ffrAaoo W oensdaa: 551 Februari* Se2e jouraat' wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Tweede Blad. PERSOVERZICHT. Feuilleton. Oorlog en Vrede. LEIDSCH DAGBLAD PBJJS DEZEB COUEJJfT» Voor Lelden pet 8 maanden. Franco per po6t Wonderlijke Nommers i.rte> 1.40. 0.05, PBU8 DEB ADVEHTENTIÊBl Ta» 1=*8 regels f 1.06. ledore regel meer f 0.17|. Grootorq lettere naar plaatsruimte m Voor bet incasseeren buiten do etad wordt f 0.06 berekend. Het Nederlandsche Dagblad zegt ooder één voorwaarde met de leuze van algemeen kiesrecht mee te gaandat namelijk de verkiesbaarheid worde beperkt. Beperking van bet aantal kiezers ZOU, meent het overigens, eer voor de hand liggen dan vermeerdering, omdat de helft der kiezers z(Jn recht niet gebruikt en zijn plicht verzuimt. Maar dat kan nu eenmaal niet. En dan moet althans gezorgd worden, dat de slechte, Onbekwame kiezers niet hun gelijke kiezen. Daarom zou het een bepaling willen in den geest van die voor het Err stfl-Kim er-lid maat schap, als tegengif tegen hot algemeen kies recht. Het blad gelooft, dat bet manifest van het Liberal e-U n i e-bestuur de liberalen zal verdeelen, de actiën der conservatieven zal doen rijzen en de ,L. U." zelve zal doen verloren gaan. De Nieuwe Eotterdamsche Courant komt na de bespreking van de nieuwe leger- Wetten in een drietal artikelen tot deze slotsom: Door invoering der nieuwe legerwetten zal veel verbeterd worden, z(j het ook, dat wy er sommige wijzigingen in wenschen zouden. Sen aanvuiiings- en een legerreserve van grootere bruikbaarheid dan de scbuttery zal worden verkregen, maar het geheel, gelet op het cijfer onzer manlijke bevolking, oneven redig zwak blijven, om in de ure des gevaars de grenzen te verdedigen en tot handhaving tan neutraliteit dat gewicbt in de schaal te to£goij, v.oo iuutfwjuis bot* z\jn. wets- dntwerp vraagt wel is waar grooter militie- contingent, maar door de opheffing dor schut tert! brengt het ons toch feitelijk niet nader tot, veeleer terug van volksweerbaarheid. Om daartoe te geraken, ware het aan te vullen met een wet bjjv, op den landstorm, waarbij allen, die thans zonder bepaalde reden van vrijstelling niet worden ingelijfd, tot een tweede legerreserve worden gevormd. Deze ware bijv. provinciesgewijze, naar Zwitserschen grondslag in te richten; alzoo met voorbe reidend onderricht, een oefening van enkele weken onder de wapenen, in kamp of kazerne, Onder goede instructeurs van het leger; en voorts in enkele herhalingsoefeningen voor haar taak geschikt te maken. Op die wijze iouden ook de vele goede krachten, bi) de Schutterij aanwezig, voor de landverdediging behouden blijven, en deze nationale Instelling, zij het ook onder anderen naam, voortleven. De daaraan verbonden kosten kuonen geen óverwegend bezwaar opleveren; wel zullen zti die van de bestaande schutterijen over schrijden maar door bezuiniging op het leger i$ eonigermato daarin te gemoet te komen. Bovendien zijn, waar het volksweerbaarheid betreft, wel geen financieele bezwaren van de zjjde der volksvertegenwoordiging te ver wachten. Want eerst dan aal geheel voldaan z|jn aan art, 180 der Grondwet en de land- verdediging niet op slechts de helft der be- volkiog rusten. En zonder onze verdedig baarheid in gevaar te brengen zal tevens langs dien weg een proef worden genomen met het door zoo velen in den lande ge- wenschte Zwitser3che stolsel. Het voorbereidend onderricht en de schiet oefeningen, die de Minister regelt en aan moedigt, zullen dan tevens geheel tot hun recht kuonen komen; de lust tot deelneming daaraan zal dan van een misschien tijdelijke opwelling in een blijvende goede richting geleid zijn. Volksweerbaarheid zal op die wijze kunnen voorbereid worden. Wie waande, zegt De Maasbode, dat in den strijd tegen Borgesiua' schooldwang- ontwerp de rechterzijde alleen zou staan, dwaalt. Ten bewijze noemt De Maasbode Ret Nieuws van den Dag „Het liberale Nieuws van den Dag voelt geen bewondering voor de strekking van het ontwerp, al brengt het er gaarne hulde aan als aan oen technisch doorwrocht werkstuk. Het blad zal niet rouwig zijn, als de wet valt. Zullen wij ons dan moeten krommen onder dit jukhet zü zoo! zucht het. Maar, besluit het: in géón geval hgt herha lingsonder wijs 1 Welnu, hier ligt de Vaalkrans voor het ministerie. Na al hetgeen gezegd is en gedaan, kan Minister Borgesius het herhalingsonderwijs niet loslaten, op verbeurte van zijn prestige als ernstig staatsman. En katholieken, anti-revolutionairen, vrü- anti-revolutionaireo, oud-liberaleD, Christolijk- Histori9chen kunnen het herhalingsonderwijs Minister Borgesius staat dus voor de kans: öf lovend en biedend oen anti-nationale wet te mogen doordraven met behulp der enkele stemmen uit het socialistische kamp, welks victorievaan het liberalisme dan voortaan zal te torsen hebben; öf eervol te sneven in den strijd om een hervorming, waarop hij geen afdingen of be knibbelen heeft toegelaten." Ook De Standaard wijdt haar aandacht aan bedoeld artikel. „Wat ons zoo hard valt, zegt ze, is, dat de liberale pers btfna nooit iets voor de be denkingen van haar tegenpartij gevoolt, er niet inkomt, en ze daarom zoo telkens aan ziet voor gezocht en niets dan onwil ver bergende. Ditmaal maakte nu Eet Nieuws van den Dag daarop een sympathieke uitzondering. Ze ziet ons hoofdbezwaar in, on zelve voelt haar redactie er iets voor. Het leven onder de heerschappij van zulk een wet noemt ze „het zich krommen onder het juk". Ze geeft toe, dat hier zeer diep in het familieleven wordt ingegrepen en dat de per soonlijke vrijheid van den burger in het ge drang komt Ja, ze gaat nog verder en spreekt het als haar wensch uit, dat de lap, dien minister Borgesius met het herhalingsonderwijs op het gat van het dertiende jaar zette, er weer af moge getornd worden. Voor de tegenpartij welwillend en voor komend, we betwisten het niet." De Standaard voelt zich echter genoopt er een bedenking aan toe te voegen. Zü meent, dat deze concessie niet klopt op het geopperde bezwaar. „Ontstaat het „ingrijpen in het familie leven" dan eerst door het herhalingsonderwijs? Wordt de persoonlijke vrijheid dan niet meer aangerand, als het er af gaat? De contröle op het huisonderwijs grijpt stellig het diepst in. En die zal blijveD. Het verplichte gewone onderwijs bindt eiken morgen en eiken middag. En dat zal doorgaan. Alleen het herhalingsonderwijs, dat acht uren voor een enkele week zal bedrageD, moet als te langen staart aan het vosje afgeknipt, en dan mag het vosje zelf verder straffeloos onzen wijogaard verderven. Zeker, er is een do Ut des, en by meer dan één ontwerp kan de oppositie met het Kabinet tot accoord komen. Maar toch, wie waande, dat op die wjjze hier accoord te vinden ware, moet niet zelf beginnen met te spreken van een zich krom men onder het juk." Geruimen tijd deed mr. S. Yan Hou ten niets van zich hooren, doch nu is er weer een Staatkundige Brief van den oud minister verschenen, de eerste van een nieuwe reeks. Wat hem tot het schrijven er van bewoog? Ziehier den aanhef van dezen brief: „Aan de lozers, Aanmoediging van verschillende zijden en het vooruitzicht, dat„- naarmate de verkiezingen van 1901 nader komen, de belangstelling in de politieke vragen van don dag verlevendigt, bebben mij doen besluiten deze Serie Brieven nog met een tiental voort te zetten." De verkieziogen van 1901 staan dus niet buiten do zaak. Ook met het oog daarop hervat mr. Van Houten do critiek op de thans „aanhangig" zijnde Regeering8foorstellen, vooral op die, waarmede bedoeld wordt het door minister Van Houten geleverde werk te corrigeeren. In dezen brief geldt het het Regeerings- voorstel tot wijziging van de artt. 243 en 240 der Gemeentewet; de quaestie der progressie. De aanval wordt dus ingeleid: „Esn zonderling wetje, wat door de Regee ring wordt voorgesteld, om de door den Minister Borgesius aangestookte beweging tegen de in 1897 aangenomen redactie van art. 243 der Gemeentewet weder te sussen. Want hieromtrent is het te doen, niet om de principieele bestrijders te bevredigen." De schrijver gaat daarna over tot een zeer uitvoerige critiek van het Regeeringsontworp, en betoogt, dat de Regeering, door de degressie uit te strekken tot een werkelijk inkomen van het aebtvoud van den aftrek, net groote kapitaal ophoopt in enkele be.on rechte gemeenten, vooral daar bij de toepas sing der degressie bijna volkomen vrijheid wordt gelaten. „Niets verhindert om voor de belastbare inkomens van 1- tot 7-maal den aftrek voor levensonderhoud de progressie van belasting zeer gering te stellen, bjjv. bij verdeeling der inkomsten in 20 klassen niet telkeDs 1/20 meer te heffen van het verschil van 1 tot 2, hetwelk het voorstel toelaat tusschen de hef fing van een belastbaar inkomen van eenmaal den aftrek en die van het belastbaar inkomen bedrag boven zevenmaal dien aftrek, maar bijv. slechts 1/200. Stel den aftrek in een groote stad op f 500 en het normaal per centage op 6 pCt., dan zal het tarief van heffing op f 3500 belastbaar inkomen (d. i. f 4000 werkelijk inkomen) in overeenstemming met de wet zoowel bijna 6 pCt. als ruim 3 pCt. kunnen zijn en kan de Raad, door dit laatste cijfer aan te nemen, een groot deel van de lasten van den gegoeden middenstand op do rijkeren overbrengen; altijd natuurlijk op hen, die de vexatoire heffingen niet kunnen ontvluchten". Zoo gaat de schrijver voort met zjjn critiek, die trouwens niet enkel afbreekt, maar ook denkbeelden tot verbetering bevat. Dr. J. Th. De Visser schrijft in De Voorzorg (orgaan van den Chr. Nat. Werkmansbond) over de Woningwet o. a. Onder de vraagstukken, die tegenwoordig op den voorgrond komeD, behoort ook dat van de volkshuisvesting. De zoogenaamde „Woningwet" is ingediend en daarin begroeten wij dankbaar een vrucht van de velerlei studies, die gedurende de laatsto jaren over dit onderwerp het licht zagen. Indien van één ontwerp te wenschen is, dat het spoedig -in het—Si a a t s b l afi als wet zal worden afgekondigd, dan ongetwijfeld van het zooevon genoemde. Groot is de beteekenis eener goede woning. ZU bevordert de huiselijkheid, de gezondheid en de frischheid des geestes. Die kleine wereld, waarin de vrouw zich bijna den ganschen dag beweegt en de man na inge spannen arbeid des daags binnentreedt, moet zich kenmerken door een milde lucht en een liefelijke inrichting, zullen haar bewoners niet lichamelijk en geestelijk ten onder gaan. De bandeloosheid onder de jeugd en de zucht om op straat rond te loopen, waar zü weinig goeds leeren, worden in de hand gewerkt door een ongezellig en muffig tehuis. De edelste deugden daarentegen ontkiemen Ia de echt-huiseljjko omgeving, waarin men zich gaarne aan elkanders belangen wijdt, omdat men zich door of met elkander ge lukkig gevoelt. Onder onze sociale wenschen behoort dan ook in de eerste plaats de verbetering dor volkswoningen en de daarmede gepaard gaande slooping dier krotten, die oen schande voor onzen tijd en de ondergang hunner bewoners zün. Wy prijzen de Regeering, dat zü in dezen do hand aan den ploeg heeft geslagen. Prof. S. D. Vaa Veen, te Utrecht, sunJig( in De Nederlander aan, dat hü nu en dan eei artikel aan dat blad zal leveren, onder het opschrift: „Van hier en daar." Herinnerend aan vroeger dagen leidt hü die mededeeling in met een: ,'tKaii verkeer en." „Jaren geleden," schrijft hü ter verktaring van dit woord „toen ik redacteur van De Banier was, in de dagen der doleantie, is het herhaalde malen gebeurd, dat de tegenwoordige hoofdredacteur van De Nederlander (mr. D* Savornin Lohman) mfi in mijn blad kwam bestrüden. En nu kom ik op mijn beurt plaate vragen in zün blad, niet om nu ook heer eens te bestrydeD, maar om aan zijn zijde tr strijden voor beginselen en zaken, die on' beiden dierbaar zün en heilig." Maar „de toestanden zijn veranderd sedert 1886." Met „büzonder groot genoegen" las dan ook prof. Van Veen in de Febr.-kroniek van de Stemmen voor Waarheid en Vrede het z. i- voor de toekomst zooveel belovende woord van dr. Bronsveld: „Kan op gooden grondslag samen worden gewerkt tot <§ón doel door ben, die lang elkander bestredeD, dan zou ieder rechtgeaard christen, dan zouden ook w*J ons hartelyk daarin verheugen." Ook uit dit woord spreekt volgens prof. Van Veen de behoefte aan toenadering. Bet is als etn lichtstraal, die wüet op een beteren dag. Maar daaitoe moeten allen, „die iuet Gods ordening ook op staatkundig gebied rekening willen houden, beginnen met zich- zelve te onderwerpen aan deze ordening Gods, dat wü elkander zullen liefhebben en één zullen zijn." In dit vertrouwen zegt hü goeds moeds, ook met het oog op de verdeeldheid der christenen op sUatkundig gebied: 'tKan verkeeren. Over den aard on de grenzen der toenade ring zegt dit eerste artikel verder niets. C. Vlaanderen K Pzn., te Hilversum, schrüft in De Nederlander het volgeüde naar aanleiding van het artikeltje van dr. J. H. Gunning, te Utrecht, in Pniêlover onbetaalde rekeningen: Dr. Gunning geeft alléén de schuld aan den debiteur, maar ik geloof, dat ook de crediteur wat op zün kerfstok heeft. De handelaar, die 6 jaren wacht op de/" 150, welke by tegoed heeft van een aanzienlek, schatrük man, die equipage houdt, een buiten-, plaats bezit en bekend staat als een der ryksten van de stad, terwül hy het geld zoo noodig heeft, mag best langs wetteiyken weg z(ja geld ei8Chen. Het is toch voor hem veel voordoeligor dien v\jf jaar met betalen wachtenden schab raken klant te verliezen dan te behouden l| Iemand zal voor geleend geld van vreemds» als by het krtfgen kan, wel minsteos 5 pC*. moeten geven, 5 m. 5 is 25. Laat hy dfê l( percentage winst maken, dan is hy, door dia. 5 jaar wachton, deze juist kwyt, en loo^tj dien aanzienlyken heer voor niets afroo achterna met complimenten op den koop tos er by. Dezelfde handelaar maakt het niet beter by 18) „Maar ik weet het wel, Jeannei" riep h(j Uit, nü vaster van toon. „Ik weet, dat wjj elkaar moeten wederzien 1 Laat uw hart niet, door den ongelukkigen etrijd tusschen twee Volken, zich sluiten voor de stom der liefde. Ónze harten hebbon niets te maken mot dien Étrjjd, die zal voorbijgaan als een onweer, om blasts te maken voor een sohoonen vrede. Jeanne, mag ik u wederzien?O, zeg: „Jal"" Hy wilde baar teedor naar zich toe trekken. Daar rolde weer in de verte het geschut; de wallen van PMzburg zonden een groet aén Se nieuwe insluitingstroepen. Jeanne kromp Van schrik ineen. Zy trok haastig haar hand uit dp zyne en riep: i „Hoor die kanonnen! Zy geven u antwoord! Kan er vrede t'uesohen ons zyn zoolang die donder rolt over ons hoofd?" jjïeanno!" ijVaar'weilVergeet mU Zy atrekte afwerend ds hand naar hem uit en vluchtte uit de kamer. Axel bleef een oogenblik staan, in gedachten Verloren. - ijEen droom," mompelde by, „een schoone, vluchtige droom." •V Tegen den avond, kwamen de Pruisische Jager» het voorplein op en werden in „Öhateaü Pernette" onder dak gebracht; de luitenant en zyn sergeant-majoor kregen elk een kamer op de bovenverdieping. Ds kapitein noodigde hen by het avondeten, doch het gesprek wilde ditmaal niet vlotten; de dames gaven slechts korte, beleefde antwoordeD, en Jaanne zat er zwygend by, zóé bleek, dat haar oom zich bezorgd over haar maakte. Ook Axel had geen lust in een levendig gesprekde liefde voor het schoone Fransche meisje had diep wortel geschoten in zyn gemoed, en by boorde steeds haar laatste woord: „Vergeet mül" De gasten begaven zich spoedig naar hun kamers, en weldra heerschte diepe stilte in het slot. Ds soldaten, eindelyk van hun wacht post afgelost, gaven zich zorgeloos over aan esn verkwikksnden slaap; slechts een paar man waren op schildwacht gezet by het inryhek; een overval viel niet te duchten bier binnen de postenlinie. Axel, die niet slapen kon, bleef lang aan het open venster, starende in den klaren zomernacht. Zyn gedachten dwaalden terug naar het vaderland, naar het kleine garnizoen, naar het voorvaderiyk goed, waar zyn ouders nu angstig den loop der gebeurtenissen af wachtten. Maar langzamerhand richtten al zyn gedachten zich weder op dat ééne punt, dat hem geheel beheerschte: het schoone meisje in 'e vyands land. „Jeannol" fluisterde hy; „o, wist je, hoe lief ik je heb! Wat was dat? Hit-hst bosch van Bonne- Fontaine kwamen enkele'donkere gestalten; hy zag wapenen flikkeren in het maanlicht; er kwamen er moer: een heele troep, en nu snelden zy voort over de weide. Hst waren geen Pruisische soldaten, en ook Diet van het garnizoen.... Axel begreep het: bet waren franc-tireurs. De eerste bende werd weldra door een tweede gevolgd, en hun doel was de groots tuin van „Cbéteau Pernette". fn minder dan geen tyd had de officier de sabel vastgegespt en zyn revolver in de hand. Hy loste, den arm door het open venster naar buiten uitgestrekt, een paar schoten, waarna hy de deur uitsnelde. De schoten hadden zyn jagers rasch gewekt en zy kwamen op het slotplein byeeD. Dasr knalden ook reeds de eerste schoten in de boBcbjes van den donkeren tuin en onder een verwoed geschreeuw: „Weg met de Pruisen wierpen de franc-tireurs zich op de kleine schaar. Ds vyaoden hadden de overmacht, en de jagers werden teruggedrongen naar het huls, waar de etryd vol verbittering werd voort gezet. Nauwelyks was het gevecht om „Pernette" begonnen, of ook van de vesting begon een hevig vuren, dat weldra door de belegeraars werd beantwoord. Axel zelf was met een twaalftal man schappen tot de eetkamer teruggeweken; maar hun positie werd onhoudbaar; de een na den ander werd gedood of buiten gevecht gesteld, en weldra stond hy met slechts twee kameraden tegenover de franc-tireurs. Van overgave, ale wanneer hy tegen ge regelde troepen had gostredon, was in dit geval geen sprake. Hem bleef niets anders over dan strydende te sterven. De sabel vaster omklemmend, maakte by zich gereed tot een woesten uitvaldaar voelde hy zich by da schouders gegrepen. Hy deinsde terug. „Jeanne 1" riep hy. Het jonge meisje wierp zich tusschen hem en zyn vyanden, op wie de plotselinge ver- echyning eener vrouw grooten indruk maakte. „Ik weet, wie u tot dezon laffen aanval hierheen heeft gebrachtl" riep Jeanne. „Laat hy hier komen, dan kan ik hem zeggen hoe ik hem veracht 1" Een woeste kreet was het antwoord. „Zy is de minnares van den Pruis! Schiet haar neer! Slaat zs allebei doodl" Zoo schreeuwde men wild dooreeD, en beiden waren zeker reddeloos verloren ge weest, zoo niet juist op dit oogenblik buiten het slot Duitsche commando's en Duitsche signalen waren vernomen, gevolgd door een donderend „hoeral" Dit was een teekeD, dat hulp was opgedaagd en de franc tireurs, wetende wat bun te wachtoa stond, zochten spoedig een heenkomen. De laatste overge bleven soldaten van Axel snelden hen achterna, en de luitenant bleef een oogenblik alleen met bet meisje, te midden der gevallenen. „Jeanne," smeekte hy, „ga naar de anderen terug." Met stralende oogen zag zy hem aan. „Je bent gered1" „Door jou, Jsannei O, je hebt my toch licii" „Meer dan myn leven 1" Nog oen echot knaldeJeanne gaf een gilAxel ving haar in zyn armen op, en zy liet het hoofd op zyn schouder rusten. JeanneI.... Je bent gewond 1" „Je loon, verraderes!" riep een stom by het open venster, en Axel, snol omziende, zag een man met een revolver hard weg loopen Hy kon hem niet volgen; want het meisje klemde zich aan hem vast. „Verlaat my niet," fluisterde zy, met zwakke etem; „ik sterf, ik sterf voor jou!" „Jeanne, je moogt niet sterven, Jeannel" riep hy wanhopig. Doch zy boorde hem niet; ze bad het be- wustzyn verloren. En torwyi buiten het hevige gevecht werd voortgezet, knielde by snikkend by het be- wegieglooze meisje, dat haar leven voor hot zyne had gewaagd. IX. De bivakvuren waren byna uitgedoofd. In diepen slaap lagen de soldaten in het rond, officieren, onderofficieren, allee bont dooreen. De posten bielden wacht by de in rotten gezette geweren on keken scherp uit. De soldaten hadden inspannende msrschen en bloedige gevechten achter den rug. Na den stryd om Metz was het Dnltsche leger eteeda verder naar bet noorden getrokken, en men was nu, 31 Augustus, genaderd töt -aan de ilaaé, tegenover de vesting Sedan. (Wordt torvolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1900 | | pagina 5