboom, en echtg.; naar Padang: Tubergen met echtg. Op! voor Transvaal. Nöderlanasch Zuid Afrikaansch Fonds tot daadwerkelijken steun. Opgave van bij het Plaatselijk Bestuur te Leiden ingekomen giften: Dr. Br. v. B. ƒ10; dr. Kr. ƒ5; J. B. v. L. ƒ5; H. v. d. W. mevr. Br. v. B. ƒ10; dr. J. E. G. v. E. ƒ5; A. E. v. K. ƒ3; jbr. R. 5; prof. Off. ƒ5; mej. E. S. 1; En. 2; J. De V. 2.50; dr. De L. 1; mevr. L. De K. ƒ2.50; C. De K. f\\ wed. S. G. P. ƒ3; mr. C. A. C. ƒ1; wed. mr. C. A. ƒ2; wed. dr. D. 2; v. d. M. 1; jbr. v. d. B. ƒ1; A. De K. ƒ1; Sn. ƒ1; Van O. ƒ1; mevr. v. A. ƒ1; Sch. ƒ1; C. v. d. B. ƒ0.50; mej. M. J.E. v.E. ƒ2; dr. P. V. ƒ2; W. v. E ƒ0.50; P. W. ƒ1; mevr. M. Pr. ƒ1; C. B. H. ƒ2.50; Dames Pr. ƒ2.50; prof. Vr. ƒ3; J. v. D. ƒ1; G. F. W. ƒ1; J. F. L. R. ƒ1; G. W. ƒ1; H. C. J. ƒ1; J. v. d. H. ƒ1; dr. De H. ƒ1; prof. ƒ1; mej. M. L. R. 10; F. H. P. ƒ1; dr. A. K. ƒ1; J. C. v. d. K. ƒ1; BI. ƒ1; P. E. 0.50; De Q. 1; E. B. N. 0.50; J. N. v. d. R. ƒ1; N. Str. ƒ1; W. S. W. ƒ1; dr. H. G. H. ƒ1; L. D. P. f 1; W. PI. ƒ1; P. A. A. B. ƒ0.50; G. H. K. ƒ1; A. G. H. ƒ2; mevr. T. ƒ1; mevr. v. d. G. ƒ0.50; N. N. ƒ0.50; Pf. 1; F. A. J. ƒ1; N. N. ƒ2; N. N. ƒ1; A. A. ƒ1; mevr. v. O. ƒ1; mej. v. L. ƒ1; N. N. ƒ0.50; L. W. 1; A. J. v. M. ƒ2; J. A. E. ƒ2; C. P. W. ƒ1; D. J. Br. ƒ1; dr. B. H. ƒ5; J. H. H. ƒ1; wed. P. ƒ0.50; R. ƒ1; Fam. O. 1.50; W. C. L. 1; C. J. T. K. ƒ1; B. ƒ1; mej. Fr. ƒ1; G. F. R. ƒ1; J. A. M. A. G. ƒ2.50; G. H. K. ƒ1; C. A. II. ƒ1; De Vr. ƒ1; C. F. De Vr. ƒ1; S. U. K. ƒ1; J. C. De M. ƒ1.50; wed. N. N. ƒ1; M. P. De G. 1; C. T. B. C. ƒ1; C. v. L. 1; H. M. ƒ1; G. H. G. v. d. B. ƒ1; J. J. v. H. ƒ1; A. v. I./l;M.R.fl; wed. B. M. ƒ1; L. Dr. ƒ1; W. K. Gzn. ƒ2.50; dr. Th. v. W. ƒ1; mr. J. A. F. C. ƒ1. Te zamen ƒ182.50. Namens het Bestuur, M. v. d. WAL. De oorlog tusschen Engeland en Transvaal. Reuter'8 correspondent te Maseru meldt, dat de positie van kolonel Dalgety by Wepener sterk en goed gekozen is. De Engelschen zyn echter geheel ingesloten door de Boeren, die met hun rug tegen de grens van Basuto- land staan. Achter hen wordt een macht van 3000 Kaffers byeengebracht om een even- tueelen inval in Basutoland tegen te gaan. De insluiting heeft nu zes dagen geduurd, maar kolonel Dalgety verdedigt zich hard nekkig. De Boeren hebben Donderdagmorgen een krachtigen aanval gedaan op de noordeiyke positie der Engelschen, dook werden terug- De toestand in het Boerenleger wordt door den correspondent in zwarte kleuren afge schilderd. De mannen, zoo zegt hy, hebben er genoeg van en zyn vermoeid, de paarden hebben zeere beenen en do aanvoerders vreezen omsingeld te zullen worden. De „Northern Post", die te Aliwal-Noord verschijnt, deelt het volgende overzicht mede over de jongste gebeurtenissen in en om Rouxville: Eon commando van 500 Boeren onder Swanepool heeft Zaterdag 7 April Rouxville bezet. De Britsche troepen trokken op Aliwal Noord terug. In plaats van Hoffman, den landdrost onder het Engelsche bestuur, werd De Beer tot dien post benoemd. Hoffman bood aan zich by de Boeren aan te sluiten. De burgers van Rouxville, die allen den eed aan het Engelsche bestuur hadden afgelegd, voorzagen de Boeren van Mauser- geweren. Aan de Britsche overheid hadden zy slechts Henry-Martini-geweren uitgeleverd. Zy werden niet gedwongen zich by de Boeren aan te sluiten, maar generaal Froneman zeide hun, dat de eigendommen van hen, die niet de zyde der Republieken kozen, na den oorlog verbeurdverklaard zouden worden. Plundering werd zooveel mogelyk door de Boeren-com mandanten belet. Vierhonderd Boeren onder Froneman gingen naar Zastron om recruten te verwerven; do honderd overige manschappen bezetten Stolks- kraal, zes mylen ten zuiden van Rouxville, en vertrokken Donderdag naar Wepener. In het district Rouxville sloten zich 1000 man by de verbonden troepen aan, zoodat om Wepener nu 7000 man liggen. Veertien Britschgezinden zyn gevangengezet. Een hotelhouder van Zastron, die den Engel schen voeder voor de paarden leverde, werd doodgeschoten. De kas van een Britschen betaalmeester, die 1400 pd. st. bevatte, werd buitgemaakt. Mafeking-dag. Men weet reeds, dat de heer Schreiner, eerste minister der Kaapkolonie, goed gevon den heeft gehoor te geven aan een wenk van den burgemeester van Kaapstad, om het ontzet van Mafeking als dat ooit komt ofnciöel feestelyk te laten vieren in de Kaap kolonie. Zyn brief desbetreffende aan den burgemeester van Kaapstad verdient wel aan de vergetelheid ontrukt te worden. „Ik ontving zoo schreef hy den 21sten Maart gisteren een brief van den stads klerk, uw verzoek uitdrukkende, dat de dag, volgende op de ontvangst van het bericht van het ontzet van Mafeking, zal worden bestemd als een publieken vacantiedag, en dat de zaak heden door het ministerie is overwogen. „Er kan geen twyfel bestaan, dat het his torische beleg van Mafeking, en de dappere, ik mag zeggen heldhaftige, verdediging, ge boden door de kleine bezetting, het meest dramatische tooneel vormt uit dezen betreu- renswaardigen oorlog; en ik geloof zeker, dat het ontzet van de belogerde stad, waarvoor menschen van iedere meening to zamen kunnen hopen en bidden, een gebeurtenis zal zyn, die natuariyk en gepast i6 om te worden gevierd als een publieken vacantiedag. „Uit naam der regeering heb ik daarom veel genoegen u mee te deelen, dat er stappen worden gedaan voor een spoedige kennis geving naar en door de verschillende departe menten van het ontzet van Mafeking, warineer dat gebeurt, en instructies worden gegeven door do geheele kolonie, dat de eerstvolgende weekdag zal worden beschouwd in de volste uitgestrektheid in de publieke kantoren ala een vacantiedag, op dezelfde wyze als derge lijke niet voorgeschreven vacanties als Boxing- day of de tweede Januari gewoonlyk worden beschouwd. „Mogo de vacantiedag spoedig komen, en moge een geest van algemeene goedwilligheid en vriendelijke consideratie heerschen." Begrypeiy kor wyze heeft de heer Schreiner over dat besluit heel wat moeten hooren. In „Ons Land" vinden wy reeds verscheiden ingezonden stukken, met uitingen van ergernis. „Met diepo verontwaardiging (schryffc iemand) heb ik de aankondiging van den premier ge zien, dat een publieke feestdag thans gehouden zal worden. De premier wist toch, dat een groot deel der bevolking der Kaapkolonie treurt, rouw draagt over den onrechtvaardigen oorlog en de vele slachtoffers, die reeds zyn gevallen slachtoffers, die het hart van bloed verwanten en vrienden diep hebben geraakt. Is dit nu de tyd voor een publieke feestviering? Is het land thans in de stemming om te juichen Laten zy, die wenschen feest te vieren, zulks doen, daar heb.ben wy niets tegen; maar waarom moeten zy, die den oorlog verafschuwen on bitter zwaar er onder ïyden, gedrongen worden door een algemeene feest viering aan het juichen deel te nemen? Hebben wy niet mot recht verwacht, dat de premier en zyn collega's een weinig rekening zoudeh houden met onze positie? Hy weet immers, dat de oorlog grootendeols een burgeroorlog is, en dat onze harten blooden." Een inwoner van Malmesbury schrijft: „Zoo heeft dan do regoering bepaald, dat de dag, na de ontvangst van de tyding, dat Mafeking ontzet is, als een publieke vacantie dag zal beschouwd worden. „Dat wy ons hier daar erg ongerust over maken, kan ik u verzekeren. Wie zullen onze personen en eigendommen beschermen, als men het in het hoofd krjjgt om, zooals bjj de tyding van het ontzet van Lodysmith, da woningen van de Hollandech sprekende inge zetenen te bestormen en mot klippen te bom bardeoren Onze politiemacht is te zwak om het ge peupel in bedwang te houden." De „Standard" verneemt, dat de toebereid selen van lord Roberts voor den opmarsch maar langzaam voortgaan, „daar de opperbe velhebber zeer weinig spoorwcgmateriaal tot zyn beschikking heeft." Daartegenover staat, dat de Boeren nog geen poging hebben gedaan, om do gemeen schap met het zuiden te verbreken. De ge heele spooriyn wordt scherp bewaakt. Ce Engelsche bladen laten aich seinen, dat ds. Villiers, die voor de krygsgevangeri Boeren heeft gepreekt, in een brief aan „Ons Land" de behandeling der krygsgevangenen zeer pryst. De officieron, die met do bewaking der gevangenen zyn belast, zyn by dezen zeer gezien en behandelen hen uitormate voor komend. Het kamp te Simonsstad is zindeiyk en prettig ingericht en de gevangenen zyn zoo gelukkig als maar mogelyk Is in hun omstandigheden. i) I. „Waarom, o vogeltje, niet gewacht? Scheuk eerst uw wiekjes meerder kracht 1" zei myn vader half lachend, half ernstig tot my, toen ik hem op zekeren avond opeens kwam mededeelen, dat ik het werkelooze leven moede, was, en dat zich in den loop van den dag de overtuiging by my met kracht had opgedrongen, dat het my beter zou staan iets nuttigers te doen. „Maar de tyd alleen zal myn wiekon niet sterker maken, papa," voerde ik aan; „onder vinding heb ik noodig." „Wacht hier met geduld, tot ge ze hebt opgedaan," was zyn laconiek bescheid. „Maar hoe moet ik die hier opdoen?" hield ik vol; „ons dorpsleven zal het my nimmer leeren. En bovendien, papa," voegde ik er hartstochtelyk by, „het walgt me." Toen ik dat zeide, wierp myn vader de courant neer, waarin hy kalm had zitten lezen, en keek my over de tafel heen aan. „Leg je werk neer en sla de oogon eens ep!" verzocht hy, en toen ik daaraan voldaan had, vervolgde hy*. „Die staan zoo helder als ooit. Wat heeft je geest zoo ter neer ge- Blagen?" 9Vraag liever: zoo in vuur gebracht 1 Papa, Ik heb niet opeens het geloof aan de rechten en de onafhankelijkheid der vrouw opgevat, maar ik gevoel zeker, dat ik met myn krach ten iets beters zou kunnen dpen dan „Myn huiseiyk leven opvroolyken," vulde myn vader bedaard aan. „Neen, neen; niet ik moet daarin nog langer het geluk aanbrengen." En toen stond ik op en ging naar hem toe, maar plaatste my achter hem, opdat by in myn oogen het hart zeer niet lezen zou, toen ik zeide„Mevrouw Elman doet dat nu en zal het zelfs nog beter doen misschien, wanneer ik weg ben." Mevrouw Elman nu was myn stiefmoeder. Juist drie maanden vóór dit gesprek tus schen myn vader en my gevoerd werd, was ik het gelukkigste, onafhankelijkste meisje in Blenton geweest. Maar een bemoeizieke vriendin had, met de beste bedoeling ter wereld, dat beweerde zy ten minste myn vader doen gelooven, dat ik, een meisje zonder moeder, zonder zusters, in de hoogste mate behoefte had aan een vrouwelyke huis genoot. Daarom plaatste myn vader een advertentie om een gezelschapsjuffrouw voor my, en toen zy kwam, in de gedaante van een bevallige dertigjarige vrouw, beving my een huivering van vrees voor hetgeen waar- schyniyk volgen zou. En het volgde ook. Vóór mejuffrouw Merrick twee maanden by ons geweest was, had myn vader haar ten huweiyk gevraagd, en zy had hem aangenomen. Voor een dag of tien was zy toen by de bewuste vriendin te logeeren gegaan on na afloop van dien termyn was myn vader haar gevolgd en had haar na een korte huweiyksreis als zyn vrouw in huis gebracht. Zy waren sinds een week terug, toen ik hem mededeelde, dat ik gaarne weg zou willen, want toen reeds drukte de besturende hand myner stiefmoeder hard op my. Die hand drukte hard op my, de tot dus verre onbeperkte meesteres des huizes, en toch, Wanneer men aou wfllea beproeven die heerschappy nader te omschrijven, dan was die heerschappy, waartegen ik my verzette, niet eens zoo vreeselijk. Misschien was het juist de lieflijkheid, welke zy jegens my met zooveel gezag wist te pas te brengen, hetgeen ze my zoo lastig maakte. Zy weerstreefde nooit het een of ander van myn bevelen, maar zy gaf my aanhoudend te verstaan, dat het een byzonder genadige daad van haar was, dat zy zulks niet deed. Nooit verzette zy er zich met ronde woorden tegen, dat ik iets verrichtte of ergons heen ging, maar de manier, waarop zy glimlachend haar toestem ming gaf tot myn gangen en handelingen, was zwaarder te verdragen dan een besliste wei gering zou geweest z\jn. Ik zeide, dat zy een bevallige vrouw was. Zy was dit in hooge mate, maar die hoedanig heid verschafte my geen genoegen, want haar bevalligheid was die van een kat, en haar lieflyk voorkomen was van dien aard, dat alles van de uitdrukking afhing, en wanneer zy me aanzag, was haar uitdrukking niet sym pathiek. Ik heb haar gelaat zien opflikkeren, dat zy bepaald schoon genoemd kon worden, maar die schoonheid stond onder anderen invloed dan dien, aan welken zy in het notaris huis van Blenton onderworpen was. Z\1 was in ons dorp als myn juffrouw van gezelschap bekend geweest vóór zy de knappe vrouw van den notaris werd, en dit feit maakte do meerderheid van myns vaders vrienden te huiverig en bezorgd, om er haar dankbaar voor te zyn of ooit met haar en haar omgeving op meer dan gewonen voet te leven. Dat de een of ander haar als het ware zou kunnen behandelen onder den indruk van de geringste mogeiykheid, alsof zy uit een be ginsel van ondergeschiktheid jegens iemand op zoodanige wyze was opgetreden, ct wafl op zichzelf reden genoeg om den toorn van een zoo trotsche vrouw als mevrouw Elman gaande te maken. Dat zy zwak genoeg zouden zyn zich te verbeelden, dat zy deze hun ge dachte verborgen hielden, wekte haar ver achting. Alzoo, zy had slechts een week in myn dierbaar vaderhuis geregeerd, toen ik tot do slotsom kwam, dat ik niet langer haar onder daan kon zyn, en oprecht alles aan myn vader opbiechtte, gelyk reeds verhaald is. Myn plannen waren nog zeer onbepaald en vorm loos, maar toch had ik reeds iets ontworpen, en ik haastte my, myn vader een ruwe schets er van voor te leggen, terwyl wy nog onge stoord konden voortpraton in de afwezigheid van zyn vrouw. „Ge zyt toch niet jaloersch, Ally?" vroeg hy op gedrukten toon, als antwoord op dat gedeelte van myn verhaal, waarin ik er op zinspeelde, dat mevrouw Elman'zyn huis ge lukkig zou maken. „De Hemel weet, dat ge daar geen reden voor hebt. Myn hart is groot genoeg, om een overvloed van liefde voor u allebei te bevatten." „Dat is zeer mooi voor haar, papa. maar die liefde was geheel en al voor my vóór zy kwam," antwoordde ik vry ongevoelig, want myn goede vader zag er hoogst be droefd uit by de enkele gedachte aan de jaloerschheid, die by zooeven noodeloos ge noemd had. „Maar ik ben niet jaloerseh; hecis een beter gevoel, geloof ik, dan jaloerschheid, dat my aandryft voortaan geen nutteloos onding meer te zyn." En toen ging ik voort hem uiteen te zetten, dat, nu myn plichten als zfjn huishoudster geëindigd waren, myn bezigheden hadden opgehouden, en dafc myn tyd my lang begon te vallen, Myn lieve, reeds-grazende, edelaardige vader besprak gedurende eenigen tyd die zaak met my, en ik weerlegde zjjn argumenten, en pleitte, en smeekte, dat ik ten minste myn plan zou mogen beproeven, hetwelk hierin bestond: ik zou door middel van een adver tentie een betrekking zoeken als gouvernante van meisjes van omstreeks veertien tot zestien jaar, of als secretaris en voorlezeres van de een of andere oude dame. Toen werden wy in ons gesprek gestoord door het binnentreden van mevrouw Elman en het lulden der etensbel. Ik heb gezegd, dat zy een vrouw was van dertigjarigen leeftyd. Ik was op het tydstip, waarover ik schryf, eerst twintig jaar oud, en toch had een vreemdeling haar dien avond voor jonger dan my kunnen houden. Zy was byzonder fraai gekleed en zag er buitengewoon knap uit. Onverschillig als ik voor dat alles was, kon ik my zoo voorstellen, welk een aantrekkingskracht haar schoonheid had voor een man, toen zy haar blanke, kleine hand op myns vaders schouder legde en haar volle, ronde gestalte en haar vroolyk gelaat naar hem toe keerde. „Uw dochter en gy hebt blijkbaar geen acht geslagen op den tyd, Eduardhet middagmaal is gereed en ge hebt uw toilet nog niet gemaakt," zeide zy op een toon, dien, hoe zoet hy ook klonk, zy nooit ha4 durven aanslaan, toen zy nog mijn gezel* schapsjuffrouw was. „Alice heeft mtJ voor alle gedachten aan diner en toilet doen schrikken, zooals gy zutó begrypen, wanneer ik u mededeel, dafc zy onflj denkt te verlaken." antwoordde hy tHjwyay van T«opfcf*iHiVttgtng. <1Vw# m

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1900 | | pagina 5