f M*. 12316 If. T90C Dit nomrner bestaat uit TWEE Bladen. Leiden, 18 April. Feuilleton. DE STIEFMOEDER. •V.7 i) "I DAGBLAD. «SIJS DJES2KB .CömlAJri» Vooi Leldoa pö m*aBdeö) m .v. M m f l.lQi- Franco per post® •a L4Öj AfaonOarlUke Nonftneï* 0,05j $eze gourant wordt dagelijksmet uitzondering ym go/i- en feestdagen, uitgegeven» PBUS OEB ADVEBTEHTIKHl Van I -0 régels 1.05. ledore regel mee» f 0.17J. Groots» lettere naar plaatsruimte Voor bet incassoeren buiten do stad «fêrdt f 0,06 berekend. Eerste Blad. Officieel© Kennisffering. Vergadering van den Gemeenteraad van Leiden, op Donderdag 19 April 1900, des namiddags te twee uren. Pemten ter behandeling lo. Benoeming van een lid van het College van Regenten van het Heilige Geest- of Arme Wees- en Kinderhuis. (83) 2o. Benoeming van een 1ste onderwijzeres in de handwerken aan de openbare schoof der 3de klasse No. 5. (94) 3o. Verzoek van J. M. Pos, om eervol ontslag als 3de onderwijzer aan de openbare school dor 3de klasse No. 1. (84) 4o. Verzoek van mej. H. E. A. Van der Scheer, om eervol ontslag als 3de onderwijzeres aan de Meisjesschool 1ste klasse. (91) 5o. Verzoek van A. C. Van Altena, om terug betaling van schoolgeld, Lager Onderwijs. (95) 6o. Verzoek van mej. B. Drost en mei. W. Klinkert, om het gobruik vau de bewaarschool in de Groene- eteeg tot het houden van Zondagsschool. (89) 7o. Verzoek van het Bestuur van het Genoot schap „Mathesis Scientiarum Genitrix", om het kosteloos gebruik vaa eenige lokalen in de Gehoor zaal voor de tentoonstelling van teekeningen en het houden der jaarlgkscne Algemeene Ver gadering. (90) 8o. Rekoning dienst 1899, van de Plaatselijke Schoolcommissie. (92) 9e. Vaststelling van de verordeningen, regelende de heffing en invordering van een keurloon van visch te Leiden. (85) lOo. Vaststelling van de verordeningon, regelende de heffing en invordering van een belasting onder den naam van „Havengeld" in de gemeente Leiden (85) llo. Vaststelling van do verordeningen, regelende de heffing en in vordering van oen belasting onder den naam van „liggeld" in de gemeente Leiden (85) d 12o. Vaststelling van de verordeningen, regelende de heffing en invordering van schoolgeld op de openbare bewaarsoholen te Leiden. (85) ISo. Vaststelling van de verordeningen, regelende de heffing en invordering van schoolgolden aan de openbare scholen voor lager onderwijs te Leiden. (85) 14o. Vaststelling van de verordeningen, regelende de heffing en invordering van schoolgelden aan Jiet Gymnasium, de Hoogere Burgerschool voor ongens en de Hoogere Burgersohool voor meisjes te Leiden. (85) 15o. Vaststelling van de verordeningen, regelende de heffing en invordering van schoolgeld aan de gemeentelijke Kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen te Leiden. (85) 16o. Verzoek van J. Turion en J. A. C. Nuy, om vorgunning tot het dempen van een gedeelte sloot langs den Hoogen Rijndijk vóór het kadastrale perceel Sectie M. No. 1795, gemeente Leiden. (86) 17o. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden voor de uitbreiding van het hulppersonoel aan de Herhalingsschool, afd. Meisjes, met een tijd el ij ken onderwijzer. (96) l8o. Verzoek van J. Van der Stok, om het per ceel Donkersteeg No. 4 bij herbouw hooger te mogen optrokken dan krachtens de verordening op net bouwen en sloopen geoorloofd is. (87). 19o. Verzoek ven M. M. W. P. Beenakker, tot goedkeuring van een stratenplan voor het achter den Heerensingel gelegen terrein, kadastraal be kend Sectie K. Nos. 383, 334, 335 en 316, gemeente Leiden. (97) 20o. Voorstel tot toekenning van een gratificatie ad f500 aan de weduwe van den overleden Con troleur der Stadsbank-van-leening. (82) 21o. Voorstel tot aankoop van den koren molen „Do Oranjeboom" aan den Vestwal en tot vaststelling van den betrekkelyken suppletoiren staal van begrooting. (81) 22o. Bezwaarschrift van K. Den Hollander tegen zijn aanslag in de plaats, directe belasting, dienst 1899. (93) Burgemeester en Wethouders der gemeente* Leiden, Gelet op art. 1 van het Koninklijk besluit van den 18den December 1896 (Staatsblad No. 223), tot uitvoering van art. 4 2 der wet van 16 April 1896 (Staatsblad No. 72), tot regeling der Per9o- neele belasting; Brengen ter algemeene kennis, dat een aan vulling van de ljjet vermeldende de inrichtingen van weldadigheid of tot genezing of verpleging van zieken of gobrokkigen en do inrichtingen tot algemeen nu t door zedelijke lichamen, vereenigingen in het bezit van rechtspersoonlijkheid of stich tingen, bedoeld bij art 4 1 d der wet tot regeling dor Porsoneele belasting voor een ieder tor secre tarie dezer gemeente ter inzage is nedergelogd. Burgemeester en Wethouders voornoemd. Leiden, F. WAS, Burgemeester. 17 April 1900. VAN HEYST, Secretaris. Een onzer vroegere stadgenooten, den heer Anton Oudshoorn, thans in Frankrijk verbluf houdende, is een voorname onderscheiding ten deel gevallen, de hoogste op die van het Legioen van Eer na, nl. de root van .officier de 1' instruction publique." Het blad „L' Eclaireur de Nice" schrift naar aanleiding daarvan het volgende onder het opschriftEen welverdiende eer volle onderscheiding. Met genoegen vernemen wy, dat de roos van „officier de l'instruction publique" door den Franschen minister van het openbaar onder was en de schoone kunsten is toegekend aan den heer Oudshoorn, den begaafden violoncellist, thans verblgf houdende te Nice, maar die ge durende twintig jaren solist was by het orkest van Monte-Carlo, waar hy de beste herinne ringen heeft achtergelaten. „Toonkunstenaar van een buitengewone voortreffelijkheid, auteur van heerlijke muzikale composities, verdiende de heer Oudshoorn in alle opzichten de onderscheiding, die hem werd verleend op verzoek van don heer Albert Carré, directeur van de „Opéra-Comique", wolk verzoek gesteund werd door de heoren Mas senet en Saint-Saöns. „De talrijke vrienden van den heer Oudshoom zullen met een levendige voldoening het be richt van zijn bevordering vernemen en wij voegen ons by hen, om hem onze oprechte gelukwenschen aan te bieden." '8 Rijks Ethnographisch Museum, alhier, heeft van den heer H. F. Loymans, R.-K. priester en pastoor te Semarang, ten geschenke ontvangen eenige voorwerpen, afkomstig uit de residentie Westerafdeeling van Borneo. Geïnventariseerd als serie 1186. Aan den schenker is ée dank der Regeering betuigd. Z. D. H. de Bisschop van Haarlem heeft op den Eersten Paaschdag onder de plechtige Pontificale H. Mis in de kapel van het Seminarie te Warmond de wijding van het H. diaconaat toegediend aan Th. Yan Giolen en J. H. Juflfermans. Geheel onverwacht is te 's-Gravenhage in zijn tijdelijke woning aan de Amaliastraat overleden mr. W. H. De Beaufort, lid van de Tweede Kamer voor het district Deventer. De ontslapene was ook lid van Gedeputeerde Staten in de provincie Utrecht. De heer De Beaufort had zich in de Tweede Kamer aangesloten by den rechtervleugel der liberale party. Hy was ridder in de orde van den Nederlandschen Leeuw. Het Republikeinsche gezantschap, zoo mede dr. Leyds en dr. Muller, dineerden gisteren by den minister-president den heer Pier son. De leden der deputatie zyn door de Com missie voor de hedenavond in den Haagschen Kunstkring te houden soirée ten bate van onze stamverwanten in Zuid-Afrika uitge- noodigd de uitvoering by te wonen. De heeren hebben zich een beslissend antwoord voorbe houden. De delegatie ontving gisteren generaal Yan Helden, 3djudant in buitengewonen dienst der Koningin. Minister De Beaufort bracht gisteren een tegenbezoek aan de Zuid-Afrikaansche heeren en werd ontvangen door don heer Fischer. De leden van de deputatie hebben per telegraaf den vertegenwoordiger der Zuid- Afrikaansche Republiek te Parys verzocht aan de familie van den kolonel De Villebois- Mareuil hun leedwezen te betuigen, dat zy verhinderd zyn tegenwoordig te zyn by den lykdienst, die heden te Parys wordt gewyd aan de nagedachtenis van genoemden kolonel. De minister van buitenlandsche zaken ont ving heden aan zyn departement den hoer Fischer, hoofd van het gezantschap, die daarby vergezeld was door Dr. Leyds. Yernomen wordt dat het gezantschap een audiëntie zal aanvragen aan H. M. de Koningin, zoodra de regeling der geloofsbrieven van de leden in orde zal zyn. Dr. Muller, hoofdvertegenwoordiger buiten Afrika van den Oranje-Vrystaat, vereenigt heden het Boerengezantschap, eenige ministers en staatslieden aan zyn disch in „Restaurant Royal". Naar wy vernemen, zullen de leden der deputatie morgen een kort bezoek brengen aan Amsterdam. Van de gelegenheid, door de leden der Vredesdeputatie verleend tot audiëntie voor allen, die hen wenschten te spreken, werd heden door verschillende stad- en landgenooten gebruik gemaakt. Tegenwoordig waren de kamerleden Bou- man en Pyttersen, predikanten, notabelen van enkele kerkgenootschappen, leden van den Haagschen gemeenteraad, van Kamer van Koophandel enz. De bezoekers werden gezamenlyk toege laten. Ook was tegenwoordig dr. Blink, Voor zitter der Haagsche afdeoling der Z.-Afr. Voreenigfng; een deputatie van den Alg. Nederl. Vredebond en een boerenfamilie, die een zoon in Transvaal had. Allen werden welwillend te woord gestaan. Even voor het eindigen van de receptie werd der deputatie een prachtige krans over handigd, gezonden door baron Van derFeltz, burgemeester der gemeente Eist, met het opschrift; „Hulde aan onzo Afrikaansche vriendon". De heer M. O. De Kantor, te Haarlem, heeft, wegens gezondheidsredenen, zyn aan vraag om ontslag ingediend als wethouder en als lid van den gemeenteraad. H.H. MM. de Koninginnen zullen zich a. 8. Dinsdag 24 dezer op een vroeger uur van Den Haag naar Amsterdam begeven dan gewooniyk. De Vorstinnen zyn voornemens kort na elf uren per Holl. Spoor de residentie te ver laten, ten einde reeds tegen halféén in de hoofdstad aan te komen. De Japansche Prins Kotohito Kan-in, sedert eenigen tyd te Parys aanwezig, wordt de volgende week hier te lande verwacht, ten einde een bezoek te brengen aan H. M. de Koningin. Den Oosterschen vorst zal daartoe gelegen heid worden gegevon op een der dagen ge durende Hr. Ms. verbiyf te Amsterdam, als wanneer Z. H. tevens ten Hove zal dineeren. Op 26 April zal tydens het a. s. verbiyf van de Koningin te Amsterdam een bal ten Hove aldaar plaats hebben. De minister van oorlog was heden, uit Nymegen, weder aan zyn departement terug gekeerd. Tn een bericht over het Boeren-drieman- sehap heeft men gelezen, dat de heer Fischer, lid van den Uitvoerenden Raad van den Oranje- Vrystaat, een zoon heeft, die in Engeland studeert. Men mag zich daarover niet verbazen. Het verengelschen van den Vrystaat was al ver gevorderd vóór den oorlog, en meer nog dan dat heeft men er een nieuw bewys in te zien, hoe onze wet op het hooger onderwys de Afrikaansche jongelui van de Nederlandsche universiteiten verwyderd houdt en hoe noodig de lang gewenschte, driedubbel en dwars overwogen, van alle kanten goedgekeurde, telkens in het vooruitzicht gestelde en nog altyd maar niet tot stand gekomen wyziging van die wet ten deze is. Als het driemanschap in ons land vertoeft, wanneer de Tweede Kamer weer byeenkomt, ware het dan niet een goede gedachte, de heeren in do gelegenheid te stellen een vergadering by te wonen, waar het wets ontwerp, dat de jongelui uit Zuid-Afrika naar onze universiteiten zal trekken, aan de orde gesteld en dan nu er immers geen verschil van meening over bestaat ook afgedaan wordt? (N. R. C.) Biykens by het departement van marine ontvangen bericht is Hr. Ms. fregat „Koningin Emma der Nederlanden", onder bevel van den kapitein-luitenant t. z. J. Bollaan, 16 dozer van Sint-Helena vertrokken. De luit. t. z. der 2de kl. A. F. Folkersma wordt, met 1 Mei a. s., geplaatst in de rol van Hr. Ms. wachtschip te Hellevoetsluis en gedetacheerd aan boord van Hr. Ms. instructie schip „Das". Naar aanleiding van het Koninklyk be sluit, waarby met 1 Mei a. s. de vice-admiraal C. Ten Bosch op zyn verzoek op pensioen is4 gesteld, deelt men aan het „Vad." van wel willende zyde mede, dat door het uittreden van dien vice-admiraal uit de Kon. Nederl. marine, ook uit het corps zee-officieren de laatste is heengegaan, die zyn opleiding had genoten aan de Kon. Academie voor zee- en landmacht te Breda, zoodat bedoeld corps thans alleen bestaat uit officieren, die hun opleiding ontvingen aan het Kon. Instituut voor de marine te Willemsoord. Een proef, by ons Indische leger met de khaki-uniform genomen heeft, naar wy ver nemen, tot ongunstige resultaten geleid. De rapporten adviseerden de voortzetting der proef te staken. Men zal nu, in navolging van het Engelsche leger, overgaan tot proeven met khakikleurige serge-uniformen. (H. D.) Do commissie uit de Eerste Kamer tot voorbereiding dor behandeling van de Onge vallenwet was verleden Donderdag vergaderd. De volgende byeenkomst is bepaald op 30 April. Naar het „U. D." verneemt, wordt te Utrecht onder het bestuur van vrouwe Van Eys d'Yvole een uitvoering met levende beelden voorbereid van Reinecke's „Die wil den Schw&ne". Ze zou in Januari a. 8. plaats hebben in den Schouwburg, voor zoover het muzikale gedeelte betreft, onder leiding van den heer H. C. Van Oort, en de voordeelen zouden zyn voor het Kinderziekenhuis. Het stoomschip „Bogor", van Batavia naar Rotterdam, arriveerde 17 April to Suez; de „Rotterdam", van Nieuw-York naar Rotter dam, vertrok 17 April van Boulogne; de „Soembing", van Batavia naar Rotterdam, vertrok 17 April van Port-Said; de „Teviot- dale" (Holland Ametika-iyn), van Newport- News naar Rotterdam, is 17 April Lizard ge passeerd; de „Reichstag", van Oost-Afrika naar Vlissingen en Hamburg, arriveerde 15 April te Aden, Alkemade. Op 1 Juni a, s. zyn als bestuurs leden van den drooggemaakten Yeender- en Lyker-Polder alhier, gewoon aftredend, de heeren A. Los, te Nieuwe-Wetering, en Jac. Casteiyn, te Rypwetering. De verkiezing is bepaald op 17 Mei a. s., te gelykmet do door stemgerechtigde ingelanden vast te stellen polder-rekening over 1899 en begrooting voor 1900. Bodegraven. Niettegenstaande hot storm achtige weder, was de openbare uitvoering door de zangvereeniging Excelsior" te Nieuwer- brug op Paaschmaandag gegoven, door een zeer talryk publiek bezocht. De uitvoering slaagde zeer goed; de verschillende nummers van het programma liepen alle goed van stapelhet meest beviel wel het koor uit het oratorium „Gods alomtegenwoordigheid." Den directeur van „Excelsior", den heer A. J. Laffrée, komt een woord van lof toe voor zyn yver, om op een uitvoering als deze werkelyk iets goeds en schoons te laten hooren. Gebr. Verwoerd, alhier, houders van oen wasch- en strykinrichting, hebben van het gemeentebestuur vergunning verkregen tot het plaatsen en in-werking-brengen van een stoommachine van 6 paardenkrachten, in het perceel, kadastraal bekend in sectie B No. 3300. Hazorswoude. Vergadering van den ge meenteraad op Donderdag 19 April a. 8., te 10*/» uur. Punten ter behandeling zyn: lo. Mededeeling ingekomen stukkon. 2o. Af- en overschry'ving gemeentobegrooting 1899 1900. 3o. Vaststelling kohier schoo gel 1 1st© kwartaal 1900. 4o. Idem dienst 1900 1901. 5o. Verslag toestand gemeente 1899. 6o. Verzoek G. Windthorst. 7o. Idem M. Spruyt. 8o. Telephoon. 9o. Vaststelling kohier hondenbelasting dionst 1900. En het geen verder door den voorzitter of de leden mocht worden ter tafel gebracht. Loimuidon. Zondag 11., eersten Paaschdag, vierden do heer H. Van do Weyer, hoofd der R.-K. parochiale school, en diens echtgenoote hun 25-jarige echtvereeniging. Zoowel van den kant zyner leerlingen en oud-leerlingen als van de overige gemeentenaren mochten de heer Van de Weyer en zyn echtgenoote op dien dag veel blyken van sympathie onder vinden. Allen waren eenstemmig in den wensch, dat het den geachten jubilarissen gegeven moge zyn nog eons eenmaal hun gouden feest te vieren. Don lsten Mei a. s. hoopt genoemde heer den dag te herdenken, waarop by vóór 25 jaren in functie trad als hoofd dor R.-K. par. school alhier. Rynshurg. De Gereform. Zangvereeniging „De Lofstem" heeft den 2den Paaschdag 's avonds in het kerkgebouw der Gereform. Gemeente een uitmuntend geslaagde uitvoering gegeven. Het gehoor was buitengewoon talryk opgekomen en ook wy hadden het voorrecht het dertion nummers ryke programma te hooren uitvoeren op een wyze, die ieders verwachting overtrof. Hot was voor allen een verrassing ën een genot in nummer 5 „Zalig de dooden, die in don Heero sterven" van W. Waner, en nummer 12 „De Heilige Stad", van Stephen Adams, kennis te maken met mej. E. Ronkema, sopraan, die over oen bo- 2) „Om te gaan trouwen?" vroeg zy scherp, en in myn pas ontwikkelde prikkelbaarheid was ik zelfs boos over die onschuldige vraag, en zoo maakte ik van onzen tocht naar de eetzaal een voorwendsel om er niet op te antwoorden. Aan tafel werd zeer weinig gesproken over myn voornemen; trouwens, de aanwezigheid der dienstboden belette dit; maar 's avonds haalde ik myn advertentie voor den dag en drong er by myn vader op aan, dat hy zyn toestemming tot plaatsing geven zou. „Ge zyt kort van stof, evenals uw over leden moeder; maar ik wil u niet tegen houden," zeido hy. En mevrouw Elman vroeg„Is Alice evenals haar moeder? Uw eerste vrouw moet eenbe- minlyke vrouw geweest zyn, Eduard." Zy keek my onderzoekend van ter zyde aan, terwyl zy deze woorden uitte, totdat ik boos werd, zelfs over haar lofspraak. Uit hetgeen ik geschreven heb zal men kunnen opmaken, dat er, in de gewone be- teekenis van het woord, voor my geen nood- zakelykheid bestond, om de wereld in te gaan en myn eigen kost verdienen. Myn vader was ryk en ik was zyn eenig kind. Toch gevoelde ik die noodzakelijkheid als een sterken aan drang, want myn tehuis was voor my niet meer het tehuis, dat het geweest was vóór myns vaders tweede huwelyk. Omstreeks zes weken later was ik zoo ge- kkig een aanbieding te ontvangen voor een üs my veelbelovend toescheen. Een dame, dio zich weduwe noemde, met twee dochters, schreef my van uit Hallomhall, by Barnes, en bood my een flink salaris aan, waarvoor ik de studiën harer dochters in het Engelsch, Fransch en Duitsch zou leiden. Dit was alles, wat zy van my verlangde; endaar ik my in staat achtte die taak op my te nemen, verzocht ik myn vader voor my met mevrouw Aveland te onderhandelen, vóór er nog iets van aan mevrouw Elman werd mede gedeeld. Toen de brief geschreven en verzonden en de zaak zoo ver bedisseld was, gevoelde ik my jegens mevrouw Elman minzamer gestemd dan ik geweest was sinds haar beheer der huishouding begonnen was. Ik ging zelfs zoo ver my naar haar eigen kamer te begeven, een vertrek, dat zy uit zeer ruwe grondstoffen zeer netjes gemeubileerd had en veranderd in een kleedkamer met een soort van boudoir er naast en haar te vertellen, wat wy gedaan hadden en wanneer ik heenging. Het was een heldere Octoberavond, omstreeks zes uren. De kaarsen brandden op haar toilettafel en zy zat voor een gezellig vuurtje van hout blokken, in de gemakkeiyke kleedy van een ochtendjapon, als voorbereiding voor haar etenstoilet (waarop zy zeer gestold was). Heur donkere haren hingen in golven om haar schouders, en haar schoone, ronde wangen waren rood van de warmte aan den haard. „Alice, ik ben de oorzaak, dat ge uit uw tehui6 gedreven wordt," sprak zy eensklaps, toen ik myn mededeelingen geëindigd had, en toen richtte zy zich overeind en legde haar hand op myn arm met dezelfde liefkoozende beweging, die zfi bestendig by myn vader aanwendde. „Ge zult me by uw vertrek wel haten, en geen wonder.1" „Onzin 1 Het is veel waarschyniyker, dat ik u haten zal, als ik hier blyf en niets doe," hernam ik lachend. „Satan vindt zoowel voor ledige harten als voor ledige handen allerlei kwaad te doen, zooals gy weet." Zy het myn arm los en ging achterover in haar stoel liggen. „En waar gaat gy heen, Alice?" „Naar een plaats, Hallom-Hall genaamd, by Barnesde naam van de dame is „Waarom komt Mina niet om my op den bepaalden tyd te helpen kleeden?" viel zy opeens in, terwyl zy opsprong en met geweld aan het schelkoord trok; toen giDg zy weer zitten, hygende van de inspanning. Terwyl zy plaats nam, maakte ik do op merking, dat de hoogroode kleur op haar wangen verbleekt was en dat haar groote, zachte, donkere oogen vol tranen stonden. Ik had nooit van myn stiefmoeder gehouden, maar nu had ik medeiyden met haar; waarom weet ik niet. En er moet iets van een echten metaalklank gelegen hebben in den toon, waarop ik vroeg: „Is u niet wèl? Kan ik iets voor u doen?" Want zy noemde my „Ally" en drukte, my bedankende, heel zachtjes myn handtwee dingen, die zy vroeger nooit gedaan had. Op dat oogenblik kwam Mina binnen, en ik moest my haasten, om met myn toilet ge reed te komen; en toen wy elkaar aan tafel weer ontmoetten, was mevrouw Elman weer geheel zichzelve, even kalm, even beslist en even bevelend in haar aanvalligheid als zy altyd geweest was sinds zy mevrouw Elman werd. Ik was niet nayverig en ik misgunde haar de juweelen niet, maar toch kwam het my ongepast voor, dat een prachtig stel cameeën, die aan myn moeder hadden toe behoord, door myn vader aan zyn tweede vrouw gegeven waren. Het zien van al die kleinooden om haar vollen, stevigen hals en om haar armen, versterkte my in myn be sluit om myn vaderlyk huis, dat ik thans verfoeide, te verlaten en er nimmer in terug te keeren. Mijn vader had ze my by meer dan één gelegenheid geweigerd, wanneer ik er op aandrong my met hun klassieke schoonheid te mogen tooien. Maar deze too- venares had hem weten te begoochelen door ze uit hun veilige bewaarplaats voor den dag te halen en ze triomfantelyk om haar hals te hangen. Het verheugde my van harte, dat ik nu kon heengaan. Niets, zelfs niet haar zoetste klanken, kon het my doen betreuren, de banden, die my aan ons huis hechtten, te verbreken. De dag brak aan, dat ik naar myn nieuwe positie zou vertrekken. Myn vader bracht my naar het station in het lichte rytuigje, dat voor myn moeder bestemd was geweest en nu door mevrouw Elman gebruikt werd. Myn stiefmoeder betoonde eenige attentie, dat moet ik tot haar eer bekennen want toen myn vader (onnadenkend, naar het my toescheen) vroeg, of zyn „liefste Kate ons wilde vergezellen," bedankte zy voor zyn aanbod en bracht hem in herinnering, dat het „voor hem de laatste gelegenheid was om zyn dochter voor geruimen tyd nog eens alleen te zien." Attentie, zeker; maar welk recht had zy haar attentie tusschen myn vader en my te plaatsen? Omstreeks acht uren dien avond kwam ik te Hallom-Hall aan. Het was een pas gebouwd huis, gemakkeiyk ingericht, maar meer een aardig nestje, volstrekt niet den weidschen naam van hall (kasteel) ver dienende. Het was gelegen op de westelyke grens (ter gemeente Barnes en bood eon ruim uitzicht op de heuvelen en boeschen van Surrey, die Richmond zoo lieflyk omgeven. „Wat de Avelands overigens ook mogon wezen, zy zyn bemiddelde lui, dat zij in een huis als dit kunnen wonen," dacht ik, toen ik uit het wagentje stapte, dat my van het station Barnes gehaald had; en ik vervolgde myn onderstellingen en besliste, dat zij klaarblykeiyk pas ryk geworden menschon waren, van plan om al de gemakken en al de grootheid aan te koopen, die hun niet door erfenis waren ten deel gevallen. Myn verachting voor hun mogelyko aan matiging en parvenuspracht kreeg een schok, toen ik het huis binnentrad. Het fraaie, moderne heerenhuis was van werkelyk ouder- wetsche, degolyke meubelen voorzien, die klaarblykeiyk door lang samenzyn met elkaar in harmonie waren gekomen en geenszins het maaksel van een hedendaagschen fabri kant konden zyn. „Het een of ander oud riddergoed moet eens die st >elen en massieve tafels, die stevige ta (jt n en verschoten ayden behangsels gekend he rn," dacht ik, toen ik in een spreekkamer word binnengelaten, wier bouwkundige versieringen vreemd af staken by het sombere, door den tyd ver sleten huisraad, en toen staakte ik mjjn ge dachten over de kamer, als een oudachtige edelvrouw langzaam uit een lagen armstoel oprees en my verwelkomde met een kalme hoogheid, die myn modernen geest het denk beeld opdrong, dat ik my in tegenwoordig heid van een grande dame uit een oude romance moest bevinden. (Wordt vervolgd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1900 | | pagina 1