N<J2267
Zaterdag W Februari.
A0. 1900
<§eze gouront wordt dagelijks* met uitzondering
Tweede Blad,
PERSOVERZICHT.
Feuilleton.
Oorlog en Vrede.
LEIDSCH
DAfrBLA
ÏBXJS DEZKB GGUHAITt» s*.
Toot Lahini p« 8 maacdèü: 9 l.ftjp
Franco per post, 1.40.
AfBonderUJb) Nommer? .i.r... 0.05»
j ?an (Zon- en feestdagen, uitgegeven*
PRIJS HEB AJJVHHTKN 'FIÜN
V» 1—6 regels f 1.08. tedoro regel meer f 0.17J. flfooterq
lettere nur ploatsruimte Voos bet Incasseeren buiten de stad
wordt f 0.06 berekend.
Een asterisk, getiteld „De nieuwe
I C o m m i s a r i b", in De Standaard, geeft
bet volgende te lezen:
Het het aftreden van den Commissaris
Fock is in Zuid-Holland een einde gemaakt
aan wat men misschien niet ten onrechte
zou kunnen noemen een liberalistisch schrik
bewind.
We dingen niets af op mr. Fock's persoon
lijke geschiktheid voor het bestuursambt, dat
hem was opgedragen, en we nemen gaarne
aan, dat h(j als regent uitnemende eigen
schappen bezat Haar wat kwalijk kan ont
kend worden, is, dat h(J nog geheel de oude
opvatting was toegedaan van het nul
n'aura de 1'esprit que nous st not
amis, en naar dien stelregel op elk niet-
iiberaal candidaat het vermoeden van onge
schiktheid liet ruston.
Gelijk nog onlangs in de Tweede Kamer
herinnerd is, zitten voor Zuid-Holland bijna
evenveel Anti-revolutionairen als Liberalen in
dit College. Hieruit mag worden afgeleid,
dat verreweg de meeste dorpen bevolkt zijn
door niet-Liberalen. Immers, de meeste liberale
Kamerleden voor dit gewest komen uit Botter
dam en Den Haag.
Op grond hiervan mocht men verwachten,
dat de burgemeesters op dezo dorpen voor
het meerendeel uit de niet-Iiberale candldaten
zouden genomen zyn. En toch is het een
bekend feit, dat, juist omgekeerd, op zeer
enkele uitzonderingen na, alle deze burge
meesters tot de liberale richting behooren.
Ten Blotte was de overtuiging, dat wie niet
liberaal was, toch geen kans had, dan ook
Xéó algemeen doorgodrongen, dat anderen van
sollicitatie zelfs afzagen; en dat wie er zich
toch nog aan waagde, even spoedig werd
afgeschrikt.
We verklaren dit daaruit, dat mr. Fock nog
tot de oude garde behoorde, en aankwam in
een tijd, toen nog algemeen de opinie heereehte,
dat alleen liberalen voor bestuursbetrekkingen
geschikt waren.
Eenmaal in die opinie opgevoed, schijnt
mr. Fock niet met zijn tyd te zijn meegegaan.
Billijkerwijze mag worden verwacht, dat
dit met mr. Patyn niet zoo zyn zal.
Hoewel bet Kabinet ook voor deze betrek
king weder een liberaal voordroeg, mag toch
worden aangenomen, dat mr. Patyn niet in
die mate als zyn voorganger een aanhanger
van het liberaal exclusivisme zal zyn.
Tan de verandering, die intrad, mag
ditmaal verbetering worden gehoopt.
De Vaderlander ontvouwt nader haar plan
betreffende de Zondagspostzegels en
schryft daarover:
Ons voorstel is, dat van Regeeringawege
een postzegel xal uitgegeven worden, a
of 1 ct. verkrygbaar, van in het oog vallend
formaat, gedrukt In sprekende kleuren. Daarop
staat de wensch uitgedrukt: Op Zondag
bestellen. Wie dus bepaald zyn brief, onz.
op Zondag besteld wil zien, omdat dis haast
heeft of om andere redenen, kan dit voor een
kleine uitgaaf, waarvan het voordeel aan de
postboden zou moeten komen, gedaan krijgen.
Wy wilden iederen afzender beslist voor
de vraag gesteld zien, of hy wsnscht, moet
wenschen w aan mede te werken, dat aan
zyn naaste geheel of ten deels zijn rustdag
ontnomen wordt; of daarvoor zyn redenen
overwegend z(jn. Hisschien kon ook de brief
wel aan de post toevertrouwd worden, maar
tot de eerste bestelling op Haandag blyven
liggen.
Hisschien vraagt iemand: Waarom zoo'n
aparte Zondagspostzegel Gy moogt nu reeds
op uw brieven en drukwerken uohryven of
stempelenOp Zondag niet bestellen. Jawel,
dat doen alleen de besliste voorstanders van
Zondagsrust. Ia Belgis zyn ook Zondagspost-
zogels, waaraan strookjes, hetzelfde verzoek
behelzend. Haar wy hebben er reeds op
gewezen, wat er vaak met die strookjes
geschiedt.
Haar vooral, en dit ls het, waarop wy
nn nog den nadruk willen leggen, wy
willen werken tot verlichting van de taak
der postambtenaren, en niet tot verzwaring.
En postambtenaren hebben ons meermalen
verzekerd, dat met goede bedoeling menigmaal
verzwaring Tan hun taak wordt uitgewerkt.
Het sorteeren van de brieven ter bestelling
is een omvangryk werk.
Wanneer daaruit op den Zondagmorgen
ten eerste moeten ter zyde gelegd worden de
brieven dergenen, die opgaaf deden, dat zy
op Zondag geen bestellingen wenschen te
ontvangen, en ten tweede de brieven, waarop
gestempeld of geschreven of op een klein
strookje vermeld staat, dat zy op Zondag
niet besteld moeten worden, dan wordt het
werk der sorteering vermeerderd en de taak
verzwaard.
Iets anders ware het, wanneer een in het oog
vallende, byv. driehoekige, hel- of meerkleurigo
postzegel de stukken aanduidde, dis op Zondag
w 1 besteld moeten worden. Die wareD gauw
ter zyde te schuiven. Aanstonds vielen ze in
het oog.
Op die wyze kon de taak der bestellers
veel verlicht worden. Niemand werd in zyn
recht verkort. Wie werkeiyk baast heeft, wil
wel ietB meer betalen, vooral als by weet,
dat het het fonds der boden ten goede komt
Wat De Tijd by Volksweerbaarheid
vóór alles noodig zou achten ls, dat men
in het orgaciseeren van een verdedlgings-
stelsel eens kwam tot de eenheid van
gedachte, de eenheid van plan, die voor
elke doelmatige verdediging eerste vereiachte ie.
De by de Staatswetten desaaDgaande ge
troffen maatregelen achynen in strijd met
hetgeen de meeste woordvoerders in de laatste
dagen, op het voorbeeld der Boeren, ons als
het meest aanbevelenswaardig meenen te
moeten voorstellen. Het schier onmiddeliyk
pryageven van het overgroote deel van on3
grondgebied aan een vyandige macht, die de
grenzen overschreed, geeft maar weinig ge
legenheid om de Boeren-tactiek door onze
Nederlandeche jongens te doen volgen.
Bovendien, wie verzekert, dat over enkele
jaren of maanden de geleerden op defensie
gebied het nog eens zullen zyn met hetgeen
kort geleden als hoogste wijsheid werd aan
geprezen?
Eenheid van plan, in groots lijnen,
voorgoed vastgesteld, is als grondslag onzer
verdediging op de eerste plaats noodig. Daar
naast is noodig, dat de verscheidenheid
worde geëerbiedigd in plaatselyke gesteldheid
en gebruik, in persoonlijken aanleg of neiging,
die voor de bijzondere doelen van ons volk
valt waar te nemen. Een Groninger of Friee
zal anders niet minder misschien en niet
beter doen dan een Gslderschman of Lim
burger. Ia het vlakke en met tatryke alooten
doorsneden Noord- of Zuid-Holland zal men
zich op oen andere manier hebben te weren
dan achter da Zeeuwsche dyken of op de
heidevelden van Noord-Brabant of de zand
heuvels van de Teluwe.
Op die wyze wordt het er zeker niet ge-
ma kkelyker op f-n wterbaarheid, die dezen
naam verdier.t, te org miseeren. Maar de ge
stelde eischen kan men niet overdreven
noemen. Wy mogen het geringste deel van
onze weerkracht niet ongebreikt laten, maar
zullen moeten woekeren met alles, wat ons
gegeven is om odzo zelfstandigheid als natie
te bewaren.
De Boeren zyn ons ten voorbeeld in eens
gezindheid, kalm beraad, wjjs overleg, ge
stadige oefening, mot één woord in zedelyke
en lichamelijke kracht. Bovendien in hun
geloof en Godsvertrouwen algemeen geroemd
als da grondslag van hun, ontembaren moed,
van hun grenzenlooze offervaardigheid. Zou
het overbodig zyn er op aan te dringen ook
de verhooging van bet godedienstig leven
onzer natie in het oog te houden?
Tot de bladen, die tegen leerplicht zieh
kanten, behoort De Vrije Socialist, het orgaan
van den heer Domela Nieuwenhuis.
Hy wordt deswege aangevallen door zyn
voormalig orgam Recht voor Allen, thane al
meer en meer in het vaarwater der „parle-
mentairen".
Dit blad schryft nu:
.Onder degenen, die op het oogenblik den
stryd tegen den leerplicht aangebonden heb
ben, behoort ook de redacteur van De Vrije
Socialist. Dat hy dit zou doen, bracht de
consequentie van zyn beginsel mede, en dit
boezemt ons dan ook volstrekt geen verba
zing in, maar wel, dat hy daarby soms argu
menten bezigt, die men waarlijk niet by hem
zou zoeken. Zoo beeft by, volgens het ver
slag in Eet Volksdagblad, in een vergadering
te Zutfen gezegd, dat het met het schoolver
zuim zoo erg niet was. Hy bedoelde natuur-
lyk het absolute verzuim, dat wil zeggen, het
verzuim der kinderen, die het onderwya in
het geheel niet volgen. Nu is het getal van
oigeveer 70,000 kinderen toch altyd nog groot
genoeg en het voor te stellen, alsof dit niet
zoo is, zullen wy gemakshalve maar naïef
noemen. Waar D. N. volstrekt niet over ge
sproken heeft, is het verzuim der kinderen,
die wei ter school gaaD, maar nu en dan weg-
blyven. Dat dit veroorzaakt wordt door ellende,
is waar, maar dat do ouders door onkunde
of onverschilligheid of hebzucht de kluderen
gewetenloos exploiteeron, is niet minder waar,
en hier overheen te loopen, Is alweer een
bewys, hoe men fraai kan spreken over iets
en er weinig van weten.
Verder was schoolkennis van geen beteeke-
nis voor het leven. Waarschyniyk hooren wy
over een paar dagen van denzelfden maD,
dat eigenlyk alles, wat op school geleerd
wordt, wel gemist kan worden. Nu, dat zul
len de reactionnairen van harte met hem
eens zyn."
Recht voor Allen maakt dan nog de vol
gende opmerkingen:
„Maar nog iets anders heeft D. N. vergeten
en wel, dat leerplicht en dergeiyke wetten
eigenlyk zyn wetten om het kind te bescher
men en niet, of ten minste in de allerlaatste
plaats, om de ouders te Btraffeu. Het lot van
het kind is zeer hard en voor een deel de
schuld der ouders zeiven. Het gaat niet aan
om alles op deu broeden rug der omstandig
heden te schuiven, want als men wat nauw
keuriger toeziet, dan bemerkt men, hoeveel
moedwillige verwaarioozing in het epel is.
Haar daarvoor is noodig een afdalen naar
beneden, een komen in achterbuurten, een
bekend worden met zaken, die voor sociologen,
hoe geleerd ook, een gesloten boek zyn.
Eu nu vinden wy het standpunt, dat D. N.
inneemt, daarom zoo noodlottig, omdat van
zijn theorieën, tegen zyn bedoeling in, de
kinderen het slachtoffer worden."
i>« Haagsche Briefschry ver der Zaanlandschc
Ooura t, die gewoonlijk in vry radicalen zin
schrijft, zegt over bet manifest der „L1 b e-
rala Unie":
,De heropening van den strijd over het
ki terecht zal de wetgevende macht weer met
lamheid slaan; men zal een hernieuwing
te gemoet gaan van den onzaligen kamp,
waarvan de parlementaire geschiedenis in het
tydperk-Tak-Van Houten de droeve ge
volgen heeft doen zien. Zy zullen den kerke-
lyken partyen weder gelegenheid openen oen
van ds onderlinge verdeeldheid der liberalen
gebruik te maken en hun slag te slaan en
alles ongedaan te krygen, wat met zoo groots
moeite in de laatste jaren is en binnenkort
nog zal worden tot stand gebracht.
Waartoe dat hooge spel te wagen? Louter
om ds opkomende strooming te bezweren, om
met de ultra-radicalen te kunnen samenwerken?
Haar die samenwerking is voor de waariyk
liberale beginselen, voor de hervormingen,
welke de ,L- U." in haar eigen program hoeft
g< d creteerd, niet noodig, mits men in de
eigen gelederen geen scheuring brengt op het
oogenblik, dat do kans voor aaneensluiting
en toenadering weder gebaren is."
De schrijver acht daarom bet advies van
het hoofdbestuur verderfeiyk, en meent, dat
men zioh moet bepalen by een technische
herziening der huidige Kieswet.
Gelyk te wachteD stond, komt de „Liberale
Unie", zoodra ze spreekt, ia het gedrang
zegt De Standaard.
„Veendam is nog niet vergeten. Ze ducht
een da capo ia meer dan één district. Troelatra
had nu eenmaal de vlag genomen. Om niet
van socialistische zijde overvleugeld te worden,
moesten dus de radicalen wel zuu program
en zyn leus overnemen. En na in de Kamer
reeds gezwicht te zijn, bobben ze in hun
„Liberale Unie" thans volledig kleur bekend."
En zie, nu komt de „Liberale Unie", io stryd
met do m-egaande houding van do radicalen
in het Parlement, opeens met een leus voor
don dag, die er natuurlijk op berekend is,
om het stembusgevaar van links te bezweren;
maar een leus, die even zeker verzet van
rechts moest uitlokken.
Handelsblad en Vaderland wareu dan ook
aanstonds op het appèl. Het was onverstand
en de politieko ongerijmdheid zelve, nu reeds
weer met Grondwetsherziening aan te komen
dragen.
Voor de radicalen een hacbelyk geval en
alles gevolg daarvan, dat ze eiads de her
stemming van 1897 bun zelfstandige positie
als „party met eeu eigen program" hebben
prysgegeven.
Eet Centrum zegt, dat het bes uur der
„Unie" zich feiteiyk plaatst tegenover
de Regeering.
„Door de Regeering is nameiyk een wets
ontwerp aangekondigd tot uitbreiding van
het kiezerscorps door oen „technische" ver
betering der Kieswet.
Op die wyze hoopte men blykbaar de
radicaal-getints groepen der liberale party te
bevredigen.
Maar nu verklaren de regenten der „Unie",
dat algemeen kiesrecht de eisch moet zyn en
daarvoor revisie der Grondwet onontbeerlyk is.
Inderdaad, deze handelwyze ljjkt zeer veel
op een oorlogsverklaring.
De Tijd begint haar desbetreffend artikel
aldus
„Het is opmerkeiyk, met welkeen snelheid
politieke partyen en groepen in onze dagen
afgiyden tot de laatste conssquentiëu van
eenmaal omhelsde beginselen of eenmaal ge
stelde daden."
Het blad toont dan aan, boe de ultra's ia
de „Liberale Unie" met verbazende enelbeiA
terrein hebben gewonnen en thans, door de
macht der consequentie, aldaar geheol bekhea
gezegevierd.
„Het bet program der „Liberale Unie" kaa
thans de Sociale Acbeidersparty en kuiww
thans mr. Troelstra en ds zyneu in en bukeu
de Kamer geheel sameDgaan of liever: b-k
ia do „Liberale Unie", welke het program
der Socialisten geheel heeft overgenomen
Wordt ditr program eenmaal verwezenlijkt, -
wat spoediger gebeuren kan dan liberalen en
niet-liberalen in Nederland meenen dan is
het uitgangspunt van de socialistische her
vormingspolitiek van mr. Troelstra c. e. ba-
reikt, dan is de sleutel der positie in hutj
l bezit, dan is feiteiyk, zooals het Handelsblad
8)
„Helaas neen! Hij schijnt een dapper sol
daat te zijn; toen hy met een bombardement
gedreigd werd, heeft hy geantwoord„Ik
neem het aan.""
„Daaraan herken ik mijn ouden kameraad!"
zei Hoffer, met zekere voldoening.
Jeanne gevoelde een rilling. In haar ver
beelding zag zy de kleine, vriendelijke stad,
daar boven op het bergplateau, reeds in een
puinhoop veranderd. Hoe kon dio vesting,
met nauwelijks twee duizend man bezetting
en een dozijn kanonnen, aan een groote over
macht weerstand bieden?
Hoffer noodigde den luitenant uit, dien
avond op het kasteel te komen eten.
„Ik dank u zeer voor de beleefdheid, meneer
Hoffer," antwoordde de jonge man, „maar ik
weet niet, of ik myn post zoo laDg mag
verlaten. Misschien kan ik my een uurtje
laten vervangen door den onderofficier. Mag
ik u iotusschen verzoeken, myn kaartje aan
mevrouw Hoffer te overhandigen, daar ik nog
niet het genoegen had, persooniyk met haar
kennis te maken?"
Hy gaf den kapitein een kaartje, waarop
stond: „Axel, baron Von Simmern, luitenant
by de jagers."
Een der soldaten kwam den officier roepen,
en Hoffer begaf zich met Jeanne naar het huis.
Mevrouw Hoffer en Joséphine hadden, nadat
ze bekomen waren van den eersten schrik
over de inkwartiering, zich kalm gewyd aan
de verpleging van Victor, die zich reeds op
den weg der beterschap bevond. Da koorts,
gevolg van de overspanning op zyn overhaaste
vlucht, was geweken, en de kleine hoofdwonde
gaf geen aanleiding tot ongerustheid me6r.
Alleen was hy zeer zwak, zoodat hy moeiiyk
het bed kon verlaten. Door het schieten en
het rumoer in den omtrek had hy vernomen,
dat de Pruisen reeds tot voor Pfalzburg ge
naderd waren.
In droef gepeins verzonken, blikte hy door
het venster zuchtend naar de wolken, die
snel voortdreven naar het westen, waarheen
oök zyn kameraden en strydmakkers in wilde
haast waren voortgetrokken, om zich met
het legercorps aan don Moezel t9 vereeniger,
ten einde nogmaals een poging te doen, de
vyandelyke troepen van Frankryks grond
terug te dringen.
Het hinderde hem geducht, door het ge
opende venster de commandowoorden en
signalen te hooren, welke hem herinnerden
aan de aanwezigheid der gehate Pruisen. Een
wilde haat tegen den vjjand kwam by hem
op, en toch mocht by dien haat geen wortel
laten schieten; hy kon aan den stryd niet
deelnemen; hy moest zich stil verborgen
houden in het ouderiyk huls, wilde hy niet
als gevangene in handen der overwinnaars
vallen.
Toen zyn vader hem vertelde van den be
leefden Pruisischen officier, balde hy zyn vuist.
Hoffer trachtte zyn zoon te vermanen tot
ïydzaambeid, tegenover een toestand, waaraan
nu eenmaal niets meer viel te veranderen;
hy vertelde hem, dat hy luitenant Yon Sim
mern dien avond in zyn huis genoodigd had.
„Je moogt van geluk spreken," zei de
kapitein, „dat wy zulk een man hier hobben
gekregeD, om „Pernette" te bezetten. Een
ander zou misschien het huis doorzocht hebben,
en als hy jou gevonden had
Victor boog het hoofd. Dezo vermaning,
bestemd om hem te kalmeeren, kwetste hem
nog meer; hy gevoelde, dat zyn vader in
stilte een vergeiyking maakte tusschen den
'Franschen en den Duitschen officier.
„Als ge dien Pruis in uw huis haalt, zal
hy spoedig myn aanwezigheid ontdekken,"
zei Victor na eenig nadenken.
„Zoo je hem ontmoet, zal je niet als soldaat
met hom kenDis makon: je beDt myn zoon,
die zich bezighoudt met het beheer van dit
landgoed. Wy zullon je niet verraden, als je
er maar voor zorgt, dat zelf niet te doon."
„En zou ik dan niet meer aan den stryd
tegen de Pruisen deelnemen?"
„Als je je heimeiyk verwyderen en het
leger weer bereiken kunt, zal ik je niet
tegenhouden; integendeel: ik zou dat voor
nemen goedkeuren. Zoolang je dat echter
Diet ten uitvoer kunt brengen, moet jo voor
zichtig zyn."
Victor zag in, dat zyn vader geiyk had,
en, hoewel morrend, voegde hy zich naar
diens beschikkingen.
Dien avond, tegen het souper, veracheea
Von Simmern inderdaad. Hy had zyn beste
uniform aangetrokken en gedroeg zich zeer
boffeiyk jegens de dames. In het gesprek
vermeed hy zooveel mogeiyk over den oorlog
te reppen, en deed zyn best, haar gevoeligheid
op geen enkele wyze te kwetsen.
Hoofdzakeiyk wendde hy zich tot den
kapitein en mevrouw Hoffer; maar de slimme
oogon van de vrouw des huizes zagen zeer
goed, dat des luitenants blikken telkens
afdwaalden naar de zyde, waar de jongedames
zaten. Vooral Jeanne's bruine lokken schenen
hem te interesseeren, en het leek wel, of de
indruk wederzyds oven sterk was. Een paar
malen bloosde Jeannette, als haar blik den
zynen ontmoette, en snel sloeg zy dan de
oogon neer.
By het dessert dronk de kapitein op het
welzyn van den gast, waarop deze ant
woordde met den wensch, dat spoedig de
oorlog \oorby mocht zyn, die niet het
Fran8Che volk, maar keizer Napoleon en
diens regeering gold, en hy eindigde met de
woorden:
„Tot weerziens in den zonneschyn des
vredes."
Weder zag hy Joanne diep in de oogen,
welke vol aandacht op den spreker gericht
waren. Het was, alsof hun blikken niet konden
scheiden.
Mevrouw Hoffer merkte de ontroering van
haar nicht.
Niemand waagde het, do stilte te verbreken,
die volgde op Von Simmern's woorden, en er
dreigde een onaangename pauze te ontstaan,
toen er aan de deur geklopt werd en Anna
verscheen met do boodschap:
„Er is oen soldaat, die vraagt om moneer
den luitenant te spreken."
Axel verontschuldigde zich on ging naar
buiten. Kort daarna kwam hy terug, met een
papier in de hand.
„Ik moet tot myn spyt afscheid nemen,
kapitein. Een gewichtige tyding roept my op
myn wachtpost terug."
„Toch geen nieuw gevecht T' vroeg mevrouw
Hoffer nieuwsgierig.
„Misschien hebben wy een onrustigen nacht
te wachten, mevrouw," was het antwoord.
„Onze artillerie is aangekomen en heeft op do
hoogte voor het eikonbosch post gevat."
„Zullen ze Pfalzburg bombardeoren?"
„Ja, kapitein. De commandant wil het niet
anders."
Mevrouw Hoffer barstte uit in tranen,
Joséphine zag angstig naar haar moeder,
Jeanne blikte ernstig voor zich heen, terwyl
de kapiteiD, Axel de hand tot afscheid
reikend, sprak: „Doe uw plicht als officier.
Vaarwel!"
Nog eenmaal boog de luitenant voor do
dames, en nog eenmaal trof zyD blik dien
van Joanne met een onuitgesproken vraag.
Toen verliet by snel de kamer.
In de verte rolde reeds het eerste kanon
schot door de zwoele stilte van den zomer
avond.
(Wordt vervolgd