f M*. 12316
If. T90C
Dit nomrner bestaat uit TWEE
Bladen.
Leiden, 18 April.
Feuilleton.
DE STIEFMOEDER.
•V.7
i)
"I
DAGBLAD.
«SIJS DJES2KB .CömlAJri»
Vooi Leldoa pö m*aBdeö) m .v. M m f l.lQi-
Franco per post® •a L4Öj
AfaonOarlUke Nonftneï* 0,05j
$eze gourant wordt dagelijksmet uitzondering
ym go/i- en feestdagen, uitgegeven»
PBUS OEB ADVEBTEHTIKHl
Van I -0 régels 1.05. ledore regel mee» f 0.17J. Groots»
lettere naar plaatsruimte Voor bet incassoeren buiten do stad
«fêrdt f 0,06 berekend.
Eerste Blad.
Officieel© Kennisffering.
Vergadering van den Gemeenteraad van Leiden,
op Donderdag 19 April 1900, des
namiddags te twee uren.
Pemten ter behandeling
lo. Benoeming van een lid van het College van
Regenten van het Heilige Geest- of Arme Wees-
en Kinderhuis. (83)
2o. Benoeming van een 1ste onderwijzeres in
de handwerken aan de openbare schoof der 3de
klasse No. 5. (94)
3o. Verzoek van J. M. Pos, om eervol ontslag
als 3de onderwijzer aan de openbare school dor
3de klasse No. 1. (84)
4o. Verzoek van mej. H. E. A. Van der Scheer,
om eervol ontslag als 3de onderwijzeres aan de
Meisjesschool 1ste klasse. (91)
5o. Verzoek van A. C. Van Altena, om terug
betaling van schoolgeld, Lager Onderwijs. (95)
6o. Verzoek van mej. B. Drost en mei. W. Klinkert,
om het gobruik vau de bewaarschool in de Groene-
eteeg tot het houden van Zondagsschool. (89)
7o. Verzoek van het Bestuur van het Genoot
schap „Mathesis Scientiarum Genitrix", om het
kosteloos gebruik vaa eenige lokalen in de Gehoor
zaal voor de tentoonstelling van teekeningen en
het houden der jaarlgkscne Algemeene Ver
gadering. (90)
8o. Rekoning dienst 1899, van de Plaatselijke
Schoolcommissie. (92)
9e. Vaststelling van de verordeningen, regelende
de heffing en invordering van een keurloon van
visch te Leiden. (85)
lOo. Vaststelling van de verordeningon, regelende
de heffing en invordering van een belasting onder
den naam van „Havengeld" in de gemeente
Leiden (85)
llo. Vaststelling van do verordeningen, regelende
de heffing en in vordering van oen belasting onder den
naam van „liggeld" in de gemeente Leiden (85) d
12o. Vaststelling van de verordeningen, regelende
de heffing en invordering van schoolgeld op de
openbare bewaarsoholen te Leiden. (85)
ISo. Vaststelling van de verordeningen, regelende
de heffing en invordering van schoolgolden aan
de openbare scholen voor lager onderwijs te
Leiden. (85)
14o. Vaststelling van de verordeningen, regelende
de heffing en invordering van schoolgelden aan
Jiet Gymnasium, de Hoogere Burgerschool voor
ongens en de Hoogere Burgersohool voor meisjes
te Leiden. (85)
15o. Vaststelling van de verordeningen, regelende
de heffing en invordering van schoolgeld aan de
gemeentelijke Kweekschool voor onderwijzers en
onderwijzeressen te Leiden. (85)
16o. Verzoek van J. Turion en J. A. C. Nuy,
om vorgunning tot het dempen van een gedeelte
sloot langs den Hoogen Rijndijk vóór het kadastrale
perceel Sectie M. No. 1795, gemeente Leiden. (86)
17o. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden
voor de uitbreiding van het hulppersonoel aan de
Herhalingsschool, afd. Meisjes, met een tijd el ij ken
onderwijzer. (96)
l8o. Verzoek van J. Van der Stok, om het per
ceel Donkersteeg No. 4 bij herbouw hooger te
mogen optrokken dan krachtens de verordening
op net bouwen en sloopen geoorloofd is. (87).
19o. Verzoek ven M. M. W. P. Beenakker, tot
goedkeuring van een stratenplan voor het achter
den Heerensingel gelegen terrein, kadastraal be
kend Sectie K. Nos. 383, 334, 335 en 316, gemeente
Leiden. (97)
20o. Voorstel tot toekenning van een gratificatie
ad f500 aan de weduwe van den overleden Con
troleur der Stadsbank-van-leening. (82)
21o. Voorstel tot aankoop van den koren
molen „Do Oranjeboom" aan den Vestwal en tot
vaststelling van den betrekkelyken suppletoiren
staal van begrooting. (81)
22o. Bezwaarschrift van K. Den Hollander tegen
zijn aanslag in de plaats, directe belasting, dienst
1899. (93)
Burgemeester en Wethouders der gemeente*
Leiden,
Gelet op art. 1 van het Koninklijk besluit van
den 18den December 1896 (Staatsblad No. 223),
tot uitvoering van art. 4 2 der wet van 16 April
1896 (Staatsblad No. 72), tot regeling der Per9o-
neele belasting;
Brengen ter algemeene kennis, dat een aan
vulling van de ljjet vermeldende de inrichtingen
van weldadigheid of tot genezing of verpleging
van zieken of gobrokkigen en do inrichtingen tot
algemeen nu t door zedelijke lichamen, vereenigingen
in het bezit van rechtspersoonlijkheid of stich
tingen, bedoeld bij art 4 1 d der wet tot regeling
dor Porsoneele belasting voor een ieder tor secre
tarie dezer gemeente ter inzage is nedergelogd.
Burgemeester en Wethouders voornoemd.
Leiden, F. WAS, Burgemeester.
17 April 1900. VAN HEYST, Secretaris.
Een onzer vroegere stadgenooten, den heer
Anton Oudshoorn, thans in Frankrijk verbluf
houdende, is een voorname onderscheiding ten
deel gevallen, de hoogste op die van het
Legioen van Eer na, nl. de root van .officier
de 1' instruction publique."
Het blad „L' Eclaireur de Nice" schrift
naar aanleiding daarvan het volgende onder
het opschriftEen welverdiende eer
volle onderscheiding.
Met genoegen vernemen wy, dat de roos
van „officier de l'instruction publique" door den
Franschen minister van het openbaar onder
was en de schoone kunsten is toegekend aan
den heer Oudshoorn, den begaafden violoncellist,
thans verblgf houdende te Nice, maar die ge
durende twintig jaren solist was by het orkest
van Monte-Carlo, waar hy de beste herinne
ringen heeft achtergelaten.
„Toonkunstenaar van een buitengewone
voortreffelijkheid, auteur van heerlijke muzikale
composities, verdiende de heer Oudshoorn in
alle opzichten de onderscheiding, die hem
werd verleend op verzoek van don heer Albert
Carré, directeur van de „Opéra-Comique", wolk
verzoek gesteund werd door de heoren Mas
senet en Saint-Saöns.
„De talrijke vrienden van den heer Oudshoom
zullen met een levendige voldoening het be
richt van zijn bevordering vernemen en wij
voegen ons by hen, om hem onze oprechte
gelukwenschen aan te bieden."
'8 Rijks Ethnographisch Museum, alhier,
heeft van den heer H. F. Loymans, R.-K.
priester en pastoor te Semarang, ten geschenke
ontvangen eenige voorwerpen, afkomstig uit
de residentie Westerafdeeling van Borneo.
Geïnventariseerd als serie 1186.
Aan den schenker is ée dank der Regeering
betuigd.
Z. D. H. de Bisschop van Haarlem heeft
op den Eersten Paaschdag onder de plechtige
Pontificale H. Mis in de kapel van het
Seminarie te Warmond de wijding van het
H. diaconaat toegediend aan Th. Yan Giolen
en J. H. Juflfermans.
Geheel onverwacht is te 's-Gravenhage
in zijn tijdelijke woning aan de Amaliastraat
overleden mr. W. H. De Beaufort, lid van de
Tweede Kamer voor het district Deventer.
De ontslapene was ook lid van Gedeputeerde
Staten in de provincie Utrecht. De heer De
Beaufort had zich in de Tweede Kamer
aangesloten by den rechtervleugel der liberale
party. Hy was ridder in de orde van den
Nederlandschen Leeuw.
Het Republikeinsche gezantschap, zoo
mede dr. Leyds en dr. Muller, dineerden
gisteren by den minister-president den heer
Pier son.
De leden der deputatie zyn door de Com
missie voor de hedenavond in den Haagschen
Kunstkring te houden soirée ten bate van
onze stamverwanten in Zuid-Afrika uitge-
noodigd de uitvoering by te wonen. De heeren
hebben zich een beslissend antwoord voorbe
houden.
De delegatie ontving gisteren generaal Yan
Helden, 3djudant in buitengewonen dienst der
Koningin. Minister De Beaufort bracht gisteren
een tegenbezoek aan de Zuid-Afrikaansche
heeren en werd ontvangen door don heer
Fischer.
De leden van de deputatie hebben per
telegraaf den vertegenwoordiger der Zuid-
Afrikaansche Republiek te Parys verzocht
aan de familie van den kolonel De Villebois-
Mareuil hun leedwezen te betuigen, dat zy
verhinderd zyn tegenwoordig te zyn by den
lykdienst, die heden te Parys wordt gewyd
aan de nagedachtenis van genoemden kolonel.
De minister van buitenlandsche zaken ont
ving heden aan zyn departement den hoer
Fischer, hoofd van het gezantschap, die daarby
vergezeld was door Dr. Leyds. Yernomen
wordt dat het gezantschap een audiëntie zal
aanvragen aan H. M. de Koningin, zoodra de
regeling der geloofsbrieven van de leden in
orde zal zyn.
Dr. Muller, hoofdvertegenwoordiger buiten
Afrika van den Oranje-Vrystaat, vereenigt
heden het Boerengezantschap, eenige ministers
en staatslieden aan zyn disch in „Restaurant
Royal".
Naar wy vernemen, zullen de leden der
deputatie morgen een kort bezoek brengen
aan Amsterdam.
Van de gelegenheid, door de leden der
Vredesdeputatie verleend tot audiëntie voor
allen, die hen wenschten te spreken, werd
heden door verschillende stad- en landgenooten
gebruik gemaakt.
Tegenwoordig waren de kamerleden Bou-
man en Pyttersen, predikanten, notabelen van
enkele kerkgenootschappen, leden van den
Haagschen gemeenteraad, van Kamer van
Koophandel enz.
De bezoekers werden gezamenlyk toege
laten. Ook was tegenwoordig dr. Blink, Voor
zitter der Haagsche afdeoling der Z.-Afr.
Voreenigfng; een deputatie van den Alg.
Nederl. Vredebond en een boerenfamilie, die
een zoon in Transvaal had. Allen werden
welwillend te woord gestaan.
Even voor het eindigen van de receptie
werd der deputatie een prachtige krans over
handigd, gezonden door baron Van derFeltz,
burgemeester der gemeente Eist, met het
opschrift; „Hulde aan onzo Afrikaansche
vriendon".
De heer M. O. De Kantor, te Haarlem,
heeft, wegens gezondheidsredenen, zyn aan
vraag om ontslag ingediend als wethouder en
als lid van den gemeenteraad.
H.H. MM. de Koninginnen zullen
zich a. 8. Dinsdag 24 dezer op een vroeger
uur van Den Haag naar Amsterdam begeven
dan gewooniyk.
De Vorstinnen zyn voornemens kort na
elf uren per Holl. Spoor de residentie te ver
laten, ten einde reeds tegen halféén in de
hoofdstad aan te komen.
De Japansche Prins Kotohito Kan-in, sedert
eenigen tyd te Parys aanwezig, wordt de
volgende week hier te lande verwacht, ten
einde een bezoek te brengen aan H. M. de
Koningin.
Den Oosterschen vorst zal daartoe gelegen
heid worden gegevon op een der dagen ge
durende Hr. Ms. verbiyf te Amsterdam, als
wanneer Z. H. tevens ten Hove zal dineeren.
Op 26 April zal tydens het a. s. verbiyf
van de Koningin te Amsterdam een bal ten
Hove aldaar plaats hebben.
De minister van oorlog was heden, uit
Nymegen, weder aan zyn departement terug
gekeerd.
Tn een bericht over het Boeren-drieman-
sehap heeft men gelezen, dat de heer Fischer,
lid van den Uitvoerenden Raad van den Oranje-
Vrystaat, een zoon heeft, die in Engeland
studeert. Men mag zich daarover niet verbazen.
Het verengelschen van den Vrystaat was al
ver gevorderd vóór den oorlog, en meer nog
dan dat heeft men er een nieuw bewys in
te zien, hoe onze wet op het hooger onderwys
de Afrikaansche jongelui van de Nederlandsche
universiteiten verwyderd houdt en hoe noodig
de lang gewenschte, driedubbel en dwars
overwogen, van alle kanten goedgekeurde,
telkens in het vooruitzicht gestelde en nog
altyd maar niet tot stand gekomen wyziging
van die wet ten deze is.
Als het driemanschap in ons land vertoeft,
wanneer de Tweede Kamer weer byeenkomt,
ware het dan niet een goede gedachte, de
heeren in do gelegenheid te stellen een
vergadering by te wonen, waar het wets
ontwerp, dat de jongelui uit Zuid-Afrika naar
onze universiteiten zal trekken, aan de orde
gesteld en dan nu er immers geen verschil
van meening over bestaat ook afgedaan
wordt? (N. R. C.)
Biykens by het departement van marine
ontvangen bericht is Hr. Ms. fregat „Koningin
Emma der Nederlanden", onder bevel van den
kapitein-luitenant t. z. J. Bollaan, 16 dozer van
Sint-Helena vertrokken.
De luit. t. z. der 2de kl. A. F. Folkersma
wordt, met 1 Mei a. s., geplaatst in de rol
van Hr. Ms. wachtschip te Hellevoetsluis en
gedetacheerd aan boord van Hr. Ms. instructie
schip „Das".
Naar aanleiding van het Koninklyk be
sluit, waarby met 1 Mei a. s. de vice-admiraal
C. Ten Bosch op zyn verzoek op pensioen is4
gesteld, deelt men aan het „Vad." van wel
willende zyde mede, dat door het uittreden
van dien vice-admiraal uit de Kon. Nederl.
marine, ook uit het corps zee-officieren de
laatste is heengegaan, die zyn opleiding had
genoten aan de Kon. Academie voor zee- en
landmacht te Breda, zoodat bedoeld corps
thans alleen bestaat uit officieren, die hun
opleiding ontvingen aan het Kon. Instituut
voor de marine te Willemsoord.
Een proef, by ons Indische leger met de
khaki-uniform genomen heeft, naar wy ver
nemen, tot ongunstige resultaten geleid. De
rapporten adviseerden de voortzetting der
proef te staken.
Men zal nu, in navolging van het Engelsche
leger, overgaan tot proeven met khakikleurige
serge-uniformen. (H. D.)
Do commissie uit de Eerste Kamer tot
voorbereiding dor behandeling van de Onge
vallenwet was verleden Donderdag vergaderd.
De volgende byeenkomst is bepaald op 30
April.
Naar het „U. D." verneemt, wordt te
Utrecht onder het bestuur van vrouwe Van
Eys d'Yvole een uitvoering met levende
beelden voorbereid van Reinecke's „Die wil
den Schw&ne". Ze zou in Januari a. 8. plaats
hebben in den Schouwburg, voor zoover het
muzikale gedeelte betreft, onder leiding van
den heer H. C. Van Oort, en de voordeelen
zouden zyn voor het Kinderziekenhuis.
Het stoomschip „Bogor", van Batavia
naar Rotterdam, arriveerde 17 April to Suez;
de „Rotterdam", van Nieuw-York naar Rotter
dam, vertrok 17 April van Boulogne; de
„Soembing", van Batavia naar Rotterdam,
vertrok 17 April van Port-Said; de „Teviot-
dale" (Holland Ametika-iyn), van Newport-
News naar Rotterdam, is 17 April Lizard ge
passeerd; de „Reichstag", van Oost-Afrika
naar Vlissingen en Hamburg, arriveerde 15
April te Aden,
Alkemade. Op 1 Juni a, s. zyn als bestuurs
leden van den drooggemaakten Yeender- en
Lyker-Polder alhier, gewoon aftredend, de
heeren A. Los, te Nieuwe-Wetering, en Jac.
Casteiyn, te Rypwetering. De verkiezing is
bepaald op 17 Mei a. s., te gelykmet do door
stemgerechtigde ingelanden vast te stellen
polder-rekening over 1899 en begrooting voor
1900.
Bodegraven. Niettegenstaande hot storm
achtige weder, was de openbare uitvoering
door de zangvereeniging Excelsior" te Nieuwer-
brug op Paaschmaandag gegoven, door een
zeer talryk publiek bezocht. De uitvoering
slaagde zeer goed; de verschillende nummers
van het programma liepen alle goed van
stapelhet meest beviel wel het koor uit het
oratorium „Gods alomtegenwoordigheid." Den
directeur van „Excelsior", den heer A. J.
Laffrée, komt een woord van lof toe voor zyn
yver, om op een uitvoering als deze werkelyk
iets goeds en schoons te laten hooren.
Gebr. Verwoerd, alhier, houders van oen
wasch- en strykinrichting, hebben van het
gemeentebestuur vergunning verkregen tot
het plaatsen en in-werking-brengen van een
stoommachine van 6 paardenkrachten, in het
perceel, kadastraal bekend in sectie B No. 3300.
Hazorswoude. Vergadering van den ge
meenteraad op Donderdag 19 April a. 8., te
10*/» uur. Punten ter behandeling zyn: lo.
Mededeeling ingekomen stukkon. 2o. Af-
en overschry'ving gemeentobegrooting 1899
1900. 3o. Vaststelling kohier schoo gel 1
1st© kwartaal 1900. 4o. Idem dienst 1900
1901. 5o. Verslag toestand gemeente 1899.
6o. Verzoek G. Windthorst. 7o. Idem M.
Spruyt. 8o. Telephoon. 9o. Vaststelling
kohier hondenbelasting dionst 1900. En het
geen verder door den voorzitter of de leden
mocht worden ter tafel gebracht.
Loimuidon. Zondag 11., eersten Paaschdag,
vierden do heer H. Van do Weyer, hoofd der
R.-K. parochiale school, en diens echtgenoote
hun 25-jarige echtvereeniging. Zoowel van
den kant zyner leerlingen en oud-leerlingen
als van de overige gemeentenaren mochten
de heer Van de Weyer en zyn echtgenoote
op dien dag veel blyken van sympathie onder
vinden.
Allen waren eenstemmig in den wensch,
dat het den geachten jubilarissen gegeven
moge zyn nog eons eenmaal hun gouden
feest te vieren.
Don lsten Mei a. s. hoopt genoemde heer
den dag te herdenken, waarop by vóór 25
jaren in functie trad als hoofd dor R.-K. par.
school alhier.
Rynshurg. De Gereform. Zangvereeniging
„De Lofstem" heeft den 2den Paaschdag
's avonds in het kerkgebouw der Gereform.
Gemeente een uitmuntend geslaagde uitvoering
gegeven. Het gehoor was buitengewoon talryk
opgekomen en ook wy hadden het voorrecht
het dertion nummers ryke programma te
hooren uitvoeren op een wyze, die ieders
verwachting overtrof. Hot was voor allen een
verrassing ën een genot in nummer 5 „Zalig
de dooden, die in don Heero sterven" van
W. Waner, en nummer 12 „De Heilige Stad",
van Stephen Adams, kennis te maken met
mej. E. Ronkema, sopraan, die over oen bo-
2)
„Om te gaan trouwen?" vroeg zy scherp,
en in myn pas ontwikkelde prikkelbaarheid
was ik zelfs boos over die onschuldige vraag,
en zoo maakte ik van onzen tocht naar de
eetzaal een voorwendsel om er niet op te
antwoorden.
Aan tafel werd zeer weinig gesproken over
myn voornemen; trouwens, de aanwezigheid
der dienstboden belette dit; maar 's avonds
haalde ik myn advertentie voor den dag en
drong er by myn vader op aan, dat hy zyn
toestemming tot plaatsing geven zou.
„Ge zyt kort van stof, evenals uw over
leden moeder; maar ik wil u niet tegen
houden," zeido hy.
En mevrouw Elman vroeg„Is Alice evenals
haar moeder? Uw eerste vrouw moet eenbe-
minlyke vrouw geweest zyn, Eduard." Zy
keek my onderzoekend van ter zyde aan,
terwyl zy deze woorden uitte, totdat ik boos
werd, zelfs over haar lofspraak.
Uit hetgeen ik geschreven heb zal men
kunnen opmaken, dat er, in de gewone be-
teekenis van het woord, voor my geen nood-
zakelykheid bestond, om de wereld in te gaan
en myn eigen kost verdienen. Myn vader was
ryk en ik was zyn eenig kind. Toch gevoelde
ik die noodzakelijkheid als een sterken aan
drang, want myn tehuis was voor my niet
meer het tehuis, dat het geweest was vóór
myns vaders tweede huwelyk.
Omstreeks zes weken later was ik zoo ge-
kkig een aanbieding te ontvangen voor een
üs my veelbelovend toescheen.
Een dame, dio zich weduwe noemde, met twee
dochters, schreef my van uit Hallomhall, by
Barnes, en bood my een flink salaris aan,
waarvoor ik de studiën harer dochters in het
Engelsch, Fransch en Duitsch zou leiden. Dit
was alles, wat zy van my verlangde; endaar
ik my in staat achtte die taak op my te
nemen, verzocht ik myn vader voor my met
mevrouw Aveland te onderhandelen, vóór er
nog iets van aan mevrouw Elman werd mede
gedeeld.
Toen de brief geschreven en verzonden en
de zaak zoo ver bedisseld was, gevoelde ik
my jegens mevrouw Elman minzamer gestemd
dan ik geweest was sinds haar beheer der
huishouding begonnen was. Ik ging zelfs zoo
ver my naar haar eigen kamer te begeven,
een vertrek, dat zy uit zeer ruwe grondstoffen
zeer netjes gemeubileerd had en veranderd in
een kleedkamer met een soort van boudoir
er naast en haar te vertellen, wat wy
gedaan hadden en wanneer ik heenging. Het
was een heldere Octoberavond, omstreeks zes
uren. De kaarsen brandden op haar toilettafel
en zy zat voor een gezellig vuurtje van hout
blokken, in de gemakkeiyke kleedy van een
ochtendjapon, als voorbereiding voor haar
etenstoilet (waarop zy zeer gestold was). Heur
donkere haren hingen in golven om haar
schouders, en haar schoone, ronde wangen
waren rood van de warmte aan den haard.
„Alice, ik ben de oorzaak, dat ge uit uw
tehui6 gedreven wordt," sprak zy eensklaps,
toen ik myn mededeelingen geëindigd had, en
toen richtte zy zich overeind en legde haar
hand op myn arm met dezelfde liefkoozende
beweging, die zfi bestendig by myn vader
aanwendde. „Ge zult me by uw vertrek wel
haten, en geen wonder.1"
„Onzin 1 Het is veel waarschyniyker, dat
ik u haten zal, als ik hier blyf en niets doe,"
hernam ik lachend. „Satan vindt zoowel voor
ledige harten als voor ledige handen allerlei
kwaad te doen, zooals gy weet."
Zy het myn arm los en ging achterover in
haar stoel liggen.
„En waar gaat gy heen, Alice?"
„Naar een plaats, Hallom-Hall genaamd,
by Barnesde naam van de dame is
„Waarom komt Mina niet om my op den
bepaalden tyd te helpen kleeden?" viel zy
opeens in, terwyl zy opsprong en met geweld
aan het schelkoord trok; toen giDg zy weer
zitten, hygende van de inspanning.
Terwyl zy plaats nam, maakte ik do op
merking, dat de hoogroode kleur op haar
wangen verbleekt was en dat haar groote,
zachte, donkere oogen vol tranen stonden. Ik
had nooit van myn stiefmoeder gehouden,
maar nu had ik medeiyden met haar; waarom
weet ik niet. En er moet iets van een echten
metaalklank gelegen hebben in den toon,
waarop ik vroeg: „Is u niet wèl? Kan ik
iets voor u doen?" Want zy noemde my
„Ally" en drukte, my bedankende, heel zachtjes
myn handtwee dingen, die zy vroeger nooit
gedaan had.
Op dat oogenblik kwam Mina binnen, en
ik moest my haasten, om met myn toilet ge
reed te komen; en toen wy elkaar aan tafel
weer ontmoetten, was mevrouw Elman weer
geheel zichzelve, even kalm, even beslist en
even bevelend in haar aanvalligheid als zy
altyd geweest was sinds zy mevrouw Elman
werd. Ik was niet nayverig en ik misgunde
haar de juweelen niet, maar toch kwam het
my ongepast voor, dat een prachtig stel
cameeën, die aan myn moeder hadden toe
behoord, door myn vader aan zyn tweede
vrouw gegeven waren. Het zien van al die
kleinooden om haar vollen, stevigen hals en
om haar armen, versterkte my in myn be
sluit om myn vaderlyk huis, dat ik thans
verfoeide, te verlaten en er nimmer in terug
te keeren. Mijn vader had ze my by meer
dan één gelegenheid geweigerd, wanneer ik
er op aandrong my met hun klassieke
schoonheid te mogen tooien. Maar deze too-
venares had hem weten te begoochelen door
ze uit hun veilige bewaarplaats voor den dag
te halen en ze triomfantelyk om haar hals
te hangen. Het verheugde my van harte, dat
ik nu kon heengaan. Niets, zelfs niet haar
zoetste klanken, kon het my doen betreuren,
de banden, die my aan ons huis hechtten, te
verbreken.
De dag brak aan, dat ik naar myn nieuwe
positie zou vertrekken. Myn vader bracht
my naar het station in het lichte rytuigje,
dat voor myn moeder bestemd was geweest
en nu door mevrouw Elman gebruikt werd.
Myn stiefmoeder betoonde eenige attentie,
dat moet ik tot haar eer bekennen want
toen myn vader (onnadenkend, naar het my
toescheen) vroeg, of zyn „liefste Kate ons
wilde vergezellen," bedankte zy voor zyn
aanbod en bracht hem in herinnering, dat het
„voor hem de laatste gelegenheid was om
zyn dochter voor geruimen tyd nog eens
alleen te zien." Attentie, zeker; maar welk
recht had zy haar attentie tusschen myn
vader en my te plaatsen?
Omstreeks acht uren dien avond kwam
ik te Hallom-Hall aan. Het was een pas
gebouwd huis, gemakkeiyk ingericht, maar
meer een aardig nestje, volstrekt niet den
weidschen naam van hall (kasteel) ver
dienende. Het was gelegen op de westelyke
grens (ter gemeente Barnes en bood eon ruim
uitzicht op de heuvelen en boeschen van
Surrey, die Richmond zoo lieflyk omgeven.
„Wat de Avelands overigens ook mogon
wezen, zy zyn bemiddelde lui, dat zij in een
huis als dit kunnen wonen," dacht ik, toen
ik uit het wagentje stapte, dat my van het
station Barnes gehaald had; en ik vervolgde
myn onderstellingen en besliste, dat zij
klaarblykeiyk pas ryk geworden menschon
waren, van plan om al de gemakken en al
de grootheid aan te koopen, die hun niet
door erfenis waren ten deel gevallen.
Myn verachting voor hun mogelyko aan
matiging en parvenuspracht kreeg een schok,
toen ik het huis binnentrad. Het fraaie,
moderne heerenhuis was van werkelyk ouder-
wetsche, degolyke meubelen voorzien, die
klaarblykeiyk door lang samenzyn met elkaar
in harmonie waren gekomen en geenszins
het maaksel van een hedendaagschen fabri
kant konden zyn. „Het een of ander oud
riddergoed moet eens die st >elen en massieve
tafels, die stevige ta (jt n en verschoten ayden
behangsels gekend he rn," dacht ik, toen
ik in een spreekkamer word binnengelaten,
wier bouwkundige versieringen vreemd af
staken by het sombere, door den tyd ver
sleten huisraad, en toen staakte ik mjjn ge
dachten over de kamer, als een oudachtige
edelvrouw langzaam uit een lagen armstoel
oprees en my verwelkomde met een kalme
hoogheid, die myn modernen geest het denk
beeld opdrong, dat ik my in tegenwoordig
heid van een grande dame uit een oude
romance moest bevinden.
(Wordt vervolgd